Veel drukte in Zeeuwse pensions INDIA HEEFTEEN JUMPERKONINGIN AF KINDERKRANT ONGESCHREVEN ROMAN Maar huisvrouwen draaien er de hand niet voor om weeldebelasting is eraf! goedkoper! Ciw /Hcozeuw Van vrouw/ I j tot vrouw/ Sombrero DAGJE UIT MET DE KINDEREN bollax Ixixis ZATERDAG 14 JULI 1962 PROVINCIALE ZEEUWSE Q OUR AN T In de zomer moeten, tussen de be drijven door, winterkleren worden klaargemaakt. Truien breien voor de zoons dus. ,J2n we kunnen wat aan hoor!" verzekerde mevrouw Goed- bloed ons lachend. Een Duitse gast wilde „ztoiebelfleisch" eten. Daarmee i bezig, toen roe haar in de keuken verrasten. Al jaren had ik haar niet meer ont moet: wij woonden te ver van elkaar dan wat wij nog geregeld het gebruikelijke familie-contact konden onderhouden. Het bleef bij een brief of wat bij feestelijke gelegenheden. En op de laatste schriftuur valt niets meer te antwoorden want het is haar doodbericht. Merkwaardig, dat zij daardoor nu opeens veel levender voor mtjn ogen staat dan ooit te voren. Zij was mijn jongste tante, en als zodanig tegelijk dichtbij en veraf. Want jongste tantes plegen door gaans graag jong te willen blijven en dus hechten zij zich met voorliefde aan de neven en vooral nichten met wie het al aardig spelen en gekheid maken is. Maar zij bleef daarbij toch altyd tan te: een wezen op een lijn met vader en moeder, met een niet meer in te halen leeftljdsvoorsprong. En zij was juist van het grappige slag dat graag op de tenen gaat staan om ouder te lijken en mee te kunnen tellen. Zij dolde met ons de ene dag om de volgende ongenaak baar volwassen ie doen, en wat het spraakgebruik destijds zo geestg noemde: een dag in de week mee te regeren. (Van onze redactrice) H e heer en mevrouw Hulshof-Boer zaten net even uit te blazen L/ en te genieten van een kopje thee; hun twaalf pensiongasten waren „uitgevlogen" en de twaalfjarige zoon speelde buiten toen wij binnenkwamen. Het echtpaar Hulshof exploiteert pension ;t Hoekje in Renesse. Van mevr. A. J. Hulshof-Boer hoorden wij hoe een huisvrouw, die des zomers de scepter zwaait in een huis vol pensiongasten, haar 'dag indeelt. En ook mevrouw D. C. Goedbloed-Boot, die in het cen trum van het dorp Renesse woont, vertelde ons daarover het een en ander. Mevrouw Goedbloed heeft alleen pen siongasten In het voor- en naseizoen. In juli en augustus verhuurt zij ka mers. „En met die verhuurde kamers heb ik niet zo veel werk- De één laat het schoner achter, dan de an der. Opruimen, schoonmaken, ramen zemen; dat is eigenlijk alles. Mijn oudste dochter van achttien helpt me. Als er pensiongasten zijn, dan maak ik de groenten schoon, zij kookt, dekt de tafel en brengt het eten binnen en ik was af", vertelt mevrouw Goedbloed. Achter het huis ligt een goed onder houden bloemen- en groententuin- „Ja, dat doe ik ook bijna allemaal zelf. Mijn man helpt wel eens gras- maaien, maar hij heeft een garage, dus veel tijd heeft hij ook niet over". Intussen komt de vierjarige dochter binnenstuiven. Verwachtingsvol kijkt ze haar moeder aan. Die weet pre cies wat er van haar verlangd wordt. Dochterlief krijgt een dubbeltje voor lollies voor haar en haaf speelkame raadje. „Dat had ik haar beloofd en zoiets vergeet ze niet", zegt mevrouw Goedbloed lachend. De was en de gasten - Haar dagtaak begint om half ze ven. „Eerst de eigen boel oprui men en ontbijten en dan, als er pen siongasten zijn, het ontbijt voor de gasten verzorgen. Dan moet U na tuurlijk niet de wasdag meerekenen. Als ik dan om vijf uur niet op ben, heb ik me verslapen. Op zondagmid dag ga ik meestal een uurtje rusten en dan ben ik op maandag fit!" 