Ciw '"Paqina
/HeotóMQ
Lieve ouders...
j
Mevrouw De Jonge heet „Faj
haar man
is ,de
ontvanger
IDEE '62: APPARATUUR
VOOR HET MODERNE HUIS
KINDERKRANT
Va n vrouu/ tot vrouu/
Brieven van
beroemde
kinderen
KOERT DE KREKEL
ZATERDAG 28 JULI 1962
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
9
VISITEUSE IN EEDE
(Van onze redactrice)
A als U ooit in Eede de heer of
mevrouw De Jonge zoekt,
dan moet U daar beslist niet
vragen of men weet waar het
echtpaar De Jonge woont. Een
goeie kans, dat men U in Eede
nadenkend aankijkt en dan
zegt: „Een De Jonge, die woont
hier niet!".
Maar de familie woont er wel.
Doch TJ kunt beter vragen naar
„de ontvanger" en, als zijn
echtgenote wilt spreken, naar
„Faj".
Dan wordt U verwezen naar het
woonhuis bij het douanegrens-
kantoor in Eede, waar twee van
de meast gastvrije mensen wo
nen, die zich kunt denken.
Er is ook een andere manier om
met „Faj" in contact te komen.
Daar vraagt men doorgaans
niet om. 't Is niet waarschijn
lijk, dat het U overkomt, want
mevrouw P. de Jonge-Schraaf
is, zoals dat officieel heet, „tij
delijk visiteuse, die naar gelang
van behoefte dienst doet" aan
het grenskantoor te Eede.
In Eede heeft mevrouw De Jonge in
de zeven en een half jaar dat ze er
woont, tweemaal een visitatie moe
ten verrichten.
„Ach, weet U. het grensverkeer is
tegenwoordig zoveel gemakkelijker.
Direct na de oorlog, ja, toen was het
anders. Toen zaten we in Ossen-
drecht op de grenspost. Toen hadden
we veel smokkelaars.
„Weet je nog wel, mam, die bus met
Belgische dames?", vraagt de heer
P. M. de Jonge lachend aan zijn echt
genote. En dan vertellen ze. elkaar
aanvullend, het mooie verhaal van de
vuurdoop van mevrouw De Jonge als
visiteuse.
Grondige vuurdoop
Een Belgisch gezelschap van 27 da
mes en twee heren, onder wie de
chauffeur, kwam in het voorjaar van
1949 per ibus ons land binnen by Os-
sendrecht. De heer De Jonge stapte
de bus in en hij verzocht een voorin
zittende dame even te willen opstaan.
Dat gebeurde, maar het ging met
veel tegenwerpingen van de dame in
kwestie gepaard. Nummer twee vond
dit bevel ook al niet zo leuk en op
dat moment gingen achter in de bus
„Nee, ik heb het er nooit moeilijk
mee gehad. De „slachtoffers" waren
er uiteraard altyd het akeligst aan
toe. Ik stelde ze clan maar zo'n beetje
gerust en ik zei, dat het niet zo erg
was. Maar ik moest ze wel aanpak
ken, hoor! Ach, je moet in dit werk
met: mensen om kunnen gaan, dat is
het hele geheim".
En dan volgen een paar mooie anek
dotes, die zich allemaal in Ossen-
drecht afspeelden. Bijvoorbeeld over
de vrouw, die voor de visitatie zei:
„Je mag me niet aanraken, want ik
heb t.b.c.1"
„Ze droeg ponden vlees op het blote
lichaam, foei, foei!", zegt mevrouw
De Jonge en haar gezicht vertrekt
nog als ze het vertelt bij het. idee,
dat iemand zoiets onsmakelyks kan
verzinnen.
