Huisvrouw, verpleegster Ciw pagin /Hcozóuw NEDERLANDSE HUISVROUW WEET WEINIG OVER VLEES KINDERKRANT BOEKBESPREKING Van vrouw/ tot vrouw/ SMAKELIJKE ZAKEN MET AARDBEIEN Mevrouw Koolwijk: en een beetje in zaken ontharing? depilan De dag der .kampioenen!: De zomer is zoek ZATERDAG 21 JULI 1962 PROVIN 01 ALE ZEEUWSE COURANT (Van onze redactrice) Er zyn vrouwen, die enkel tijd hebben voor haar huis en haar huishouding- Ze doen dat met volle overgave en zijn er gelukkig mee. Daar is niets tegen. Er z.ijn ook vrouwen, die aan haar huishouding alleen niet voldoende hebben. Zij hebben een haudwcrkhobby of zij zoeken iets buitenshuis, waaraan zy haar aandacht kunnen geven. Een van deze vrouwen is mevrouw VV. A. Koolwylc-Malgo uit Vlissingen- In 1927 kwam zy als pasgetrouwde vrouw van Middelburg naar Vlissingen, waar het echtpaar een kruidenierswinkel had. Twee jaar later werd me vrouw Koolwijk actief lid van het Nederlandsche Roode Kruis. Op zekere dag gebeurde er vlak bij haar in de buurt een ongeluk. Het slachtoffer werd binnengebracht in de woning van het echtpaar Kool wijk. Op dat moment betreurde me vrouw Koolwijk het, dat zjj weinig wist van eerste hulp bij ongelukken. Dat was dan de directe aanleiding voor haar om een opleidingscursus te volgen tot Rode-Kruisverpleegster. Wat mevrouw Koolwyk op die cur sus heel't geleerd is haar wel op een zeer bijzondere manier van pas ge komen. In haar stoutste dromen heel't ze rond de dertiger jaren vast en zeker niet kunenn denken, dat zy die opleiding in praktyk moest bren gen te midden van oorlogsgeweld. De bombardementen in Vlissingen en Middelburg brachten mevrouw Kool wijk in ziekenhuizen en noodhospita len in beide steden. Ze hielp er de ge wonden verplegen. „Het was een verwarde en ende tijd", zegt ze er zelf van. Hele dagen was ze in touw, in het begin van de oorlog. Toen haar taak in de ze ziekenhuizen was afgelopen kwam ze weer thuis. Ze deed weer gewoon haar huishouding en ze hielp in de winkel. Verkeersagente Veel wil ze over die oorlogstijd niet vertellen. Ook niet over haar werk daarna. „Ach, dat is niet zo belang rijk", wimpelt ze af, als wij door vragen. Tussen de oorlogsverhalen door, waarover wij BESLIST niet mogen schrijven, zo krijgen wij te horen, druppelt dan nog wel per on geluk haar ervaring als verkeers agente. Er stond een agent het verkeer te regelen na het bombardement op de Scheldestraat. De man stond er al uren en hij moest nodig worden afge lost. „Dat doe ik dan wel even", besliste mevrouw Koolwijk spontaan. Ze trok haar Rode-Kruisuniform aan en ze ging er het verkeer staan regelen. Een van de werkzaamheden van me vrouw Koolwijk in het begin van de oorlog was ook treinen met bejaar den en zieken begeleiden, die uit Vlissingen naar Brabant werden ge ëvacueerd. Twee interessante boeltjes liggen voor ons ter bespreking. Het ene behan delt de woninginrichting en het andere is van Willemine Danzvan Staveren; de titel is „Schoonheidsverzorging voor de vrouw". Terecht heeft de schrijfster er in haar voorwoord op gewezen, dat schoon heidsverzorging aanzienlijk meer is dan alleen make-upDe opmaak beperkt zich in Nederland doorgaans lot gezicht en haar. De kapper heeft zijn terrein veroverd, de gezichtscrèmes en -poeders met lippenstift al even zeer. Maar de rest van de huid, de armen en benen, de handen en voeten en niet te vergeten de hals en de schouders worden doorgaans zeer stief moederlijk verzorgd. Mevrouw Danz (zelf schoonheidsspecialiste) vertelt onder meer over was-' manieren, verzorging van de aanstaande moeder, huidaandoeningen, zonne baden, cosmetica, massage