Huisvrouw,
verpleegster
Ciw pagin
/Hcozóuw
NEDERLANDSE HUISVROUW
WEET WEINIG OVER VLEES
KINDERKRANT
BOEKBESPREKING
Van vrouw/ tot vrouw/
SMAKELIJKE ZAKEN
MET AARDBEIEN
Mevrouw Koolwijk:
en een beetje in zaken
ontharing?
depilan
De dag der
.kampioenen!:
De zomer is zoek
ZATERDAG 21 JULI 1962
PROVIN 01 ALE ZEEUWSE COURANT
(Van onze redactrice)
Er zyn vrouwen, die enkel tijd hebben voor haar huis en haar huishouding-
Ze doen dat met volle overgave en zijn er gelukkig mee. Daar is niets tegen.
Er z.ijn ook vrouwen, die aan haar huishouding alleen niet voldoende hebben.
Zij hebben een haudwcrkhobby of zij zoeken iets buitenshuis, waaraan zy
haar aandacht kunnen geven.
Een van deze vrouwen is mevrouw VV. A. Koolwylc-Malgo uit Vlissingen-
In 1927 kwam zy als pasgetrouwde vrouw van Middelburg naar Vlissingen,
waar het echtpaar een kruidenierswinkel had. Twee jaar later werd me
vrouw Koolwijk actief lid van het Nederlandsche Roode Kruis.
Op zekere dag gebeurde er vlak bij
haar in de buurt een ongeluk. Het
slachtoffer werd binnengebracht in
de woning van het echtpaar Kool
wijk. Op dat moment betreurde me
vrouw Koolwijk het, dat zjj weinig
wist van eerste hulp bij ongelukken.
Dat was dan de directe aanleiding
voor haar om een opleidingscursus
te volgen tot Rode-Kruisverpleegster.
Wat mevrouw Koolwyk op die cur
sus heel't geleerd is haar wel op een
zeer bijzondere manier van pas ge
komen. In haar stoutste dromen
heel't ze rond de dertiger jaren vast
en zeker niet kunenn denken, dat zy
die opleiding in praktyk moest bren
gen te midden van oorlogsgeweld. De
bombardementen in Vlissingen en
Middelburg brachten mevrouw Kool
wijk in ziekenhuizen en noodhospita
len in beide steden. Ze hielp er de ge
wonden verplegen.
„Het was een verwarde en
ende tijd", zegt ze er zelf van. Hele
dagen was ze in touw, in het begin
van de oorlog. Toen haar taak in de
ze ziekenhuizen was afgelopen kwam
ze weer thuis. Ze deed weer gewoon
haar huishouding en ze hielp in de
winkel.
Verkeersagente
Veel wil ze over die oorlogstijd niet
vertellen. Ook niet over haar werk
daarna. „Ach, dat is niet zo belang
rijk", wimpelt ze af, als wij door
vragen. Tussen de oorlogsverhalen
door, waarover wij BESLIST niet
mogen schrijven, zo krijgen wij te
horen, druppelt dan nog wel per on
geluk haar ervaring als verkeers
agente.
Er stond een agent het verkeer te
regelen na het bombardement op de
Scheldestraat. De man stond er al
uren en hij moest nodig worden afge
lost.
„Dat doe ik dan wel even", besliste
mevrouw Koolwijk spontaan. Ze
trok haar Rode-Kruisuniform aan en
ze ging er het verkeer staan regelen.
Een van de werkzaamheden van me
vrouw Koolwijk in het begin van de
oorlog was ook treinen met bejaar
den en zieken begeleiden, die uit
Vlissingen naar Brabant werden ge
ëvacueerd.
Twee interessante boeltjes liggen voor ons ter bespreking. Het ene behan
delt de woninginrichting en het andere is van Willemine Danzvan
Staveren; de titel is „Schoonheidsverzorging voor de vrouw".
Terecht heeft de schrijfster er in haar voorwoord op gewezen, dat schoon
heidsverzorging aanzienlijk meer is dan alleen make-upDe opmaak
beperkt zich in Nederland doorgaans lot gezicht en haar. De kapper heeft
zijn terrein veroverd, de gezichtscrèmes en -poeders met lippenstift al even
zeer. Maar de rest van de huid, de armen en benen, de handen en voeten en
niet te vergeten de hals en de schouders worden doorgaans zeer stief
moederlijk verzorgd.