Kort en goed, mevrouw De Jong be
gon haar werk grondig, want de eer
ste de beste koer, dut ze als visiteuse
optrad, kreeg ze 27 dames onder het
mes. Een van dit stel kwam het kan
toor binnen als een zeer gezette
vrouw. Dank zjj allerlei textiel, dat
achter bleef, kwam ze er als een
slanke den uit. Een ander had tien
Caar nylons over elkaar aangetrok-
en en dat werd al evenmin toege
staan.
Van tien uur -s morgens tot acht uur
*s avonds is men op de grenspost met
deze Belgische „toeristen" bezig ge
weest. Driemaal moest een volgela
den jeep op en neer rijden om de in
beslag genomen waren te vervoeren
naar de douane-loods.
Nooit moeilijk
In Ossendrecht heeft mevrouw De
Jonge vervolgens op gezette tijden
werk gehad als visiteuse.
Zesde zintuig
Wanneer wordt iemand nu eigen
lijk gevisiteerd? „Dat gebeurt",
zo verzekerde de heer De Jonge ons,
beslist niet naar willekeur. Men heeft
daar precies omschreven regels voor.
En verder is het douane-onderzoek
eigenlijk een kwestie van het „zesde
zintuig". Je voelt aan de houding van
de ménsen of er iots scheef zit. En
dat geldt ook voor het visiteren".
Op nadere details kon mevrouw
De Jonge uiteraard niet ingaan.
Wel vertelde ze ons nog. dat het
leven aan de grens ongelooflijk
boeiend is. „Gezellig en druk", zei ze
eh haar man vulde daarbij onmiddel
lijk aan, dat het voor zijn vrouw zo
gezellig en zo druk is omdat ieder
een daar altijd welkom is op de kof
fie of thee en dat iedereen daar dus
ook vrolijk gebruik van maakt.
Tenslotte wilt U natuurlijk nog we
ten hoe de naam „Faj" in de wereld
is gekomen.
Een piepklein buurvrouwtje van om
streeks twee jaar vond het veel te
moeilijk om „mevrouw" te zeggen.
7\j maakte er „Faj" van. Andere kin
deren f>n hun ouders volgden dit voor
beeld en daarom heet mevrouw De
Jonge nu voor groot en klein „Faj".
Zult U er aan denken, als U ooit in
Eede haar huis zoekt?
Welke huisvrouw kan het terrein van de moderne huishoudelijke appara
tuur nog zelfstandig overzien? Een dwaaltuin is het voor haar, een soort
kermis-attractie vol glanzende en glinsterende zaken waaraan ze haar geld
kwyt is vóór ze het weet en waar ze dikwijls andere waar voor dat geld
krjjgt dan ze eigenlijk, achteraf bekeken, had willen hebben!
„Kreatief"
Over enkele maanden kan de Ne
derlandse huisvrouw in het Am
sterdamse RAI-gebouw weer zo'n
„huishoudelijk machinepark" gaan
bewonderen met dit verschil dat
de organisatoren van dit evenement
de opzet van deze tentoonstelling zo
„voorlichtend" mogelijk willen hou
den. Ze willen elektrische apparatuur,
verlichting en keukeninrichting voor
het moderne huis in onderling ver
band tonen, ze willen er tevens een
overvloed van ideeën bij geven zodat
aspirant-gebruikers zelf kunnen zien
wat voor hen de gunstigste opstelling
en de meest nuttige en praktische
toepassing van al deze apparatuur is.
Men wil bovendien de huisvrouw een
blik in de toekomst laten werpen en
daarom worden op de expositie on
der meer een magnetron-oven en een
thermo-elektrische koelkast getoond:
apparaten die wellicht over enkele ja
ren een revolutie in de keuken te
weeg zullen brengen.
In een voorlichtingscentrum van on
geveer drieduizend vierkante me
ter grootte worden bekende huizen
typen uit Rotterdam, Den Haag en
Amsterdam en van het platteland
nagebouwd. Bestaande en nieuwe
vormen en indelingen zullen hier ver
tegenwoordigd zijn en het bijzondere
is, dat tussen de woningtypen een
brede verhoogde „wandelstraat"
wordt gebouwd. Bezoekers kijken dus
als het ware „in" de huizen die
van boven open worden gehouden
en kunnen de diverse details duidelijk
zien en vergelijken.