en maskers, gymnastiek en voeding. Voor de moderne vrouw, die over dit onderwerp iets wil lezen, wat. ze zelf in praktijk lean brengen, is deze pocket, zeer geschikt. Het is een uitgave van Prismain Utrecht. Als U geen volslagen leek bent op het gebied van de woninginrichting en daarbij graag een serie waardevolle tips will hebben, dan zult U die vinden in de nieuwe uitgave van de N.V. Moussault in Amsterdam. Walter Pause schreef „Eigen haard naar eigen aard" en het kreeg als onder titel mee „Luchtige lessen over moderne woongenoegens". In vlotte en korte schetsjes worden tal van wijze lessen gegeven. Leuk leesbaar en goed uitvoer baar wordt uit de doeken gedaan hoe eeii donkere en hoge kamer in een oud huis te veranderen in een moderne zit-slaaplcamerhoe te woekeren mei ruimte, hoe oude en nieuwe meubelstukken te combineren, hoe te werken mei veel groene planten, hoe lichtpunten in huis smaakvol en functioneel te ver delen, hoe een kamer voor de opgroeiende jeugd gezellig te maken, kortom hoe te fantaseren en te decoreren naar eigen smaak. Peter Eggendorfer maakte speelse schetsen, die aan duidelijkheid overigens niets te wensen overlaten. Lichaamsverzorging en woninginrichting, twee uiteenlopende onderwerpen, die beide echter de ruime aandacht verdienen van de moderne vrouw. Maar dan modern, veilig, snel en mild met de prettig geparfumeerde "n Hamol produkt uit Zwitserland Overstromingen Ook de overstromingen van 1944 en 1953 brachten mevrouw Koolwijk weer op de bres. Zij verleende hulp waar dat mogelijk was. Mensen moesten uit liet water worden ge haald en gewonden worden ver pleegd. In het laatst van de oorlog werd zij zelf uit Vlissingen verdre ven. Zij en haar man kwamen toen terecht in een huisje in de duinen bij Koudekerke. Dat belette haar trouwens niet om elke dag naar Bcthesda te gaan om daar haar tijd te geven aan de ziekenverpleging. Na do oorlog is mevrouw Koolwijk actief gebleven in het Rode Kruis. Ook daarbuiten trouwens. In de buurt van de Scheldestraat gebeu ren nogal wat straatongevallen. Daarbij heeft mevrouw Koolwijk meer dan eens haar kennis in prak tijk gebracht- Vijf medailles In een klein medaillekastje bewaart mevrouw Koolwijk haar medailles. Drie oorlogsmedailles van het Ne- derlandsche Roode Kruis vindt men daar en één voor tien en één voor twintig jaar trouwe dienst aan het Rode Kruis. Die episode is nu afgelopen. Ruim dertig jaar is mevrouw Koolwijk ac tief lid geweest van het Nederland- sche Roode Kruis en krachtens haar functie daarin ook jaren lid van de B.B. Nu werkt zo alleen nog drie avon den in de week in het R.-K. zieken huis „Sint-Joseph in Vlissingen. „Jammer genoeg heb ik er niet meer tyd voor om dat te doen", zegt zo bij het afscheid. „Ik doe dat niet om gold te verdienen, want in al die ja ren heb ik daar echt niet mee ver diend. Geen cent. Dat' wilde ik niet. Als het ooit nodig zou zijn, dan zou ik nu weer tijd maken. Maar ilc hoop niet, dat dat ooit weer in de oorlog is", zegt ze tenslotte en als wij do winkel uitgaan na liet afscheid staat er een jongetje voor do toonbank en mevrouw Koolwijk staat er achter. Want ook in do winkel helpen is nog steeds een deel van haar dagtaak. Zy is één van de vele vrouwen, die niet met de handen in de schoot kun nen zitten, maar die helpen en wer ken, waar dat nodig is. „Stierevlees leren eten" (Van onze medewerkster) De warenkennis van de Neder landse huisvrouw liever gezegd: haar gebrek aan waren kennis is dezer dagen weer eens onderwerp van gesprek ge weest. Ditmaal bij de Studie groep Rundveemesterij die in opdracht van het ministerie van