De vrouw van Jupiter",
roman van J. B. Charles
Portret van een verzamelaar
Zeven fragmenten uit het
leven van Pieter Elborg
Franse film met opmerkelijke resultaten
BALANS van één jaar Nationaal BALLET
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
ZATERDAG 30 JUNI 1962
DE HOLLE MENS
II
Met „De Vrouw van Jupiter" heeft J. B. Charles een hoogst
merkwaardige en interessante proeve van romankunst gele
verd. Aan Charles, bekend als dichter en vooral als auteur van het
belangrijke boek „Volg het spoor terug", dat de gedenkschriften
van een verzetsman behelst, mag men de hoogste eisen stellen;
Charles zal overigens ongetwijfeld de hoogste eisen aan zichzelf
stellen. Vandaar dat hij weinig schrijft. Er is een zekere moed
voor nodig om slag op slag een roman af te leveren, zelfs al is men
zo knap als een Vestdijk, want iedereen weet toch eigenlijk dat
men daarmee slechts leesvoer levert, zij het dan voor een klasse
die graag een literair nootje kraakt. Charles nu, schijnt zich om
zijn publiek gelukkig niet te bekommeren. Zijn nieuwe boek,
hoewel hier en daar bepaald meeslepend en geladen met een
zekere spanning, eist vrij veel van de lezer, maar, en dat is het
belangrijkste: het heeft véél meer, buitengewoon veel zelfs, van de
auteur geëist. En dat proeft men in elke situatie. Men kan dat,
helaas, van heel weinig romans beweren.
In zeven grote hoofdstukken, die
geen doorlopend verhaal vor
men doch facetten van Elborgs
leven tonen, wordt dit verloop ons
getoond. In „Oosterheide" en „Ta-
dema-State", het Friese voorspel, in
„Tange", dat wat later speelt, het
Friese naspel. „Tange" is een facine-
rend hoofdstuk over het verzet, tra
gisch eindigend met het recht in de
val lopen van Elsje en de haast
symbolische redding van Pieter. In
feite is alles mislukt, en is Pieter
hier verdronken, ook al wordt hij uit
het water gehaald door dezelfde
hand die hem later, aan het even
symbolische einde, wéér vastgrijpen
zal. Wat volgt, en dat is meer dan de
helft van het boek, zou men niet
graag missen, en toch heeft het boek
hieh als het ware zijn natuurlijke
einde en is Pieter hier ondergegaan.
Dan volgt, als middenmoot in de
compositie, een ander fragment,
„Joy" geheten, dat in Londen
speelt, na de bevrijding, Pieter
Elborg is daar als militair. Er
is geen mogelijkheid tot „legi
tiem" verzet meer, en de leegte,
De Angst, begint hem haast on
merkbaar weer in te spinnen. Hij
ontmoet Joy, een mooie jonge
vrouw die animeermeisje in een
nachtclub is, en gaat van haar
houden. Ook Joy is hem niet on
genegen, maar door een wat on
gelukkig en eigenzinnig ingrijpen
van een goedbedoelende vriend
raakt Pieter Joy kwijt. Daarmee
is zijn laatste vluchtplaats voor
de angst weg. Hij hoort dat zij
naar Canada vertrokken is, en
gaat haar achterna, het is duide
lijk een vlucht.
Het hoofdstuk „Amerika" verhaalt
over zijn verblijf daar. Hij vindt Joy
niet en deserteert. De Angst krijgt
hem nu weer geheel in zijn klauwen:
depressie-aanvallen brengen hem op
de grens van de waanzin. Hij leeft
enige jaren „ondergedoken" in vrij
heid, werkend aan de havens, bij een
baas die niet naar papieren vraagt.
Een keer schrijft hij een brief, een
soort lichtsignaal van zijn zinkend
levensschip, naar Europa. Een neef,
hem zeer toegedaan, maakt dat hij
„terug" komt- De fragmenten „De
Zee" en „Het Eiland" verhalen hier-
van. Doch de aanpassing zal nooit
kunnen lukken; iemand als Pieter
Elborg kan beter op mysterieuze wij
ze eindigen.
De tweede helft van het boek, na het
keerpunt „Joy", is minder geslaagd
dan de eerste, Friese, helft. Hij is te
fragmentarisch, te zeer gelardeerd
met bijzaken, er zit te weinig rich
ting in. In de Friese hoofdstukken
zit een krachtige voortgang, het ver
zet vormt er één lijn met het karak
ter. Het is sterk, meeslepend. De
psychologische ontrafeling in de
laatste drie hoofdstukken daarente
gen is zwak, verward zelfs. Zo is het
godinne-motief (Joy-Io, de vrouw
van Jupiter) onduidelijk, zoals in het
hoofd van Pieter Elborg trouwens,
en kan men er echt niet in geloven
dat Elborg enig inzicht in zichzelf
begint te krijgen, hoe een integer
mens hij ook wezen moge.
We vinden de tweede helft zelfs, ook
al beseffen we dat Charles opzette
lijk zo gewerkt heeft, teneinde Pie-
ters geval zo veel mogelijk van bin-
nen-uit te belichten, mislukt. Maar
dan een bijzonder boeiende misluk
king, want ook hier geldt dat men
constant in een levend contact met
de schrijver blijft. Een haast gran
dioos begin, een boeiend keerpunt en
een merkwaardig slot vol fascineren
de momenten, ziehier het resultaat
van dit bijzondere boek, dat weer
eens bewijst dat we in Charles een
onzer markantste auteurs bezitten.