Voorts zal een model flat van tien
bij tien meter worden gebouwd
door een groep van jonge architec
ten, met de bedoeling dat plaats en
afmetingen van de diverse ruimten
hier tezamen „de ideale woning"
weergeven. In 'n lichttunnel wil men
alle mogelijke soorten verlichtings
ornamenten demonstreren. Een ad
viesgroep van vooraanstaande Ne
derlandse architecten tekent voor het
ontwerp van dit voorlichtingscen
trum. Voorlichting zal voorts worden
verzorgd door het Rotterdamse
Bouwcentrum, een ideeënbus zal een
bijzondere plaats op de expositie in
nemen, men denkt aan de inrichting
van een fröbelschooltje waar jeugdi
ge bezoekertjes kunnen worden be
ziggehouden. „Idee 62: apparatuur
voor het moderne huis" is de naam
van de tentoonstelling die van 11 tot
en met 21 oktober te zien is in het
RAI-gebouw aan het Europaplein te
Amsterdam.
Eeuwen geleden schreef een klein Egyptisch jongetje het volgende verbolgen
briefje aan zijn vader: „Dat is me wat moois, wat U gedaan hebt: U
hebt me niet met U meegenomen naar de stad. Als U me niet met U naar
Alexandrië wilt meenemen, dan schrijf ik U geen brief en spreek niet met U
en wens U dan ook geen gezondheid. Maar als U naar Alexandrië gaatdan
neem ik geen hand van U aan en dan groet ik U voortaan niet meer. Als
U me niet mee wilt nemen, dan gebeurt dat
Eerbied en gehoorzaamheid aan de
ouders spreekt wel duidelijk uit veel
van deze brieven: Betje Wolff spreekt
over „mijne moeder beveelt mij",
Gijsbert Karei van Hogendorp begint
een brief aan zijn moeder als volgt:
„Hoewel het vandaag mijn beurt niet
is U te schrijven, probeer ik, door U
hiermee een genoegen te doen, een
heilige plicht te vervullen
De boeken en boekjes over vrije
tijdsbesteding voor groot en klein
blijven maar van de persen rollen.
By P. Noordhoff N.V. te Groningen
Is een boek uitgekomen onder de
veelzeggende naam „Kreatief", ge
wijd aan het experimenteren van kin
deren met allerlei materialen. De
schrijvers Jaap Egmund en Klaas
de Poel hebben bij het samenstel
len van dit boek vooral gedacht aan
degenen die de jeugd op het juiste
pad moeten helpen bij het uitleven
van hun uitingsdrang: ouders, onder
wijzers, leraren, jeugdleiders. Voor
hen behandelen de schrijvers allerlei
vormen van creativiteit, waartoe het
kind zich aangetrokken kan voelen,
de mogelijkheden en materialen voor
kinderen van verschillende leeftijden
worden besproken, en ook in dit boek
wordt weer gepleit voor de „vrije
expressie" waaraan het kind van elke
leeftijd zo'n behoefte heeft.
Tomaat en paprika
Vinden uw huisgenoten de zomerse
boterham-met-tomaten wat afge-
zaagd worden? Koop dan een papri
ka, snijd hem in dunne sliertjes en
leg die kruisgewijs over de tomaten-
plakjes heen. Smaakt heerlijk ge
kruid, ziet er bovendien bijzonder
leuk uit zolang de paprika groen is
en dat blijft hy nog wel even. Pas
later in het seizoen krijgt hij zijn
felrode kleur.
De 21-jarige Mai Ling Rahman uit
Neio Delhi toonde tijdens een show
in Londen de nieuwste zomer schoen
tjes uit India. Zij droeg bovendien
een leuk bijpassend dophoedje.