Mevrouw Danz (zelf schoonheidsspecialiste) vertelt onder meer over was-'
manieren, verzorging van de aanstaande moeder, huidaandoeningen, zonne
baden, cosmetica, massage en maskers, gymnastiek en voeding.
Voor de moderne vrouw, die over dit onderwerp iets wil lezen, wat. ze zelf
in praktijk lean brengen, is deze pocket, zeer geschikt. Het is een uitgave van
Prismain Utrecht.
Als U geen volslagen leek bent op het gebied van de woninginrichting en
daarbij graag een serie waardevolle tips will hebben, dan zult U die
vinden in de nieuwe uitgave van de N.V. Moussault in Amsterdam.
Walter Pause schreef „Eigen haard naar eigen aard" en het kreeg als onder
titel mee „Luchtige lessen over moderne woongenoegens". In vlotte en korte
schetsjes worden tal van wijze lessen gegeven. Leuk leesbaar en goed uitvoer
baar wordt uit de doeken gedaan hoe eeii donkere en hoge kamer in een oud
huis te veranderen in een moderne zit-slaaplcamerhoe te woekeren mei
ruimte, hoe oude en nieuwe meubelstukken te combineren, hoe te werken mei
veel groene planten, hoe lichtpunten in huis smaakvol en functioneel te ver
delen, hoe een kamer voor de opgroeiende jeugd gezellig te maken, kortom
hoe te fantaseren en te decoreren naar eigen smaak. Peter Eggendorfer
maakte speelse schetsen, die aan duidelijkheid overigens niets te wensen
overlaten.
Lichaamsverzorging en woninginrichting, twee uiteenlopende onderwerpen,
die beide echter de ruime aandacht verdienen van de moderne vrouw.
Maar dan modern,
veilig, snel en mild
met de prettig geparfumeerde
"n Hamol produkt uit Zwitserland
Overstromingen
Ook de overstromingen van 1944 en
1953 brachten mevrouw Koolwijk
weer op de bres. Zij verleende hulp
waar dat mogelijk was. Mensen
moesten uit liet water worden ge
haald en gewonden worden ver
pleegd. In het laatst van de oorlog
werd zij zelf uit Vlissingen verdre
ven. Zij en haar man kwamen toen
terecht in een huisje in de duinen
bij Koudekerke. Dat belette haar
trouwens niet om elke dag naar
Bcthesda te gaan om daar haar tijd
te geven aan de ziekenverpleging.
Na do oorlog is mevrouw Koolwijk
actief gebleven in het Rode Kruis.
Ook daarbuiten trouwens. In de
buurt van de Scheldestraat gebeu
ren nogal wat straatongevallen.
Daarbij heeft mevrouw Koolwijk
meer dan eens haar kennis in prak
tijk gebracht-
Vijf medailles
In een klein medaillekastje bewaart
mevrouw Koolwijk haar medailles.
Drie oorlogsmedailles van het Ne-
derlandsche Roode Kruis vindt men
daar en één voor tien en één voor
twintig jaar trouwe dienst aan het
Rode Kruis.
Die episode is nu afgelopen. Ruim
dertig jaar is mevrouw Koolwijk ac
tief lid geweest van het Nederland-
sche Roode Kruis en krachtens haar
functie daarin ook jaren lid van de
B.B.
Nu werkt zo alleen nog drie avon
den in de week in het R.-K. zieken
huis „Sint-Joseph in Vlissingen.
„Jammer genoeg heb ik er niet meer
tyd voor om dat te doen", zegt zo
bij het afscheid. „Ik doe dat niet om
gold te verdienen, want in al die ja
ren heb ik daar echt niet mee ver
diend. Geen cent. Dat' wilde ik niet.
Als het ooit nodig zou zijn, dan zou
ik nu weer tijd maken. Maar ilc hoop
niet, dat dat ooit weer in de oorlog
is", zegt ze tenslotte en als wij do
winkel uitgaan na liet afscheid staat
er een jongetje voor do toonbank en
mevrouw Koolwijk staat er achter.
Want ook in do winkel helpen is nog
steeds een deel van haar dagtaak.
Zy is één van de vele vrouwen, die
niet met de handen in de schoot kun
nen zitten, maar die helpen en wer
ken, waar dat nodig is.
