Veel drukte in
Zeeuwse pensions
INDIA HEEFTEEN
JUMPERKONINGIN
AF
KINDERKRANT
ONGESCHREVEN ROMAN
Maar huisvrouwen draaien
er de hand niet voor om
weeldebelasting
is
eraf!
goedkoper!
Ciw
/Hcozeuw
Van vrouw/ I
j tot vrouw/
Sombrero
DAGJE UIT MET
DE KINDEREN
bollax
Ixixis
ZATERDAG 14 JULI 1962
PROVINCIALE ZEEUWSE Q OUR AN T
In de zomer moeten, tussen de be
drijven door, winterkleren worden
klaargemaakt. Truien breien voor de
zoons dus. ,J2n we kunnen wat aan
hoor!" verzekerde mevrouw Goed-
bloed ons lachend.
Een Duitse gast wilde „ztoiebelfleisch" eten. Daarmee i
bezig, toen roe haar in de keuken verrasten.
Al jaren had ik haar niet meer ont
moet: wij woonden te ver van
elkaar dan wat wij nog geregeld het
gebruikelijke familie-contact konden
onderhouden. Het bleef bij een brief
of wat bij feestelijke gelegenheden.
En op de laatste schriftuur valt niets
meer te antwoorden want het is haar
doodbericht. Merkwaardig, dat zij
daardoor nu opeens veel levender
voor mtjn ogen staat dan ooit te
voren.
Zij was mijn jongste tante, en als
zodanig tegelijk dichtbij en veraf.
Want jongste tantes plegen door
gaans graag jong te willen blijven en
dus hechten zij zich met voorliefde
aan de neven en vooral nichten met
wie het al aardig spelen en gekheid
maken is.
Maar zij bleef daarbij toch altyd tan
te: een wezen op een lijn met vader
en moeder, met een niet meer in
te halen leeftljdsvoorsprong.
En zij was juist van het grappige
slag dat graag op de tenen gaat
staan om ouder te lijken en mee te
kunnen tellen. Zij dolde met ons de
ene dag om de volgende ongenaak
baar volwassen ie doen, en wat het
spraakgebruik destijds zo geestg
noemde: een dag in de week mee
te regeren.
(Van onze redactrice)
H e heer en mevrouw Hulshof-Boer zaten net even uit te blazen
L/ en te genieten van een kopje thee; hun twaalf pensiongasten
waren „uitgevlogen" en de twaalfjarige zoon speelde buiten toen
wij binnenkwamen.
Het echtpaar Hulshof exploiteert pension ;t Hoekje in Renesse. Van
mevr. A. J. Hulshof-Boer hoorden wij hoe een huisvrouw, die des
zomers de scepter zwaait in een huis vol pensiongasten, haar 'dag
indeelt. En ook mevrouw D. C. Goedbloed-Boot, die in het cen
trum van het dorp Renesse woont, vertelde ons daarover
het een en ander.
Mevrouw Goedbloed heeft alleen pen
siongasten In het voor- en naseizoen.
In juli en augustus verhuurt zij ka
mers. „En met die verhuurde kamers
heb ik niet zo veel werk- De één
laat het schoner achter, dan de an
der. Opruimen, schoonmaken, ramen
zemen; dat is eigenlijk alles. Mijn
oudste dochter van achttien helpt
me. Als er pensiongasten zijn, dan
maak ik de groenten schoon, zij
kookt, dekt de tafel en brengt het
eten binnen en ik was af", vertelt
mevrouw Goedbloed.
Achter het huis ligt een goed onder
houden bloemen- en groententuin-
„Ja, dat doe ik ook bijna allemaal
zelf. Mijn man helpt wel eens gras-
maaien, maar hij heeft een garage,
dus veel tijd heeft hij ook niet over".
Intussen komt de vierjarige dochter
binnenstuiven. Verwachtingsvol kijkt
ze haar moeder aan. Die weet pre
cies wat er van haar verlangd wordt.
Dochterlief krijgt een dubbeltje voor
lollies voor haar en haaf speelkame
raadje. „Dat had ik haar beloofd en
zoiets vergeet ze niet", zegt mevrouw
Goedbloed lachend.
De was en de gasten -
Haar dagtaak begint om half ze
ven. „Eerst de eigen boel oprui
men en ontbijten en dan, als er pen
siongasten zijn, het ontbijt voor de
gasten verzorgen. Dan moet U na
tuurlijk niet de wasdag meerekenen.