Het ventje was blijkbaar flink kwaad,
want even verder vervolgt het: „Dat
is me wat móóis, wat U gedaan hebt;
U hebt me grote cadeaus gestuurd,
dingen van niks. Bedot hebben ze
ons hier, op de 12de, toen U wegvoer.
Stuur dus om me, vraag ik U. Als U
niet stuurt, dan eet ik niet en drink
ik niet. Zo! Ik hoop dat het U goed
ga."
„Zo!" zal na het lezen van deze brief,
tweeduizend jaar geleden, ook die
Egyptische vader hebben gedacht en
daarna is hij ongetwijfeld wel een
paar minuten stil geweest
Dat de woorden van zijn boze zoon
tje op deze plaats kunnen worden
afgedrukt is onder meer te danken
aan dr. Jaap Meijer, die dit boze
briefje gebruikt ter inleiding van zijn
boekje „Lieve ouders", een verzame
ling van beroemde Nederlandse kin
deren.
Brieven van kinderen: in heel wat
huisgezinnen rollen ze in deze va
kantiedagen door de brievenbus en
misschien is er hier en daar wel een
boos exemplaar by, dat in toon en
woordkeus niet eens zoveel verschilt
van het epistel van de kleine Egyp
tenaar. Overigens is het aardig om
te weten, dat ook de kindertjes van
twee duizend jaar geleden al gewend
waren, vader en moeder haarfyn te
vertellen waar het precies op staat!
De stijl van het Egyptenaartje staat
in elk geval aanmerkelijk dichter bij
de schrijftrant van het kind anno
1962, dan die van de brieven der be
roemde Nederlandse kinderen die
Jaap Meijer in zijn boekje onder de
loep neemt. Zoals een briefje van
Betje Wolff aan een vriendinnetje:
„Lieve Coosje! Mijne moeder beveelt
mij aan U te schrijven; 't is om U te
vraagen of gij met Keetje, zo me
vrouw het goed vindt, te twaalf uu-
ren hier wüt komen, om naar bui
ten te rijden. Gij moet maar in uw
daagsche jurken komen; want er zal
wel wat, in mijn tuintje te beridderen
zyn
Thorbecke schrijft aan zijn vader
dat hij al zo dikwijls heeft be
loofd, „niet verder ongehoorzaam te
gen U te zijn en toch is het altijd
loeder geschiedt. Nu beloof ik het U,
beste Vaderdat deeze belofte niet
weder zal gebroken icorden. Gij kunt
er zekerlijk niet terstond op aan,
dat weet ik wél, omdat ik het zo
dikwijls beloofd en doch niet gedaan
héb, maar thans zal en wil ik het
doen".
Spontaan zijn de brieven van de jong
gestorven schrijver Simon Gorter:
„Lieve Vader en Moeke! Ik dank U
hartelijk voor de, ik weet het, zoo
opregt gemeende heilwensen op mijn
verjaardag. Ik ben nu twintig jaar
geworden, maar kan 't mij zelf eigen
lijk niet voorstellen hoe oud of hoe
jong dat wel is
Vertederend zijn de fragmenten uit
brieven van moeders aan hun
beroemde kinderen, want ze zijn zo
als brieven van moeders te allen tijde
en onder alle omstandigheden zijn
geweest: boordevol bezorgdheid. Van
Hogendorps moeder schreef ellenlan
ge epistels, soms zat ze om zes uur
's morgens al achter de schrijftafel
om eerst de brieven van haar jongens
zorgvuldig te beantwoorden en hen
vervolgens duizend-en-een kleine
vragen te stellen. Over dingen die
voor elke moeder van wereldomvat
tend belang zijn: hebben de jongens
voldoende te eten, zijn ze „in de har
de groei", vouwen ze hun kleding
netjes op, wassen ze zich geregeld
met koud water „want daar hangt
een heel stuk gezondheid van af!"
