Herinneringen aan een joods milieu uit 1920 PROMENADE" IN ALBERT-HALL Pockets Vijf eeuwen kunst en geschiedenis „DE ANDERE KANT" VAN MARGA MINCO HERDRUKT NATIONAAL BALLET VERLIEST ENKELE TOPKRACHTEN Ondanks bommen Onsterfelijken Zij hebben gelijk Zelfs een schilder mag niet alles ZATERDAG 21 JULI 1962 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT LIZZY SARA MAY: Marga Minco, schrijfster van „Het Bittere Kruid", en wier tweede verhalenbundel „De Andere Kant" thans is herdrukt, uitge breid met een tweetal nog niet gebundelde verhalen waarover straks meer, maakt wanneer zij vertelt vaak gebruik van „under statement". D.w.z. dat zij „nog beneden de waarheid blijft"; dat zij door een detail, een in feite zelfs onbelangrijk onderdeel in het vollle licht te plaatsen, datgene waar het om gaat des te scherper, in dit geval meestal schrijnender, naar voren brengt. We kennen allen dit verschijnsel. Er is b.v. iemand die ons heel dierbaar is gestorven. We hebben het lijden meegemaakt, de begra fenis, het verdriet, beseffen dus alles. En dan, bij het opruimen, vinden we opeens een onafgemaakte brief in een schrijfmap, of doodgewoon een paar uitgelopen schoenen in een kast, dingen die eigenlijk van geen belang zijn. Dan kan het niettemin zijn of het verdriet pas goed doorbreekt, of 't gevoel verhevigd wordt, of we 't dan pas beseffen. Dit gevoelselement nu, kan een schrijver bewust of onbewust gebruiken als middel om het effect van ontroering of schok teweeg te brengen bij de lezer. In de boeken van Marga Minco, die van nature blijkbaar een sterke neiging tot understate ment heeft, treft men er menig staaltje van aan, juist ook weer in de twee nieuwe verhalen waarmede de herdruk van „De andere kant" is verrijkt: „Het dorp van mijn moeder" en „Al leen de boeken". Letterkundige kroniek door RANS IVARREÏ In het eerstgenoemde verhaal wordt door de zogezegd welwillende domi nee en door de twee oudei'lingen, die kleinzielig weigeren een poging te- doen om een „bevriend echt» paar" (in feite de ouders van de hoofdpersoon uit het verhaal) uit Westerbork te helpen redden, voor het „effect" gezorgd: Het formulier tje dat zij zouden moeten afgeven, de ondertekening die zij met hun „geweten" niet kunnen plooien staat iiji navrante verhouding tot het pa piertje dat de verzoekster later van haar ouders ontvangt: „Een paar da gen later kreeg ik via een kennis bericht van mijn vader. „We zijn uit W- vertrokken", schreef hij op een briefkaart die hij kennelijk uit de trein had gegooid, „we zijn op weg naar de grens. Moeder maakt het goed. De trein is erg vol". Hij had met potlood geschreven en zijn naam er niet onder gezet. Het was niet nodig. Ik herkende zijn hand schrift zo wel. Geen enkele onderte kening deed er nog iets toe". In „Alleen de boeken", de titel wijst het uit wanneer men het verhaal ge lezen heeft, vindt men ook hier een geval van „het doet er niet meer toe" uitgebeeld, zij het dat het hier een liefdesconflict betreft, geen joodse tragiek. Bij Lizzy Sara May, geb. 1918, een andere joodse schrijfster, is in een van de verhalen uit haar bundel „Oome Soes heeft gehuild" een nog frappanter voorbeeld te vinden, zij het dat het element van verzwijgen hier bewuster werd toegepast. In „De Zwemkampioene" vertelt zij, hoe zij met haar broertje in Duits land bij een tante (haar moeder was Duitse) logeert in de twintiger ja ren. Een uit het stadje afkomstige zwemster, die in Holland lauweren geoogst heeft, zal bij haar thuis komst worden gehuldigd. De kinde ren plukken in tantes tuin een enorm boeket om haar dat te brengen, maar tante zegt dat ze het maar niet moe ten doen. Ze komen er niet achter waarom niet", „ik kan het jullie niet uitleggen" zegt tante Èlly". Wanneer de kinderen de volgende dag in het zwembad de kampioene