Herinneringen aan een
joods milieu uit 1920
PROMENADE" IN
ALBERT-HALL
Pockets Vijf eeuwen kunst en geschiedenis
„DE ANDERE KANT" VAN
MARGA MINCO HERDRUKT
NATIONAAL BALLET
VERLIEST ENKELE
TOPKRACHTEN
Ondanks bommen
Onsterfelijken
Zij hebben gelijk
Zelfs een schilder
mag niet alles
ZATERDAG 21 JULI 1962 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
LIZZY SARA MAY:
Marga Minco, schrijfster van „Het Bittere Kruid", en wier tweede
verhalenbundel „De Andere Kant" thans is herdrukt, uitge
breid met een tweetal nog niet gebundelde verhalen waarover
straks meer, maakt wanneer zij vertelt vaak gebruik van „under
statement". D.w.z. dat zij „nog beneden de waarheid blijft"; dat
zij door een detail, een in feite zelfs onbelangrijk onderdeel in het
vollle licht te plaatsen, datgene waar het om gaat des te scherper,
in dit geval meestal schrijnender, naar voren brengt.
We kennen allen dit verschijnsel. Er is b.v. iemand die ons heel
dierbaar is gestorven. We hebben het lijden meegemaakt, de begra
fenis, het verdriet, beseffen dus alles. En dan, bij het opruimen,
vinden we opeens een onafgemaakte brief in een schrijfmap, of
doodgewoon een paar uitgelopen schoenen in een kast, dingen die
eigenlijk van geen belang zijn. Dan kan het niettemin zijn of het
verdriet pas goed doorbreekt, of 't gevoel verhevigd wordt, of we 't
dan pas beseffen. Dit gevoelselement nu, kan een schrijver bewust
of onbewust gebruiken als middel om het effect van ontroering of
schok teweeg te brengen bij de lezer.
In de boeken van Marga Minco,
die van nature blijkbaar een
sterke neiging tot understate
ment heeft, treft men er menig
staaltje van aan, juist ook weer
in de twee nieuwe verhalen
waarmede de herdruk van „De
andere kant" is verrijkt: „Het
dorp van mijn moeder" en „Al
leen de boeken".
Letterkundige kroniek
door RANS IVARREÏ
In het eerstgenoemde verhaal wordt
door de zogezegd welwillende domi
nee en door de twee oudei'lingen,
die kleinzielig weigeren een poging
te- doen om een „bevriend echt»
paar" (in feite de ouders van de
hoofdpersoon uit het verhaal) uit
Westerbork te helpen redden, voor
het „effect" gezorgd: Het formulier
tje dat zij zouden moeten afgeven,
de ondertekening die zij met hun
„geweten" niet kunnen plooien staat
iiji navrante verhouding tot het pa
piertje dat de verzoekster later van
haar ouders ontvangt: „Een paar da
gen later kreeg ik via een kennis
bericht van mijn vader. „We zijn uit
W- vertrokken", schreef hij op een
briefkaart die hij kennelijk uit de
trein had gegooid, „we zijn op weg
naar de grens. Moeder maakt het
goed. De trein is erg vol". Hij had
met potlood geschreven en zijn
naam er niet onder gezet. Het was
niet nodig. Ik herkende zijn hand
schrift zo wel. Geen enkele onderte
kening deed er nog iets toe".
In „Alleen de boeken", de titel wijst
het uit wanneer men het verhaal ge
lezen heeft, vindt men ook hier een
geval van „het doet er niet meer toe"
uitgebeeld, zij het dat het hier een
liefdesconflict betreft, geen joodse
tragiek.