landbouw en visserij de rund veemesterij bestudeert en daar bij onder meer heeft kunnen vaststellen, dat de vraag van de Nederlandse consument naar rund- en kalfsvlees van goede kwaliteit toeneemt. Bij deze conclusie tekent de studie groep speciaal aan, dat de Neder landse huisvrouw nog „in grote on wetendheid omtrent het produkt vlees verkeert". Huïshoudonderwijs en huishoudelijke voorlichting zouden aan dit onderwerp veel meer aan dacht moeten besteden en daarby moet onder meer belangstelling wor den gewekt voor een produkt dat om het paradoxaal te zeggen op vleesgebied voor de huisvrouw het „zwarte schaap'' is: liet stierevlees. „Tegen liet vlees van jonge stieren bestaat nog altijd een sterke, histo risch gegroeide antipathie", stelt de studiegroep vast, en ze betreurt dit zeer omdat naar haar mening het vlees van jonge stieren in kwaliteit vrijwel niet hoeft onder te doen voor het (hooggeroemde) ossevlees. Vlees, geen vet Het gedragspatroon van de consu ment in de jaren na de tweede wereldoorlog houdt degenen, die zich beroepshalve met de vleesproduktie bemoeien, al geruime tijd bezig. De consumptiegewoonten ten aanzien van vlees zijn veranderd, mede onder invloed van het verhoogde welvaarts peil: de consument vraagt naar mals vlees met zo min mogelijk vet liefst met helemaal geen vet. De huis vrouw die „wel eens iets anders" wil eten en haar slager om advies vraagt, wordt meteen kopschuw wanneer de slager haar een bepaalde vleessoort van overigens goede kwaliteit voor legt, maar erbij zegt dat dit vlees wat langer zal moeten stoven Dit zegt ook drs. P. L. Eergström, wetenschappelijk medewerker aan het instituut voor veeteeltkundig on derzoek „Schoonoord" te Utrecht, wiens mening wij hebben gevraagd over de kwestie van de stierevlees consumptie: is het inderdaad smake lijk. wordt het verhandeld in de Ne derlandse slagerswinkels, zijn er gro te verschillen met het „traditionele" consumptievlees Eventuele misverstanden over stie revlees, zo meent deze deskundige op veeteeltgebied, ontstaan wellicht ook doordat men niet weet, dat het bij consumptie-stierevlees niet om „oud" vlees gaat maar om het vlees van jonge stiertjes, van nog geen twee jaar. Zulk jong stïerevlees is inderdaad in de circulatie voor con sumptie; er wordt heel wat van ge ëxporteerd het wordt echter ook in het binnenland verkocht. De kwali teit kan inderdaad vergeleken wor den met ossevlees van jonge kwali teit. „Over de mogelijkheden van stiere vlees voor huishoudelijk gebruik valt eigenlijk nog weinig concreets te zeg gen want een slager adverteert nu eenmaal niet met termen als os sevlees, vaarzevlees of, zoals in dit geval, stierevlees. In elk geval gaat het bij dit jonge stierevlees om een hoogwaardig pro dukt", zegt drs. Bergström, „en wie gewend is bij een goede slager te ko pen, zal dus ook in dit geval een kwaliteitsprodukt voor haar geld krijgen". Voedingsvoorlichting Over het gebrek aan warenkennis bij de Nederlandse huisvrouw zegt ook drs. Bergström: „De huis- n hebben ér over het algemeen geen notie van, wat ze nu precies ko pen bij de slager. Als ze om ribstuk vragen, kun je ze met iets anders naar huis sturen zonder dat ze zelf kunnen vaststellen, wat ze nu precies hebben gekocht. Voedingsvoorlichting zal dit gebrek moeten opvangen!" Voor die voedingsvoorlichting hebben wij dan nog even het oor te luisteren gelegd bij het voorlichtingsbureau voor de voeding, dat tot op heden geen speciale publikaties aan het on derwerp „stierevlees" heeft gewijd en dit in de nabije toekomst ook niet zal doen, omdat stierevlees mits het dus van goede kwaliteit