Gesprekken met drie zeemansvrouwen in Vlissingen Van vrouw/ tot vrouw/ KINDERKRANT Kip in een Italiaans jasje NEDERLANDS PATROON NAAR CONFECTIE-PROCÉDÉ ZATERDAG 8 SEPTEMBER 1962 PROVIN CI ALE ZEEUWSE COURANT effect In de Pa rij se najaarscollecties valt een bijzondere kleur don- ker-oranje op, toegepast in ja ponnen en mantels. Een kleur die in lange grauwe winters een verrukkelijk zonnig effect zal hebben, maar die daar naast roei in het vakje „ge vaarlijke tinten" moet worden gerangschikt. Want maar wei nig vrouwen hebben een huids kleur, die het oranje kleuren gamma goed verdraagt.' Om dit gevaar te omzeilen, bren gen sommige ontwerpers als het ware een „afscheiding" in oontrastrerende teleur aan tus sen kledingstuk en gezicht. Dat kun, op een mantel een bont kraag zijn, op een japon een nol of ingeknopte sjaal, op een jumper een boord in contras terende tint. Om te onthouden voor vrouwen die gechar meerd zijn van het zonnige oranje, maar deze kleur nog nooit hebben aangedurfd... Is uw woonplaats sen poelier rijk die de kip ook aan stukjes", ofwel in de vorm van poulet verkoopt? Tracht dan eens een paar mooie stuk ken kip te bemachtigen poten, stukken borstvlees en steek ze in een Italiaans jasje. Dat gaat als volgt: wrijf het kippevlees in met zout en peper, rooster het aan alle kanten bruin in hete olijfolie (boter mag ook, maar olijfolie is échter!), neem het vlees uit het vet en smoor hierin al roerend een fijngehakte ui, een paar ons ham-in-kleine-blokjes, een paar lepels fijngesneden selderij- groen en eventueel een heel klein beetie knoflook. Leg hierin de stuk ken kip, giet er een nalve liter kippe- bouillon bij getrokken van een paar stukjes kippenek of -maag en doe hierbij ook nog een blikje tomatenpuree. Laat alles zachtjes stoven tot hét vocht op sausdikte is ingekookt en leg de stukken kip en de saus dan bovenop een laag ge kookte spaghetti. Fijn gehakte peter selie zorgt voor de finishing touch én voor een aardig kleureffect. Amerikaanse voedseldeskundigen maken zich zorgen over de voe ding van het Amerikaanse volk en in het bijzonder over het vitamine- gehalte van deze voeding. Resultaten van een voedingsenquête hebben uit gewezen, dat de doorsnee-Amerikaan met zijn voedsel niet de vereiste hoe veelheden vitaminen A en C binnen- krjjgt en men neemt zelfs aan dat een belangrijk deel van het Ameri kaanse volk nog geen twee-derde van het gewenste quantum opneemt. Een belangrijk percentage van deze „vita mine gebreklijders" wordt gevormd door jonge mensen. Deze cijfers wor den er onder meer bij genoemd: On geveer twintig procent van de geën quêteerden die minder dan tweedui zend dir. verdienen, gebruikt nog niet eens de helft van het vereiste vita mine A quantum, dertien procent van deze categorie nog niet eens een der de van de gewenste vitamine C hoe veelheid. Mét de inkomsten van een fezin blijkt ook het vitamine-gebruik e stijgen, tekenen de enquêteurs hierbij nog aan. Wie op een van haar laatste va kantiedagen nog slachtoffer wordt van een venynig-stekende mug, late zich de vakantiepret niet vergallen: een paar druppeltjes Eau de Cologne, goed in de huid gewre ven, verzachten de prik en voorko men het ontstaan van een lelijke rode bult. Een druppeltje ether helpt nog beter. (Van onze redactrice) Wrouwen van zeevarende mannen zijn huisvrouwen even goed of even matig als een willekeurige huisvrouw. En ze zijn moe der even goed als elke andere moeder. Maar er is in het leven van deze vrouwen een steeds opnieuw terugkerende leegte, wanneer haar echtgenoot