Bij Lizzy Sara May, geb. 1918, een
andere joodse schrijfster, is in
een van de verhalen uit haar bundel
„Oome Soes heeft gehuild" een nog
frappanter voorbeeld te vinden, zij
het dat het element van verzwijgen
hier bewuster werd toegepast. In
„De Zwemkampioene" vertelt zij,
hoe zij met haar broertje in Duits
land bij een tante (haar moeder was
Duitse) logeert in de twintiger ja
ren. Een uit het stadje afkomstige
zwemster, die in Holland lauweren
geoogst heeft, zal bij haar thuis
komst worden gehuldigd. De kinde
ren plukken in tantes tuin een enorm
boeket om haar dat te brengen, maar
tante zegt dat ze het maar niet moe
ten doen. Ze komen er niet achter
waarom niet", „ik kan het jullie
niet uitleggen" zegt tante Èlly".
Wanneer de kinderen de volgende
dag in het zwembad de kampioene
zien, willen zij haar toch een hand
tekening vragen: „Wat zag ze er ge
woon uit. En dat voor een kampioe
ne! Een gewoon zwart badpak. En
zonder bloemen- Want in mijn ach
terhoofd had ik me haar voorgesteld
van de springplank duikend met de
krans om. Ze ging ook heel gewoon
eerst onder de douche en praatte wat
met de badmeester. En daarna, daar
na keek ze onze kant uit. Ik greep
Josje al bij de hand om samen met
hem naar haar toe te gaan, toen Ik
bedacht dat ik pen en papier in het
badhokje had laten liggen. Maar nu
het tijdstip, het grote moment van
de ontmoeting aangebroken was,
durfde ik niets meer riskeren. We
bewogen ons naar haar toe alsof we
aangetrokken werden door een mag
neet. Nooit zal Ik de welwillende uit
drukking op haar gezicht vergeten
toen ze ons naderbij zag komen. En
haar dikke, blozende hoofd naar ons
overbuigend vroeg ze. „Zo, zijn jullie
de kleine Hollanders?" We konden
slechts knikken. „En bij wie logeren
jullie dan?" „Bij tante Elly, van de
hcrenmodewinkel" fluisterde ik. „Bij
Kohn?" klonk het verbaasd. En
daarop venijnig: „Bij Kohn". Ze
keerde zich naar de badmeester: „Bij
Kohn!" zei ze nog eens, maar nu
langgerekt. We keken nog steeds vol
verwachting naar haar op. Ilc had
m'n hand al uitgestrekt om naar het
hadhokje te wijzen, waar pen en pa
pier lagen te wachten. Maar ze
draaide zich om, liep met korte, ste
vige passen naar de springplank en
dook met een volmaakte sprong het
water in. Josje en ik, acht en tien
jaar oud, keken elkaar wezenloos
aan. Ergens knaagde een pijn in m'n
binnenste, een gevoel van vernede
ring, dat ik niet thuis kon brengen.
En dat was in het jaar 1928".
Dit is wel het opvallendste voor
beeld van understatement dat we, in
dit verband, ooit lazen: uit de naam
en uit het jaartal moet men de tra
giek aflezen. Het is zelfs denkbaar
dat voor iemand uit een andere le
venssfeer, die uu niet direct net
Westeuropcse namen en data in het
hoofd loopt, de pointe van het ver
haal verloren gaat.
Overigens is de hele bundel met
vertellingen „Oom Soes heeft
gehuild" een bijzonder en merkwaar
dig boekje. We kenden Lizzy Sara
May, die ook in de balletwereld geen
onbekende is, tot nu toe hoofdzake
lijk als dichteres van de nog al mo
dernistische bundels „Blues voor
voetstappen" en „Weerzien op een
plastic-huid". Vooral haar blues heb
ben soms een gedrevenheid:
het bloed gaat zwart
waar het niet kruipen mag
en tegen het druisen
klemmen wij de oren dicht
en tegen het te schelle licht
zien wij elkander diep
in de donkere glazen.