't Is leuk werk, vindt, mevrouw Goed bloed. Haar eigen gezin heeft niet te lijden onder deze extra werkzaam heden. „Ja, als we zelf door het ver huren in de schuur zouden moeten wonen, dan zou mijn man het niet goed vinden, maar we hebben ruimte genoeg voor onszelf. Het gaat eigen lijk allemaal vanzelf". COUVERTS en CASSETTES in zilver, pleet en verzilverd veel en vee! bij uw juwelier slagroom toe- 't Gaat me gelukkig allemaal handig af. Ik heb er nu routine in. Een té zware belasting is het zeker niet. Mijn man helpt me met het ontbijt en de lunch. Hij ver zorgt ook de tuin. Ik heb een hulp voor halve dagen en 's avonds na het eten komt er iemand voor de afwas". mevrouw Hulshof Nu ik de zwartomrande rouwkaart overlees, moet ik onwillekeurig om mijn eigen gemelijke overpein zingen van destijds glimlachen. Hoe vroeg volwassen leken tantes in mijn jonge jaren: toen ik als school kind meereed achter in haar trouw- koetsje, zielsgelukkig met mijn witte neteldoekse jurk, moet zij nog maar nauwelijks de twintig voorby zyn ge weest. Een knappe, goedlachse, licht geraakte maar snel vertederde bruid, met het goede gulle hart bovenop de tong. Het leek alles zo zonnig toen zij op haar vlugge resolute manier in het huwelijksbootje sprong. Zij zou dat wel even klaren, het roer was bij haar in goede stevige handen. Nauwelijks tien jaar later voer zy in een ander schuitje, waarvan zij het roer aan mij liet om zelf de riemen tc hanteren. Over hot stille water van een brede stadssingel roeide zy enige malen per dag op het ziekenhuis toe, waar haar tweede zoon in z(jn wieg lag, nauwe lijks drie weken oud. Een snelle in greep aan de slokdarm, die op een plaats vernauwd bleek, had hem het prille leven gered zijn moeder moest de rest doen om hem in dat leven te houden- En nauwelijks op de been, ontdekte haar driftige voortvarendheid al de kortste weg om bij het zwakke, ma gere kindje te komen: met een roei boot over de singel voor haar huls, een paar maal per dag. Toen hy eindeiyk thuiskwam, een beer van een jongen, dank zy haar toewijding, had zich iets in haar gelegd. Zij was minder opvliegend en rap met haar mond geworden. Zij hechtte zich aan de tweede zoon met meer dan mocderiyke bezorgd heid, ook toen na enfge jaren een derde geboren werd. De oudste en de jongste bleken ste vige, bijdehante knapen die zich on vervaard op eigen houtje door het leven sloegen. De middelste, een zwijgzame, goedhartige jongen scheen wel voorbeschikt om alle te genspoed van de anderen over t<- nemen. Zijn zware bijziendheid versperde hem de weg naar zyn hartewens: marconist op de grote vaart te wor den. Hy schikte zich, en kwam by een tuinarchitect in de leer; de bui tenlucht bleek uiterst heilzaam voor zijn gestel dat altijd kwetsbaarder gebleven was dan zijn stevig uiterlijk deed vermoeden. Want nauwelyks onder de wapenen, vatte hij een zware kóu die tot een hevige longontsteking verergerde. Het was in de jaren vlak voor de tweede wereldoorlog, en de penicil line wachtte nog or> haar ontdekker. De doktoren, voor de tweede maal in zijn leven om zyn behoud in de weer, gaven hem nog hoogstens een week. En iedere dag reisde zijn moeder op en neer naar dat stille zieken- kamertje op een speciale bezoeltper- missie: het kon immers iedere dag aflopen. Zyn sterke levenswil en de taaiheid van zijn jeugd haalden hem erdoor: hy kwam terug bij zyn bloemen en planten, een tikje stiller nog dan te