weer afscheid heeft genomen voor een korte of lange reis. Geeft dit leven „alleen" speciale problemen, zijn er veel contacten onderling, went de vrouw van de zeeman er op den duur aan om alleen to zijn? Kan ze alleen de opvoeding van haar kin deren aan? Ze wist in de meeste gevallen toch wat haar te wachten stond, toen ze trouwde KNIPPEN ZONDER „KNIPANGST" „Tja, strikt genomen is dat zo", zegt mevrouw H. Schoop-Jilleba uit Vlis singen, „maar in de verlovingstijd is het anders Ik had toen mijn werk overdag en, 's avonds waren er de kennissen. Ik kon gaan en staan waar ik wilde. Maar toen ik eenmaal getrouwd was had ik mijn kleine huishouding en later onze dochter. Dat is geen dagtaak. Pas toen besef te ik mijn eenzaamheid. Daar komt nog bij, dat ik het ontzettend moeïiyk vind alleen een kind op te voeden". Mevrouw Schoop trouwde na één verlovingsjaar en die huwelijksdag is nu al weer 2% jaar geleden. Ze zal niet haar hele leven zeemansvrouw zijn, want, zo vertelde ze: „Als mijn man alle rangen voor stuurman heeft behaald, v;il hij naar zijn geboorte land Curasao om daar een baan als loods te zoeken. Over hooguit drie jaar is het zover. Ik vind dat een heeriyk vooruitzicht, want vroeger al was het mijn ideaal daar eens te gaan werken". „Het zeemansleven heeft trouwens wel zijn bekoring. De tijd, die mijn man aan de wal doorbrengt (hg is momenteel met studieverlof) is voor ons een heerlyke vakantie", zo zei ze tenslotte. Zeeman af Met drie „zeemansvrouwen" in Vlissingen hebben we gespro ken. De eerste was mevrouw I. G. Horning-Herrmann. Haar man, de heer D. Horning, heeft acht jaar ge varen. Sinds enige tyd is hij thuis, want hij zoekt een baan aan de wal. Mevrouw Horning is dus eigenlijk zeemansvrouw af. „Ik heb niet de minste invloed uitge oefend op het besluit van myn man. Ik vind, dat een man beter naar zyn zin kan varen, dan dat hy om zijn vrouw een baan aan de wal moet zoe ken, die hem niet ligt. Uiteraard vind ik liet heerlijk, dat hy het varen er aan heeft gegeven, maar dat heeft hH zelf beslist". „Om myn vrouw en het kind", zegt haar man. Toen hy wegging na een studieverlof was de zoon een half jaar; toen hy terugkwam kon het kind lopen en het brabbelde wat. Zijn „pappie" was de foto op het bu reau, niet de man, die hem op schoot nam. Het echtpaar Horning is. zoals zo veel gezinnen van zeevarenden, naar Vlissingen gekomen, omdat daar de zeevaartschool is natuurlijk, maar in de allereerste plaats omdat daar hui zen voor hen beschikbaar werden ge steld. „We hebben hier enorm geboft", zegt mevrouw Horning, „want we kunnen het hier in de flat, waar veel zee mansvrouwen wonen, onderling heel goed vinden". BI Het uitgaan mevrouw C. van der Linden- Schwartz, de derde en laatste van de drie zeemansvrouwen, met wie wij spraken, werden we begroet door een vrolyke dochter van by na anderhalf jaar oud. „Het kind alleen opvoeden vind ik geen enkel bezwaar!" vertelde me vrouw Van der Linden. „En verder red ik my heel best alleen. Mijn man zou echter wel een baan aan de wal willen hebben, magr hy moet nog een laatste diploma voor machinist halen. Het zou niet verstandig zyn iets hal verwege af te breken". De heer Van der Linden maakt vry korte reizen, van één tot vier maan den. „Maar als hy op een reis van één maand drie weken te laat binnen komt, is dat even erg als op een reis van anderhalf jaar. .Je stelt je er op in. En de laatste loodjes van een lange reis wegen even zwaar als die van een korte reis." Mevrouw Van der Linden stelde wel, dat het alleen zijn in de zomer min der erg