Maar deze herinneringen uit haar
jeugd lijken ons veel echter en onge-
kunstelder dan haar poëzie. We ge
bruikten zojuist de uitdrukking
„joodse tragiek", en die dan in het
bijzonder beperkt tot het lot der jo
den kort voor en tijdens de tweede
wereldoorlog. In het boekje „Oom
Soes heeft gehuild" treft men er wei
nig van aan. Niemand, die de verzen
van Lizzy Sara May kent, zou ver
moeden dat achter deze onopge
smukte, zuiver vertelde verhaaltjes
dezelfde schrijfster schuilt. Ze zijn
vredig, lief, dromerig haast, ze ade
men nog een laat-negentiende eeuwse
geest. Pretentieloos, maar toch niet
wgeloos; ze hebben dat fijne, vrou-
welijk-gedistingeerde dat b.v. ook
het proza van de zoveel oudere Wal-
ly Moes kenmerkt. In hoeverre de
vertellingen autobiografisch zijn, we
ten we niet; ze maken evenwel de
indruk geheel naar de waarheid gete
kend te zijn.
Een beschaafd joods milieu uit de
twintiger jaren dezer eeuw wordt er
in ten tonele gevoerd: de vader een
rechtschapen zakenman met vage
kunstzinnige aspiraties, die failliet
gaat in de crisisjaren; de (Duitse)
moeder een fijne vrouw die musi
ceert en zingt. Amsterdamse oomr
en tantes, typisch joods milieu
saamhorig, met die vleug internatio-
naliteit en die oeroude oosterse tra
dities, zo dierbaar, onuitroeibaar in
het bloed. De taal, vol Jiddische
woorden en wendingen, kleurrijk
Het is een vertellen met gedempte,
mijmerende stem, met trekjes, zo
fijn dat men er licht overheen zou
lezen: „En tante Donsje'met haar
mooie veertjesnaam.... Iedereen lijkt
op zijn naam. Ik lijk op mijn naam
en mijn broertje Josje lijkt op zijn
naam. Josje, een zachte naam van
zwarte krulletjes. En tante Eefje
lijkt op haar naam, een lachoogjes-
naam. En oom Soes, een echte zoete
naam die ook een beetje slaperig is.
En oom Sal, die lijkt op zijn naam!
Een naam die scherp smaakt en pun
tig is. Als je naar hem kijkt weet je
meteen dat hij Sal heet. Maar Dons
je, zo'ri lieve naam, daar hoorde een
zachte stem bij en zachte handen....
Ik keek eens naar de handen van
tante Donsje. Rode, ruwe werkhan-
den", etc. Of het simpele „Een
schildpad", fluisterde ik beschaamd",
boven aan pagina 53, dat zo'n diepe
blik in de kinderpsyche geeft.
Aan het grote drama komt Lizzy Sa
ra May in dit lieflijke boekje niet
toe. Zij stopt in zekere zin, waar
Marga Minco begint. Als tekening
van joods jeugdleven in een nog „on
bezorgde" tijd vlak voor de grote
catastrofe zal dit fijne, goedgeschre
ven boekje zijn waarde behouden.
Royal Albert Hall, liet huis van de
Promsis steeds tot de laatste
plaats bezet door muziekliefhebbers
die niet naar de fouten, maar naai
de muziek komen luisteren.
Lizzy Sara May: Oom Soes heeft ge
huild, Wereldbibliotheek, Amsterdam
Margo Minco, De andere kant, ver
meerderde herdruk, Ooievaar 141,
Bakker/Daamen N.V., Den Haag.
In Nijmegen is op het Keizer
Karelplein een standbeeld van
Karei de Grote onthuld. Dit
forse monument is een schep
ping van Albert Termote.
(Van een speciale verslaggever)
Marianne Hilarides, de eerste soliste van
het Nationaal Ballet, is niet mee op
de tournee, welke het ballet op het
ogenblik maakt door Marokko en
Spanje en die tot eind augustus zal
duren. De reden is dat zij nog geen
contract heeft getekend voor het vol
gend seizoen. Het is de vraag of zij
alsnog een contract zal tekenen en
of zij daartoe de gelegenheid krijgt.
Zelf zegt zij, dat ze het allemaal nog
eens rustig moet bekijken. Die sfeer
in de groep bevalt haar niet. Daarte-
fenover staat dat de leiding van het
allet van oordeel is, dat mejuffrouw
Hilarides, die als lastig bekend staat,
het ballet op de belangrijke tournee
door Spanje niet in de steek had mo
gen laten.