voren, en aandoenlyk bezorgd om zyn moeder die het met hem toch zo slecht getroffen had. De oorlog vond hem als telegrafist aan de Brabantse grens, en joeg hem de Franse kant uit to midden van een angstige ordeloze troep vluchte lingen. Lopend bereikte hij, een ge wonde kameraad steunend, met nog twee kornuiten Boulogne. Hij zag de schepen afvaren, een voor een, tot zinkens geladen met Engelse soldaten. Geen plaats voor hem aan boord, hoezeer hij er ook om bedelde. Hy ging terug, lopend, met als troostprys een paar noodrantsoenen op zak. Haveloos en verwilderd als hy en zijn kameraden waren,, viel men hem in Maastricht bijkans om de hals van vaderlandslievende be wondering. Wat kan ik voor je doen? riep een wildvreemde dame naar de militaire vrachtauto waar hy had weten op te klimmen. Bel mijn moeder op! wist hy te schreeuwen onder het weg rij den: het telefoonnummer fladderde op een vodje papier naar haar toe. de dood teruggekregen: de vier de maal sloeg de klauw eindelijk toe- By een razzia weigerde hy zich te melden, maar probeerde bukkend en langs heggen sluipend zijn tuin, vei lig buitenaf, te bereiken.' Op een gegrauwde sommatie om te biyven staan antwoordde hy met een dolle ren maar de kogel was vlugger. Een vol etmaal moest hy daar biyven liggen, als afschrikwekkend voor beeld. Toen kreeg zy eindelijk toe stemming, naar hem toe te ylen in een laatste valse hoop. En nu is zij naar hetzelfde kerkhof gedragen, mijn jonge uitgelaten tan te van weleer, die een stille wijze oude vrouw geworden is. En bij het lezen van haar vier mooie ouderwetse voornamen vraag ik mij voor de zoveelste keer af: met wat voor wónderiyke 'oogkleppen lopen de huidige auteurs toch rond, terwijl zij de romans maar voor het oprapen hebben? SASKIA sion 't Hoekje. Daar hebben de en mevrouw Hulshof min of meer tiegeluk begunstigt, een dagtaak aan hun pension. Ver leden jaar kwam het echtpaar van Rhoon (bij Rotterdam) naar Renes se om daar een pension te begin nen. „Het moeilijkste werk is eigenlijk een beetje diplomatiek te schipperen tussen alle verchillende gasten door. Je moet met iedereen overweg kun nen en je moet iedereen tevreden kunnen stellen- En dat gaat wel. In vind het leuk werk. Koken doe ik nu eenmaal graag en aan huishoudelijk werk heb ik beslist geen hekel", zegt mevrouw Hulshof zonnig. ,,'k Heb een goede kokkin getrouwd, hoor!", interrumpeert haar echtge noot trots. Even later staan we met mevrouw Hulshof in de keuken. Een reusachti ge bak met haché staat op het gas fornuis. „Op verzoek van een Duitse gast, die hier verleden jaar ook is geweest eten we haché. Hij wilde zo graag weer „Zwiebelfleisch" eten. Dan maak ik straks nog even osse- staartsoep en ik geef ananas met Slechte verbindingen Het echtpaar Hulshof heeft maar één klacht: „Kijk, we zouden hier ideaal zitten als de verbindingen met Schouwen-Duiveland beter wa ren. Nu zijn we alleen de acht we ken van het hoogseizoen volledig be zet. Echte weekeinders, zo in het voor- en naseizoen, krijgen we hier haast niet. Men neemt niet het risico van een slechte veerverbinding om een weekeindje hier aan het strand door te brengen. En dat is een han- De gezamenlijke Zwitserse wolfabrikanten dicap voor ons bedrijf'. hebben verklaard, voorstanders te zijn van TT een algemene „textiel-labeling" in hun land. Veel en verschillende vreemde men- ZclJ, ae ralnnm. zo act meer sen in huis: Voor mevrouw Hulshof in to en"bykeuteTeSaSnrS^ SSS era f' ring schoonhouden, koken voor zo'n ™orde" vooral wanneer het om