De vrouw van Jupiter", roman van J. B. Charles Portret van een verzamelaar Zeven fragmenten uit het leven van Pieter Elborg Franse film met opmerkelijke resultaten BALANS van één jaar Nationaal BALLET PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT ZATERDAG 30 JUNI 1962 DE HOLLE MENS II Met „De Vrouw van Jupiter" heeft J. B. Charles een hoogst merkwaardige en interessante proeve van romankunst gele verd. Aan Charles, bekend als dichter en vooral als auteur van het belangrijke boek „Volg het spoor terug", dat de gedenkschriften van een verzetsman behelst, mag men de hoogste eisen stellen; Charles zal overigens ongetwijfeld de hoogste eisen aan zichzelf stellen. Vandaar dat hij weinig schrijft. Er is een zekere moed voor nodig om slag op slag een roman af te leveren, zelfs al is men zo knap als een Vestdijk, want iedereen weet toch eigenlijk dat men daarmee slechts leesvoer levert, zij het dan voor een klasse die graag een literair nootje kraakt. Charles nu, schijnt zich om zijn publiek gelukkig niet te bekommeren. Zijn nieuwe boek, hoewel hier en daar bepaald meeslepend en geladen met een zekere spanning, eist vrij veel van de lezer, maar, en dat is het belangrijkste: het heeft véél meer, buitengewoon veel zelfs, van de auteur geëist. En dat proeft men in elke situatie. Men kan dat, helaas, van heel weinig romans beweren. In zeven grote hoofdstukken, die geen doorlopend verhaal vor men doch facetten van Elborgs leven tonen, wordt dit verloop ons getoond. In „Oosterheide" en „Ta- dema-State", het Friese voorspel, in „Tange", dat wat later speelt, het Friese naspel. „Tange" is een facine- rend hoofdstuk over het verzet, tra gisch eindigend met het recht in de val lopen van Elsje en de haast symbolische redding van Pieter. In feite is alles mislukt, en is Pieter hier verdronken, ook al wordt hij uit het water gehaald door dezelfde hand die hem later, aan het even symbolische einde, wéér vastgrijpen zal. Wat volgt, en dat is meer dan de helft van het boek, zou men niet graag missen, en toch heeft het boek hieh als het ware zijn natuurlijke einde en is Pieter hier ondergegaan. Dan volgt, als middenmoot in de compositie, een ander fragment, „Joy" geheten, dat in Londen speelt, na de bevrijding, Pieter Elborg is daar als militair. Er is geen mogelijkheid tot „legi tiem" verzet meer, en de leegte, De Angst, begint hem haast on merkbaar weer in te spinnen. Hij ontmoet Joy, een mooie jonge vrouw die animeermeisje in een nachtclub is, en gaat van haar houden. Ook Joy is hem niet on genegen, maar door een wat on gelukkig en eigenzinnig ingrijpen van een goedbedoelende vriend raakt Pieter Joy kwijt. Daarmee is zijn laatste vluchtplaats voor de angst weg. Hij hoort dat zij naar Canada vertrokken is, en gaat haar achterna, het is duide lijk een vlucht. Het hoofdstuk „Amerika" verhaalt over zijn verblijf daar. Hij vindt Joy niet en deserteert. De Angst krijgt hem nu weer geheel in zijn klauwen: depressie-aanvallen brengen hem op de grens van de waanzin. Hij leeft enige jaren „ondergedoken" in vrij heid, werkend aan de havens, bij een baas die niet naar papieren vraagt. Een keer schrijft hij een brief, een soort lichtsignaal van zijn zinkend levensschip, naar Europa. Een neef, hem zeer toegedaan, maakt dat hij „terug" komt- De fragmenten „De Zee" en „Het Eiland" verhalen hier- van. Doch de aanpassing zal nooit kunnen lukken; iemand als Pieter Elborg kan beter op mysterieuze wij ze eindigen. De tweede helft van het boek, na het keerpunt „Joy", is minder geslaagd dan de eerste, Friese, helft. Hij is te fragmentarisch, te zeer gelardeerd met bijzaken, er zit te weinig rich ting in. In de Friese hoofdstukken zit een krachtige voortgang, het ver zet vormt er één lijn met het karak ter. Het is sterk, meeslepend. De psychologische ontrafeling in de laatste drie hoofdstukken daarente gen is