is dan in de winter. Het wo nen in Vlissingen vindt zc byzonder plezierig. „Er zijn hier zoveel zee mansvrouwen. Eigenlyk ben je hier dus nooit helemaal alleen. Ons leven wijkt in zoverre af van dat van ge wone huisvrouwen, dat zij hun huis houden moeten regelen naar de werkuren van haar echtgenoten, ter- wyi wij er uit kunnen gaan. als het mooi weer is en dan 's avonds wel wat aan de huishouding kunnen doen". „Het uitgaan met anderen" kwam in huize Van der Linden ook tor sprake. „Waarom niet? Myn man vindt het goed en Ik vind het gezellig om uit te gaan met goeie kennissen". Over dat uitgaan zal wel eens gepraat worden, veronderstelt mevrouw Van der Lin den, „maar wat dan nog?" De financien drie gesprekken naar voren kwa men. „Veel verdienen?" Jawel, maar er zijn veel zeelieden, die nog studeren. Zij krijgen daar voor studieverlof en soms een finan ciële tegemoetkoming van hun maat- schappy. Maar in principe komt het hierop neer, dat het geld voor de stu dietijd moet worden verdiend tijdens de voorgaande reizen. Pas na het be halen van de hoogste rang is die fi nanciële zorg van de baan. Overigens is het ook dan nog niet al les goud wat er blinkt. Reparaties in huis, die normaal door de heer des huizes worden verricht, moeten hun echtgenotes nu laten doen. Dat kost extra geld. De man geeft geld uit aan boord en in vreemde havens. De vrouw zal met de kinderen gauwer eens in de trein stappen en een week of wat uit loge ren gaan, dan de gewone huisvrouw. Dat kost geld. Zo gaven drie „zeemansvrouwen" („een akelig woord", zei de heer Hor ning, „maar ik weet er geen ander woord voor") hun mening over hun leven, dat anders is dan dat van an deren. Het onverwachte element was wel voor ons, dat in alle drie gezinnen de blik was gericht op een „baan aan de wal". Hiermee wil niet gezegd zyn, dat deze uitkomst van drie op de zovele gezinnen representatief is voor het grote totaal van gezinnen van zee varenden. Mevrouw C. van der Linden met haar dochter: Alleen op voeden vind ik geen bezwaar" Het zal wel weer zover zijn, als U dit onder de ogen krijgt. De nieuwe tas is volgepakt met nieuwe boeken, een nieuwe agenda, een nieu we vulpen, een nieuweHet mag van mg nog zo even doorgaan: de gehele familie heeft waarschijnlyk tot de inhoud bygedragen, want laten wij aannemen dat het uw oudste is die de grote stap over de drempel gaat wagen. Over een week kunt U dan beginnen met zo langs uw neus weg hier en daar op te merken: Ja, waar blijft de tyd. Die van mij is nu ook al op de h.b.s. als het gym nasium" moest zijn kunt U er nog een scheutje plechtige trots byschen- ken. Die trots zij U grif vergeven: weliswaar hebt U aan het feit niet zo heel veel bijgedragen, maar dat heb ben wy gezamenlijk aan de tachtig jarige oorlog óók niet, en toch ple gen wy nog in elk jaartallenboekje te verzekeren, dat „wij" die gewon nen hebben. Waarom zou een moeder ook niet, weliswaar verholen, maar diep genoeg, trots mogen zyn op de eerste zelfstandige prestatie van haar eerstgeboren spruit? Zij heeft er misschien, zij het van heel terzyde ook nog wel een kleinigheid aan toe gedaan. Het kan zelfs zijn, vooral wanner de jeugdige adspirant-geleer- de een dochter is, dat zy enige strijd heeft moeten voeren om deze gang van zaken door te zetten. Want, hoe ouderwets het ook klinken mag maar er lopen nog altijd genoeg va ders rond die een studerende doch ter een averechtse geldbelegging vin den: als het kind klaar is zul je zien dat ze gaat trouwen en daar heb je dan al die jaren voor krom gele gen. Weggegooid geld