t:en tot twintig mensen, bedden op- ™tenalen u'\ ^mengde vezels gaat. Voor maken, ramen zemen, pakjes voor de d.c consumcnt is het n°8 vcel moeiiyker om lunch klaarmaken en vandaag pein- zich een zmver beeld te vormen van de zen over het eten van morgen. Zij, kwaliteit van bepaalde textlelprodukten, zo- noch mevrouw Goedbloed vinden het lan£ h'i geen duidelijke voorlichting krijgt een bijzondere opgave. over de grondstoffen, die erin verwerkt worden. Zo worden dus de meeste toeristen in het Zeeuwse land gastvrij en ge- Ook de Zwitserse wolindustne heeft zich moedelijk ontvancen. En dank z,, de hiemlee dus „,,eeaptoken VMr het ptlnclpe goede zorgen van hun gastvrouwen van „kleur bekennen" op het terrein van kunnen zij genieten van een onbe- de textielfabricage dat bij consequente door- zorgde vakantie. voering tot gevolg zal moeten hebben, dat de klant in de toekomst weet wat hij koopt En nu gastvrouw en gasten maar bij het kiezen van alle mogelijke textiel- hopen, dat de zomerzon het vakan- weefsels. „Een dagje uit met de familie Spruit" is de opwekkende titel van een tentoonstelling die tot 2 septem ber a.s. te zien is in het Landelijk Voorlichtingscentrum voor ouders en opvoeders in Rotterdam. Die familie Spruit blijkt maar een denkbeeldige familie te zijn, een doorsnee-Neder lands gezin dat door het voorlich- tngscentrum gevolgd wordt op diver se uitstapjes in ons land: naar de speeltuin, de diergaarde, een dagje naar zee, een keer naar Madurodam. Bij regenweer zit de familie Spruit al evenmin voor één gat gevangen: men bezoekt musea of laat de kinde ren eens kennismaken met een (vooral voor jongens) interessante instelling als het Instituut voor Scheepvaart en Luchtvaart. Vakantiebesteding is een onderwerp, dat de mensen van het Voorlichtings centrum na aan het hart ligt; vakan ties immers kunnen het kind sterk beïnvloeden en nog lang in zijn geest /~\mdat de veelbesproken aardappel nog steeds niet goedkoop is, valt er alles nawerken. Behalve de ideeën voor V_y Voor te zeggen om maar weer eens een eenpansmaaltyd op tafel te zetten r verwerkt hèeff'hét voorHehrin^een" sPaShetti bijvoorbeeld. Over de gekookte spaghetti gaat een ragoüt van rund- tram daarom o ok nog boek je so ver vIees of gehakt waaraan ditmaal dobbelsteentjes lever worden toegevoegd, dit onderwerp ter inzage neergelegd. Kalfslever is het lekkerst, maar met varkens- of runderlever gaat het ook. Het originele Italiaanse recept spreekt van kïppelevers, maar die zijn op veel Md!ng%e"fgUde°w%JlwlrkingtS- moeiLJk te krijg™. De ragoüt wordt op smaak en kleur sen de belevenissen van kinderen gebracht met tomatenpuree, wat peper en zout en een beetje paprikapoeder; buitenshuis en hun bezigheden bin- een schaaltje geraspte Parmezaanse kaas wordt op tafel erby gezet. nenshuis. Een uitstpje naar een India heeft een „koningin" toege voegd aan de onafzienbare rjj schoonheids- en andere koninginnen van. deze wereld: de „jumperkonin gin". Een studente uit New Delhi wist deze titel te bemachtigen tydens een wedstrijd, uitgeschreven door de afdeling India van het Internationaal Wol Secretariaat. De winnares be haalde de eerste prijs met een roze sweater met grote V-vormïge kraag. Aangemoedigd door liet succes van deze „koningin Jumper verkiezing" gaat het I.W.S. in India binnenkort ook nog een wedstrijd in het ontwer pen van breimodellen houden. vliegveld, naar de haven of de dier gaarde kan bij het kind belangstel ling voor nieuwe onderwerpen wek ken, vaak wil het iets lezen over zul ke