„Stierevlees
leren eten"
(Van onze medewerkster)
De warenkennis van de Neder
landse huisvrouw liever
gezegd: haar gebrek aan waren
kennis is dezer dagen weer
eens onderwerp van gesprek ge
weest. Ditmaal bij de Studie
groep Rundveemesterij die in
opdracht van het ministerie van
landbouw en visserij de rund
veemesterij bestudeert en daar
bij onder meer heeft kunnen
vaststellen, dat de vraag van de
Nederlandse consument naar
rund- en kalfsvlees van goede
kwaliteit toeneemt.
Bij deze conclusie tekent de studie
groep speciaal aan, dat de Neder
landse huisvrouw nog „in grote on
wetendheid omtrent het produkt
vlees verkeert". Huïshoudonderwijs
en huishoudelijke voorlichting zouden
aan dit onderwerp veel meer aan
dacht moeten besteden en daarby
moet onder meer belangstelling wor
den gewekt voor een produkt dat
om het paradoxaal te zeggen op
vleesgebied voor de huisvrouw het
„zwarte schaap'' is: liet stierevlees.
„Tegen liet vlees van jonge stieren
bestaat nog altijd een sterke, histo
risch gegroeide antipathie", stelt de
studiegroep vast, en ze betreurt dit
zeer omdat naar haar mening het
vlees van jonge stieren in kwaliteit
vrijwel niet hoeft onder te doen voor
het (hooggeroemde) ossevlees.
Vlees, geen vet
Het gedragspatroon van de consu
ment in de jaren na de tweede
wereldoorlog houdt degenen, die zich
beroepshalve met de vleesproduktie
bemoeien, al geruime tijd bezig. De
consumptiegewoonten ten aanzien
van vlees zijn veranderd, mede onder
invloed van het verhoogde welvaarts
peil: de consument vraagt naar mals
vlees met zo min mogelijk vet
liefst met helemaal geen vet. De huis
vrouw die „wel eens iets anders" wil
eten en haar slager om advies vraagt,
wordt meteen kopschuw wanneer de
slager haar een bepaalde vleessoort
van overigens goede kwaliteit voor
legt, maar erbij zegt dat dit vlees wat
langer zal moeten stoven
Dit zegt ook drs. P. L. Eergström,
wetenschappelijk medewerker aan
het instituut voor veeteeltkundig on
derzoek „Schoonoord" te Utrecht,
wiens mening wij hebben gevraagd
over de kwestie van de stierevlees
consumptie: is het inderdaad smake
lijk. wordt het verhandeld in de Ne
derlandse slagerswinkels, zijn er gro
te verschillen met het „traditionele"
consumptievlees
Eventuele misverstanden over stie
revlees, zo meent deze deskundige
op veeteeltgebied, ontstaan wellicht
ook doordat men niet weet, dat het
bij consumptie-stierevlees niet om
„oud" vlees gaat maar om het vlees
van jonge stiertjes, van nog geen
twee jaar. Zulk jong stïerevlees is
inderdaad in de circulatie voor con
sumptie; er wordt heel wat van ge
ëxporteerd het wordt echter ook in
het binnenland verkocht. De kwali
teit kan inderdaad vergeleken wor
den met ossevlees van jonge kwali
teit.
„Over de mogelijkheden van stiere
vlees voor huishoudelijk gebruik valt
eigenlijk nog weinig concreets te zeg
gen want een slager adverteert
nu eenmaal niet met termen als os
sevlees, vaarzevlees of, zoals in dit
geval, stierevlees.
In elk geval gaat het bij dit jonge
stierevlees om een hoogwaardig pro
dukt", zegt drs. Bergström, „en wie
gewend is bij een goede slager te ko
pen, zal dus ook in dit geval een
kwaliteitsprodukt voor haar geld
krijgen".
Voedingsvoorlichting
Over het gebrek aan warenkennis
bij de Nederlandse huisvrouw
zegt ook drs. Bergström: „De huis-
n hebben ér over het algemeen
geen notie van, wat ze nu precies ko
pen bij de slager. Als ze om ribstuk
vragen, kun je ze met iets anders
naar huis sturen zonder dat ze zelf
kunnen vaststellen, wat ze nu precies
hebben gekocht. Voedingsvoorlichting
zal dit gebrek moeten opvangen!"
