Ciw '"Paqina /HeotóMQ Lieve ouders... j Mevrouw De Jonge heet „Faj haar man is ,de ontvanger IDEE '62: APPARATUUR VOOR HET MODERNE HUIS KINDERKRANT Va n vrouu/ tot vrouu/ Brieven van beroemde kinderen KOERT DE KREKEL ZATERDAG 28 JULI 1962 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 9 VISITEUSE IN EEDE (Van onze redactrice) A als U ooit in Eede de heer of mevrouw De Jonge zoekt, dan moet U daar beslist niet vragen of men weet waar het echtpaar De Jonge woont. Een goeie kans, dat men U in Eede nadenkend aankijkt en dan zegt: „Een De Jonge, die woont hier niet!". Maar de familie woont er wel. Doch TJ kunt beter vragen naar „de ontvanger" en, als zijn echtgenote wilt spreken, naar „Faj". Dan wordt U verwezen naar het woonhuis bij het douanegrens- kantoor in Eede, waar twee van de meast gastvrije mensen wo nen, die zich kunt denken. Er is ook een andere manier om met „Faj" in contact te komen. Daar vraagt men doorgaans niet om. 't Is niet waarschijn lijk, dat het U overkomt, want mevrouw P. de Jonge-Schraaf is, zoals dat officieel heet, „tij delijk visiteuse, die naar gelang van behoefte dienst doet" aan het grenskantoor te Eede. In Eede heeft mevrouw De Jonge in de zeven en een half jaar dat ze er woont, tweemaal een visitatie moe ten verrichten. „Ach, weet U. het grensverkeer is tegenwoordig zoveel gemakkelijker. Direct na de oorlog, ja, toen was het anders. Toen zaten we in Ossen- drecht op de grenspost. Toen hadden we veel smokkelaars. „Weet je nog wel, mam, die bus met Belgische dames?", vraagt de heer P. M. de Jonge lachend aan zijn echt genote. En dan vertellen ze. elkaar aanvullend, het mooie verhaal van de vuurdoop van mevrouw De Jonge als visiteuse. Grondige vuurdoop Een Belgisch gezelschap van 27 da mes en twee heren, onder wie de chauffeur, kwam in het voorjaar van 1949 per ibus ons land binnen by Os- sendrecht. De heer De Jonge stapte de bus in en hij verzocht een voorin zittende dame even te willen opstaan. Dat gebeurde, maar het ging met veel tegenwerpingen van de dame in kwestie gepaard. Nummer twee vond dit bevel ook al niet zo leuk en op dat moment gingen achter in de bus „Nee, ik heb het er nooit moeilijk mee gehad. De „slachtoffers" waren er uiteraard altyd het akeligst aan toe. Ik stelde ze clan maar zo'n beetje gerust en ik zei, dat het niet zo erg was. Maar ik moest ze wel aanpak ken, hoor! Ach, je moet in dit werk met: mensen om kunnen gaan, dat is het hele geheim". En dan volgen een paar mooie anek dotes, die zich allemaal in Ossen- drecht afspeelden. Bijvoorbeeld over de vrouw, die voor de visitatie zei: „Je mag me niet aanraken, want ik heb t.b.c.1" „Ze droeg ponden vlees op het blote lichaam, foei, foei!", zegt mevrouw De Jonge en haar gezicht vertrekt nog als ze het vertelt bij het. idee, dat iemand zoiets onsmakelyks kan verzinnen. Kort en goed, mevrouw De Jong be gon haar werk grondig, want de eer ste de beste koer, dut ze als visiteuse optrad, kreeg ze 27 dames onder het mes. Een van dit stel kwam het kan toor binnen als een zeer gezette vrouw. Dank zjj allerlei textiel, dat achter bleef, kwam ze er als een slanke den uit. Een ander had tien Caar nylons over elkaar aangetrok- en en dat werd al evenmin toege staan. Van tien uur -s morgens tot acht uur *s avonds is men op de grenspost met deze Belgische „toeristen" bezig ge weest. Driemaal moest een volgela den jeep op en neer rijden om de in beslag genomen waren te vervoeren naar de douane-loods. Nooit moeilijk In Ossendrecht heeft mevrouw De Jonge vervolgens op gezette tijden werk gehad als visiteuse. Zesde zintuig Wanneer wordt iemand nu eigen lijk gevisiteerd? „Dat