nieuwe zaken en dan kan de jeugdbibliotheek van het voorlich- tingscentrum nuttig advies geven. Andere kinderen komen er misschien toe, door bepaalde vakantiebelevenis sen weer eens oude liefhebberijen op te graven: knutselen, poppenkast spel, toneelspel. Aan al deze dingen heeft het voor lichtingscentrum gedacht bij het. in richten van ,Een dagje uit". Voor ouders en opvoeders die wel een beetje tegen het onderwerp vakan tiebesteding met kinderenzitten aan te kijkenis hier het adres van het landelijk voorlichtingscentrum voor ouders en opvoeders: het insti tuut is gevestigd 's-Gravendijkwal 60 te Rotterdamen het telefoonnum mer is 36905. stil (in het pikkedonker!) op het ge zicht aan te brengen, zodra manlief in slaap was gevallen. Of dit om slachtig advies door veel luisteraar- sters is opgevolgd, valt te betwijfe lenEenvoudiger is de volgende raadgeving (van een andere schoon heidsspecialiste): Geef de huid 's morgens, na de ochtendlijke was beurt, een dosis voedingscrème die gedurende de ochtenduren kan in werken. Daarmee vervalt meteen het veelgehoorde bezwaar, dat het niet gezond zou zijn om de huid een hele nacht met een laagje crème bedekt te houden. Een schoonheidsspecialiste hebben wij eens, tijdens een' lezing die zij voor huisvrouwen hield, horen ver klaren dat geen man ter wereld het leuk vindt als zijn vrouw 's avonds haar gezicht met nachtcrème invet, zodat ze glimt als de volle maan. In diepe ernst ried de schoonheidsspe cialiste daarom haar gehoor aan, de zalfjes en smeerseltjes maar naast het bed neer te zetten en ze muisjes- Gezien in het Bouwcentrum: sugges tie voor gang- en overloopverlich ting. Verlichting met een gewone „plafonier" waarvan het ongeioone is, dat hij niet aan de zoldering maar aan de muur wordt bevestigd, zo on geveer op'ooghoogte. Misschien een ideetje voor „zelf-bouwers"om te zijner tijd in de nieuwe eigen woning toe te passen? IN STRUISVOGELVEREN Uschi Bernell toont een creatie voor de herfst uit de collectie van de Londe- naar Edward Mann, De oranje hoed is afgezet met struisvogelveren. Van hetzelfde materiaal is ook de stola gemaakt. Of deze kostbare set prettig is bij een najaarsstorm zal nog moeten blijken. Dit opvallende sombrero-hoedje mei dubbele rand aan de voorzijde were deze week getoond op een show van nieuwe modellen in Londen. Tussen de twee randen van deze vilten hoed zijn roze ontluikende rozen beves tigd. DE REIS VAN PONKIE Ja, eigenlijk heette Ponk ie Monkie, maar omdat hij nog zo'n klein aapje was en geen tanden had, maakte hij er zelf Ponlcie 'van. „Ik ben Ponkie, ik woon in de bananen tuin van meneer Miranda en ik toil verschrikkelijk veel avon turen beleven voor ik een oude aap ben, die stil tussen de bladeren van de bomen naar andere apen kijkt", zei Pon kie wanneer je hem tegenkwam. „Zo, Ponkie, en wat wil je dan allemaal beleven?", vroeg dan iemand. „Alles, avonturen!" riep Ponkie met schitterende oogjes „meer avonturen dan ooit één aap heeft beleefd". „Pas maar op", zeiden de oude apen, „als jo zó veel in je kop hebt, loopt het meestal niet goed met je af. Aapjes zoals jij komen in de dierentuin terecht en dat is het ergste wat ons overkomen kan". „O, nee, voor my geen die rentuin!", riep Ponkie dan, want over dierentuinen ho ren kleine aapjes altijd het eerst, „gewoon avonturen. dè.t wil ik!". En daarom sloeg Ponkie niet met de andere apen op de vlucht, tóen de bananen- plukkers kwamen. Dat was altyd een sein voor de apen families om zich een poosje schuil te houden in de bos