Voor die voedingsvoorlichting hebben
wij dan nog even het oor te luisteren
gelegd bij het voorlichtingsbureau
voor de voeding, dat tot op heden
geen speciale publikaties aan het on
derwerp „stierevlees" heeft gewijd en
dit in de nabije toekomst ook niet zal
doen, omdat stierevlees mits het
dus van goede kwaliteit is op de
zelfde manier kan worden bereid als
rundvlees.
Mocht uw slager dus op zeker ogen
blik in zijn wekelykse reclamecam
pagne met de term „stierevlees" ko
men, dan kunt U zo'n lapje op dezelf
de manier bereiden als rundvlees. En
om nog even op het voorlichtingsbu
reau voor de voeding terug te komen:
dit heeft over het chapiter „vlees" in
het algemeen diverse nuttige brochu
res waaruil. de huisvrouw een en an
der kan leren over de soorten vlees
die er zijn, en de manier waarop ze
het best kunnen worden klaarge
maakt. Het adres van het bureau:
Koninginnegracht 42, Den Haag.
VOOR AANSTAANDE MOEDERS
L - 18 augustus a.9.
opnieuw'njeugd- i
landdag van de
Shell Junior Club
in de Ahoy'-hal-j
len te Rotterdam, J
Eendag,in het te-
ken van de kam-
pioenenin vrijwel
elke sport I ls uw j
kind ook present? i
,Is uw kind al lid?
Inlichtingen bij
elke Shell-pomp, j
Uit de collectie van de Londense ontwerper Page Boy komt deze jurk voor
de aanstaande moeder, vervaardigd van wollen bouclé. Het model is geheel
glad afgewerkt en heeft een doorknoopsluiting. Kleine, opgestikte zak-
klcppen breken de gladde lijn op en boven de taille.
Af en toe, met uw weimenen, wrijf
ik mij toch grondig de verbaasde
ogen uit- Want al ben ik van harte
bereid over mijn eigen tijd en al zijn
eigenaardigheden desnoods alleen
maar geamuseerd de wenkbrauwen
op te trekken bij tijd en wijle
wordt het mij heus te machtig.
Want dan doet de een of ander in het
publiek wel zo'n absurde zet, dat ik
mij in gemoede afvraag of hij eigen
lijk wel dóór heeft wat hij daar zo
stoutweg beweert.
Zo viel mijn oog onlangs op een inge
zonden stuk van iemand, die zich op
wond over de vijfdaagse werkweek.
Een buitengewoon netelig onderwerp,
alleen geschikt om met dubbel ge
voerde handschoenen aan te pakken,
anders is het leed niet te overzien.
Goed: ik zal mij er keurig van ont
houden, en ieder zijn vrije zaterdag
van harte gunnen, ik ben er zelf nog
nooit aan toe gekomen, maar dat is
een privéuitzondering die de regel
wel zal bevestigen.
Deze inzender stelt die vijfdaagse
werkweek ook niet in discussie. Dat
moest er nog bij komen: voor hem is
dat een vaststaand en vanzelfspre
kend feit. Alleen: er hapert nog iets
aan zijn geluk.
Die vrije zaterdagmorgen, zo heeft
hij zich laten vertellen, is geen
gratificatie in arbeidsuren, maar
moet, nota bene, in de andere vier
dagen ingehaald worden. Dat is op
zichzelf al een buitensporigheid: kun
nen ze die paar arbeidsuren niet ro-
yaalweg cadeau doen?"
Maar bedenkelijk vindt hij het, dat
nu de achturige werkdag, waarvoor
zo lang strijd gevoerd is, in het ge
drang komt.
Want inhalen, al is het maar een
kwartier per dag, betekent langer
werken, langer dan de zo moeizaam
bevochten acht uren. En dat is vol
gens hem niet alleen een soort ont
duiking van de vastgelegde maxi
mum arbeidsduur, maar (en hier
moest ilc even naar adem happen)
ook een volstrekte onmogelijkheid,
want hij besluit letterlijk: „Langer
dan acht uur kun je op een dag niet
werken. Dat is al het uiterste".
Als op deze krasse uitspraak, die dan
tóch maar even open en bloot in een
grote krant staat en tienduizenden
werkende mensen onder de ogen
komt, geen even krasse commenta
ren zullen volgen, zou het mij sterk
verwonderen.
Maar misschien hebben al dege
nen die aanzien langer wer
ken dan acht uur per dag wel geen
tyd en geen lust om daarbij ook nog
naar de pen te grijpen. Het is hun
vergeven, al zouden ze er dan wel een
stukje verdienstelijk werk bij doen.