Als ik dan om vijf uur niet op ben,
heb ik me verslapen. Op zondagmid
dag ga ik meestal een uurtje rusten
en dan ben ik op maandag fit!"
't Is leuk werk, vindt, mevrouw Goed
bloed. Haar eigen gezin heeft niet te
lijden onder deze extra werkzaam
heden. „Ja, als we zelf door het ver
huren in de schuur zouden moeten
wonen, dan zou mijn man het niet
goed vinden, maar we hebben ruimte
genoeg voor onszelf. Het gaat eigen
lijk allemaal vanzelf".
COUVERTS
en
CASSETTES
in zilver, pleet en
verzilverd
veel en vee!
bij uw juwelier
slagroom toe- 't Gaat me gelukkig
allemaal handig af. Ik heb er nu
routine in. Een té zware belasting
is het zeker niet. Mijn man helpt me
met het ontbijt en de lunch. Hij ver
zorgt ook de tuin. Ik heb een hulp
voor halve dagen en 's avonds na het
eten komt er iemand voor de afwas".
mevrouw Hulshof
Nu ik de zwartomrande rouwkaart
overlees, moet ik onwillekeurig
om mijn eigen gemelijke overpein
zingen van destijds glimlachen.
Hoe vroeg volwassen leken tantes in
mijn jonge jaren: toen ik als school
kind meereed achter in haar trouw-
koetsje, zielsgelukkig met mijn witte
neteldoekse jurk, moet zij nog maar
nauwelijks de twintig voorby zyn ge
weest. Een knappe, goedlachse, licht
geraakte maar snel vertederde bruid,
met het goede gulle hart bovenop de
tong.
Het leek alles zo zonnig toen zij op
haar vlugge resolute manier in het
huwelijksbootje sprong. Zij zou dat
wel even klaren, het roer was bij
haar in goede stevige handen.
Nauwelijks tien jaar later voer zy in
een ander schuitje, waarvan zij het
roer aan mij liet om zelf de riemen
tc hanteren.
Over hot stille water van een brede
stadssingel roeide zy enige malen per
dag op het ziekenhuis toe, waar haar
tweede zoon in z(jn wieg lag, nauwe
lijks drie weken oud. Een snelle in
greep aan de slokdarm, die op een
plaats vernauwd bleek, had hem het
prille leven gered zijn moeder
moest de rest doen om hem in dat
leven te houden-
En nauwelijks op de been, ontdekte
haar driftige voortvarendheid al de
kortste weg om bij het zwakke, ma
gere kindje te komen: met een roei
boot over de singel voor haar huls,
een paar maal per dag.
Toen hy eindeiyk thuiskwam, een
beer van een jongen, dank zy
haar toewijding, had zich iets in haar
gelegd. Zij was minder opvliegend en
rap met haar mond geworden. Zij
hechtte zich aan de tweede zoon
met meer dan mocderiyke bezorgd
heid, ook toen na enfge jaren een
derde geboren werd.
De oudste en de jongste bleken ste
vige, bijdehante knapen die zich on
vervaard op eigen houtje door het
leven sloegen. De middelste, een
zwijgzame, goedhartige jongen
scheen wel voorbeschikt om alle te
genspoed van de anderen over t<-
nemen.
Zijn zware bijziendheid versperde
hem de weg naar zyn hartewens:
marconist op de grote vaart te wor
den. Hy schikte zich, en kwam by
een tuinarchitect in de leer; de bui
tenlucht bleek uiterst heilzaam voor
zijn gestel dat altijd kwetsbaarder
gebleven was dan zijn stevig uiterlijk
deed vermoeden.
Want nauwelyks onder de wapenen,
vatte hij een zware kóu die tot een
hevige longontsteking verergerde.
Het was in de jaren vlak voor de
tweede wereldoorlog, en de penicil
line wachtte nog or> haar ontdekker.
De doktoren, voor de tweede maal
in zijn leven om zyn behoud in de
weer, gaven hem nog hoogstens een
week.
En iedere dag reisde zijn moeder
op en neer naar dat stille zieken-
kamertje op een speciale bezoeltper-
missie: het kon immers iedere dag
aflopen.