gebeurt", zo verzekerde de heer De Jonge ons, beslist niet naar willekeur. Men heeft daar precies omschreven regels voor. En verder is het douane-onderzoek eigenlijk een kwestie van het „zesde zintuig". Je voelt aan de houding van de ménsen of er iots scheef zit. En dat geldt ook voor het visiteren". Op nadere details kon mevrouw De Jonge uiteraard niet ingaan. Wel vertelde ze ons nog. dat het leven aan de grens ongelooflijk boeiend is. „Gezellig en druk", zei ze eh haar man vulde daarbij onmiddel lijk aan, dat het voor zijn vrouw zo gezellig en zo druk is omdat ieder een daar altijd welkom is op de kof fie of thee en dat iedereen daar dus ook vrolijk gebruik van maakt. Tenslotte wilt U natuurlijk nog we ten hoe de naam „Faj" in de wereld is gekomen. Een piepklein buurvrouwtje van om streeks twee jaar vond het veel te moeilijk om „mevrouw" te zeggen. 7\j maakte er „Faj" van. Andere kin deren f>n hun ouders volgden dit voor beeld en daarom heet mevrouw De Jonge nu voor groot en klein „Faj". Zult U er aan denken, als U ooit in Eede haar huis zoekt? Welke huisvrouw kan het terrein van de moderne huishoudelijke appara tuur nog zelfstandig overzien? Een dwaaltuin is het voor haar, een soort kermis-attractie vol glanzende en glinsterende zaken waaraan ze haar geld kwyt is vóór ze het weet en waar ze dikwijls andere waar voor dat geld krjjgt dan ze eigenlijk, achteraf bekeken, had willen hebben! „Kreatief" Over enkele maanden kan de Ne derlandse huisvrouw in het Am sterdamse RAI-gebouw weer zo'n „huishoudelijk machinepark" gaan bewonderen met dit verschil dat de organisatoren van dit evenement de opzet van deze tentoonstelling zo „voorlichtend" mogelijk willen hou den. Ze willen elektrische apparatuur, verlichting en keukeninrichting voor het moderne huis in onderling ver band tonen, ze willen er tevens een overvloed van ideeën bij geven zodat aspirant-gebruikers zelf kunnen zien wat voor hen de gunstigste opstelling en de meest nuttige en praktische toepassing van al deze apparatuur is. Men wil bovendien de huisvrouw een blik in de toekomst laten werpen en daarom worden op de expositie on der meer een magnetron-oven en een thermo-elektrische koelkast getoond: apparaten die wellicht over enkele ja ren een revolutie in de keuken te weeg zullen brengen. In een voorlichtingscentrum van on geveer drieduizend vierkante me ter grootte worden bekende huizen typen uit Rotterdam, Den Haag en Amsterdam en van het platteland nagebouwd. Bestaande en nieuwe vormen en indelingen zullen hier ver tegenwoordigd zijn en het bijzondere is, dat tussen de woningtypen een brede verhoogde „wandelstraat" wordt gebouwd. Bezoekers kijken dus als het ware „in" de huizen die van boven open worden gehouden en kunnen de diverse details duidelijk zien en vergelijken. Voorts zal een model flat van tien bij tien meter worden gebouwd door een groep van jonge architec ten, met de bedoeling dat plaats en afmetingen van de diverse ruimten hier tezamen „de ideale woning" weergeven. In 'n lichttunnel wil men alle mogelijke soorten verlichtings ornamenten demonstreren. Een ad viesgroep van vooraanstaande Ne derlandse architecten tekent voor het ontwerp van dit voorlichtingscen trum. Voorlichting zal voorts worden verzorgd door het Rotterdamse Bouwcentrum, een ideeënbus zal een bijzondere plaats op de expositie in nemen, men denkt aan de inrichting van een fröbelschooltje waar jeugdi ge bezoekertjes kunnen worden be ziggehouden. „Idee 62: apparatuur voor het moderne huis" is de naam van de tentoonstelling die van 11 tot en met 21 oktober te zien is in het RAI-gebouw aan het Europaplein