Maar ik zou in gemoede wel een
paar vragen willen stellen aan
deze en andere penvoerders, die zo
losweg plegen te generaliseren.
Allereerst zou ik graag willen weten
hoe de vrouw van deze inzender over
zijn slotconclusie dacht. Heeft zij
hem misschien in de huiselijke kring
al aan het verstand gebracht, dat
voor haér met acht uren bezig zyn,
intensief bezig zijn zelfs, de werkdag
lang niet bekeken is was het maar
waar.
Maar als deze inzender zijn vrouw en
haar lotgenoten niet gelooft (voor
huishoudelijk werk hebben dergelijke
mannen doorgaans weinig oog,- laat
staan waardering), dat zou het toch
wel goed zijn als hij in zijn vrije uren
eens op stap ging om anderen bij
hun werk gade te slaan, en een een
voudig optelsommetje te maken van
de uren dat zij in touw zijn.
Zou hij wel enig idee hebben van de
werkdag van een kleine en zelfs een
grote zelfstandige, of hij nu een krui
denierswinkel op een dorp drijft, met
zijn vrouw samen een kippenfokkerij
of een boerenbedrijfje op poten houdt
als timmerman-aannemer mee op de
steigers klimt of als kachelsmïd-
monteur-fietsenmaker de hemel
dankt dat hij een fikse zoon rijk is
die aardigheid aan vaders bedrijf
heeft?
En als hij dan op zijn wandeling
ook eens een ogenblikje zou wil
len pauzeren voor een of andere
middelbare school, had hij alle gele
genheid om zo'n jeugdige student
eens naar zijn dagtaak te informeren.
Hij zou, stellig tot zijn verbazing
kunnen constateren, dat knapen en
meiskes van dertien tot achttien ja
ren niet alleen schooldagen maken
van zes uren en meer, maar dat zij
toch stellig op een uur of drie, zo niet
vier huiswerk kunnen rekenen, spe
ciaal in de repetitie- en examentijd.
Als zij daarbij nog buiten de stad wo
nen en een uur of meer met reizen of
-fietsen kwijt zijn blijft er van rust
voor zulke jonge werkers weinig
Maar dat zijn allemaal bedrijvig
heden die aan de publieke aan
dacht ontsnappen. Zogoed als die van
een plattelandsdokter met ver uiteen-
wonende patiënten, een orkestmusi
cus die behalve aan zijn repetities en
concerten ook nog ettelijke uren per
dag aan zijn studie besteedt om zijn
spel op peil te houden.
Werkstudenten, wijkverpleegsters,
auteurs met een baan overdag, bui
tenshuis werkende weduwen die een
stel kinderen hebben groot te bren
gen en met hen nog honderden ande
ren: zij weten wel beter en zijn mis
schien ook veel gelukkiger dan de
man die beweert: „Langer dan acht
uur kun je op een dag niet werken.
Dat is al het uiterste".
SASKIA
(Van onze medewerkster)
Met de aardbeienoogst lykt het, in tegenstelling tot allerlei sombere voor
spellingen, nogal mee te vallen de aardbeien liggen bij doosjes vol in
de winkels en de pryzen vallen warempel mee Daarom hebben wij een aan
tal aardbeirecepten verzameld, variërend van een simpel nagerechtje tot een
min of meer luxe vruchtenpudding.
Om bij het eenvoudigste dessert te beginnen: yoghurt, vanillevla-uit-een-
flesje en aardbeien vormen een smakelijke combinatie die a la minute te
bereiden is. Neem één deel yoghurt op twee delen vanillevla en doe niet te
veel suiker op de aardbeien dit terwille van de frisse smaak van het ge
rechtje
T Ter volgens een recept
V vrouwen die over een
huis-
i oven kun
nen beschikken: wellicht willen zij
zich eens wagen aan het maken van
een „Finse aardbeientaart". Vier ei
dooiers worden met zestig gram poe
der- of basterdsuiker opgeklopt tot
een zeer luchtige massa. Zestig gram
cakekruimels roert men hierdoor, en
ook nog een pakje vanillesuiker en
ongeveer drie ons gewassen en uit
gelekte aardbeien. Dit alles wordt
vermengd met de vier stijfgeklopte
eiwitten. Een vuurvaste schotel is in
middels ingevet en wordt met het
beslag gevuld, waarna de taart on
geveer een half uur in een vrij hete
oven moet bakken. Ze kan warm of
koud worden gegeten, gegarneerd
met wat aardbeien en geklopte slag
room.