zien, willen zij haar toch een hand tekening vragen: „Wat zag ze er ge woon uit. En dat voor een kampioe ne! Een gewoon zwart badpak. En zonder bloemen- Want in mijn ach terhoofd had ik me haar voorgesteld van de springplank duikend met de krans om. Ze ging ook heel gewoon eerst onder de douche en praatte wat met de badmeester. En daarna, daar na keek ze onze kant uit. Ik greep Josje al bij de hand om samen met hem naar haar toe te gaan, toen Ik bedacht dat ik pen en papier in het badhokje had laten liggen. Maar nu het tijdstip, het grote moment van de ontmoeting aangebroken was, durfde ik niets meer riskeren. We bewogen ons naar haar toe alsof we aangetrokken werden door een mag neet. Nooit zal Ik de welwillende uit drukking op haar gezicht vergeten toen ze ons naderbij zag komen. En haar dikke, blozende hoofd naar ons overbuigend vroeg ze. „Zo, zijn jullie de kleine Hollanders?" We konden slechts knikken. „En bij wie logeren jullie dan?" „Bij tante Elly, van de hcrenmodewinkel" fluisterde ik. „Bij Kohn?" klonk het verbaasd. En daarop venijnig: „Bij Kohn". Ze keerde zich naar de badmeester: „Bij Kohn!" zei ze nog eens, maar nu langgerekt. We keken nog steeds vol verwachting naar haar op. Ilc had m'n hand al uitgestrekt om naar het hadhokje te wijzen, waar pen en pa pier lagen te wachten. Maar ze draaide zich om, liep met korte, ste vige passen naar de springplank en dook met een volmaakte sprong het water in. Josje en ik, acht en tien jaar oud, keken elkaar wezenloos aan. Ergens knaagde een pijn in m'n binnenste, een gevoel van vernede ring, dat ik niet thuis kon brengen. En dat was in het jaar 1928". Dit is wel het opvallendste voor beeld van understatement dat we, in dit verband, ooit lazen: uit de naam en uit het jaartal moet men de tra giek aflezen. Het is zelfs denkbaar dat voor iemand uit een andere le venssfeer, die uu niet direct net Westeuropcse namen en data in het hoofd loopt, de pointe van het ver haal verloren gaat. Overigens is de hele bundel met vertellingen „Oom Soes heeft gehuild" een bijzonder en merkwaar dig boekje. We kenden Lizzy Sara May, die ook in de balletwereld geen onbekende is, tot nu toe hoofdzake lijk als dichteres van de nog al mo dernistische bundels „Blues voor voetstappen" en „Weerzien op een plastic-huid". Vooral haar blues heb ben soms een gedrevenheid: het bloed gaat zwart waar het niet kruipen mag en tegen het druisen klemmen wij de oren dicht en tegen het te schelle licht zien wij elkander diep in de donkere glazen. Maar deze herinneringen uit haar jeugd lijken ons veel echter en onge- kunstelder dan haar poëzie. We ge bruikten zojuist de uitdrukking „joodse tragiek", en die dan in het bijzonder beperkt tot het lot der jo den kort voor en tijdens de tweede wereldoorlog. In het boekje „Oom Soes heeft gehuild" treft men er wei nig van aan. Niemand, die de verzen van Lizzy Sara May kent, zou ver moeden dat achter deze onopge smukte, zuiver vertelde verhaaltjes dezelfde schrijfster schuilt. Ze zijn vredig, lief, dromerig haast, ze ade men nog een laat-negentiende eeuwse geest. Pretentieloos, maar toch niet wgeloos; ze hebben dat fijne, vrou- welijk-gedistingeerde dat b.v. ook het proza van de zoveel oudere Wal- ly Moes kenmerkt. In hoeverre de vertellingen autobiografisch zijn, we ten we niet; ze maken evenwel de indruk geheel naar de waarheid gete kend te zijn. Een beschaafd joods milieu uit de twintiger jaren dezer eeuw wordt er in ten tonele gevoerd: de vader een rechtschapen zakenman met vage kunstzinnige aspiraties, die failliet gaat in de crisisjaren; de (Duitse) moeder een fijne vrouw die musi ceert en zingt. Amsterdamse oomr en tantes, typisch joods milieu saamhorig, met die vleug internatio- naliteit en die oeroude oosterse tra dities, zo dierbaar, onuitroeibaar in het