Dat de leiding van het Nationaal Ballet,
na de consolidatie van het Neder
landse balletwezen, straffer te werk
gaat blijkt uit het feit dat een andere
soliste, Maria Bovet, op staande voet
is ontslagen. Haar werd verweten de
repetities te verzuimen.
Een derde belangrijke medewerker ver
liest het ballet in de persoon van de
solodanser Peter Appel, die een con
tract heeft gesloten bij het theater
van Basel, waai* hij Irene Skorik als
partner krijgt.
De opengevallen plaatsen in het ballet
zullen worden ingenomen door leden
van het vroegere ballet van de Mar
kies de Cuevas. Marian Sarstadt, so
liste van het voormalige ballet van
de markies, is met ingang van 1 sep
tember aanstaande verbonden aan het
Nederlands Danstheater.
Marian Sarstadt begon in 1949 haar op
leiding bij Ann Sybranda. Zij volgde
de selectievakklasse bij de Scapino-
balletschool en werd in 1957 élève
bij het Scapinoballet van Hans Snoek
waar Marian Sarstadt in het seizoen
1958-1959 reeds veel solistische rollen
te vertolken kreeg. In augustus 1960
werd zij door de markies de Cuevas
geëngageerd, in welks internationale
gezelschap zij binnen de tyd van an
derhalfjaar vanuit het corps de ballet
opklom tot de rang van soliste.
Vanavond begint
nieuw seizoen
(Van een medewerker)
Als heden zaterdagavond
om een minuut over half
acht de in onberispelijk rokkos-
tuiun gestoken gestalte van Sir
Malcolm Sargent het publiek in
de tot de laatste plaats bezette
Londense Albert-Hall de rug toe
keert om zich voor het
symfonieorkest op te stellen en
de dirigeerstok heft voor het
God save the Queen, zal daar
mee het nieuwe seizoen van de
Henry Wood Promenade Con
certen het 83ste zijn ge
opend en een nieuw belangrijk
hoofdstuk aan de geschiedenis
van deze vermaarde muziekma
nifestaties worden toegevoegd.
De promenadeconcerten, die
twee maanden in beslag nemen,
zijn beroemd en bemind, bij mu
ziekliefhebbers over de hele we
reld. Want hoewel het evene
ment zich uitsluitend in Londen
afspeelt, zijn de concerten dank
zij de B.B.C. toegankelijk voor
een onschatbaar groter publiek
dan de achtduizend mensen die
de Albert-Hall kan bevatten. En
dank zij de moderne techniek
hebben de t.v.-kijkers in Europa
enige jaren geleden een indruk
kunnen krijgen van de geest,
waarin deze concerten worden
gegeven, toen zij getuige kon
den zijn van een reportage van
het uitbundig feestelijke slot-
concert, waaraan de bezoekers
zelf een even actief aandeel heb
ben als het orkest, de solisten en
de dirigent.
Het eerste promenadeconcert werd
83 jaar geleden, op 10 augustus 1895,
in de Londense Queen's Hall gege
ven. De dirigent op die avond was
de man naar wie de promenadecon
certen genoemd zouden worden, Hen
ry (later Sir Henry) Wood. Het idee
van „promenade"concerten, waarbij
de toehoorders staande konden luis
teren of zich vertreden, stamde uit
Farys. Concerten van deze aard wa
ren al eerder in Londen gegeven,
maar eerst in 1895 kwam de samen
werking tot stand tussen Wood en
de concertdirecteur Robert Newman,
waaruit dé Henry Wood promenade
concerten zouden ontstaan.
Het doel van deze concerten was
niet alleen om het Britse publiek, dat
de reputatie had niet erg „music-
minded" te zijn, tot liefde en begrip
voor de muziek op te voeden en ken
nis te laten maken met het grote
concertrepertoire tegen prijzen, die
daarvoor geen enkele belemmering
hoefden te vormen, maar ook, en niet
in de laatste plaats, jonge componis
ten en uitvoerende kunstenaars de
kans te geven zich te doen horen.