te Amsterdam. Eeuwen geleden schreef een klein Egyptisch jongetje het volgende verbolgen briefje aan zijn vader: „Dat is me wat moois, wat U gedaan hebt: U hebt me niet met U meegenomen naar de stad. Als U me niet met U naar Alexandrië wilt meenemen, dan schrijf ik U geen brief en spreek niet met U en wens U dan ook geen gezondheid. Maar als U naar Alexandrië gaatdan neem ik geen hand van U aan en dan groet ik U voortaan niet meer. Als U me niet mee wilt nemen, dan gebeurt dat Eerbied en gehoorzaamheid aan de ouders spreekt wel duidelijk uit veel van deze brieven: Betje Wolff spreekt over „mijne moeder beveelt mij", Gijsbert Karei van Hogendorp begint een brief aan zijn moeder als volgt: „Hoewel het vandaag mijn beurt niet is U te schrijven, probeer ik, door U hiermee een genoegen te doen, een heilige plicht te vervullen De boeken en boekjes over vrije tijdsbesteding voor groot en klein blijven maar van de persen rollen. By P. Noordhoff N.V. te Groningen Is een boek uitgekomen onder de veelzeggende naam „Kreatief", ge wijd aan het experimenteren van kin deren met allerlei materialen. De schrijvers Jaap Egmund en Klaas de Poel hebben bij het samenstel len van dit boek vooral gedacht aan degenen die de jeugd op het juiste pad moeten helpen bij het uitleven van hun uitingsdrang: ouders, onder wijzers, leraren, jeugdleiders. Voor hen behandelen de schrijvers allerlei vormen van creativiteit, waartoe het kind zich aangetrokken kan voelen, de mogelijkheden en materialen voor kinderen van verschillende leeftijden worden besproken, en ook in dit boek wordt weer gepleit voor de „vrije expressie" waaraan het kind van elke leeftijd zo'n behoefte heeft. Tomaat en paprika Vinden uw huisgenoten de zomerse boterham-met-tomaten wat afge- zaagd worden? Koop dan een papri ka, snijd hem in dunne sliertjes en leg die kruisgewijs over de tomaten- plakjes heen. Smaakt heerlijk ge kruid, ziet er bovendien bijzonder leuk uit zolang de paprika groen is en dat blijft hy nog wel even. Pas later in het seizoen krijgt hij zijn felrode kleur. De 21-jarige Mai Ling Rahman uit Neio Delhi toonde tijdens een show in Londen de nieuwste zomer schoen tjes uit India. Zij droeg bovendien een leuk bijpassend dophoedje. Het ventje was blijkbaar flink kwaad, want even verder vervolgt het: „Dat is me wat móóis, wat U gedaan hebt; U hebt me grote cadeaus gestuurd, dingen van niks. Bedot hebben ze ons hier, op de 12de, toen U wegvoer. Stuur dus om me, vraag ik U. Als U niet stuurt, dan eet ik niet en drink ik niet. Zo! Ik hoop dat het U goed ga." „Zo!" zal na het lezen van deze brief, tweeduizend jaar geleden, ook die Egyptische vader hebben gedacht en daarna is hij ongetwijfeld wel een paar minuten stil geweest Dat de woorden van zijn boze zoon tje op deze plaats kunnen worden afgedrukt is onder meer te danken aan dr. Jaap Meijer, die dit boze briefje gebruikt ter inleiding van zijn boekje „Lieve ouders", een verzame ling van beroemde Nederlandse kin deren. Brieven van kinderen: in heel wat huisgezinnen rollen ze in deze va kantiedagen door de brievenbus en misschien is er hier en daar wel een boos exemplaar by, dat in toon en woordkeus niet eens zoveel verschilt van het epistel van de kleine Egyp tenaar. Overigens is het aardig om te weten, dat ook de kindertjes van twee duizend jaar geleden al gewend waren, vader en moeder haarfyn te vertellen waar het precies op staat! De stijl van het Egyptenaartje staat in elk geval aanmerkelijk dichter bij de schrijftrant van het kind anno 1962, dan die van de brieven der be roemde Nederlandse kinderen die Jaap Meijer in zijn boekje onder de loep