bloed. De taal, vol Jiddische woorden en wendingen, kleurrijk Het is een vertellen met gedempte, mijmerende stem, met trekjes, zo fijn dat men er licht overheen zou lezen: „En tante Donsje'met haar mooie veertjesnaam.... Iedereen lijkt op zijn naam. Ik lijk op mijn naam en mijn broertje Josje lijkt op zijn naam. Josje, een zachte naam van zwarte krulletjes. En tante Eefje lijkt op haar naam, een lachoogjes- naam. En oom Soes, een echte zoete naam die ook een beetje slaperig is. En oom Sal, die lijkt op zijn naam! Een naam die scherp smaakt en pun tig is. Als je naar hem kijkt weet je meteen dat hij Sal heet. Maar Dons je, zo'ri lieve naam, daar hoorde een zachte stem bij en zachte handen.... Ik keek eens naar de handen van tante Donsje. Rode, ruwe werkhan- den", etc. Of het simpele „Een schildpad", fluisterde ik beschaamd", boven aan pagina 53, dat zo'n diepe blik in de kinderpsyche geeft. Aan het grote drama komt Lizzy Sa ra May in dit lieflijke boekje niet toe. Zij stopt in zekere zin, waar Marga Minco begint. Als tekening van joods jeugdleven in een nog „on bezorgde" tijd vlak voor de grote catastrofe zal dit fijne, goedgeschre ven boekje zijn waarde behouden. Royal Albert Hall, liet huis van de Promsis steeds tot de laatste plaats bezet door muziekliefhebbers die niet naar de fouten, maar naai de muziek komen luisteren. Lizzy Sara May: Oom Soes heeft ge huild, Wereldbibliotheek, Amsterdam Margo Minco, De andere kant, ver meerderde herdruk, Ooievaar 141, Bakker/Daamen N.V., Den Haag. In Nijmegen is op het Keizer Karelplein een standbeeld van Karei de Grote onthuld. Dit forse monument is een schep ping van Albert Termote. (Van een speciale verslaggever) Marianne Hilarides, de eerste soliste van het Nationaal Ballet, is niet mee op de tournee, welke het ballet op het ogenblik maakt door Marokko en Spanje en die tot eind augustus zal duren. De reden is dat zij nog geen contract heeft getekend voor het vol gend seizoen. Het is de vraag of zij alsnog een contract zal tekenen en of zij daartoe de gelegenheid krijgt. Zelf zegt zij, dat ze het allemaal nog eens rustig moet bekijken. Die sfeer in de groep bevalt haar niet. Daarte- fenover staat dat de leiding van het allet van oordeel is, dat mejuffrouw Hilarides, die als lastig bekend staat, het ballet op de belangrijke tournee door Spanje niet in de steek had mo gen laten. Dat de leiding van het Nationaal Ballet, na de consolidatie van het Neder landse balletwezen, straffer te werk gaat blijkt uit het feit dat een andere soliste, Maria Bovet, op staande voet is ontslagen. Haar werd verweten de repetities te verzuimen. Een derde belangrijke medewerker ver liest het ballet in de persoon van de solodanser Peter Appel, die een con tract heeft gesloten bij het theater van Basel, waai* hij Irene Skorik als partner krijgt. De opengevallen plaatsen in het ballet zullen worden ingenomen door leden van het vroegere ballet van de Mar kies de Cuevas. Marian Sarstadt, so liste van het voormalige ballet van de markies, is met ingang van 1 sep tember aanstaande verbonden aan het Nederlands Danstheater. Marian Sarstadt begon in 1949 haar op leiding bij Ann Sybranda. Zij volgde de selectievakklasse bij de Scapino- balletschool en werd in 1957 élève bij het Scapinoballet van Hans Snoek waar Marian Sarstadt in het seizoen 1958-1959 reeds veel solistische rollen te vertolken kreeg. In augustus 1960 werd zij door de markies de Cuevas geëngageerd, in welks internationale gezelschap zij binnen de tyd van an derhalfjaar vanuit het corps de ballet opklom tot de rang van soliste. Vanavond begint nieuw seizoen (Van een medewerker) Als heden zaterdagavond om een minuut over half acht de in onberispelijk rokkos- tuiun gestoken gestalte van Sir Malcolm Sargent het publiek in de tot de laatste