is op de zelfde manier kan worden bereid als rundvlees. Mocht uw slager dus op zeker ogen blik in zijn wekelykse reclamecam pagne met de term „stierevlees" ko men, dan kunt U zo'n lapje op dezelf de manier bereiden als rundvlees. En om nog even op het voorlichtingsbu reau voor de voeding terug te komen: dit heeft over het chapiter „vlees" in het algemeen diverse nuttige brochu res waaruil. de huisvrouw een en an der kan leren over de soorten vlees die er zijn, en de manier waarop ze het best kunnen worden klaarge maakt. Het adres van het bureau: Koninginnegracht 42, Den Haag. VOOR AANSTAANDE MOEDERS L - 18 augustus a.9. opnieuw'njeugd- i landdag van de Shell Junior Club in de Ahoy'-hal-j len te Rotterdam, J Eendag,in het te- ken van de kam- pioenenin vrijwel elke sport I ls uw j kind ook present? i ,Is uw kind al lid? Inlichtingen bij elke Shell-pomp, j Uit de collectie van de Londense ontwerper Page Boy komt deze jurk voor de aanstaande moeder, vervaardigd van wollen bouclé. Het model is geheel glad afgewerkt en heeft een doorknoopsluiting. Kleine, opgestikte zak- klcppen breken de gladde lijn op en boven de taille. Af en toe, met uw weimenen, wrijf ik mij toch grondig de verbaasde ogen uit- Want al ben ik van harte bereid over mijn eigen tijd en al zijn eigenaardigheden desnoods alleen maar geamuseerd de wenkbrauwen op te trekken bij tijd en wijle wordt het mij heus te machtig. Want dan doet de een of ander in het publiek wel zo'n absurde zet, dat ik mij in gemoede afvraag of hij eigen lijk wel dóór heeft wat hij daar zo stoutweg beweert. Zo viel mijn oog onlangs op een inge zonden stuk van iemand, die zich op wond over de vijfdaagse werkweek. Een buitengewoon netelig onderwerp, alleen geschikt om met dubbel ge voerde handschoenen aan te pakken, anders is het leed niet te overzien. Goed: ik zal mij er keurig van ont houden, en ieder zijn vrije zaterdag van harte gunnen, ik ben er zelf nog nooit aan toe gekomen, maar dat is een privéuitzondering die de regel wel zal bevestigen. Deze inzender stelt die vijfdaagse werkweek ook niet in discussie. Dat moest er nog bij komen: voor hem is dat een vaststaand en vanzelfspre kend feit. Alleen: er hapert nog iets aan zijn geluk. Die vrije zaterdagmorgen, zo heeft hij zich laten vertellen, is geen gratificatie in arbeidsuren, maar moet, nota bene, in de andere vier dagen ingehaald worden. Dat is op zichzelf al een buitensporigheid: kun nen ze die paar arbeidsuren niet ro- yaalweg cadeau doen?" Maar bedenkelijk vindt hij het, dat nu de achturige werkdag, waarvoor zo lang strijd gevoerd is, in het ge drang komt. Want inhalen, al is het maar een kwartier per dag, betekent langer werken, langer dan de zo moeizaam bevochten acht uren. En dat is vol gens hem niet alleen een soort ont duiking van de vastgelegde maxi mum arbeidsduur, maar (en hier moest ilc even naar adem happen) ook een volstrekte onmogelijkheid, want hij besluit letterlijk: „Langer dan acht uur kun je op een dag niet werken. Dat is al het uiterste". Als op deze krasse uitspraak, die dan tóch maar even open en bloot in een grote krant staat en tienduizenden werkende mensen onder de ogen komt, geen even krasse commenta ren zullen volgen, zou het mij sterk verwonderen. Maar misschien hebben al dege nen die aanzien langer wer ken dan acht uur per dag wel geen tyd en geen lust om daarbij ook nog naar de pen te grijpen. Het is hun vergeven, al zouden ze er dan wel een stukje verdienstelijk werk bij doen. Maar ik zou in gemoede wel een paar vragen willen stellen aan deze en andere penvoerders, die zo losweg plegen te generaliseren. Allereerst