zwak, verward zelfs. Zo is het godinne-motief (Joy-Io, de vrouw van Jupiter) onduidelijk, zoals in het hoofd van Pieter Elborg trouwens, en kan men er echt niet in geloven dat Elborg enig inzicht in zichzelf begint te krijgen, hoe een integer mens hij ook wezen moge. We vinden de tweede helft zelfs, ook al beseffen we dat Charles opzette lijk zo gewerkt heeft, teneinde Pie- ters geval zo veel mogelijk van bin- nen-uit te belichten, mislukt. Maar dan een bijzonder boeiende misluk king, want ook hier geldt dat men constant in een levend contact met de schrijver blijft. Een haast gran dioos begin, een boeiend keerpunt en een merkwaardig slot vol fascineren de momenten, ziehier het resultaat van dit bijzondere boek, dat weer eens bewijst dat we in Charles een onzer markantste auteurs bezitten. J. B. Charles: De vrouw van Jupiter. Bert Bakker/Daamen N.V. Den Haag 1962. Picasso: Studie voor Antipolis, een inkttekening uit de collec- tie-Stenersen. Willem van Otterloo naar Australië De dirigent van het Haagse Resi dentie Orkest, Willem van Otterloo, is voor een tournee van 6 weken door Australië van Schiphol vertrokken. Op uitnodiging van de „Australian Broadcasting Corporation" zal de heer Van Otterloo 27 concerten ge ven in diverse Australische steden. Hij zal dan de plaatselijke symfonie orkesten leiden, die volgens hem op goed peil staan. Alle 27 concerten zullen via de radio te volgen zijn. In oktober zal de dirigent weer voor het Residentie Orkest" staan. In het komende voorjaar gaat hij met zijn orkest op tournee door de V.S. Paul Klee: de ladder en de brug J. B. CHARLES ..markant schrijver. „De vrouw van Jupiter" is niet lichtvaardig geschreven. Hier is gewerkt, geworsteld, en voor zo ver er gespeeld is, is dat een doodernstig spel met inzet van de hele geest. Hoewel een werk van fictie, een echte „roman" fen geen verkapte autobiografie, ontmoet men op elke bladzij de levende mens, Charles, 'n „bloot gelegde ziel" om een lachwek kende maar gemakkelijk-teke- nende term te gebruiken. Hier heeft een schrijver in het mid den van zijn leven (Charles is ruim 50) geworsteld om een ge deelte van wat het leven hem geleerd heeft, gestalte te geven, en hij heeft dit gedaan zoals men van een dichterlijk prozaïst mag verwachtenevocerend, meer te raden gevend dan ver tellend. Dat dit werk het brand merk van het verzet in de twee de wereldoorlog mee moest krij gen, het zal niemand verwonde ren die Charles werk ook maar enigszins kent. Letterkundige kroniek door BAKS WARREN De Vrouw van Jupiter" is in zekere zin een psychologische roman. De hoofdpersoon, Pieter Elborg, typisch twintigste-eeuwer, is een ontworteld man, een intellectueel die geen enkel houvast heeft in het leven of daarbuiten. Een holle man met in zich en om zich een absurde, afschrikwekkende leegte. Omstan digheden hebben er toe bijgedragen dat zijn toestand werd toegespitst. Jong verliest hjj ztfn ouders- Zijn moeder was van een rijke Friese fa milie; zijn vader, een beau garqon van mindere afkomst, laat niets dan schulden na. Zjjn naaste bloedver want. de kinderloze broer van zijn moeder, Fries grootgrondbezitter, bekostigt dan zijn opvoeding en stu- schouwen en, het moet gezegd, Pie ter als een ongewenste indringer be schouwen en, het moet gezegd- Pie ter van zijn kant doet niets om zijn oom milder jegens hem te stemmen. Als de rijke oom sterft laat hij alles na aan een achternichtje dat zijn se cretaresse is geweest, Elsje Chabot. Doch hiermee lopen we op de ge- hcurtenisscn vooruit: het boek begint uls Pieter Elborg voor de jaarlijkse jachtpartij op do Friese State aan komt. Zijn karakter is dan al ge vormd. Hij beseft zijn leegte en doel loosheid. zijn „waarde-loosheid"; een enorm schuldbesef dat zich uit in een verpletterende angst, (hij zelf spreekt van „De Angst" met hoofd letters), bemoeilijkt hem het leven. Hij haat zijn