sen achter de bananentuin. Als dan de bananen geplukt waren en de mannen met grote auto's verdwenen wa ren, keerden ze terug. Maar Ponkie bleef. Hij was wel zo handig om in het hoog ste topje van een boom te klimmen, maar verder dan daar liet liy zich niet ver jagen. Hij trok lange neu zen tegen de plukkers en maakte gekke geluidjes, maar vangen liet hij zich niet. Tot hij honger kreeg en opeens ontdekte dat de bomen om hem heen kaal waren. Nergens meer een banaantje te vinden. „Ai", zei Ponkie, „dat is leiyk". Hy vergat dat hy voorzich tig moest zijn en liet zich een paar takken lager giy- den om te zien of daar mis schien nog wat te vinden was. Ook niet. Nog lager. Niets. En toen opeens zag hij de grote wagen, die al tot de nok toe vol bananen- trossen lag. Omdat zijn maag zo verschrikkelijk te keer ging, vergat Ponkie nu alle voorzichtigheid en liet zich zo uit de boom op de wagen vallen. Tussen de groene trossen deed hij zich eens lekker te goed en at hij zó veel dat hij er slaap van kreeg en wegsoesde. Hij werd pas wakker toen het onder hem begon te zoemen en te brommen en de bananenberg op en neer begon te hobbelen. De auto was weggereden van de ba nanentuin. „Hoho", schreeuwde Pon kie, „lk hoor hier. Ik hoor bij de tuin en by meneer Miranda. Stop!". Maar de berg waar hy op zat, hobbelde rustig door. Ponkie klom naar boven en keek om zich heen. Hy schrok zó van de bewogen- de wereld waarin veel min der groen was dan in zyn eigen tuin, dat hy maar weer gauw wegdook naar de voet van de bananen- berg. En daar bleef hij. De bananen waren tenslotte de enige dingen die hy kende van alles wat hij opeens kwijt was en het leek hem dus maar het beste zich daaraan vast te klampen. Hij maakte zich heel klein tegen de steel van één van de grootste trossen en zó kwam het dat de mannen die de bananen van de wa gen in een schip laadden, hem niet zagen. In het ruim van het schip waren nog veel meer bananen, zó veel als Ponkie niet wist dat er bestonden. Honger zou hij dus niet hebben. Maar wel was het erg koud en toen de luiken dicht gingen ook erg donker. Daar kwam nog bij dat ook deze bergen gingen schommelen, niet fijn schommelen zoals tak ken aan een boom, maar griezelig, alsof de hele we reld één schommel was ge worden. Pontóe met zyn vier handjes om de steel van. zijn bananenbos ge klemd, dècht niet meer aan eten of avonturen. Wat hij hier beleefde was duizend keer erger dan een dieren tuin, dat wist hij zeker. Toen hy het helemaal niet meer uit kon houden en voelde dat hy ziek werd van de kou en het schommelen, begon hij te roepen. „Ik ben Ponkie. Ik wil terug naar de tuin van meneer Miran da. Ik wil eruit „Wat hoor ik toch?", vroeg de stuurman, die een brief zat te schrijven op een luik van de bananenboot, „het is net of er iemand in het ruim om hulp roept". „Bestaat niet, stuur", zei een matroos, maar hij maakte het luik toch open, want je kon nooit weten. Pontóe was er al zó akelig aan toe dat hij niet eens meer op de loop ging voor de mannen. Uit zichzelf kroop hij naar het licht en liet zich door de stuurman vangen. „Een aap!", riep de stuurman vrolijk, „tsjonge, dat is een verrassing. Wat zal Bientje daar blij mee zyn!". In zijn brief aan Bientje schreef hij onderaan: „Ik heb een grote verrassing voor je". Onder „grote" zet te hij drie dikke strepen. „Een brief voor jou!", riep Bientjes moeder toen Bien tje op 'n middag uit school kwam. Nou, toen ze las over de verrassing danste ze door het huis en kon bü'na niet wachten tot het schip van