zou ik graag willen weten hoe de vrouw van deze inzender over zijn slotconclusie dacht. Heeft zij hem misschien in de huiselijke kring al aan het verstand gebracht, dat voor haér met acht uren bezig zyn, intensief bezig zijn zelfs, de werkdag lang niet bekeken is was het maar waar. Maar als deze inzender zijn vrouw en haar lotgenoten niet gelooft (voor huishoudelijk werk hebben dergelijke mannen doorgaans weinig oog,- laat staan waardering), dat zou het toch wel goed zijn als hij in zijn vrije uren eens op stap ging om anderen bij hun werk gade te slaan, en een een voudig optelsommetje te maken van de uren dat zij in touw zijn. Zou hij wel enig idee hebben van de werkdag van een kleine en zelfs een grote zelfstandige, of hij nu een krui denierswinkel op een dorp drijft, met zijn vrouw samen een kippenfokkerij of een boerenbedrijfje op poten houdt als timmerman-aannemer mee op de steigers klimt of als kachelsmïd- monteur-fietsenmaker de hemel dankt dat hij een fikse zoon rijk is die aardigheid aan vaders bedrijf heeft? En als hij dan op zijn wandeling ook eens een ogenblikje zou wil len pauzeren voor een of andere middelbare school, had hij alle gele genheid om zo'n jeugdige student eens naar zijn dagtaak te informeren. Hij zou, stellig tot zijn verbazing kunnen constateren, dat knapen en meiskes van dertien tot achttien ja ren niet alleen schooldagen maken van zes uren en meer, maar dat zij toch stellig op een uur of drie, zo niet vier huiswerk kunnen rekenen, spe ciaal in de repetitie- en examentijd. Als zij daarbij nog buiten de stad wo nen en een uur of meer met reizen of -fietsen kwijt zijn blijft er van rust voor zulke jonge werkers weinig Maar dat zijn allemaal bedrijvig heden die aan de publieke aan dacht ontsnappen. Zogoed als die van een plattelandsdokter met ver uiteen- wonende patiënten, een orkestmusi cus die behalve aan zijn repetities en concerten ook nog ettelijke uren per dag aan zijn studie besteedt om zijn spel op peil te houden. Werkstudenten, wijkverpleegsters, auteurs met een baan overdag, bui tenshuis werkende weduwen die een stel kinderen hebben groot te bren gen en met hen nog honderden ande ren: zij weten wel beter en zijn mis schien ook veel gelukkiger dan de man die beweert: „Langer dan acht uur kun je op een dag niet werken. Dat is al het uiterste". SASKIA (Van onze medewerkster) Met de aardbeienoogst lykt het, in tegenstelling tot allerlei sombere voor spellingen, nogal mee te vallen de aardbeien liggen bij doosjes vol in de winkels en de pryzen vallen warempel mee Daarom hebben wij een aan tal aardbeirecepten verzameld, variërend van een simpel nagerechtje tot een min of meer luxe vruchtenpudding. Om bij het eenvoudigste dessert te beginnen: yoghurt, vanillevla-uit-een- flesje en aardbeien vormen een smakelijke combinatie die a la minute te bereiden is. Neem één deel yoghurt op twee delen vanillevla en doe niet te veel suiker op de aardbeien dit terwille van de frisse smaak van het ge rechtje T Ter volgens een recept V vrouwen die over een huis- i oven kun nen beschikken: wellicht willen zij zich eens wagen aan het maken van een „Finse aardbeientaart". Vier ei dooiers worden met zestig gram poe der- of basterdsuiker opgeklopt tot een zeer luchtige massa. Zestig gram cakekruimels roert men hierdoor, en ook nog een pakje vanillesuiker en ongeveer drie ons gewassen en uit gelekte aardbeien. Dit alles wordt vermengd met de vier stijfgeklopte eiwitten. Een vuurvaste schotel is in middels ingevet en wordt met het beslag gevuld, waarna de taart on geveer een half uur in een vrij hete oven moet