anders niet. xXx Wy leven, dank zij veel volgzame moeders, nog veel meer in het patriarchale tijdperk dan U denkt. Natuurlyk er zijn ook meisjes te over op middelbare scholen en zelfs op universiteiten terechtgekomen die daar veel beter hadden kunnen weg- blyven- Héér middelmatige begaafd heden hadden even goed, en mis schien meer, bevrediging gevonden in een of andere praktische opleiding. Maar dat alles neemt niet weg dat er in meer gezinnen dan U zoudt ver moeden nog vooral met de toekomst van de zoon wordt gerekend, en daar zy, vóór die drempel van de middelbare school, nog op een leeftyd is waarop zij weinig heeft in te bren gen, hangt het maar al te vaak van moeders morele steun en doorzet tingsvermogen af of zij over die drempel mag heenstappen. En moeder kan zich hier nooit en te nimmer van afmaken door zuchtend te verklaren dat zy het wel goed vond maar vader was er tegen en dan houdt alles op. Want niet al- een zyn wij het aartsvaderlyk tijd perk tenminste wettelijk te boven, maar als moeder eeriyk is zal zy moe ten erkennen dat het van haar kant alleen maar angst voor soesah en dus de weg van de minste weerstand is. En mocht zy menen dat de centjes een beletsel zijn, laat zy dan eerst eens informeren welke wegen en mid delen er open staan voor een ouder paar dat financieel niet draagkrach tig genoeg is om een kind te laten studeren. Dat kost natuurlyk wel enige moeite, maar men is nu een maal niet moeder louter voor het ge noegen. xXx vooral wel even bygezegd wor den, hoop ik niet dat uw trots op de spruit die de nieuwe tas met alles erin achterop de fiets bindt, betaald is met de stille tegenzin en eigenlijke onmacht van diezelfde spruit. Goed, het moge zelfs uw enige zoon en laatste telg van een lange reeks ïn- telectuelen zyn het kind heeft dat toelatingsexamen gehaald, zij het met de hakken bedenkelyk op de slootrand. En waarschynlyk bent U gewaarschuwd door mensen die het uit ervaring weten kunnen: dat uw spruit een brave ziel is die zich op die middelbare school wel enorm zal inspannen maar het is de vraag of die ijver en goede wil de goeierd door al die lange zware jaren naar het einddiploma zullen slepen. In elk geval ligt er nu niet zo'n zon nig verschiet voor hem of haar te blinken: het valt niet mee om dag aan dag en avond aan avond ver boven zy'n macht te moeten reiken. Als U van het soort moeder bent dat het kind nakijkt met opeengeknepen lippen en de gedachte: Je zult erheen je bent niets minder dan je buurtje of je neefje dan vrees ik dat U nog zware jaren in het vooruitzicht hebt. Want uw koppigheid behoeft dat diploma niet te halen maar zijn of haar vermogens. En daar doet U weinig aan. SASKIA (Van onze medewerkster) '"Tientallen Nederlandse huis vrouwen maken om uit eenlopende redenen zelf haar kleding en de resultaten zijn, af hankelijk van haar handigheid en technisch doorzicht, al even uiteenlopend. Dan is er nog een categorie die minder vertrou wen in eigen vaardigheid heeft en zich alleen in de voorzomer waagt aan het zelf knippen en naaien van een simpel jurkje, een rok of blouse van een een voudig zomermateriaal dat geen kapitalen hoeft te kosten en bij „verknipping" dus geen al te grote schadepost oplevert. En dan is er tegenwoordig de niet onaanzienlijke groep van teen agers die met elke modeveran dering haantje-de-voorste wil zijn, echter niet over het geld beschikt om zich ieder seizoen in een nieuwe modelijn te ste ken en daarom zelf een lap koopt en een jurk naar de nieuwste „look" maakt. Met een durf en een flair waarvan me nige