oom Taede, h\j haat ei genlijk zijn hele omgeving. Hel maakt hem, als de oorlog uitgebro ken is, geknipt voor het verzet. Nu heeft zijn haat een duidelijke rich ting, is hij gewettigd ook. En daar hij een rechtlijnig mens is gaut hij, met in achtneming van de geboden voorzichtigheid, recht door zee, wat een plezierige indruk maakt. Op de jachtpartij, de laatste die in de oorlog mogelijk zou zijn, verongelukt oom Taede. Pieter, die zich rechtens ergenaam waant, ervaart dat hij niets krijgt, maar dat treft hem ei genlijk nauwelijks (de opening van het testament is prachtig uitge beeld): hij kan zich, gezien de om standigheden, toch niet hechten, het verzet eist hem geheel op. Hij kan zich ook niet wijden aan de erfge name, het verre nichtje Elsje, ccn zuiver, verstandig cn lief meisje, dat hem niet ongenegen is. Televisie ook present in Karlovy Vary (Van een filmmedewerker) Op liet festival in Karlovy Vary lopen de films in kwa liteit nogal uiteen, maar geluk kig waren er verscheidene, die van betekenis bleken. Tot de beste werken behoorde tot nu toe de Franse festivalbijdrage „La guerre des boutons" (De oorlog der knopen), een film van Yves Robert, die er, naar een reeds vele jaren geleden verschenen roman, het verhaal in vertelt van de jongens uit twee verschillende, dicht bij elk aar gelegen dorpen, die elkaar op leven en dood bestrijden. In die strijd passen ze dikwijls bïj- zonder-originele strijdmethoden toe. Er is veel humor in deze film en tevens gaat er achter de humor de nodige ernst schuil. Het is niet moeilijk achter de toenemende agressiviteit van de jongens toespelingen te vinden op de spanningen tussen de vol keren. Onder de jeugdige ac teurs allen amateurs be vinden zich alleraardigste ty pen, met wie regisseur Robert opmerkelijke resultaten heeft behaald. Opmerkelijk was ook een Russische film „Negen dagen van een j^ar" door Michael Romm gemaakt, een van de oude rotten in de cinemato grafie van de Sowjet-Unie. Het ver haal van die film speelt geheel in de wereld dor atoomgeleerden; een groot deel van de opnamen is ge maakt In de enorme centrale, waar men onderzoekingen op het gebied van de atoomkracht verricht. Een der geleerden, reeds aangetast door radio-actieve straling, zet zjjn leven op het spel terwille van de weten schap, waarover de film overigens bijzonder rustig, zonder heldengedoe, vertelt. De van vele Russische films bekende acteur Alexci Batalov speelt de hoofdrc'., met in de belangrijkste Dit knaapje speelt een grote rol in de aantrekkelijke Fran se festivalfilm „La guerre des boutons" De oorlog der kno pen). bijrollen naast zich Innokentil Smok- tunofski en de charmante Tatiana Lavrova. at men in Oostcuropese landen "liet verwend is op het gebied 'an de filmhumor, kwam bij eni- Dat n niet ge gelegenheden tot uiting. Het bleek o.a. uit de bijzonder grote bijval van het publiek voor do reeds genoemde Franse film en ook voor de Oosten rijkse film „Julia, du bist zauber- haft" (Julia, je bent betoverend), met Lilli Palmer, een stellig aantrek kelijke, maar even stellig toch niet „denderende" film. I-let bleek in het negatieve uit een satyrieke Roemeen se film, „De beroemde 702". Die film is geïnspireerd door wat men wel het gesol mag noemen met Cyril Chessman, die in een Ameri kaanse gevangenis jarenlang door bracht in de dodencel en daarin tal van bestsellers kon schrijven, voor tenslotte het doodvonnis werd vol trokken. Dat onderwerp biedt vele mogelijkheden tot een voortreffelijke satyre, maar de Roemeense regis seur heeft vrijwel geen moment de juiste toon getroffen, hij is er steeds net tegenaan. Misschien is het toneel stuk, waarop h(j zijn film heeft ge baseerd, sterker, want het heeft in vele landen succes, hetgeen men van de film in het festival niet kan be weren. Overigens zijn er natuurlijk in die film wel enkele inderdaad ko mische en