Wat de opvoeding tot de muziek
betreft hierin is Henry Wood
de man die door een kind eens de
„beschermheilige van de muziek" is
genoemd voortreffelijk geslaagd.
De concerten hebben zich in de 83
jaar van hun bestaan, altijd zelfs
in de tweede wereldoorlog, terwijl de
bommen op de Britse hoofdstad vie
len, in een enorme populariteit mo
gen verheugen, vooral ook bij de
jeugd, die vaak al 's ochtends om elf
uur bij de Albert Hall in de rij gaat
staan om 's avonds het eerste binnen
te kunnen zijn.
De artistieke politiek van de stich-
Bij J. M Meulenhoff, Amster
dam, verscheen in de reeks „Ge
schiedenis van de Beschavin
gen" het deel „De Wereld van
Rome" door Michael Grant, met
50 illustraties, een prima boek
van de grote kenner van de Ro
meinse geschiedenis.
In de „Saiamander-pockets" van
Querido, Amsterdam, verscheen een
goedkope herdruk van „Dafnis en
Chloë", de onsterfelijke Griekse her
dersroman van Longos, vertaald door
Prins; voorts „Juffrouw Stronk en
andere verhalen" (derde druk) van
Top Naeff, en „De Gouden Reael"
(20ste druk) van Jan Mens.
Van de „Anker" dan wel „Donker"-
boeken van Ad. Donker, R'dam, noe
men we een vertaling van Dylan Tho
mas' „Uitzicht op zee" (verhalen,
vert. Max Schuchart), een vertaling
van „Het Lichtschip" van Siegfried
Lenz (novelle, vert. Jan I-Iardenberg),
de roman „De Deserteur" van A. de
Kool en de „Losse verhalen" van de
thans 25-jarige André Kuyten.
Dan zijn er nog drie nieuwe „Ooie
vaars" van Bert Bakker/Daamen
N.V., Den Haag: een herdruk van
„De Andere Kant" van Marga Min
co, vermeerderd met twee verhalen,
namelijk „Het dorp van mijn moe
der" en „Alleen de boeken"; „1-Iet
Heilige Hout", een herdruk van do
drie lekespelen door M. Nijhoff („De
Ster van Bethlehem", „De Dag des
Heren" en „Des Heilands Tuin") en
een welkome keuze uit de ly
riek van de nu ruim 25 jaar geleden
gestorven Albert Verwey, een keuze,
gemaakt door J. W. Schulte No'rdholt
die ook een inleiding schreef en het
boekje terecht „Een op de onsterfe
lijkheid gerichte wil" noemde. Ver-
weys poëzie vermocht ons zelden te
treffen, deze bloemlezing heeft daar
niets aan veranderd, maar een nut
tige uitgave is het wel.
De eerste concertmeester van het
Concertgebouworkest, de heer Ste
ven Staryk, zal met ingang van 1
september 1962 het orkest verlaten.
Hij zal zich in Londen gaan vesti
gen.
Het bestuur van de Nederlandse Or
keststichting betreurt het uiteraard,
dat het niet mogelijk is gebleken de
verbintenis met de heer Staryk
voort te zetten, maar verheugt zich
er over dat de heer Staryk zich be
reid heeft verklaard als eerste con
certmeester incidenteel medewerking
te verlenen aan een aantal concerten
van het Concertgebouworkest.
Gulden-V liestentoonstelling in
Brugse Groeninge-museum
(Van onze Brugse correspondent)
De bloem van de oude Europe
se adel is het vorig weekend
naar Brugge gereisd voor de
opening van de tentoonstelling
van het Gulden Vlies, waarin
aan de hand van prachtige por
tretten van beroemde kunst
schilders en eeuwenoude, glin
sterende juwelen een beeld
wordt gegeven van vijf eeuwen
kunst en geschiedenis. Niet min
der dan dertig ridders van het
Gulden Vlies kwamen naar de
stad van Gezelle en Memling,
waar in 1430 deze ridderorde,
die honderden jaren lang een
zeer belangrijke rol zou spelen
op het terrein van de politiek,
de godsdienst en de kunst, in
het leven werd geroepen door
Filips de Goede, ter gelegenheid
van zijn huwelijk met Isabella
van Portugal.