volwassen vrouw stomver baasd staat zij het dan ook dat die teenagers-produkten bij nadere beschouwing meestal zeer storende coupefouten ver tonen! Daarom is voor die betrekkelyk grote groep van teenagers het nieuwe „lichtdruk-knippatroon" dat een Ne derlands lichtdrukbedryf heeft ont worpen, wellicht „het- ideale pa troon". Omdat ze bij de toepassing van dit patroon niet eerst hoeven uit te rekenen hoeveel stof er nodig is de lengte van het patroon is ge- ïyk aan de afmetingen van het be nodigde materiaal omdat ze ver volgens dit patroon alleen maar in z'n geheel op de stof hoeven te beves tigen om de onderdelen uit te knip pen, omdat tenslotte het zogenaamde „doorslaan" (het aangeven van de naden met een dubbele rijgdraad) hierby niet nodig is, wat dus op ar- beids- en tydbesparing neerkomt. Oplegging van de stof en knip pen zijn gemakkelijk bij het nieuwe patroondat echter wel een vrij grote knipvlakte een flinke werktafel bijvoor beeld vraagt. De ervaring zal bovendien moeten uitma ken, of men met deze patro nen de stof wel „op z'n voor deligst knipt". Op de foto ligt de stof met opgespeld patroon op tafel, de stof wordt uitge knipt zonder verdere voorbe reidingen. De donkere delen zijn patroon-onderdelen, de witte gedeelten zijn afval. Het gaat by dit nieuwe patroon ove rigens niet om een gloednieuwe uit vinding; het procédé als zodanig is al een aantal jaren in gebruik in de confectïe-industrie. Het komt nu ech. ter binnenkort op de markt in een vorm, aangepast aan de behoeften van de amateur-naaister als men de zelf kledingmakende huisvrouw zo mag noemen. Voor- en nadelen Voordelen voor die huisvrouw heeft het nieuwe patroon zeer zeker. Ze hoert dus, zoais reeds opgemerkt, zich niet het hoofd te breken over de benodigde hoeveelneid stof en loopt niet meer het risico dat ze precies tien centimeter te weinig of meer dan een halve meter te veel aan ma teriaal koopt. Ze zal en dat is zeker een belangrijke factor niet meer bekropen worden door de zoge naamde „lenip-angst" die zoveel ama teurs op dit gebied in wanhoop brengt op het moment, dat de schaar in de stof moet worden gezet. Ze hoeft al evenmin zorgen te hebben over de juiste „stofoplegging", ook een punt dat de amateur doorgaans een nogal moeilijk ogenblikje be zorgt. Daar staat tegenover dat dit grote patroon aanmerkelijk minder handel baar is dan een aantal losse stukken: wil ze deze onhandelbaarheid vermij den dan dient ze het patroon toch eerst weer in stukken te gaan verde len. En een nadeel is zeker ook het feit dat I»et corrigeren van het nieu we patroon het aanpassen dus aan de eigen maten moeilijker is dan by de conventionele knippatronen. DE STILLE KLAS Ik lioud het niet meer uit. Ik houd het niet meer uit", zuchtten de tweëlingbankjes op de eerste rij van de eerste klas. „Zó lang..,, zo lang", zuchtten de twee die daar achter stonden. ,J2n wie weet hoe lang nog", zeiden de bankjes van daar tveer achter. „Hóe lang nogf", brom de de achterste bank, „nooit meer. Als je mij vraagt ko men ze nooit meer terug!" „Wat zeg je?" klepperde de lessenaar met zijn deksel. De aanwijsstok ging van schrik rechtop staan tegen het zwarte bord dat grijs zag van verdriet. En de kleine krijtjes rolden rillend heen en weer in het bakje en vroegen: „weet je het zeker Weet je het zeker, achterste batik?" „Ach natuurlyk", bromde dc bank- „Als ze nog terug kwamen zouden ze er nu al lang zyn geweest. Hoe lang is het al weer niet geleden dat ze weggingen? Weet je nog, eerst dachten we dat het alleen maar was om ons eens goed schoon