Van een half pond goed rijpe aard
beien kan een fraaie aardbeienpud
ding voor vier personen worden ge
maakt. Ze worden gewassen, ver
mengd met zestig gram poedersuiker
en met 15 gram gelatine die in een
deciliter warm water is gesmolten.
Twee stijfgeslagen eiwitten gaan er
door en nog een aantal mooie hele
aardbeien. Met dit mengsel vult men
een leeg conservenblik, een rond
koektrommeltje of een ronde vuur
vaste schaal waarvan de zijwanden
eerst worden bekleed met het soort
biscuits dat al sinds jaar en dag „lan
ge vingers'1 heet. Vanillesaus of room
wordt erbij gegeven de pudding
mag pas „gestort" als hij goed koud
is.
BEROEMDE BAVAROIS
En tenslotte de beroemde „bavarois"
luxe pudding met room en vruch
ten. Maak een liter niet te dikke
aardbeienpuree, meng er een ons poe
dersuiker door. Los vijftien gram ge
latine in wat heet water op, laat het
vocht even afkoelen en roer het door
drie deciliter met suiker geklopte
slagroom. Puree en room worden nu
voorzichtig door elkaar geroerd en in
een schaal gegoten. Als de pudding
stevig genoeg is, legt men er een gar
nering van slagroom en hele aard
beien op. Droge biscuits kunnen erbrj
worden gegeven. Dit bavarois-recept
komt uit het lijvige kookboek „De
kunst van het koken", geschreven
door een chefkok-in-ruste; men kan
er dus zeker van zijn dat het de klas
sieke bereidingswijze is!
Hoog op hun stelen en hun kopjes een beetje schuin
wiegden de korenbloemen en klaprozen heen en weer
toen de zomer langs het weggetje door de weilanden
liep.
„Dag zomer, dag zomer", ruiste het gras dat haar voeten
streelde„blijf alsjeblieft lang bij ons, héél lang als het
kan".
De zomer lachte vriendelijk naar al die rode en blauwe
hoofdjes en één van de margrieten stak ze in haar blonde
haar. „Natuurlijk blijf ik bij julliezei ze, „wat dacht
je Je weet toch dat ik het liefste tussen klaprozen en
korenbloemen icoon Ilc zal de zon zeggen dat ik hier
voor de komende maanden mijn tentje opsla. Als hij weet
waar ik zit, blijft hij ook wel in de buurt en kunnen regen
sn wind niets beginnen".
„De zomer is er", zei ook
de boer tegen zijn knechts
en met hun zeisen gingen
ze het weiland in en begon
nen het gras te maaien.
„Vinden jullie het niet jam
mer om gemaaid te wor
den?" vroegen de koren
bloemen aan de grashal-
„O, nee", riepen de halmen,
„het doet geen pijn en al
tijd kunnen we toch niet in
het weiland staan. Nu gaan
we naar de hooischuur bo
ven de boerderij en daar
kunnen we nog maanden en
maanden pret hebben en
heerlijk op ons rug liggen.
En als de novemberstorm
later komt. zal het bij ons
nog net zo warm en veilig
zijn alsof het juli is en de
zon schijnt".
„En wat doen jullie daar
dan allemaal op die hooizol
der?" wou de zomer weten.
„O, verhalen vertellen na
tuurlijk en liedjes zingen".
„Laat eens horen", zei de
zomer.
De zomer maakte een mooi
bergje van gras en ging
daar languit op liggen. Ze
zakte erin weg als in een
donzen bed. Rond haar ha
ren, haar oren, haar handen
en haar voeten, overal wa
ren die gouden sprieten. Ze
snoof diep. „Mmmmm", zei
ze, „wat ruiken jullie heer
lijk als je hooi geworden
bent".
„Waar is de zomer?" riep
de zon verschrikt en hij ver
schoot van kleur.
„Hy" ziet bleek", fluisterden
de kleine witte wolkjes die
ver weg aan dê horizon
hadden gehangen en nu
nieuwsgiei-ig dichterbij
kwamen.
„Houd je vast! Houd je
vast!" riepen de korenbloe
men en klaprozen, „de
wind steekt op!"
Boven in de lucht werd het
steeds grauwer en somber
der. Van de zon was al
helemaal niets meer te zien
en de wind joeg steeds meer
grauwe wolken aan.