bakken. Ze kan warm of koud worden gegeten, gegarneerd met wat aardbeien en geklopte slag room. Van een half pond goed rijpe aard beien kan een fraaie aardbeienpud ding voor vier personen worden ge maakt. Ze worden gewassen, ver mengd met zestig gram poedersuiker en met 15 gram gelatine die in een deciliter warm water is gesmolten. Twee stijfgeslagen eiwitten gaan er door en nog een aantal mooie hele aardbeien. Met dit mengsel vult men een leeg conservenblik, een rond koektrommeltje of een ronde vuur vaste schaal waarvan de zijwanden eerst worden bekleed met het soort biscuits dat al sinds jaar en dag „lan ge vingers'1 heet. Vanillesaus of room wordt erbij gegeven de pudding mag pas „gestort" als hij goed koud is. BEROEMDE BAVAROIS En tenslotte de beroemde „bavarois" luxe pudding met room en vruch ten. Maak een liter niet te dikke aardbeienpuree, meng er een ons poe dersuiker door. Los vijftien gram ge latine in wat heet water op, laat het vocht even afkoelen en roer het door drie deciliter met suiker geklopte slagroom. Puree en room worden nu voorzichtig door elkaar geroerd en in een schaal gegoten. Als de pudding stevig genoeg is, legt men er een gar nering van slagroom en hele aard beien op. Droge biscuits kunnen erbrj worden gegeven. Dit bavarois-recept komt uit het lijvige kookboek „De kunst van het koken", geschreven door een chefkok-in-ruste; men kan er dus zeker van zijn dat het de klas sieke bereidingswijze is! Hoog op hun stelen en hun kopjes een beetje schuin wiegden de korenbloemen en klaprozen heen en weer toen de zomer langs het weggetje door de weilanden liep. „Dag zomer, dag zomer", ruiste het gras dat haar voeten streelde„blijf alsjeblieft lang bij ons, héél lang als het kan". De zomer lachte vriendelijk naar al die rode en blauwe hoofdjes en één van de margrieten stak ze in haar blonde haar. „Natuurlijk blijf ik bij julliezei ze, „wat dacht je Je weet toch dat ik het liefste tussen klaprozen en korenbloemen icoon Ilc zal de zon zeggen dat ik hier voor de komende maanden mijn tentje opsla. Als hij weet waar ik zit, blijft hij ook wel in de buurt en kunnen regen sn wind niets beginnen". „De zomer is er", zei ook de boer tegen zijn knechts en met hun zeisen gingen ze het weiland in en begon nen het gras te maaien. „Vinden jullie het niet jam mer om gemaaid te wor den?" vroegen de koren bloemen aan de grashal- „O, nee", riepen de halmen, „het doet geen pijn en al tijd kunnen we toch niet in het weiland staan. Nu gaan we naar de hooischuur bo ven de boerderij en daar kunnen we nog maanden en maanden pret hebben en heerlijk op ons rug liggen. En als de novemberstorm later komt. zal het bij ons nog net zo warm en veilig zijn alsof het juli is en de zon schijnt". „En wat doen jullie daar dan allemaal op die hooizol der?" wou de zomer weten. „O, verhalen vertellen na tuurlijk en liedjes zingen". „Laat eens horen", zei de zomer. De zomer maakte een mooi bergje van gras en ging daar languit op liggen. Ze zakte erin weg als in een donzen bed. Rond haar ha ren, haar oren, haar handen en haar voeten, overal wa ren die gouden sprieten. Ze snoof diep. „Mmmmm", zei ze, „wat ruiken jullie heer lijk als je hooi geworden bent". „Waar is de zomer?" riep de zon verschrikt en hij ver schoot van kleur. „Hy" ziet bleek", fluisterden de kleine witte wolkjes die ver weg aan dê horizon hadden gehangen en nu nieuwsgiei-ig dichterbij kwamen. „Houd je vast! Houd je vast!" riepen de korenbloe men en klaprozen, „de wind steekt op!" Boven in de lucht werd het steeds grauwer en somber der. Van de zon was al helemaal niets meer te zien en de