Zyn sterke levenswil en de taaiheid
van zijn jeugd haalden hem erdoor:
hy kwam terug bij zyn bloemen en
planten, een tikje stiller nog dan te
voren, en aandoenlyk bezorgd om
zyn moeder die het met hem toch zo
slecht getroffen had.
De oorlog vond hem als telegrafist
aan de Brabantse grens, en joeg hem
de Franse kant uit to midden van
een angstige ordeloze troep vluchte
lingen. Lopend bereikte hij, een ge
wonde kameraad steunend, met nog
twee kornuiten Boulogne.
Hij zag de schepen afvaren, een voor
een, tot zinkens geladen met Engelse
soldaten. Geen plaats voor hem aan
boord, hoezeer hij er ook om bedelde.
Hy ging terug, lopend, met als
troostprys een paar noodrantsoenen
op zak. Haveloos en verwilderd als
hy en zijn kameraden waren,, viel
men hem in Maastricht bijkans om
de hals van vaderlandslievende be
wondering.
Wat kan ik voor je doen? riep een
wildvreemde dame naar de militaire
vrachtauto waar hy had weten op te
klimmen. Bel mijn moeder op! wist
hy te schreeuwen onder het weg rij
den: het telefoonnummer fladderde
op een vodje papier naar haar toe.
de dood teruggekregen: de vier
de maal sloeg de klauw eindelijk toe-
By een razzia weigerde hy zich te
melden, maar probeerde bukkend en
langs heggen sluipend zijn tuin, vei
lig buitenaf, te bereiken.'
Op een gegrauwde sommatie om te
biyven staan antwoordde hy met een
dolle ren maar de kogel was
vlugger.
Een vol etmaal moest hy daar biyven
liggen, als afschrikwekkend voor
beeld. Toen kreeg zy eindelijk toe
stemming, naar hem toe te ylen in
een laatste valse hoop.
En nu is zij naar hetzelfde kerkhof
gedragen, mijn jonge uitgelaten tan
te van weleer, die een stille wijze
oude vrouw geworden is.
En bij het lezen van haar vier mooie
ouderwetse voornamen vraag ik mij
voor de zoveelste keer af: met wat
voor wónderiyke 'oogkleppen lopen de
huidige auteurs toch rond, terwijl zij
de romans maar voor het oprapen
hebben? SASKIA
sion 't Hoekje. Daar hebben de
en mevrouw Hulshof min of meer tiegeluk begunstigt,
een dagtaak aan hun pension. Ver
leden jaar kwam het echtpaar van
Rhoon (bij Rotterdam) naar Renes
se om daar een pension te begin
nen.
„Het moeilijkste werk is eigenlijk
een beetje diplomatiek te schipperen
tussen alle verchillende gasten door.
Je moet met iedereen overweg kun
nen en je moet iedereen tevreden
kunnen stellen- En dat gaat wel. In
vind het leuk werk. Koken doe ik nu
eenmaal graag en aan huishoudelijk
werk heb ik beslist geen hekel", zegt
mevrouw Hulshof zonnig.
,,'k Heb een goede kokkin getrouwd,
hoor!", interrumpeert haar echtge
noot trots.
Even later staan we met mevrouw
Hulshof in de keuken. Een reusachti
ge bak met haché staat op het gas
fornuis. „Op verzoek van een Duitse
gast, die hier verleden jaar ook is
geweest eten we haché. Hij wilde zo
graag weer „Zwiebelfleisch" eten.
Dan maak ik straks nog even osse-
staartsoep en ik geef ananas met
Slechte verbindingen
Het echtpaar Hulshof heeft maar
één klacht: „Kijk, we zouden
hier ideaal zitten als de verbindingen
met Schouwen-Duiveland beter wa
ren. Nu zijn we alleen de acht we
ken van het hoogseizoen volledig be
zet. Echte weekeinders, zo in het
voor- en naseizoen, krijgen we hier
haast niet. Men neemt niet het risico
van een slechte veerverbinding om
een weekeindje hier aan het strand
door te brengen. En dat is een han- De gezamenlijke Zwitserse wolfabrikanten
dicap voor ons bedrijf'. hebben verklaard, voorstanders te zijn van
TT een algemene „textiel-labeling" in hun land.