plaats bezette Londense Albert-Hall de rug toe keert om zich voor het symfonieorkest op te stellen en de dirigeerstok heft voor het God save the Queen, zal daar mee het nieuwe seizoen van de Henry Wood Promenade Con certen het 83ste zijn ge opend en een nieuw belangrijk hoofdstuk aan de geschiedenis van deze vermaarde muziekma nifestaties worden toegevoegd. De promenadeconcerten, die twee maanden in beslag nemen, zijn beroemd en bemind, bij mu ziekliefhebbers over de hele we reld. Want hoewel het evene ment zich uitsluitend in Londen afspeelt, zijn de concerten dank zij de B.B.C. toegankelijk voor een onschatbaar groter publiek dan de achtduizend mensen die de Albert-Hall kan bevatten. En dank zij de moderne techniek hebben de t.v.-kijkers in Europa enige jaren geleden een indruk kunnen krijgen van de geest, waarin deze concerten worden gegeven, toen zij getuige kon den zijn van een reportage van het uitbundig feestelijke slot- concert, waaraan de bezoekers zelf een even actief aandeel heb ben als het orkest, de solisten en de dirigent. Het eerste promenadeconcert werd 83 jaar geleden, op 10 augustus 1895, in de Londense Queen's Hall gege ven. De dirigent op die avond was de man naar wie de promenadecon certen genoemd zouden worden, Hen ry (later Sir Henry) Wood. Het idee van „promenade"concerten, waarbij de toehoorders staande konden luis teren of zich vertreden, stamde uit Farys. Concerten van deze aard wa ren al eerder in Londen gegeven, maar eerst in 1895 kwam de samen werking tot stand tussen Wood en de concertdirecteur Robert Newman, waaruit dé Henry Wood promenade concerten zouden ontstaan. Het doel van deze concerten was niet alleen om het Britse publiek, dat de reputatie had niet erg „music- minded" te zijn, tot liefde en begrip voor de muziek op te voeden en ken nis te laten maken met het grote concertrepertoire tegen prijzen, die daarvoor geen enkele belemmering hoefden te vormen, maar ook, en niet in de laatste plaats, jonge componis ten en uitvoerende kunstenaars de kans te geven zich te doen horen. Wat de opvoeding tot de muziek betreft hierin is Henry Wood de man die door een kind eens de „beschermheilige van de muziek" is genoemd voortreffelijk geslaagd. De concerten hebben zich in de 83 jaar van hun bestaan, altijd zelfs in de tweede wereldoorlog, terwijl de bommen op de Britse hoofdstad vie len, in een enorme populariteit mo gen verheugen, vooral ook bij de jeugd, die vaak al 's ochtends om elf uur bij de Albert Hall in de rij gaat staan om 's avonds het eerste binnen te kunnen zijn. De artistieke politiek van de stich- Bij J. M Meulenhoff, Amster dam, verscheen in de reeks „Ge schiedenis van de Beschavin gen" het deel „De Wereld van Rome" door Michael Grant, met 50 illustraties, een prima boek van de grote kenner van de Ro meinse geschiedenis. In de „Saiamander-pockets" van Querido, Amsterdam, verscheen een goedkope herdruk van „Dafnis en Chloë", de onsterfelijke Griekse her dersroman van Longos, vertaald door Prins; voorts „Juffrouw Stronk en andere verhalen" (derde druk) van Top Naeff, en „De Gouden Reael" (20ste druk) van Jan Mens. Van de „Anker" dan wel „Donker"- boeken van Ad. Donker, R'dam, noe men we een vertaling van Dylan Tho mas' „Uitzicht op zee" (verhalen, vert. Max Schuchart), een vertaling van „Het Lichtschip" van Siegfried Lenz (novelle, vert. Jan I-Iardenberg), de roman „De Deserteur" van A. de Kool en de „Losse verhalen" van de thans 25-jarige André Kuyten. Dan zijn er nog drie nieuwe „Ooie vaars" van Bert Bakker/Daamen N.V., Den Haag: een herdruk van „De Andere Kant" van Marga Min co, vermeerderd met twee verhalen, namelijk „Het dorp van mijn moe der" en „Alleen de boeken"; „1-Iet Heilige Hout", een herdruk van do drie lekespelen door M. Nijhoff („De Ster van Bethlehem", „De