Enkele klinkende namen van aan
wezigen: aartshertog Otto van
Habsburg, souverein van de orde;
prins Charles van Löwenstein,
hertog Albrecht van Bayern,
aartshertog Jozef Arpad van Oos
tenrijk, graaf Revertera de Salan-
dra, Burggraaf Terling, Gravin
Thiery de Limbourg Stirum en
aartshertogin Roberte van Oosten
rijk.
Het Belgische ministerie voor Natio
nale Opvoeding en Cultuur en de stad
Brugge, die deze expositie tot stand
brachten .rekenen op ruim 200.000
bezoekers. Dit jaar hebben in de Brey-
delstad immers eveneens de opvoe
ringen plaats van het vermaarde Hei
lig Bloedspel, terwijl de tentoonstel
ling „De eeuw der Vlaamse primitie
ven" in 1960 niet minder dan onge
veer 180.000 bezoekers telde.
Dit zijn zeker elementen, die deze
hoop wettigen. Met de inrichting van
de Gulden Vliestentoonstelling zijn'
overigens ontzaglijke kapitalen ge
moeid. De ongeveer 350 kunstwerken,
welke men thans in het Groeninge-
museum kan bewonderen, zijn verze
kerd voor liefst 450 miljoen B.fr. De
kunstschatten zijn afkomstig uit Ne
derland. Frankrijk, Duitsland, Dene-
marken, de Verenigde Staten van
Amerika, Groot-Brittannië, het Groot
Hertogdom Luxemburg, Italië, Oos
tenrijk, Portugal, Spanje, Zwitser
land, Zweden en Canada.
Men treft er werken aan van J. van
Eyck, R. van der Weyden, H. van der
Goes, de meester van Flemalle, Ve
lasquez, Ribera, V. Lopez, J. Mos-
taert, P. P. Rubens, J. van Cleef, A.
Moro, B. van Orley, A. van Dijclc, G.
van de Woestijne, A. Dürer en vele
anderen.
Ook onder de op de portretten voor
gestelde ridders van het Gulden Vlies
vindt men beroemde namen, waar
onder Filips de Goede, Karei de Stou
te, Keizer Karei, Filips II, Willem
van Oranje, Frans I, Hendrik VIII,
Don Juan, Lodewijk XV, Napoleon
en de hertog van Wellington.
De inrichters hebben zich ingespan
nen om duidelijk de evolutie aan
te tonen in de ridderorde. Vandaar
dat men niet alleen juwelen en schil
derijen te zien krijgt, maar ook prach
tige wandtapijten, wapenrustingen,
oorkonden, borstbeelden, kaarten,
prenten en zegels.
Nochtans ontbreekt de aangekondig
de blauwe diamant, die thans in het
bezit is van de Antwerpse diamant
handelaar Komkommer. Deze prach
tige steen sierde eeuwen geleden het
juweel van het Gulden Vlies. Een
twistpunt over een erfenis is de oor
zaak van een schil, waardoor het ver
kieslijker leek om deze 25 miljoen
kostende diamant niet in Brugge ten
toon te stellen.
Maar de schittering van deze edel
steen wordt in de expositie vervangen
door dc glans van tientallen andere,
die ondergebracht zijn in een zaal,
welke men gerust de schatkamer van
het Gulden Vlies zou kunnen noemen.