wind joeg steeds meer grauwe wolken aan. En natuurlijk was iedereen ook veel te druk bezig met zich zelf om nog aan de zomer te denken. Net toen het hooi in vliegende vaart naar de boerderij was ge reden en met wel twintig handen tegelijk op de zol der werd gestoken, barstte de bui los. „Ik zie niets meer van de zomer", riep het kleinste meisje van de boerderij dat met haar neus tegen de ruit gedrukt naar het natte land en de grauwe lucht keek. Toen het helemaal dag werd kwamen van alle kan ten vogels door de grauwe wereld aanvliegen omdat ze wilden weten waar de zo mer was. „Jullie waren er het dichtste bij", zei een spreeuw tegen de koren bloemen, „probeer je te herinneren wat er gebeurde vóór de zon bleek werd". De korenbloemen dachten heel diep na. „Wacht eens", zei er één, „er was iets met verhaal tjes. Ja, ja, dat was het! De afgemaaide halmen ver telden de zomer hun ver haaltjes". „Waór?" schetterde de spreeuw. De korenbloem richtte zich een beetje op en .keek om zich heen. „D&ar... daar ergens", wees ze „ze lag in een bergje van hooi en luis terde". „In een bergje van hooi?" riepen de vogel3 verschrikt, „maar alle bergjes hooi zyn verdwenen!" De vogels zochten het hele weiland af, maar nergens was een bergje hooi geble ven en van de zomer was geen spoor te zien. „Wat doen jullie toch?" vroegen de druipende paarden Bles en Bruun aan de vogels. „We moeten weten waar de hooibergjes zyn gebleven!" riepen de vogels angstig. Terwijl ze allemaal door elkaar praatten liepen ze ondertussen in de richting van de boerderij. Ook de koeien, schapen en varkens volgden. Loeiend, briesend, blatend en kwetterend hiel den ze stil onder het luik naar de hooizolder. De boer en zijn familie kwamen naar buiten gelopen toen ze al dat lawaai hoorden en keken met grote ogen naar de druipende stoet. „Ze willen naar binnen!" riep het kleine meisje, „ze vinden liet veel te nat bui ten". Voetje voor voetje verdwe nen de dieren en ook het kleine meisje dat vakantie had, moest terug in huis. Ze verveelde zich een beetje en dwaalde wat rond door de lege stallen. Op eens zag ze de ladder naar de hooizolder. „Wacht", dacht ze, „ik haal m'n sprookjesboek en ga lekker in het hooi liggen lezen". Even later zat ze met haar neus in het boek en vergat de regen buiten omdat ze een sprookje las over de zomer die door een veld vol korenbloemen en klaprozen liep. Opeens was het alsof ze het niet las. maar alsof ze de zomer écht zag en hoorde roepen. Het kleine meisje keek op. Naast haar stond de zomer met blond haar en daarin een mar griet- „Klein meisje", vroeg ze, „wil je alsjeblieft het luik openmaken. Ze hebben me met de bergjes hooi op de wagen getild en hier op gesloten. Maar alsjeblieft, laat me eruit!" Voor ze er goed en wel over had nagedacht of zoiets wel kon, had het kleine meisje het luik geopend. De vogels die in wolken rond het huis waren blijven vliegen, za gen de zomer naar buiten wippen. Ze hieven een schetterend feestlied aan, zó hard, dat de zon achter het wolkengordijn het hoor de en om de hoek keek. „Zon! Zon, hier ben ik!" riep de zomer en ze zwaai de met twee armen naar de straaltjes zon boven haar. En opeens veranderde de hele wereld. De zon kwam stralend tevoorschijn, de wind sloeg met al z'n re genwolken op de vlucht en de korenbloemen en klap rozen richtten zich op. „Hè, hè", zei de boer, die naar buiten kwam, „de zo mer is gelukkig weer te rug". „Dat heb ik gedaan!" riep hét kleine meisje trots. De boer lachte: „Jij leest te veel sprookjes!" zei hij. Mies Bouhuys

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1962 | | pagina 5