Dag des Heren" en „Des Heilands Tuin") en een welkome keuze uit de ly riek van de nu ruim 25 jaar geleden gestorven Albert Verwey, een keuze, gemaakt door J. W. Schulte No'rdholt die ook een inleiding schreef en het boekje terecht „Een op de onsterfe lijkheid gerichte wil" noemde. Ver- weys poëzie vermocht ons zelden te treffen, deze bloemlezing heeft daar niets aan veranderd, maar een nut tige uitgave is het wel. De eerste concertmeester van het Concertgebouworkest, de heer Ste ven Staryk, zal met ingang van 1 september 1962 het orkest verlaten. Hij zal zich in Londen gaan vesti gen. Het bestuur van de Nederlandse Or keststichting betreurt het uiteraard, dat het niet mogelijk is gebleken de verbintenis met de heer Staryk voort te zetten, maar verheugt zich er over dat de heer Staryk zich be reid heeft verklaard als eerste con certmeester incidenteel medewerking te verlenen aan een aantal concerten van het Concertgebouworkest. Gulden-V liestentoonstelling in Brugse Groeninge-museum (Van onze Brugse correspondent) De bloem van de oude Europe se adel is het vorig weekend naar Brugge gereisd voor de opening van de tentoonstelling van het Gulden Vlies, waarin aan de hand van prachtige por tretten van beroemde kunst schilders en eeuwenoude, glin sterende juwelen een beeld wordt gegeven van vijf eeuwen kunst en geschiedenis. Niet min der dan dertig ridders van het Gulden Vlies kwamen naar de stad van Gezelle en Memling, waar in 1430 deze ridderorde, die honderden jaren lang een zeer belangrijke rol zou spelen op het terrein van de politiek, de godsdienst en de kunst, in het leven werd geroepen door Filips de Goede, ter gelegenheid van zijn huwelijk met Isabella van Portugal. Enkele klinkende namen van aan wezigen: aartshertog Otto van Habsburg, souverein van de orde; prins Charles van Löwenstein, hertog Albrecht van Bayern, aartshertog Jozef Arpad van Oos tenrijk, graaf Revertera de Salan- dra, Burggraaf Terling, Gravin Thiery de Limbourg Stirum en aartshertogin Roberte van Oosten rijk. Het Belgische ministerie voor Natio nale Opvoeding en Cultuur en de stad Brugge, die deze expositie tot stand brachten .rekenen op ruim 200.000 bezoekers. Dit jaar hebben in de Brey- delstad immers eveneens de opvoe ringen plaats van het vermaarde Hei lig Bloedspel, terwijl de tentoonstel ling „De eeuw der Vlaamse primitie ven" in 1960 niet minder dan onge veer 180.000 bezoekers telde. Dit zijn zeker elementen, die deze hoop wettigen. Met de inrichting van de Gulden Vliestentoonstelling zijn' overigens ontzaglijke kapitalen ge moeid. De ongeveer 350 kunstwerken, welke men thans in het Groeninge- museum kan bewonderen, zijn verze kerd voor liefst 450 miljoen B.fr. De kunstschatten zijn afkomstig uit Ne derland. Frankrijk, Duitsland, Dene- marken, de Verenigde Staten van Amerika, Groot-Brittannië, het Groot Hertogdom Luxemburg, Italië, Oos tenrijk, Portugal, Spanje, Zwitser land, Zweden en Canada. Men treft er werken aan van J. van Eyck, R. van der Weyden, H. van der Goes, de meester van Flemalle, Ve lasquez, Ribera, V. Lopez, J. Mos- taert, P. P. Rubens, J. van Cleef, A. Moro, B. van Orley, A. van Dijclc, G. van de Woestijne, A. Dürer en vele anderen. Ook onder de op de portretten voor gestelde ridders van het Gulden Vlies vindt men beroemde namen, waar onder Filips de Goede, Karei de Stou te, Keizer Karei, Filips II, Willem van Oranje, Frans I, Hendrik VIII, Don Juan, Lodewijk XV, Napoleon en de hertog van Wellington. De inrichters hebben zich ingespan nen om duidelijk de evolutie aan te tonen in de ridderorde. Vandaar dat men niet alleen juwelen en schil derijen te zien krijgt, maar ook prach tige wandtapijten, wapenrustingen, oorkonden, borstbeelden, kaarten, prenten en zegels. Nochtans ontbreekt de aangekondig de blauwe diamant, die