te maken. Weet je nog bank- !es? Jullie zeiden: o, heer- yk we worden helemaal gewassen en gepoetst. Déér- om blijven de kinderen een dagje weg. En de aanwys stok dacht dat het was om hem eens te laten uitrusten van al het gewys en getik op de kaarten en het bord. Iedereen maakte zichzelf maar wat wijs. Ze komen nooit meer terug. Nooit meer!" „Verschrikkelijk", klepperde de lessenaar, „verschrikke- ïyk." „En het was altijd zo heer iyk". zuchtten de krytjes, „nou ja, natuurlyk spron gen de kinderen wel eens ruw met ons om en knoei- we ook een plezier gehad!" „En de mooie verhalen!", zuchtte de poetsdoek, „o, als die juffrouw begon te vertellen en de kinderen muisstil in hun bankje za ten! O, jongens, dan ver gat ik helemaal dat ik maar een stoffige oude borde doek ben." „Ja", zuchtten ze hem alle maal na en om beurten be gonnen ze nu alle dingen op te noemen die de eerste klas tot de heerlykste klas van de wereld had gemaakt. „En als we nou maar wis ten wöérom", zei de aan wysstok toen ze een hele poos stil waren geweest na het opnoemen van al die fyne dingen, „dan zouden we het nog kunnen begry- pen. Maar nu..." „Ze zyn, ons misschien ver geten", fluisterden de krij tjes. „Ze willen ons niet meer, zeiden de bankjes. „Ze weten niet meer hoe fyn het was", zei het zwar te bord- „Maar... maar... maar", riep opeens het rode pot lood dat tot nu toe niets ge zegd had en hoog op de les senaar zyn beurt had afge wacht, „maar als ze het niet meer weten moeten we het ze dan niet vertellen?" „Hè wat? Wat nou? Wat bedoel je?", riepen bankjes, bord, krytjes, stok, poetst" doek en andere (fingen door elkaar. „Ja. natuurlijk", zei het ro de potlood, „als de kinde ren niet meer weten hoe fyn het was dan moeten wy het ze gaan vertellen. Dat bedoel ik." Er viel een, diepe stilte want iedereen moest daar eerst eens goed over naden ken. De aanwijsstok sprak het eerst. Ja, knikte hij, „het is een goed idee. Als ze het weer weten zullen ze wel terugkomen en ons hier niet zo verschrikkelijk alleen laten staan." „Maar hoe?", vroeg de les senaar, die een beetje ja loers was omdat hij niet bedacht had liet de kinde ren te vertellen. „Schryven, gewoon schrij ven", zeiden de bankjes. „Als de kinderen elkaar iets te vertellen hebben en ze zijn te ver van elkaar af om te praten, dan schryven „Ja maar", zei het rode potlood, „hoe moeten we ze schryven? Er is toch nie mand om my vast te hou den!" Nee. dat was waar. Daar had niemand aan gedacht. Maar dc lessenaar die nu toch wou laten zien dat hy ook geeti domoor was, riep meteen: „maar als je niet schrijven kunt, dan ga je zelf! En ik weet niet wat jullie doen, maar ik ga naar de kinderen. En als ze my zien, denken ze wel weer aan hun klas en de school en hoe fyn het is. Je zult zien dat ze terug komen!" „Ik ook! Ik ook! Dan wij ook!", riep iedereen en bin nen vyf minuten was het afgesproken. De hele eer ste klas zou naar de kin deren gaan om ze eraan te herinneren hoe fyn het op school kon zyn. Er moest eerst nog een he leboel geregeld worden na tuurlijk: wie voorop moest lopen, wie de weg zou wy- zen, wie op de kleintjes zou letten en zo voort, maar het kwam allemaal voor elkaar. Tegen donker ver liet een wonderlijke stoet de stille school: voorop de aanwysstok die de weg moest wijzen, samen met de lessenaar omdat die het grootst was en het bedacht had. Daarachter twee aan twee de bankjes met op hun rug de kleine krijtjes, Helemaal achteraan hoi fi de het zwarte bord. De aanwysstok had bedacht waar ze heen zouden gaan. „Naar een plek waar veel kinderen