Veel en verschillende vreemde men- ZclJ, ae ralnnm. zo act meer
sen in huis: Voor mevrouw Hulshof in
to en"bykeuteTeSaSnrS^ SSS era f'
ring schoonhouden, koken voor zo'n ™orde" vooral wanneer het om
t:en tot twintig mensen, bedden op- ™tenalen u'\ ^mengde vezels gaat. Voor
maken, ramen zemen, pakjes voor de d.c consumcnt is het n°8 vcel moeiiyker om
lunch klaarmaken en vandaag pein- zich een zmver beeld te vormen van de
zen over het eten van morgen. Zij, kwaliteit van bepaalde textlelprodukten, zo-
noch mevrouw Goedbloed vinden het lan£ h'i geen duidelijke voorlichting krijgt
een bijzondere opgave. over de grondstoffen, die erin verwerkt
worden.
Zo worden dus de meeste toeristen
in het Zeeuwse land gastvrij en ge-
Ook de Zwitserse wolindustne heeft zich
moedelijk ontvancen. En dank z,, de hiemlee dus „,,eeaptoken VMr het ptlnclpe
goede zorgen van hun gastvrouwen van „kleur bekennen" op het terrein van
kunnen zij genieten van een onbe- de textielfabricage dat bij consequente door-
zorgde vakantie. voering tot gevolg zal moeten hebben, dat
de klant in de toekomst weet wat hij koopt
En nu gastvrouw en gasten maar bij het kiezen van alle mogelijke textiel-
hopen, dat de zomerzon het vakan- weefsels.
„Een dagje uit met de familie
Spruit" is de opwekkende titel van
een tentoonstelling die tot 2 septem
ber a.s. te zien is in het Landelijk
Voorlichtingscentrum voor ouders en
opvoeders in Rotterdam. Die familie
Spruit blijkt maar een denkbeeldige
familie te zijn, een doorsnee-Neder
lands gezin dat door het voorlich-
tngscentrum gevolgd wordt op diver
se uitstapjes in ons land: naar de
speeltuin, de diergaarde, een dagje
naar zee, een keer naar Madurodam.
Bij regenweer zit de familie Spruit
al evenmin voor één gat gevangen:
men bezoekt musea of laat de kinde
ren eens kennismaken met een
(vooral voor jongens) interessante
instelling als het Instituut voor
Scheepvaart en Luchtvaart.
Vakantiebesteding is een onderwerp,
dat de mensen van het Voorlichtings
centrum na aan het hart ligt; vakan
ties immers kunnen het kind sterk
beïnvloeden en nog lang in zijn geest /~\mdat de veelbesproken aardappel nog steeds niet goedkoop is, valt er alles
nawerken. Behalve de ideeën voor V_y Voor te zeggen om maar weer eens een eenpansmaaltyd op tafel te zetten r
verwerkt hèeff'hét voorHehrin^een" sPaShetti bijvoorbeeld. Over de gekookte spaghetti gaat een ragoüt van rund-
tram daarom o ok nog boek je so ver vIees of gehakt waaraan ditmaal dobbelsteentjes lever worden toegevoegd,
dit onderwerp ter inzage neergelegd. Kalfslever is het lekkerst, maar met varkens- of runderlever gaat het ook. Het
originele Italiaanse recept spreekt van kïppelevers, maar die zijn op veel
Md!ng%e"fgUde°w%JlwlrkingtS- moeiLJk te krijg™. De ragoüt wordt op smaak en kleur
sen de belevenissen van kinderen gebracht met tomatenpuree, wat peper en zout en een beetje paprikapoeder;
buitenshuis en hun bezigheden bin- een schaaltje geraspte Parmezaanse kaas wordt op tafel erby gezet.
nenshuis. Een uitstpje naar een
India heeft een „koningin" toege
voegd aan de onafzienbare rjj
schoonheids- en andere koninginnen
van. deze wereld: de „jumperkonin
gin". Een studente uit New Delhi
wist deze titel te bemachtigen tydens
een wedstrijd, uitgeschreven door de
afdeling India van het Internationaal
Wol Secretariaat. De winnares be
haalde de eerste prijs met een roze
sweater met grote V-vormïge kraag.
Aangemoedigd door liet succes van
deze „koningin Jumper verkiezing"
gaat het I.W.S. in India binnenkort
ook nog een wedstrijd in het ontwer
pen van breimodellen houden.
vliegveld, naar de haven of de dier
gaarde kan bij het kind belangstel
ling voor nieuwe onderwerpen wek
ken, vaak wil het iets lezen over zul
ke nieuwe zaken en dan kan de
jeugdbibliotheek van het voorlich-
tingscentrum nuttig advies geven.