neemt. Zoals een briefje van Betje Wolff aan een vriendinnetje: „Lieve Coosje! Mijne moeder beveelt mij aan U te schrijven; 't is om U te vraagen of gij met Keetje, zo me vrouw het goed vindt, te twaalf uu- ren hier wüt komen, om naar bui ten te rijden. Gij moet maar in uw daagsche jurken komen; want er zal wel wat, in mijn tuintje te beridderen zyn Thorbecke schrijft aan zijn vader dat hij al zo dikwijls heeft be loofd, „niet verder ongehoorzaam te gen U te zijn en toch is het altijd loeder geschiedt. Nu beloof ik het U, beste Vaderdat deeze belofte niet weder zal gebroken icorden. Gij kunt er zekerlijk niet terstond op aan, dat weet ik wél, omdat ik het zo dikwijls beloofd en doch niet gedaan héb, maar thans zal en wil ik het doen". Spontaan zijn de brieven van de jong gestorven schrijver Simon Gorter: „Lieve Vader en Moeke! Ik dank U hartelijk voor de, ik weet het, zoo opregt gemeende heilwensen op mijn verjaardag. Ik ben nu twintig jaar geworden, maar kan 't mij zelf eigen lijk niet voorstellen hoe oud of hoe jong dat wel is Vertederend zijn de fragmenten uit brieven van moeders aan hun beroemde kinderen, want ze zijn zo als brieven van moeders te allen tijde en onder alle omstandigheden zijn geweest: boordevol bezorgdheid. Van Hogendorps moeder schreef ellenlan ge epistels, soms zat ze om zes uur 's morgens al achter de schrijftafel om eerst de brieven van haar jongens zorgvuldig te beantwoorden en hen vervolgens duizend-en-een kleine vragen te stellen. Over dingen die voor elke moeder van wereldomvat tend belang zijn: hebben de jongens voldoende te eten, zijn ze „in de har de groei", vouwen ze hun kleding netjes op, wassen ze zich geregeld met koud water „want daar hangt een heel stuk gezondheid van af!" Brieven die besloten worden met het dringend verzoek om alstublieft op £11 e vragen antwoord te geven: „niets vergeten en klaar en duidelijk schrij ven, versta je?" De brief van kind tot-ouder mag in de loop der eeuwen van toon zijn veranderd de brie ven van liefhebbende moeders aan kinderen zijn hetzelfde gebleven. Het hcel't mij tot nu toe altijd ver baasd dat niemand het voor haar opgenomen heeft. Totdat ik dezer da- f;en, tot mijn genoegen, in een groot andelijk blad een vaste kolom gewijd zag aan bespiegelingen over hetzelf de geval waarnaur mijn onwillekeu rig medelijden uitging: het minderja rig meisje dat niet emigreren wil. Een kwestie waarover tot nu toe vrij wel iedereen het stilzwijgen bewaar de, behalve af en toe een terloopse opmerking dat een minderjarige zich ten slotte te schikken heeft in wat de ouders voor goed en recht houden. Als wij daaraan gaan tornen, aan het gezag van de ouderlijke macht over onmondige kinderen, waar blijven we dan? Het is natuurlijk wat anders, zo re deneert men, uls ouders die wette lijke macht misbruiken door een kind slecht te behandelen. Dan kan, te recht, de overheid ingrijpen. Maar een vader en moeder die in het be lang van het gezin menen dat hun een betere levensstaat wacht in een ander land, desnoods in een ander werelddeel, hebben met hun kinderen stellig het goede voor, en een minder jarige. al wordt die over een maand eenentwintig, heeft dan maar te doen wat de ouders beslissen. xXx Het is, met uw welnemen, een uiterst gemakkelijke en licht vaardige redenering. Heeft iemand, die zo in een handomdraaien de zaak oplost, zich een dergelijke kleine tra gedie wel eens reëel voorgesteld? En zich speciaal in de gevoelens van zo'n jong ding verdiept? xXx In de oude omgeving is zo'n kind op gegroeid, heeft zy gespeeld en schoolgegaan, daar wonen haar fa milie, naar vriendinnen, daar spreekt men haar