Brieven die besloten worden met het
dringend verzoek om alstublieft op
£11 e vragen antwoord te geven: „niets
vergeten en klaar en duidelijk schrij
ven, versta je?" De brief van kind
tot-ouder mag in de loop der eeuwen
van toon zijn veranderd de brie
ven van liefhebbende moeders aan
kinderen zijn hetzelfde gebleven.
Het hcel't mij tot nu toe altijd ver
baasd dat niemand het voor haar
opgenomen heeft. Totdat ik dezer da-
f;en, tot mijn genoegen, in een groot
andelijk blad een vaste kolom gewijd
zag aan bespiegelingen over hetzelf
de geval waarnaur mijn onwillekeu
rig medelijden uitging: het minderja
rig meisje dat niet emigreren wil.
Een kwestie waarover tot nu toe vrij
wel iedereen het stilzwijgen bewaar
de, behalve af en toe een terloopse
opmerking dat een minderjarige zich
ten slotte te schikken heeft in wat de
ouders voor goed en recht houden.
Als wij daaraan gaan tornen, aan het
gezag van de ouderlijke macht over
onmondige kinderen, waar blijven we
dan?
Het is natuurlijk wat anders, zo re
deneert men, uls ouders die wette
lijke macht misbruiken door een kind
slecht te behandelen. Dan kan, te
recht, de overheid ingrijpen. Maar
een vader en moeder die in het be
lang van het gezin menen dat hun
een betere levensstaat wacht in een
ander land, desnoods in een ander
werelddeel, hebben met hun kinderen
stellig het goede voor, en een minder
jarige. al wordt die over een maand
eenentwintig, heeft dan maar te doen
wat de ouders beslissen.
xXx
Het is, met uw welnemen, een
uiterst gemakkelijke en licht
vaardige redenering. Heeft iemand,
die zo in een handomdraaien de zaak
oplost, zich een dergelijke kleine tra
gedie wel eens reëel voorgesteld? En
zich speciaal in de gevoelens van zo'n
jong ding verdiept?
xXx
In de oude omgeving is zo'n kind op
gegroeid, heeft zy gespeeld en
schoolgegaan, daar wonen haar fa
milie, naar vriendinnen, daar spreekt
men haar eigen taal en leeft men vol
gens het haar vertrouwde patroon
waarin zij volkomen past.
Als zij ook maar enig sluimerend ar
tistiek gevoel voor de goede dingen
des levens heeft zal zij zich daarbij
in stilte gehecht hebben aan talloze
dierbare kleinigheden: een boom voor
het huis, een geliefde wandeling bui
tenom, een vertrouwd winkeltje, de
stilte van een grachtje op een zomer
avond de klank van een carillon.
Zij is zich dat misschien nooit zo be
wust geweest, maar nu het opeens
gewelddadig dreigt weggerukt te wor
den beseft zij hoe onvervangbaar en
onmisbaar het voor haar was.
Natuurlijk, zij zou het waarschijnlijk
ook vaarwel moeten zeggen als zy
trouwde en haar man volgde naar
een andere plaats. Maar dan behoudt
zij altijd de troost dat het ouderlijk
huls daarginds staat en de mogelijk
heid van terugkeer, Het blijft, van
verre, toch binnen haar bereik.
xXx
Maar emigratie betekent om te be
ginnen een onherroepelijk en le
venslang afscheid. Er worden koffers
gepakt, en wat niet strikt nodig is
blijft achter. Een huis wordt ontta
keld, totdat de sleutel voor het laatst
in de voordeur wordt omgedraaid.
Dan kan zij nog eenmaal omzien, nog
eonmaal op het perron de oude ver
trouwde plaatsnaam zien voorbijglij
den., nog eenmaal en voor het aller
laatst. zielbedrocfd over de reling leu
nend 't oude lieve land achter de hp-
rizon zien verdwijnen.