tragi-komische situaties, maar die zijn onvoldoende om het geheel te redden. Het slot van de film is minder tragisch dan het einde van Chessman na zoveel jaren was. Er zijn in de laatste dagen van het festival wellicht nog verras singen op komst. De nieuwste film van de befaamde Zweedse ci neast Arne Sucksdorf een soort filmische tweelingbroer van onze Herman van der Horst komt nog in vertoning: „De jongen in de boom", een werk dat ook in ons lanc' te zien zal zjjn, voorts de Russische film „De vier windstreken", de Ame rikaanse festivalbijdrage „"The Ad ventures of a Young Man" (De avon turen van een jonge man) en de Ita liaanse film „Accatone" (De bede laar). Van al die werken heeft men veel verwachtingen. Het zou niet voor het eerst zijn, dat een festival leiding de beste films tot het laatst bewaart. Er zijn nu, behalve uit vele oostelijke landen, ook tal van beroemdheden uit het westen naar Karlovy Vary geko men. Daarbjj was een zeer grote de legatie uit Engeland, waartoe o.a. Rita Tushingham en Murray Meivin behoorden, de te Cannes bekroonde hoofdrolspelers van de ontroerende film „A Taste of Honey". Voorts kwamen Yves Robert, de Italiaanse Franea Bettoia en Daniella Rocca en vele, zeer vele filmzakenlieden. Men kan er zeker van zijn, dat er tijdens het festival beste zaken zijn gedaan, ook door do televisie, waarvan hier vertegenwoordigers uit vele landen maar niet uit Nederland aan wezig zijn. Zo is uit België zowel de Vlaamse als de Waalse televisie ver tegenwoordigd. (Van onze redacteur beeldende kunsten) Een collectie kunstwerken zou men het zelfportret van een ver zamelaar kunnen noemen. Beter want de term „zelfportret" geeft nog te veel de indruk van een statisch en onveranderlijk ge heel zou men zelfs nog spreken van een autobiografie van de geest, van een zelfontleding. De verzamelaar begint zijn verzame ling aan te leggen, door op zeker moment een stuk te kopen dat hem dan boeit. Hij koopt er meer bij, telkens meer en iedere aan koop belichaamt voor hem opnieuw de onherhaalbare emotie van dat moment: het herkennen van zichzelf en van de kunstenaar in dat ene kunstwerk. Kunst kopen is dan ook steeds weer een avon tuur van de geest; want het is steeds de vraag, of het contact tus sen kunstenaar en koper er zal zijn en of het blijvend zal zijn. Bovendien: wat de een bemint verfoeit de ander. Gegeven deze omstandigheden is het met de verzameling van de Noorse zakenman Rolf E. Stenersen zeer merkwaardig gesteld. Want de op bouw van zijn collectie, zoals die in het Stedelijk Museum te Amsterdam te zien was, geeft het beeld van een ontwikkeling al zeer duidelijk. De groei is een merkwaardige richting gegaan. Zo vaak immers kiezen ver zamelaars van hedendaagse kunst steeds moderner werken, om tenslot te bij de volslagen abstractie te ein digen Stenersen heeft dat anders Wel begon hij als zovele an deren bij de expressionisten in dit geval bij zijn landgenoot Edvard Munch, maar nadat hij eerst nog een grote groep Ecole de Paris had aan gekocht, kwam hij tenslotte bij zijn grote liefde uit: de kunst van Paul Klee. Daarnevens vergaarde hij veel werk van andere landgenoten, jonge en oude. Hij heeft met evenveel vreugde zondagsschilders als expres sionisten gekocht alleen gelet op wat zij hadden te zeggen. Deze ontwikkeling van Munch naar Klee is bijzonder merk waardig. Het is waar: werk van Paul Klee komt in meer verza melingen voor, maar vaak als over gang naar het allermodernste. Hier is het omgekeerde gebeurd. Stener sen is als achttienjarige bij Munch begonnen- Herkende hij in diens angsten de nood en de onzekerheid van zijn eigen jongelingschap? Feit is, dat hij zeer veel van hem heeft gekocht. De tentoonstelling bevat er een vrij grote groep van en vaak zeer karakteristieke werken, zoals zijn grote Levensdans, een variant op de oude dodendansen, maar ver vuld van een