eigen taal en leeft men vol gens het haar vertrouwde patroon waarin zij volkomen past. Als zij ook maar enig sluimerend ar tistiek gevoel voor de goede dingen des levens heeft zal zij zich daarbij in stilte gehecht hebben aan talloze dierbare kleinigheden: een boom voor het huis, een geliefde wandeling bui tenom, een vertrouwd winkeltje, de stilte van een grachtje op een zomer avond de klank van een carillon. Zij is zich dat misschien nooit zo be wust geweest, maar nu het opeens gewelddadig dreigt weggerukt te wor den beseft zij hoe onvervangbaar en onmisbaar het voor haar was. Natuurlijk, zij zou het waarschijnlijk ook vaarwel moeten zeggen als zy trouwde en haar man volgde naar een andere plaats. Maar dan behoudt zij altijd de troost dat het ouderlijk huls daarginds staat en de mogelijk heid van terugkeer, Het blijft, van verre, toch binnen haar bereik. xXx Maar emigratie betekent om te be ginnen een onherroepelijk en le venslang afscheid. Er worden koffers gepakt, en wat niet strikt nodig is blijft achter. Een huis wordt ontta keld, totdat de sleutel voor het laatst in de voordeur wordt omgedraaid. Dan kan zij nog eenmaal omzien, nog eonmaal op het perron de oude ver trouwde plaatsnaam zien voorbijglij den., nog eenmaal en voor het aller laatst. zielbedrocfd over de reling leu nend 't oude lieve land achter de hp- rizon zien verdwijnen. Dan is er geen Oud meer, behalve wat kleren en snuisterijen in een koffer Dan is er alleen nog maar onbekend en ongewenst Nieuw. Er is haar niets gevraagd, zij is te gen haar wil of medewerking ver bannen naar een ander werelddeel dat zij niet kent, waar zij een andere taal zal moeten spreken, zich in een andere leefwijze voegen en tussen volslagen vreemden zal leven. En dat voorgoed. xXx Het is vooral de onherroepelijkheid van dit gebeuren dat haar zo angstig en opstandig maakt. Als zij eenmaal daarginds is zullen haar losgerukte bcstaanswortels moeten vastgroeien in een vreemde grond, want er is geen terugkeer mogelijk. I-Ioc ter wereld zou zij die moeten be kostigen xXx En dal alles omdat zij, op het be langrijkste keerpunt van haar le ven, maar luttele jaren te jong was om te mogen beslissen waar zij leven en werken wilde, trouwen en kinde ren krijgen en uiteindelijk begraven wordeii Als vader en moeder twee of soms zelfs één jaar later op het idee van emigratie gekomen warenwaarom ook niet, zij hebben er nu ook wel minstens twintig jaren op gewacht dan was zij vrij geweesl: om het leven, het land, de taal, het bestaan te kiezen dat zij wilde. Hadden vader en moeder dit niet an ders, verstandiger en begrijpender kunnen oplossen dan door haar op 't laatste ogenblik, steunend op hun wettelijk recht, uit haar schuilhoek te laten halen door de sterke arm van de wet. SASKIA Koert de Krekel zat in hét hoge gras en speelde op zijn viooltje: kri, kri, lm.... Hij hield zijn kopje wat schuin om heel dicht bij zijn eigen instrument te zijnde oogjes op zijn kopje blonken ;an plezier, zó genoot hij van zijn eigen muziekjes. De tikkers op de plompeblaren in de sloot probeerden er met hun zware basstemmen boven uit te kwaken, maar dat lukte se niet. Niets in het wijde groene land was zó hoog en doordringend als dat „kri kri krivan Koert. Alle dieren tot ver ln de omtrek, grote en kleine, paarden, koeien, waakhon den, schapen, duiven cn al les wat op de boerderijen woont, hielden van de lied jes van Koert, want als hy op zijn viooltje speelde, dan wist je dat het écht zomer was. Ze lieten er zich door in slaap zingen of stonden met open ogen naar hem te luisteren by de hekken of boven de sloot. Niemand zou Koert en zyn