Dan is er geen Oud meer, behalve
wat kleren en snuisterijen in een
koffer Dan is er alleen nog maar
onbekend en ongewenst Nieuw.
Er is haar niets gevraagd, zij is te
gen haar wil of medewerking ver
bannen naar een ander werelddeel
dat zij niet kent, waar zij een andere
taal zal moeten spreken, zich in een
andere leefwijze voegen en tussen
volslagen vreemden zal leven. En dat
voorgoed.
xXx
Het is vooral de onherroepelijkheid
van dit gebeuren dat haar zo
angstig en opstandig maakt. Als zij
eenmaal daarginds is zullen haar
losgerukte bcstaanswortels moeten
vastgroeien in een vreemde grond,
want er is geen terugkeer mogelijk.
I-Ioc ter wereld zou zij die moeten be
kostigen
xXx
En dal alles omdat zij, op het be
langrijkste keerpunt van haar le
ven, maar luttele jaren te jong was
om te mogen beslissen waar zij leven
en werken wilde, trouwen en kinde
ren krijgen en uiteindelijk begraven
wordeii
Als vader en moeder twee of soms
zelfs één jaar later op het idee van
emigratie gekomen warenwaarom
ook niet, zij hebben er nu ook wel
minstens twintig jaren op gewacht
dan was zij vrij geweesl: om het
leven, het land, de taal, het bestaan
te kiezen dat zij wilde.
Hadden vader en moeder dit niet an
ders, verstandiger en begrijpender
kunnen oplossen dan door haar op 't
laatste ogenblik, steunend op hun
wettelijk recht, uit haar schuilhoek
te laten halen door de sterke arm van
de wet.
SASKIA
Koert de Krekel zat in hét hoge gras en speelde op zijn
viooltje: kri, kri, lm....
Hij hield zijn kopje wat schuin om heel dicht bij zijn
eigen instrument te zijnde oogjes op zijn kopje blonken
;an plezier, zó genoot hij van zijn eigen muziekjes. De
tikkers op de plompeblaren in de sloot probeerden er met
hun zware basstemmen boven uit te kwaken, maar dat
lukte se niet. Niets in het wijde groene land was zó hoog
en doordringend als dat „kri kri krivan Koert.
Alle dieren tot ver ln de
omtrek, grote en kleine,
paarden, koeien, waakhon
den, schapen, duiven cn al
les wat op de boerderijen
woont, hielden van de lied
jes van Koert, want als hy
op zijn viooltje speelde, dan
wist je dat het écht zomer
was. Ze lieten er zich door
in slaap zingen of stonden
met open ogen naar hem
te luisteren by de hekken
of boven de sloot. Niemand
zou Koert en zyn muziekjes
hebben willen missen. Tot
op die avond dat de vreem
de vogels aankwamen in
het bosje achter de rivier.
De duiven zagen hen het
eerst en hieven verwonderd
hun kopjes op, ook al was
liet avond. „Wie zyn dat?",
koerden ze verbaasd, „we
hebben die twee nog nooit
gezien
„Spreeuwen", zei het paard
dat alle vogels spreeuwen
noemde. „Mussen", zeiden
de schapen, die hun kop
nooit ver genoeg optilden,
om te weten dat er ook nog
andere vogels dan mussen
bestonden.
„Misschien koekoeken",
blafte de hond.
„Gaan jullie er eens op uit",
commandeerde het paard,
die, omdat hy het grootste
was, de baas speelde over
de duiven.
„Maar heer Bles, we zijn
al erg moe; het is al avond",
koerden de duiven. „We
kunnen toch nu niet meer
op visite gaan. En stel je
eens voor dat het valken
zijn!"
De duiven hadden niet veel
zin en vlogen met slome
vleugels in de richting van
het bosje- Het was net het
ogenblik waarop Koert zyn
viooltje nam en zijn eerste
liedje inzette. „Krikri
kri-
„O, man, hoor je dat, wat
een afschuwelijk geluid!",
riep één van de twee vo
gels.