Andere kinderen komen er misschien
toe, door bepaalde vakantiebelevenis
sen weer eens oude liefhebberijen op
te graven: knutselen, poppenkast
spel, toneelspel.
Aan al deze dingen heeft het voor
lichtingscentrum gedacht bij het. in
richten van ,Een dagje uit". Voor
ouders en opvoeders die wel een
beetje tegen het onderwerp vakan
tiebesteding met kinderenzitten
aan te kijkenis hier het adres van
het landelijk voorlichtingscentrum
voor ouders en opvoeders: het insti
tuut is gevestigd 's-Gravendijkwal 60
te Rotterdamen het telefoonnum
mer is 36905.
stil (in het pikkedonker!) op het ge
zicht aan te brengen, zodra manlief
in slaap was gevallen. Of dit om
slachtig advies door veel luisteraar-
sters is opgevolgd, valt te betwijfe
lenEenvoudiger is de volgende
raadgeving (van een andere schoon
heidsspecialiste): Geef de huid
's morgens, na de ochtendlijke was
beurt, een dosis voedingscrème die
gedurende de ochtenduren kan in
werken. Daarmee vervalt meteen het
veelgehoorde bezwaar, dat het niet
gezond zou zijn om de huid een hele
nacht met een laagje crème bedekt
te houden.
Een schoonheidsspecialiste hebben
wij eens, tijdens een' lezing die zij
voor huisvrouwen hield, horen ver
klaren dat geen man ter wereld het
leuk vindt als zijn vrouw 's avonds
haar gezicht met nachtcrème invet,
zodat ze glimt als de volle maan. In
diepe ernst ried de schoonheidsspe
cialiste daarom haar gehoor aan, de
zalfjes en smeerseltjes maar naast
het bed neer te zetten en ze muisjes-
Gezien in het Bouwcentrum: sugges
tie voor gang- en overloopverlich
ting. Verlichting met een gewone
„plafonier" waarvan het ongeioone
is, dat hij niet aan de zoldering maar
aan de muur wordt bevestigd, zo on
geveer op'ooghoogte. Misschien een
ideetje voor „zelf-bouwers"om te
zijner tijd in de nieuwe eigen woning
toe te passen?
IN STRUISVOGELVEREN
Uschi Bernell toont een creatie voor de herfst uit de collectie van de Londe-
naar Edward Mann, De oranje hoed is afgezet met struisvogelveren. Van
hetzelfde materiaal is ook de stola gemaakt. Of deze kostbare set prettig is
bij een najaarsstorm zal nog moeten blijken.
Dit opvallende sombrero-hoedje mei
dubbele rand aan de voorzijde were
deze week getoond op een show van
nieuwe modellen in Londen. Tussen
de twee randen van deze vilten hoed
zijn roze ontluikende rozen beves
tigd.
DE REIS VAN PONKIE
Ja, eigenlijk heette Ponk ie Monkie, maar omdat hij nog
zo'n klein aapje was en geen tanden had, maakte hij er
zelf Ponlcie 'van. „Ik ben Ponkie, ik woon in de bananen
tuin van meneer Miranda en ik toil verschrikkelijk veel avon
turen beleven voor ik een oude aap ben, die stil tussen de
bladeren van de bomen naar andere apen kijkt", zei Pon
kie wanneer je hem tegenkwam.
„Zo, Ponkie, en wat wil je dan allemaal beleven?", vroeg
dan iemand.
„Alles, avonturen!" riep Ponkie met schitterende oogjes
„meer avonturen dan ooit één aap heeft beleefd".
„Pas maar op", zeiden de
oude apen, „als jo zó veel in
je kop hebt, loopt het
meestal niet goed met je
af. Aapjes zoals jij komen
in de dierentuin terecht en
dat is het ergste wat ons
overkomen kan".
„O, nee, voor my geen die
rentuin!", riep Ponkie dan,
want over dierentuinen ho
ren kleine aapjes altijd het
eerst, „gewoon avonturen.
dè.t wil ik!".
En daarom sloeg Ponkie
niet met de andere apen op
de vlucht, tóen de bananen-
plukkers kwamen. Dat was
altyd een sein voor de apen
families om zich een poosje
schuil te houden in de bos
sen achter de bananentuin.