Het grootste gedeelte van de vele
kostbare voorwerpen, welke men er
aantreft, zijn afkomstig uit Wenen,
waar de schat en de archieven van
de ridderorde bewaard worden. Tot
in 1794 bevonden ze zich echter te
Brussel. Tijdens de opmars van het
Franse republikeinse leger heeft een
zekere Karei Jan Beydaels van Zit-
taert, schatmeester van het Gulden
Vlies, de ganse merkwaardige verza
meling van het Arsenaal in Brussel
op 90 wagens geladen, die drie jaar
later, in 1797 na heel wat wederwaar
digheden Wenen bereikten. In de af
gelopen 150 jaar werd overigens her
haaldelijk getwist over het eigen
domsrecht van deze schat. Dit was
zelfs vlak na de tweede wereldoor
log nog het geval. In elk geval erken
de de Oostenrijkse Republiek bij de
creet van 16 september 1953 het
eigendomsrecht van de orde op haar
schat en haar archieven.
Het Gulden Vlies was oorspronke
lijk het bindmiddel, dat de af
scheuring van het rijk en opstand te
gen het vorstelijk gezag moest voor
komen. De organisatie droeg vooral
een politiek en godsdienstig karakter,
terwijl alleen personen van „onver
valste" adel er in konden opgenomen
worden. Na de Spaanse successie
oorlog zou het Gulden Vlies zich
splitsen in twee takken, Na de dood
van Karei II werd na tien jaar oorlog
een bestand getekend, waarbij Filips
van Anjou van het geslacht de Bour
bon de troon van Spanje toegewezen
kreeg, terwijl de Habsburger Karei
VI Milaan, Napels, Sicilië en de Ne
derlanden ontving. Beide vorsten eis
ten de orde voor zich op en zo kwam
de scheuring tot stand met een Oos
tenrijkse lalt en een Spaanse.
De Oostenrijkse tak is tot op heden
Fragment van een door Ru
bens geschilderd portret van
de Hertog van Alva, dat te-
zien is op de Gulden-Vliesten
toonstelling.
ters van dc promenadeconcerten is
van 1895 tot na de tweede wereld
oorlog gehandhaafd. Pas na 1950
werd het karakter van de concerten
wat gewijzigd tengevolge van de
groeiende populariteit van Sir Mal
colm Sargent, de dirigent van het
B.B.C. Symphonie Orchestra dat,
sinds de B.B.C. in 1926 na de dood
van Robert Newman de organisatie
van de concerten overnam, een groot
aandeel in deze manifestatie heeft.
De zo belangrijke elementen in de
proms „nieuwe muziek" en „nieuw
talent" werden sindsdien wat
meer naar de achtergrond gedron
gen. Maar sinds de benoeming van
William Clock tot muziekdirecteur
van de B.B.C. vier jaar geleden is
hier weer verandering in gekomen.
Nadien hebben nieuwe orkesten, di
rigenten en solisten hun intrede in
de Albert Hall gedaan en is het
„proms"-ropertoïre met een heel sca
la van nieuwe muziek (in 1961 o.a.
met werken van Schönberg en Alban
Berg) uitgebreid ,terwyl ook aan het
werk van Berlioz een rechtmatige
plaats werd ingeruimd.
Dit jaar werken niet minder dan ze
ven orkesten aan de proms mee: het
B.B.C. Symphonie Orchestra, het
B.B.C. Northern Orchestra, het B.B.
C. Scottish Orchestra, het London
Philharmonic Orchestra, het Philkar-
trouw gebleven aan de oorspronkelij
ke beginselen van het Gulden Vlies:
alleen de echte oude adel wordt er .n
opgenomen, maar dit is niet het ge
val met de Spaanse, waarin ook aan
niet-edelen, zoals de presidenten van
de Franse republiek het lidmaatschap
verleend werd.
Dit laatste, samen met het feit dat
ook niet-katholieken ridder van het
Spaanse Gulden Vlies werden, zoals
sultan Abdul Hamid en Keizer Hiro-
hito van Japan, was er de oorzaak
van dat de verhoudingen met de Oos
tenrijkse groep, geleid door aarts
hertog Otto van Habsburg, tot op he
den maar lerg koeltjes gebleven wa
ren.