„Kunt U ons ook zeggen
wat U bent?", vroeg de
oudste duif met een beleef
de buiging.
„Jazeker", zei de manne-
tjesvógel, „al vind ik wel
dat U dat zelf hoorde te
weten. Maar ja, U bent
mair een duif- We kunnen
het U niet kwalijk nemen".
De duiven keken wat be
teuterd op hun snavel, maar
de oudste duif vroeg toch:
„En wét bent U dan?"
„Nachtegalen", zeiden de
twee vogels vinnig, „wij zijn
nachtegalen. Wij komen
hier ons nest bouwen en
concerten geven. Tenmin
ste. Het mannetje
keek zyn vrouwtje aan. „Als
tenminste dat afschuwelij
ke geluid in het gras kan
ophouden".
.Maar dat is Koert!", rie
pen de duiven in koor,
„Koert geef ook concerten
en wij houden allemaal erg
van zijn muziek. Het gaat
over de zomer ziet U en...".
„Wacht maar eens tot je
mij hebt gehoord", zei de
nachtegaal-man en hij stak
zijn snaveltje gewichtig om
hoog. „Wie mij heeft horen
zingen wil nooit iets anders
meer horen".
„Maar Koert is onze vriend
en we worden er allemaal
zo vrolijk van", zeiden de
duiven nog eens, maar de
nachtegaal zei alleen nog
eens: „wacht maar af
en gaf toen met veel ge-
klapper van zijn vleugels
te kennen dat de duiven
moesten verdwijnen. Veel
vlugger dan ze gekomen
waren fladderden ze terug
naar het weiland, waar de
dieren in een drom bij elk
aar stonden, zachtjes wie
gend op de maat van
Koerts muziek.
„Zijn ze nou helemaal niet
goed wijs!", brieste het
paard, toen de duiven ver
teld hadden wat de nachte
gaal had gezegd, „Koert op
houden met zijn muziekjes!
Dat nooit!"
„Dat nooit!", riep iedereen
hem na.
Koert legde zijn viooltje
neer en riep: „Waar heb
ben jullie het toch zo druk
over?' Wat nooit?"
De dieren keken elkaar aan.
„Vertel het hem maar niet",
zei een oude koe, „als hij
hoort wat ze gezegd heb
ben, kan hy vast niet zo
vrolyk meer spelen- En dat
zou jammer zyn".
„Waarom vertellen jullie
het mij niet?", vroeg Koert,
die ze zag fluisteren. Er
kwam geen antwoord, want
op het zelfde ogenblik zette
de nachtegaal in het bosje
achter de boerderij een lied
je in. Het wés mooi. mooier
dan mooi en iedereen was
er stil van, Koert liet zijn
viooltje op de grond glijden
en de tranen liepen hem
over de wangen, zó was hij
onder de indruk. „O", zucht
te hij, „wat een muziek!
Wat een heerlijke muziek.
O, als ik d&t eens zou kun
nen!"
Een hele poos zong de nach
tegaal. Toen hjj eindelijk
zweeg, klakten de dieren
met hun tong als applaus.
Met een hoog trillertje be
dankte de nachtegaal hen.
„Kom Koert, nou jy weer!",
hinnikte het paard, toen
het een poosje stil bleef.
Er kwam geen antwoord
„Koert! Koert, waar blijft
je „kri-kri-liedje?", riep ie
dereen. „Stil eens", zei één
van de duiven, toen er nog
geen antwoord kwam. Er
gens tussen het hoge gras
hoorden ze zacht snikken.
Ze keken elkaar aan.
„Koert!", fluisterden ze.
„Huil niet, Koert!", riep het
paard, „speel voor ons!"
„Nee", kwam het huilerige
stemmetje van Koert terug,
„na wat ik nu gehoord heb,
kan ik nooit meer spelen.
Zo mooizo mooi".
„Maar we houden net zo
veel van jouw liedjes!",
riepen ze in koor.