komen", had hij gezegd. Jammer genoeg had hy er alleen niet aan gedacht dat kinderen 's avonds maar op één plek komen: in hun bed. Ze schrokken eerst wel erg van de stilte en eventjes dachten ze dat er misschien helemaal nergens meer kin deren te vinden zouden zyn- Dat ze gewoon voorgoed verdwenen waren. Maar nee. De kleine krijtjes we zen opeens op een paar din gen die in het maanlicht stonden te dromen op een plein: een wip, een schom mel en een klimhek. „Hier komen kinderen! Hier ko men kinderen!", riepen ze eigenwijs, „misschien zijn ze ons vergeten, maar hun wip en schommel vergeten ze nooit." „Heel goed", klepperde de lessenaar, „dan stoppen we hier en wachten tot de kin deren komen." „Opstellen!" riep de aan wijsstok. Net als in de klas gingen de bankjes in keu rige rijen twee aan twee staan. De lessenaar en het zwarte bord ervoor, de krij tjes op hun plaats, het ro de potlood op zijn plaats en de stoffige bordedoek in zijn bakje. „En nu maar wachten tot ze komen", fluisterde de stok. En raad nou toch eens wéér ze stil stonden? Precies onder het raam van Hansje de Weert, die in bed lag en niet slapen kon. „Ik ga niet, ik wil niet, ik vind het naar... néér... néér", zei Hansje hardop in de donkere slaapkamer. Maar opeens zei hy niets meer, want buiten hoorde hij een vreemd gestommel. Wat was dat? Het leek wel of er met zware kisten of stoelen werd gesjouwd! Hansje kwam voorzichtig uit bed. Toen hij het gordijn had opengeschoven viel zyn mond open van verbazing. In het licht van de maan onder de kastanjebomen op het pleintje stond een schoolklas opgesteld. Hans je had nooit een klas ge zien maar hij begreep dat het er één moest zijn. Met zijn neus tegen het raam gedrukt bleef hij er naar kijken. Toen schrok hy, want vlak bij zijn neus tik te aan de andere kant van het glas iets tegen de ruit. Een lange houten vinger? Nee; een stok, een aanwijs stok met een klein zwart hoedje op. „Hallo", zei de stok, „waar om kom je niet meer op school?" „Ik ben nog nooit op school geweest", zei Hansje, „en ik wil ook helemaal niet- Ik vind het naar... naér... naar..." „Je bent niet goed wijs", lachte de stok brutaal, „wat weet je ervan? Kom maar eens mee. Dan zul len we je alles over de school vertellen. We zyn de eerste klas." Even later zat Hansje in het voorste bankje van de -s De krijtjes vertelden hem opgewonden over de prachtige teke ningen die de juffrouw op het bord kon niaken. De stok vertelde over alle woordjes die hy je leren kon, het rode potlood over sommetjes, de lessenaar over verhalen vertellen en de bordedoek over stil luisteren en meelachen met de kinderen. „Dat wist ik niet, dat wist ik allemaal niet", fluisterde Hansje. „Dus je komt?", vroeg de aanwijsstok. „Natuurlyk kom ik", knik te hij. „En breng je ook nog an dere kinderen mee?" „Nou reken maar", zei Hansje. „Vrienden, waar wachten we dan nog op?", riep de lessenaar, „terug naar de school om op Hansje en al zijn vriendjes en vriendin netjes te wachten. Voor waarts!" Stommelend verdween de stoet; toen Hansje weer in zijn bed kroop was het op het plein weer even stil als altijd en hij zou niet kunnen zeggen of hij het echt be leefd had of misschien ge droomd. Maar toen hij de volgende morgen helemaal niet bang of boos voor het eerst naar school stapte en zyn klas binnenging, toen leek het wel of alle dingen: bord, bankjes, lessenaar, potloden en bordedoek hem tege moet glommen en zeiden: „ha die Hans! Fyn dat je gekomen hent!" MEES BOUHUYS.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1962 | | pagina 5