muziekjes hebben willen missen. Tot op die avond dat de vreem de vogels aankwamen in het bosje achter de rivier. De duiven zagen hen het eerst en hieven verwonderd hun kopjes op, ook al was liet avond. „Wie zyn dat?", koerden ze verbaasd, „we hebben die twee nog nooit gezien „Spreeuwen", zei het paard dat alle vogels spreeuwen noemde. „Mussen", zeiden de schapen, die hun kop nooit ver genoeg optilden, om te weten dat er ook nog andere vogels dan mussen bestonden. „Misschien koekoeken", blafte de hond. „Gaan jullie er eens op uit", commandeerde het paard, die, omdat hy het grootste was, de baas speelde over de duiven. „Maar heer Bles, we zijn al erg moe; het is al avond", koerden de duiven. „We kunnen toch nu niet meer op visite gaan. En stel je eens voor dat het valken zijn!" De duiven hadden niet veel zin en vlogen met slome vleugels in de richting van het bosje- Het was net het ogenblik waarop Koert zyn viooltje nam en zijn eerste liedje inzette. „Krikri kri- „O, man, hoor je dat, wat een afschuwelijk geluid!", riep één van de twee vo gels. „Kunt U ons ook zeggen wat U bent?", vroeg de oudste duif met een beleef de buiging. „Jazeker", zei de manne- tjesvógel, „al vind ik wel dat U dat zelf hoorde te weten. Maar ja, U bent mair een duif- We kunnen het U niet kwalijk nemen". De duiven keken wat be teuterd op hun snavel, maar de oudste duif vroeg toch: „En wét bent U dan?" „Nachtegalen", zeiden de twee vogels vinnig, „wij zijn nachtegalen. Wij komen hier ons nest bouwen en concerten geven. Tenmin ste. Het mannetje keek zyn vrouwtje aan. „Als tenminste dat afschuwelij ke geluid in het gras kan ophouden". .Maar dat is Koert!", rie pen de duiven in koor, „Koert geef ook concerten en wij houden allemaal erg van zijn muziek. Het gaat over de zomer ziet U en...". „Wacht maar eens tot je mij hebt gehoord", zei de nachtegaal-man en hij stak zijn snaveltje gewichtig om hoog. „Wie mij heeft horen zingen wil nooit iets anders meer horen". „Maar Koert is onze vriend en we worden er allemaal zo vrolijk van", zeiden de duiven nog eens, maar de nachtegaal zei alleen nog eens: „wacht maar af en gaf toen met veel ge- klapper van zijn vleugels te kennen dat de duiven moesten verdwijnen. Veel vlugger dan ze gekomen waren fladderden ze terug naar het weiland, waar de dieren in een drom bij elk aar stonden, zachtjes wie gend op de maat van Koerts muziek. „Zijn ze nou helemaal niet goed wijs!", brieste het paard, toen de duiven ver teld hadden wat de nachte gaal had gezegd, „Koert op houden met zijn muziekjes! Dat nooit!" „Dat nooit!", riep iedereen hem na. Koert legde zijn viooltje neer en riep: „Waar heb ben jullie het toch zo druk over?' Wat nooit?" De dieren keken elkaar aan. „Vertel het hem maar niet", zei een oude koe, „als hij hoort wat ze gezegd heb ben, kan hy vast niet zo vrolyk meer spelen- En dat zou jammer zyn". „Waarom vertellen jullie het mij niet?", vroeg Koert, die ze zag fluisteren. Er kwam geen antwoord, want op het zelfde ogenblik zette de nachtegaal in het bosje achter de boerderij een lied je in. Het wés mooi. mooier dan mooi en iedereen was er stil van, Koert liet zijn viooltje op de grond glijden en de tranen liepen hem over de wangen, zó was hij onder de indruk. „O", zucht te hij, „wat een muziek! Wat een heerlijke muziek. O, als ik d&t eens zou kun nen!" Een hele poos zong de nach tegaal. Toen hjj eindelijk zweeg, klakten de dieren met hun tong als applaus. Met een hoog trillertje be dankte de nachtegaal hen. „Kom Koert, nou jy weer!", hinnikte het paard, toen het een poosje stil bleef. Er kwam geen antwoord „Koert! Koert, waar blijft je „kri-kri-liedje?", riep ie dereen. „Stil eens", zei één van de duiven, toen er nog geen antwoord kwam. Er gens tussen het hoge gras hoorden ze zacht snikken. Ze keken elkaar aan. „Koert!", fluisterden ze. „Huil niet, Koert!", riep het paard, „speel voor ons!" „Nee", kwam het huilerige stemmetje van Koert terug, „na wat ik nu gehoord heb, kan ik nooit meer spelen. Zo mooizo mooi". „Maar we houden net zo veel van jouw liedjes!", riepen ze in koor. „Erg vriendelijk om dat te zeggen", bibberde het stem metje, „maar ik geloof het niet. Wie zó iets heeft ge hoord wil nooit meer iets anders horen!" Eén voor één probeerden de dieren hem over te halen. Ze zeiden hem dat ze zyn liedjes niet missen konden, dat hij by hen hoorde zoals de zon by de zomer, maar het hielp niet. Koert had zyn viooltje ingepakt en verstopte zich in het hoge gras onder het nachtegalen- bosje. Alleen als de vreem de bruine vogel boven hem ging zingen, klom hij langs een spriet omhoog en luis terde met ogen vol tranen. Avond aan avond luisterden ook de andere dieren, maar toch was er niet één die de kri-kri-muziekjes van Koert vergat en niet probeerde hem weer aan het spelen te krijgen. En toen op een dag gebeur de er iets. In het nachtega- lennest waren twee jongen uit het ei gekropen. Zingen konden ze nog niet, maar wel gaven ze htm ouders pootjes vol werk. Op een avond toen de vader en moeder nachtegaal dachten dat hun kinderen waren in geslapen en ze samen op een hoge tak hun wonder mooie liedjes inzetten, werd één van de twee kinderen wakker. Hy boog zich over de rand van het nest, boog nog dieper en viel naar be neden, vlak bij Koert de Krekel, die stil en treurig naar het lied van de nach tegalen luisterde. Koert schrok op. De kleine nach tegaal had zich pyn ge daan en het gras was al nat van de avonddauw. Als hij zó bleef liggen zou het slecht met hem aflopen! „Wat moet ik doen? Wat moet ik doen?", zei Koert tegen zichzelf. Hij probeer de te roepen, maar wie komt er boven het geluid van nachtegalen uit? Het kleine diertje keek hem smekend aan en piepte bang. Toen aarzelde Koert niet meer. Hij greep zijn viooltje, pakte het uit en liet de snaren trillen: „kri... kri... kri!" „Wat?", trillerden de nach tegalen, „wie durft ons lied je te verstoren? Wie maakt daar zo'n afschuwelijk ge luid?" Met boze vooruitgestoken snavels suisden ze naar be neden, waar het viooltje van Koert maar doorging. En toen zagen ze het! Ge schrokken daalden ze naast het kleine vogeltje en droe gen hem tussen zich in naar het nest terug. De moeder likte zijn pijnlijke vleugel tjes en dekte hem toe, maar de vader kwam meteen te rug naar beneden. „O, meneer Krekel, o, me neer Koert!", zei hy tegen Koert, die weer heel stil in het gras zat, „hoe moet ik U bedanken? Als uw viool tje er niet geweest was, hadden we ons kleintje mis schien nooit meer terugge zien". Koert wist niet wat hij zeg gen moest, maar tegelijk kwamen van alle kanten zyn vrienden de dieren aan gehuppeld, die zo vreselijk blij waren dat ze Koert weer hadden gehoord. En toen de nachtegaal vertelde wat er gebeurd was, knik ten ze wijs: „Zie je nu wel? Zie je nou wel dat we je viooltje niet missen kon den, Koert?" Van verlegen heid wist Koert niets beters te doen dan zijn viooltje maar weer te pakken. De dieren dansten van blijd schap en ook de nachtegaal en zyn vrouwtje dansten mee. En van die dag af zin gen en spelen ze om beur ten. Niemand zou het an ders willen: Koert niet, de nachtegalen niet en alle dieren in de gTote groene weilanden niet. Iedereen is gelukkig. MIES BOUHUYS.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1962 | | pagina 9