„Erg vriendelijk om dat te
zeggen", bibberde het stem
metje, „maar ik geloof het
niet. Wie zó iets heeft ge
hoord wil nooit meer iets
anders horen!"
Eén voor één probeerden de
dieren hem over te halen.
Ze zeiden hem dat ze zyn
liedjes niet missen konden,
dat hij by hen hoorde zoals
de zon by de zomer, maar
het hielp niet. Koert had
zyn viooltje ingepakt en
verstopte zich in het hoge
gras onder het nachtegalen-
bosje. Alleen als de vreem
de bruine vogel boven hem
ging zingen, klom hij langs
een spriet omhoog en luis
terde met ogen vol tranen.
Avond aan avond luisterden
ook de andere dieren, maar
toch was er niet één die de
kri-kri-muziekjes van Koert
vergat en niet probeerde
hem weer aan het spelen
te krijgen.
En toen op een dag gebeur
de er iets. In het nachtega-
lennest waren twee jongen
uit het ei gekropen. Zingen
konden ze nog niet, maar
wel gaven ze htm ouders
pootjes vol werk. Op een
avond toen de vader en
moeder nachtegaal dachten
dat hun kinderen waren in
geslapen en ze samen op
een hoge tak hun wonder
mooie liedjes inzetten, werd
één van de twee kinderen
wakker. Hy boog zich over
de rand van het nest, boog
nog dieper en viel naar be
neden, vlak bij Koert de
Krekel, die stil en treurig
naar het lied van de nach
tegalen luisterde. Koert
schrok op. De kleine nach
tegaal had zich pyn ge
daan en het gras was al
nat van de avonddauw. Als
hij zó bleef liggen zou het
slecht met hem aflopen!
„Wat moet ik doen? Wat
moet ik doen?", zei Koert
tegen zichzelf. Hij probeer
de te roepen, maar wie
komt er boven het geluid
van nachtegalen uit? Het
kleine diertje keek hem
smekend aan en piepte
bang. Toen aarzelde Koert
niet meer. Hij greep zijn
viooltje, pakte het uit en
liet de snaren trillen: „kri...
kri... kri!"
„Wat?", trillerden de nach
tegalen, „wie durft ons lied
je te verstoren? Wie maakt
daar zo'n afschuwelijk ge
luid?"
Met boze vooruitgestoken
snavels suisden ze naar be
neden, waar het viooltje van
Koert maar doorging. En
toen zagen ze het! Ge
schrokken daalden ze naast
het kleine vogeltje en droe
gen hem tussen zich in naar
het nest terug. De moeder
likte zijn pijnlijke vleugel
tjes en dekte hem toe, maar
de vader kwam meteen te
rug naar beneden.
„O, meneer Krekel, o, me
neer Koert!", zei hy tegen
Koert, die weer heel stil in
het gras zat, „hoe moet ik
U bedanken? Als uw viool
tje er niet geweest was,
hadden we ons kleintje mis
schien nooit meer terugge
zien".
Koert wist niet wat hij zeg
gen moest, maar tegelijk
kwamen van alle kanten
zyn vrienden de dieren aan
gehuppeld, die zo vreselijk
blij waren dat ze Koert
weer hadden gehoord. En
toen de nachtegaal vertelde
wat er gebeurd was, knik
ten ze wijs: „Zie je nu wel?
Zie je nou wel dat we je
viooltje niet missen kon
den, Koert?" Van verlegen
heid wist Koert niets beters
te doen dan zijn viooltje
maar weer te pakken. De
dieren dansten van blijd
schap en ook de nachtegaal
en zyn vrouwtje dansten
mee. En van die dag af zin
gen en spelen ze om beur
ten. Niemand zou het an
ders willen: Koert niet, de
nachtegalen niet en alle
dieren in de gTote groene
weilanden niet. Iedereen is
gelukkig.
MIES BOUHUYS.