Blijkbaar werd nu te Brugge een
streep door dit alles getrokken, want
ridders van beide takken waren niel
alleen aanwezig bij de openingsplech
tigheid, maar zy woonden ook samen
in dc O.L. Vrouwkerk van de Brey-
delstad liet „Boergondisch Jaargetij
de" by. Dit is een kerkelijke plechtig
heid, die elk jaar wordt opgedragen
ter nagedachtenis van Karei de Stou
te en Maria van Bourgondië. De ten
toonstelling blyft toegankelijk tot 30
september.
SIR MALCOM SARGENT
...zij hebben gelijk...
monia Orchestra, de Royal Philhar
monic en het London Symphony Or
chestra, die door in totaal veertien
dirigenten znllen worden geleid.
Een nieuw aspect, sinds de benoe
ming van Glock, is dat de B-B.C.
speciaal voor de promenadeconcerten,
opdrachten verstrekt aan jonge com-
Eonisten. Voor het huidige seizoen
ijvoorbeeld aan Alan Rawsthorne,
Thea Musgrave, Nicolaas Maw en
Peter Maxwell.
Maar onveranderlijk vormen de wer
ken van de onsterfelijke componisten
elk jaar weer de ruggegraat van de
concerten. Jaarlijks omvatten zij de
meeste van Beethovens orkestwer
ken, de vier symfonieën van Brahms
en de laatste drie symfonieën van
Tsjaikovsky Daaromheen wordt het
verdere programma opgebouwd
moderne werken en de minder be
kende werken van de muzikale reu
zen. Zo zijn dit jaar Mahlers derde
symfonie, het Magnificat uit de Ves
pers van Monteverdi, Berlioz' Dam
nation de Faust, Handels Israël in
Egypte en Tsjaikovsky's Manfred
symfonie in het programma opgeno
men.
Ook wordt ieder jaar speciaal aan
dacht besteed aan de herdenking van
geboorte- of sterfdagen van compo
nisten en andere belangrijke gebeur
tenissen. Zo worden dit jaar de ge
boortedagen van Debussy, Strawin-
sky en Sir William Walton muzikaal
herdacht. En volgend jaar zal een
speciaal programma worden gewijd
aan Benjamin Britten, die dan vijf
tig jaar wordt. En dan zijn er na
tuurlijk ,als vaste programma-onder
delen op de zo spontane, hartverwar
mende slotavond Elgar's Mars Pomp
and Circumstance en Henry Wood's
Fantasia on British sea songs.
De promenadeconcerten zijn een vas
te, maar springlevende traditie in het
Britse muziekleven geworden. Ver
moedelijk, omdat zij wortelen in een
oprechte, eerlijke gezonde liefde voor
muziek, waaraan alle snobisme, con
ventionaliteit en gewichtigdoenerij
vreemd is, zowel van de zijde van de
organisatoren en uitvoerenden als
van de zijde van het publiek, de „pro-
menaders tot wie de vooral bij de
jeugd zo populaire Sir Malcolm Sar
gent eens een open brief heeft ge
richt, waarin hij hen „de vreugde van
de muziek en de musici" noemde.
„De promenadcr", aldus Sir Malcolm,
gaat naar zijn concert niet om te
oordelen tussen deze of gene uitvoe
ring, niet cm te luisteren naar kleine
gebreken in het spel en niet om ge
leerd over een of ander pnnt van
ondergeschikt belang in de uitvoering
te discussiëren hij komt om van
de muziek te „genieten". En de pro-
menader heeft gelyk".
De aangekondigde expositie
van de 21-jarige Amsterdamse
schilder Theo Niermeyer, die
van 21 juli tot 16 augustus in
het internationale studenten
centrum „De Drommedaris" te
Enkhuizen zou worden gehou
den, is door de culturele com
missie van de „Drommedaris"
op het laatste ogenblik gewei
gerd. „op grond van de over
weging dat zelfs een schilder
zich niet alles kan veroorlo
ven", aldus deze commissie.
De expositie van ongeveer 35
non-figuratieve schilderijen en
tekeningen van Theo Nier
meyer is de afgelopen maand
in het Anne Frankhuis in Am
sterdam te bezichtigen geweest.