thans in het bezit is van de Antwerpse diamant handelaar Komkommer. Deze prach tige steen sierde eeuwen geleden het juweel van het Gulden Vlies. Een twistpunt over een erfenis is de oor zaak van een schil, waardoor het ver kieslijker leek om deze 25 miljoen kostende diamant niet in Brugge ten toon te stellen. Maar de schittering van deze edel steen wordt in de expositie vervangen door dc glans van tientallen andere, die ondergebracht zijn in een zaal, welke men gerust de schatkamer van het Gulden Vlies zou kunnen noemen. Het grootste gedeelte van de vele kostbare voorwerpen, welke men er aantreft, zijn afkomstig uit Wenen, waar de schat en de archieven van de ridderorde bewaard worden. Tot in 1794 bevonden ze zich echter te Brussel. Tijdens de opmars van het Franse republikeinse leger heeft een zekere Karei Jan Beydaels van Zit- taert, schatmeester van het Gulden Vlies, de ganse merkwaardige verza meling van het Arsenaal in Brussel op 90 wagens geladen, die drie jaar later, in 1797 na heel wat wederwaar digheden Wenen bereikten. In de af gelopen 150 jaar werd overigens her haaldelijk getwist over het eigen domsrecht van deze schat. Dit was zelfs vlak na de tweede wereldoor log nog het geval. In elk geval erken de de Oostenrijkse Republiek bij de creet van 16 september 1953 het eigendomsrecht van de orde op haar schat en haar archieven. Het Gulden Vlies was oorspronke lijk het bindmiddel, dat de af scheuring van het rijk en opstand te gen het vorstelijk gezag moest voor komen. De organisatie droeg vooral een politiek en godsdienstig karakter, terwijl alleen personen van „onver valste" adel er in konden opgenomen worden. Na de Spaanse successie oorlog zou het Gulden Vlies zich splitsen in twee takken, Na de dood van Karei II werd na tien jaar oorlog een bestand getekend, waarbij Filips van Anjou van het geslacht de Bour bon de troon van Spanje toegewezen kreeg, terwijl de Habsburger Karei VI Milaan, Napels, Sicilië en de Ne derlanden ontving. Beide vorsten eis ten de orde voor zich op en zo kwam de scheuring tot stand met een Oos tenrijkse lalt en een Spaanse. De Oostenrijkse tak is tot op heden Fragment van een door Ru bens geschilderd portret van de Hertog van Alva, dat te- zien is op de Gulden-Vliesten toonstelling. ters van dc promenadeconcerten is van 1895 tot na de tweede wereld oorlog gehandhaafd. Pas na 1950 werd het karakter van de concerten wat gewijzigd tengevolge van de groeiende populariteit van Sir Mal colm Sargent, de dirigent van het B.B.C. Symphonie Orchestra dat, sinds de B.B.C. in 1926 na de dood van Robert Newman de organisatie van de concerten overnam, een groot aandeel in deze manifestatie heeft. De zo belangrijke elementen in de proms „nieuwe muziek" en „nieuw talent" werden sindsdien wat meer naar de achtergrond gedron gen. Maar sinds de benoeming van William Clock tot muziekdirecteur van de B.B.C. vier jaar geleden is hier weer verandering in gekomen. Nadien hebben nieuwe orkesten, di rigenten en solisten hun intrede in de Albert Hall gedaan en is het „proms"-ropertoïre met een heel sca la van nieuwe muziek (in 1961 o.a. met werken van Schönberg en Alban Berg) uitgebreid ,terwyl ook aan het werk van Berlioz een rechtmatige plaats werd ingeruimd. Dit jaar werken niet minder dan ze ven orkesten aan de proms mee: het B.B.C. Symphonie Orchestra, het B.B.C. Northern Orchestra, het B.B. C. Scottish Orchestra, het London Philharmonic Orchestra, het Philkar- trouw gebleven aan de oorspronkelij ke beginselen van het Gulden Vlies: alleen de echte oude adel wordt er .n opgenomen, maar dit is niet het ge val met de Spaanse, waarin ook aan niet-edelen, zoals de presidenten van de Franse republiek het lidmaatschap verleend werd. Dit laatste, samen met het feit dat ook niet-katholieken ridder van het