onvoorstelbare hope loosheid en uitzichtloosheid of dat merkwaardige „Eenden en Kal koenen", vo'gels gezien in een win ters bos, bij wijze van herinneringen aan onze eetfestijnen met Kerstmis; alweer zo'n uiting van angst en doodsvrees, nu geprojecteerd in deze machteloze dieren. De angst van Munch wordt opge volgd door de agressieve vormver- nieöging van de Ecole de Paris; een groep, waarvan enkele belangwek kende Picasso's de kern vormen. Naast de heftige dramatiek van de Dode Haan, van Picasso, de decaden tie van een Zittend Naakt, van Mo- digliani; naast de beklemming van het werk van de Mexicaan kufino Tamayo de verlorenheid van Comeil- le het is alsof Stenersen een hou vast heeft gezocht zonder het te Collectie'Sienersen 1 in Stedelijk Museum i leder jaar op een dag in juni worden de straten van het Ita liaanse stadje Genzano bedekt met bloemenmozaïeken ter ere van de schutspatroon van de stad. In de vroege morgen be ginnen honderden mensen, die de kunst van het bloemen schikken bij overlevering heb ben geleerd, met het maken van bloemenmozaïeken op de straten waarlangs in de avond uren een processie naar de kerk trekt. De foto toont de hoofdstraat van Genzano, bedekt met bloe men in velerlei kleuren. Op de achtergrond de Dom. (Van onze medewerker voor ballet) Een klein jaar geleden schudden gemeenteraadsleden en lioge overheidsdienaren bezorgd het hoofd over het verrassend snel doorgedreven besluit van de staatssecretaris om te komen tot één Nationaal Bullet, te vestigen in Amsterdam, en aldaar samen te smelten uit het Nederlands Ballet en het Amsterdams Ballet, welk laatste al een weinig éénvormige versmelting was van het voormalig Operaballet en het. Ballet der Lage Landen. Dut werd niets, zei men; dat werd moord en doodslag van niet bijeen wil lende dansers; dat was te groots en te snel opgezet om levens vatbaar te kunnen zijn. Nauwelijks een jaar later zaten die zelfde sombere heren bij Holland Festival-voorstellingen, waarin dat Nationaal Baliet met een uitermate gedurfd program ma kwam demonstreren dat het in zo korte tijd gegroeid was tot een duidelijke en specifieke een heid van dansstijl en van en- semblewerk; dat het zelfs gun stig afstak bij het befaamde Ballet de Cuevas, dat kort te voren in Nederland als vergelij kingsmateriaal aanwezig was geweest; dat het binnen die ar tistieke eenheid van sfeer en techniek een veelheid van cho reografische stijlen beheerste, die even verrassend was als uniek. Uniek, omdat alle grote balletgroepen op internationaal niveau in Europa slechts in één bepaald genre plegen vertrouwd te zijn. Daarmee had Sonia Gaskell voor de zoveelste keer overigens het antwoord gegeven aan de overheïds- of gemeenteraadsleden, die getuigd hadden van een wantrouwen, dat slechts kon voortkomen uit tekort aan begrip voor het visionaire van deze balletleidster, die al jaren ge leden had gezegd dat, indien er een behoorlijke concentratie van dans- kracht en subsidie tot stand kwam, door hiér een dans-„orkest" gescha pen zou worden dat, evenals bijvoor beeld het Concertgebouworkest, vaardig zol worden om klassiek aca demisme even zuiver te vertolken als hypermoderne vrije dansstijl, dat in verhalend ballet evenzeer thuis zou zijn als in abstract-muzikaal; dat kortom iets zou kunnen, dat tot nu toe slechts was gelukt bij de geniale Balanchine en diens New York City Ballet. Ja, dat nog ruimer zou luk ken, want de groep van Balanchine danst diverse stijlen, maar zulks ge heel onder één signatuur; die van Balanchine zelf. Dit visioen is waar gemaakt, en in verbluffend korte tijd. Bril jante solisten met opmerkelijke en elektriserende toneelpersoonlijk heid heeft Nederland nog niet voort gebracht. Maar wel heeft Gaskell een dansorkest in leven geroepen, dat zijn ambacht over de gehele li nie verstaat met een welbewuste Wel heeft zij een hele garde van jonge