haar vader binnenliep. Maar eindelijk was het zo ver en nog voor het schip .aan de kade lag, had Bien tje al gezien wat de verras sing was. Op haar vaders schouder zat een klein aap je dat net als de stuurman naar 't kleine meisje op de kant zwaaide. Bientje had bijna nog meer ogen voor hèm dan voor haar vader toen ze met z'n allen op weg naar huis wa ren. Ze moest ook aan zo veel denken: een bedje-voor haar aapje, een halsbandje, een naam! Daarom had ze helemaal geen tijd om te luisteren naar Ponkie, die aan één stuk door riep dat hy Ponkie heette en terug wilde naar de tuin van me neer Miranda. „Zou dit nu een dierentuin zyn?", vroeg Ponkie zich met een angstig hartje af toen hij met een halsbandje om en een leren riem daar aan vast door het huis van Bientje liep. O, Bientje was lief, daar niet van. Ze knuffelde hem en gaf hem fekke naampjes en ze be- acht ook malle spelletjes. Eten was er ook genoeg. maar toch maar toch dacht Ponkie. En als Bien tje naar school was en haar moeder hem in de schuur sloot omdat hij binnen alles kapot maakte, wanneer hij alleen was, dan kneep Pon tóe zijn oogjes stijf dicht en droomde van de heerlijke tuin van meneer Miranda. Ook 's nachts zag hij altyd maar weer de bewegende bladeren van zijn heerlyke bomen. Hij werd steeds stil ler; eten smaakte hem ook niet meer en lachen om de spelletjes van Bientje kón hij niet meer. „ïk ben bang dat hij ziek is", zei Bientje bezorgd. „Ik ben bang dat hij heim wee heeft", zei haar vader. „Zullen we de dokter laten komen?", vroeg haar moe der. „Het beste voor hem zou zyn als hij mee terug kon naar zyn eigen land", zei haar vader, „ik denk dat hij zijn vriendjes en de warme zon van thuis mist". Maar daar wou Bientje niet van horen. Ze was veel te gelukkig met haar aapje en ook toen haar vader de avond voor zijn schip ver trekken zou, vroeg: „zou ik hem maar niet weer mee nemen?", schudde Bientje haar hoofd. Had het kleine aapje iets begrepen van die belangry- ke beslissing? Wie zal het zeggen Maar 's nachts schrok Bientje wakker om dat ze beneden in de schuur iets hoorde. Het leek pre cies het huilen van een klein kindje dat heel alleen is en bang in het donker. Bientje schrok, want wie anders dan haar aapje kon daar huilen? Ze ging zacht jes naar beneden en naar buiten en nam het kleine aapje in haar armen. „Stil maar, stil maar", zei ze, „je mag terug. Morgen ga je op de boot. Je zult al je vriendjes terugzien en de warme zon waar je zo naar verlangt". Het kleine aapje zat heel stil en keek haar met grote ogen aan alsof hij haar niet geloofde. En dat bleef hy doen. Toen het schip ver trok en Bientje haar vader nawuifde, keek Ponkie nog altyd met oogjes die het niet geloven wilden naar het water tussen hem en Bientje. En ook toen het schip na dagenlang varen voor anker ging en Bientjes vader hem van boord droeg, keek Ponkie nóg ongelovig. Ja, en zelfs toen hij werd meegegeven aan de bana- nenplukkers die met hun auto aan de haven waren, verroerde hij zich niet. Pas véél véél later toen ze hem op een tak in de tuin van meneer Miranda zetten en toen hy boven zich de zwaaiende staartjes van de oude* apen zag, tóen geloof de hy het. Met drie spron gen was hij by ze en praat te en praatte aan één stuk door. „En Ponkie?;', vroeg de oudste, „ga je nu weer opnieuw op avontuur uit?" Ponkie schudde hard van nee en riep: „voor mij is er maar één plek op de wereld en dat is de tuin van me neer Miranda!" M. Bouhuys.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1962 | | pagina 5