Als dan de bananen geplukt
waren en de mannen met
grote auto's verdwenen wa
ren, keerden ze terug. Maar
Ponkie bleef. Hij was wel
zo handig om in het hoog
ste topje van een boom te
klimmen, maar verder dan
daar liet liy zich niet ver
jagen. Hij trok lange neu
zen tegen de plukkers en
maakte gekke geluidjes,
maar vangen liet hij zich
niet. Tot hij honger kreeg
en opeens ontdekte dat de
bomen om hem heen kaal
waren. Nergens meer een
banaantje te vinden. „Ai",
zei Ponkie, „dat is leiyk".
Hy vergat dat hy voorzich
tig moest zijn en liet zich
een paar takken lager giy-
den om te zien of daar mis
schien nog wat te vinden
was. Ook niet. Nog lager.
Niets. En toen opeens zag
hij de grote wagen, die al
tot de nok toe vol bananen-
trossen lag. Omdat zijn
maag zo verschrikkelijk te
keer ging, vergat Ponkie nu
alle voorzichtigheid en liet
zich zo uit de boom op de
wagen vallen. Tussen de
groene trossen deed hij zich
eens lekker te goed en at
hij zó veel dat hij er slaap
van kreeg en wegsoesde.
Hij werd pas wakker toen
het onder hem begon te
zoemen en te brommen en
de bananenberg op en neer
begon te hobbelen. De auto
was weggereden van de ba
nanentuin.
„Hoho", schreeuwde Pon
kie, „lk hoor hier. Ik hoor
bij de tuin en by meneer
Miranda. Stop!".
Maar de berg waar hy op
zat, hobbelde rustig door.
Ponkie klom naar boven
en keek om zich heen. Hy
schrok zó van de bewogen-
de wereld waarin veel min
der groen was dan in zyn
eigen tuin, dat hy maar
weer gauw wegdook naar
de voet van de bananen-
berg. En daar bleef hij. De
bananen waren tenslotte de
enige dingen die hy kende
van alles wat hij opeens
kwijt was en het leek hem
dus maar het beste zich
daaraan vast te klampen.
Hij maakte zich heel klein
tegen de steel van één van
de grootste trossen en zó
kwam het dat de mannen
die de bananen van de wa
gen in een schip laadden,
hem niet zagen. In het ruim
van het schip waren nog
veel meer bananen, zó veel
als Ponkie niet wist dat er
bestonden. Honger zou hij
dus niet hebben. Maar wel
was het erg koud en toen
de luiken dicht gingen ook
erg donker. Daar kwam
nog bij dat ook deze bergen
gingen schommelen, niet
fijn schommelen zoals tak
ken aan een boom, maar
griezelig, alsof de hele we
reld één schommel was ge
worden. Pontóe met zyn
vier handjes om de steel
van. zijn bananenbos ge
klemd, dècht niet meer aan
eten of avonturen. Wat hij
hier beleefde was duizend
keer erger dan een dieren
tuin, dat wist hij zeker.
Toen hy het helemaal niet
meer uit kon houden en
voelde dat hy ziek werd van
de kou en het schommelen,
begon hij te roepen. „Ik ben
Ponkie. Ik wil terug naar
de tuin van meneer Miran
da. Ik wil eruit
„Wat hoor ik toch?", vroeg
de stuurman, die een brief
zat te schrijven op een luik
van de bananenboot, „het
is net of er iemand in het
ruim om hulp roept".
„Bestaat niet, stuur", zei
een matroos, maar hij
maakte het luik toch open,
want je kon nooit weten.
Pontóe was er al zó akelig
aan toe dat hij niet eens
meer op de loop ging voor
de mannen. Uit zichzelf
kroop hij naar het licht en
liet zich door de stuurman
vangen. „Een aap!", riep de
stuurman vrolijk, „tsjonge,
dat is een verrassing. Wat
zal Bientje daar blij mee
zyn!".
In zijn brief aan Bientje
schreef hij onderaan: „Ik
heb een grote verrassing
voor je". Onder „grote" zet
te hij drie dikke strepen.
„Een brief voor jou!", riep
Bientjes moeder toen Bien
tje op 'n middag uit school
kwam. Nou, toen ze las over
de verrassing danste ze
door het huis en kon bü'na
niet wachten tot het schip
van haar vader binnenliep.