solisten opgekweekt tot een niveau van technisch en artistiek kunnen, dat juist door zijn stijlzui verheid meesleept en dat vertolking van 's werelds moeilijkste choreo grafieën volstrekt verantwoord. Wel heeft zij, door zeer uiteenlo pende leermeesters in alle denkbare stijlen, binnen één jaar de versmel ting van verschillend opgeleide dan sers gerealiseerd tot een ensemble van prachtige homogeniteit, zich thuis voelend in werk van honderd jaar geleden en van overmorgen Werk zoals in het Festival vertoond: abstracte muzikaliteit van Balanchi ne tegenover modern pantomimisch ballet van Ross, meeslepende verha lende folklore van Skibini tegenover de Oosters geïnspireerde, bijna stuip- trekkend-heftige lyriek van Pearl Lang. De kroon op de durf van de staats secretaris en op de keiharde idealen van Gaskell bevat méér parels: Vier Temperamenten naast Wonderbaar lijke Mandarijn, jong Nederlands werk als Contrasten of Jungle naast Giselle of Slaapwandelaarster... Een enorm repertoire van hoogtepunten uit de ballethistorie of uit het ballet heden; een repertoire, dat het moge lijk maakt dat men nu een buiten landse tournee van twee maanden onderneemt met vijf verschillende programma's, meer dan twintig wer ken meo op reis naar Parijs en dwars door Spanje! Een internatio naal visitekaartje, dat alleen al ver bazing afdwingt om z'n gedurfde veelzijdigheid en om prestatie van choreografieën, die bij geen enkele andere grote groep meer te zien zijn. De balans na één jaar is wel zeer po sitief. Verbazingwekkend is zij slechts, voor wie niet méé durfde ge loven in de eigenzinnige visioenen van Sonia Gaskell. kunnen vinden. Munch had hem Pi casso aangeraden. Stenersen zelf vond andere kunstenaars als Matisse en Kandisky en in die tijd verscherp te zijn oordeel over vele schilders. Teveel herhaalden dezen zichzelf naar zijn mening. „Als je er twee van Ronault kent, ken je ze alle maal", zegt hij ergens. Hij had toen al contact met jhr. W. Sandberg, de directeur van het Stedelijk Museum te Am sterdam- Deze hielp hem uiteindelijk Paul Klee ontdekken. Het moet een openbaring voor hem zijn geweest, het werk van deze kunstenaar te le ren kennen. Bij hem moet hij hebben gevonden wat hij zocht: het steeds weer nieuwe, dat telkens andere aspecten van liet verborgene open baart. „Sinds Munch en Picasso heeft iemand met geloof ik, zo diep in mijn eigen droomwereld binnenge voerd; want dit is zeker: een kun stenaar kan ons alleen in onze eigen wereld binnenleiden", zegt Stenersen. „Paul Klee is het grootste prenten boek, de ladder en de brug tot een onbekende wereld binnen in me. Hij ontdekt een stroom van zwart-rode angst, maar ook van hoop en ver trouwen". Met deze merkwaardige zinnen heeft Stenersen omschreven, wat Paul Klee voor hem heeft bete kend voor hem, die kennelijk een religieus-voelende atheïst is. Nu vormen de werken van Klee de kern van de tentoonstelling. Het is een heel mooie groep nog meer: zfl is het bewijs, dat Stenersen een zeer gevoelig mens is, die aan de vormvernietigïng der modernen niet genoeg heeft, maar die zoekt naar wat hem iets wezenlijks kan openba ren van het geheim van de geest. De groep Noorse schilders staat hier min of meer los van. Misschien is het werb \*an de zondagsschilder Jacob- sen met zijn landschappen en zijn sprookjesmotieven hem in alle een voud nog het liefst geweest om zjjn simpelheid en om zijn Noorsheid. Want de anderen volgen de heden daagse lijnen: 't expressionisme van „Die Brücke" (Jacob Weidemann), bet decoratieve van Matisse (L. Karsten), de Nonvelles Rêalités (Olav Strömme). Ze moeten Stener sen heben geboeid. Maar het kan nauwelijks anders dan voorbijgaand zyn geweest. Klee belichaamt voor hem datgene, wat hij in diepste we zen zoekt: het mysterie, de hoop, de poëzie, het esprit.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1962 | | pagina 7