En natuurlijk was iedereen
ook veel te druk bezig met
zich zelf om nog aan de
zomer te denken. Net toen
het hooi in vliegende vaart
naar de boerderij was ge
reden en met wel twintig
handen tegelijk op de zol
der werd gestoken, barstte
de bui los.
„Ik zie niets meer van de
zomer", riep het kleinste
meisje van de boerderij dat
met haar neus tegen de ruit
gedrukt naar het natte land
en de grauwe lucht keek.
Toen het helemaal dag
werd kwamen van alle kan
ten vogels door de grauwe
wereld aanvliegen omdat ze
wilden weten waar de zo
mer was. „Jullie waren er
het dichtste bij", zei een
spreeuw tegen de koren
bloemen, „probeer je te
herinneren wat er gebeurde
vóór de zon bleek werd".
De korenbloemen dachten
heel diep na.
„Wacht eens", zei er één,
„er was iets met verhaal
tjes. Ja, ja, dat was het!
De afgemaaide halmen ver
telden de zomer hun ver
haaltjes".
„Waór?" schetterde de
spreeuw. De korenbloem
richtte zich een beetje op
en .keek om zich heen.
„D&ar... daar ergens",
wees ze „ze lag in een
bergje van hooi en luis
terde".
„In een bergje van hooi?"
riepen de vogel3 verschrikt,
„maar alle bergjes hooi zyn
verdwenen!"
De vogels zochten het hele
weiland af, maar nergens
was een bergje hooi geble
ven en van de zomer was
geen spoor te zien. „Wat
doen jullie toch?" vroegen
de druipende paarden Bles
en Bruun aan de vogels.
„We moeten weten waar de
hooibergjes zyn gebleven!"
riepen de vogels angstig.
Terwijl ze allemaal door
elkaar praatten liepen ze
ondertussen in de richting
van de boerderij. Ook de
koeien, schapen en varkens
volgden. Loeiend, briesend,
blatend en kwetterend hiel
den ze stil onder het luik
naar de hooizolder. De boer
en zijn familie kwamen
naar buiten gelopen toen ze
al dat lawaai hoorden en
keken met grote ogen naar
de druipende stoet.
„Ze willen naar binnen!"
riep het kleine meisje, „ze
vinden liet veel te nat bui
ten".
Voetje voor voetje verdwe
nen de dieren en ook het
kleine meisje dat vakantie
had, moest terug in huis.
Ze verveelde zich een
beetje en dwaalde wat rond
door de lege stallen. Op
eens zag ze de ladder naar
de hooizolder. „Wacht",
dacht ze, „ik haal m'n
sprookjesboek en ga lekker
in het hooi liggen lezen".
Even later zat ze met haar
neus in het boek en vergat
de regen buiten omdat ze
een sprookje las over de
zomer die door een veld vol
korenbloemen en klaprozen
liep. Opeens was het alsof
ze het niet las. maar alsof
ze de zomer écht zag en
hoorde roepen. Het kleine
meisje keek op. Naast haar
stond de zomer met blond
haar en daarin een mar
griet- „Klein meisje", vroeg
ze, „wil je alsjeblieft het
luik openmaken. Ze hebben
me met de bergjes hooi op
de wagen getild en hier op
gesloten. Maar alsjeblieft,
laat me eruit!"
Voor ze er goed en wel over
had nagedacht of zoiets wel
kon, had het kleine meisje
het luik geopend. De vogels
die in wolken rond het huis
waren blijven vliegen, za
gen de zomer naar buiten
wippen. Ze hieven een
schetterend feestlied aan,
zó hard, dat de zon achter
het wolkengordijn het hoor
de en om de hoek keek.
„Zon! Zon, hier ben ik!"
riep de zomer en ze zwaai
de met twee armen naar de
straaltjes zon boven haar.
En opeens veranderde de
hele wereld. De zon kwam
stralend tevoorschijn, de
wind sloeg met al z'n re
genwolken op de vlucht en
de korenbloemen en klap
rozen richtten zich op.
„Hè, hè", zei de boer, die
naar buiten kwam, „de zo
mer is gelukkig weer te
rug".
„Dat heb ik gedaan!" riep
hét kleine meisje trots. De
boer lachte: „Jij leest te
veel sprookjes!" zei hij.
Mies Bouhuys