Maar eindelijk was het zo
ver en nog voor het schip
.aan de kade lag, had Bien
tje al gezien wat de verras
sing was. Op haar vaders
schouder zat een klein aap
je dat net als de stuurman
naar 't kleine meisje op de
kant zwaaide.
Bientje had bijna nog meer
ogen voor hèm dan voor
haar vader toen ze met z'n
allen op weg naar huis wa
ren. Ze moest ook aan zo
veel denken: een bedje-voor
haar aapje, een halsbandje,
een naam! Daarom had ze
helemaal geen tijd om te
luisteren naar Ponkie, die
aan één stuk door riep dat
hy Ponkie heette en terug
wilde naar de tuin van me
neer Miranda.
„Zou dit nu een dierentuin
zyn?", vroeg Ponkie zich
met een angstig hartje af
toen hij met een halsbandje
om en een leren riem daar
aan vast door het huis van
Bientje liep. O, Bientje was
lief, daar niet van. Ze
knuffelde hem en gaf hem
fekke naampjes en ze be-
acht ook malle spelletjes.
Eten was er ook genoeg.
maar toch maar toch
dacht Ponkie. En als Bien
tje naar school was en haar
moeder hem in de schuur
sloot omdat hij binnen alles
kapot maakte, wanneer hij
alleen was, dan kneep Pon
tóe zijn oogjes stijf dicht en
droomde van de heerlijke
tuin van meneer Miranda.
Ook 's nachts zag hij altyd
maar weer de bewegende
bladeren van zijn heerlyke
bomen. Hij werd steeds stil
ler; eten smaakte hem ook
niet meer en lachen om de
spelletjes van Bientje kón
hij niet meer.
„ïk ben bang dat hij ziek
is", zei Bientje bezorgd.
„Ik ben bang dat hij heim
wee heeft", zei haar vader.
„Zullen we de dokter laten
komen?", vroeg haar moe
der.
„Het beste voor hem zou
zyn als hij mee terug kon
naar zyn eigen land", zei
haar vader, „ik denk dat hij
zijn vriendjes en de warme
zon van thuis mist".
Maar daar wou Bientje niet
van horen. Ze was veel te
gelukkig met haar aapje en
ook toen haar vader de
avond voor zijn schip ver
trekken zou, vroeg: „zou ik
hem maar niet weer mee
nemen?", schudde Bientje
haar hoofd.
Had het kleine aapje iets
begrepen van die belangry-
ke beslissing? Wie zal het
zeggen Maar 's nachts
schrok Bientje wakker om
dat ze beneden in de schuur
iets hoorde. Het leek pre
cies het huilen van een
klein kindje dat heel alleen
is en bang in het donker.
Bientje schrok, want wie
anders dan haar aapje kon
daar huilen? Ze ging zacht
jes naar beneden en naar
buiten en nam het kleine
aapje in haar armen. „Stil
maar, stil maar", zei ze,
„je mag terug. Morgen ga
je op de boot. Je zult al je
vriendjes terugzien en de
warme zon waar je zo naar
verlangt".
Het kleine aapje zat heel
stil en keek haar met grote
ogen aan alsof hij haar niet
geloofde. En dat bleef hy
doen. Toen het schip ver
trok en Bientje haar vader
nawuifde, keek Ponkie nog
altyd met oogjes die het
niet geloven wilden naar
het water tussen hem en
Bientje. En ook toen het
schip na dagenlang varen
voor anker ging en Bientjes
vader hem van boord droeg,
keek Ponkie nóg ongelovig.
Ja, en zelfs toen hij werd
meegegeven aan de bana-
nenplukkers die met hun
auto aan de haven waren,
verroerde hij zich niet. Pas
véél véél later toen ze hem
op een tak in de tuin van
meneer Miranda zetten en
toen hy boven zich de
zwaaiende staartjes van de
oude* apen zag, tóen geloof
de hy het. Met drie spron
gen was hij by ze en praat
te en praatte aan één stuk
door. „En Ponkie?;', vroeg
de oudste, „ga je nu weer
opnieuw op avontuur uit?"
Ponkie schudde hard van
nee en riep: „voor mij is er
maar één plek op de wereld
en dat is de tuin van me
neer Miranda!"
M. Bouhuys.