Spaanse Gulden Vlies werden, zoals sultan Abdul Hamid en Keizer Hiro- hito van Japan, was er de oorzaak van dat de verhoudingen met de Oos tenrijkse groep, geleid door aarts hertog Otto van Habsburg, tot op he den maar lerg koeltjes gebleven wa ren. Blijkbaar werd nu te Brugge een streep door dit alles getrokken, want ridders van beide takken waren niel alleen aanwezig bij de openingsplech tigheid, maar zy woonden ook samen in dc O.L. Vrouwkerk van de Brey- delstad liet „Boergondisch Jaargetij de" by. Dit is een kerkelijke plechtig heid, die elk jaar wordt opgedragen ter nagedachtenis van Karei de Stou te en Maria van Bourgondië. De ten toonstelling blyft toegankelijk tot 30 september. SIR MALCOM SARGENT ...zij hebben gelijk... monia Orchestra, de Royal Philhar monic en het London Symphony Or chestra, die door in totaal veertien dirigenten znllen worden geleid. Een nieuw aspect, sinds de benoe ming van Glock, is dat de B-B.C. speciaal voor de promenadeconcerten, opdrachten verstrekt aan jonge com- Eonisten. Voor het huidige seizoen ijvoorbeeld aan Alan Rawsthorne, Thea Musgrave, Nicolaas Maw en Peter Maxwell. Maar onveranderlijk vormen de wer ken van de onsterfelijke componisten elk jaar weer de ruggegraat van de concerten. Jaarlijks omvatten zij de meeste van Beethovens orkestwer ken, de vier symfonieën van Brahms en de laatste drie symfonieën van Tsjaikovsky Daaromheen wordt het verdere programma opgebouwd moderne werken en de minder be kende werken van de muzikale reu zen. Zo zijn dit jaar Mahlers derde symfonie, het Magnificat uit de Ves pers van Monteverdi, Berlioz' Dam nation de Faust, Handels Israël in Egypte en Tsjaikovsky's Manfred symfonie in het programma opgeno men. Ook wordt ieder jaar speciaal aan dacht besteed aan de herdenking van geboorte- of sterfdagen van compo nisten en andere belangrijke gebeur tenissen. Zo worden dit jaar de ge boortedagen van Debussy, Strawin- sky en Sir William Walton muzikaal herdacht. En volgend jaar zal een speciaal programma worden gewijd aan Benjamin Britten, die dan vijf tig jaar wordt. En dan zijn er na tuurlijk ,als vaste programma-onder delen op de zo spontane, hartverwar mende slotavond Elgar's Mars Pomp and Circumstance en Henry Wood's Fantasia on British sea songs. De promenadeconcerten zijn een vas te, maar springlevende traditie in het Britse muziekleven geworden. Ver moedelijk, omdat zij wortelen in een oprechte, eerlijke gezonde liefde voor muziek, waaraan alle snobisme, con ventionaliteit en gewichtigdoenerij vreemd is, zowel van de zijde van de organisatoren en uitvoerenden als van de zijde van het publiek, de „pro- menaders tot wie de vooral bij de jeugd zo populaire Sir Malcolm Sar gent eens een open brief heeft ge richt, waarin hij hen „de vreugde van de muziek en de musici" noemde. „De promenadcr", aldus Sir Malcolm, gaat naar zijn concert niet om te oordelen tussen deze of gene uitvoe ring, niet cm te luisteren naar kleine gebreken in het spel en niet om ge leerd over een of ander pnnt van ondergeschikt belang in de uitvoering te discussiëren hij komt om van de muziek te „genieten". En de pro- menader heeft gelyk". De aangekondigde expositie van de 21-jarige Amsterdamse schilder Theo Niermeyer, die van 21 juli tot 16 augustus in het internationale studenten centrum „De Drommedaris" te Enkhuizen zou worden gehou den, is door de culturele com missie van de „Drommedaris" op het laatste ogenblik gewei gerd. „op grond van de over weging dat zelfs een schilder zich niet alles kan veroorlo ven", aldus deze commissie. De expositie van ongeveer 35 non-figuratieve schilderijen en tekeningen van Theo Nier meyer is de afgelopen maand in het Anne Frankhuis in Am sterdam te bezichtigen geweest.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1962 | | pagina 13