J. B. Charles: De vrouw van Jupiter.
Bert Bakker/Daamen N.V.
Den Haag 1962.
Picasso: Studie voor Antipolis,
een inkttekening uit de collec-
tie-Stenersen.
Willem van Otterloo
naar Australië
De dirigent van het Haagse Resi
dentie Orkest, Willem van Otterloo,
is voor een tournee van 6 weken door
Australië van Schiphol vertrokken.
Op uitnodiging van de „Australian
Broadcasting Corporation" zal de
heer Van Otterloo 27 concerten ge
ven in diverse Australische steden.
Hij zal dan de plaatselijke symfonie
orkesten leiden, die volgens hem op
goed peil staan. Alle 27 concerten
zullen via de radio te volgen zijn.
In oktober zal de dirigent weer voor
het Residentie Orkest" staan. In het
komende voorjaar gaat hij met zijn
orkest op tournee door de V.S.
Paul Klee:
de ladder en
de brug
J. B. CHARLES
..markant schrijver.
„De vrouw van Jupiter" is niet
lichtvaardig geschreven. Hier is
gewerkt, geworsteld, en voor zo
ver er gespeeld is, is dat een
doodernstig spel met inzet van
de hele geest. Hoewel een werk
van fictie, een echte „roman" fen
geen verkapte autobiografie,
ontmoet men op elke bladzij de
levende mens, Charles, 'n „bloot
gelegde ziel" om een lachwek
kende maar gemakkelijk-teke-
nende term te gebruiken. Hier
heeft een schrijver in het mid
den van zijn leven (Charles is
ruim 50) geworsteld om een ge
deelte van wat het leven hem
geleerd heeft, gestalte te geven,
en hij heeft dit gedaan zoals
men van een dichterlijk prozaïst
mag verwachtenevocerend,
meer te raden gevend dan ver
tellend. Dat dit werk het brand
merk van het verzet in de twee
de wereldoorlog mee moest krij
gen, het zal niemand verwonde
ren die Charles werk ook maar
enigszins kent.
Letterkundige kroniek
door BAKS WARREN
De Vrouw van Jupiter" is in
zekere zin een psychologische
roman. De hoofdpersoon, Pieter
Elborg, typisch twintigste-eeuwer, is
een ontworteld man, een intellectueel
die geen enkel houvast heeft in het
leven of daarbuiten. Een holle man
met in zich en om zich een absurde,
afschrikwekkende leegte. Omstan
digheden hebben er toe bijgedragen
dat zijn toestand werd toegespitst.
Jong verliest hjj ztfn ouders- Zijn
moeder was van een rijke Friese fa
milie; zijn vader, een beau garqon
van mindere afkomst, laat niets dan
schulden na. Zjjn naaste bloedver
want. de kinderloze broer van zijn
moeder, Fries grootgrondbezitter,
bekostigt dan zijn opvoeding en stu-
schouwen en, het moet gezegd, Pie
ter als een ongewenste indringer be
schouwen en, het moet gezegd- Pie
ter van zijn kant doet niets om zijn
oom milder jegens hem te stemmen.
Als de rijke oom sterft laat hij alles
na aan een achternichtje dat zijn se
cretaresse is geweest, Elsje Chabot.
Doch hiermee lopen we op de ge-
hcurtenisscn vooruit: het boek begint
uls Pieter Elborg voor de jaarlijkse
jachtpartij op do Friese State aan
komt. Zijn karakter is dan al ge
vormd. Hij beseft zijn leegte en doel
loosheid. zijn „waarde-loosheid"; een
enorm schuldbesef dat zich uit in een
verpletterende angst, (hij zelf
spreekt van „De Angst" met hoofd
letters), bemoeilijkt hem het leven.
Hij haat zijn oom Taede, h\j haat ei
genlijk zijn hele omgeving. Hel
maakt hem, als de oorlog uitgebro
ken is, geknipt voor het verzet. Nu
heeft zijn haat een duidelijke rich
ting, is hij gewettigd ook. En daar
hij een rechtlijnig mens is gaut hij,
met in achtneming van de geboden
voorzichtigheid, recht door zee, wat
een plezierige indruk maakt.
Op de jachtpartij, de laatste die in de
oorlog mogelijk zou zijn, verongelukt
oom Taede. Pieter, die zich rechtens
ergenaam waant, ervaart dat hij
niets krijgt, maar dat treft hem ei
genlijk nauwelijks (de opening van
het testament is prachtig uitge
beeld): hij kan zich, gezien de om
standigheden, toch niet hechten, het
verzet eist hem geheel op. Hij kan
zich ook niet wijden aan de erfge
name, het verre nichtje Elsje, ccn
zuiver, verstandig cn lief meisje, dat
hem niet ongenegen is.
Televisie ook present
in Karlovy Vary
(Van een filmmedewerker)
Op liet festival in Karlovy
Vary lopen de films in kwa
liteit nogal uiteen, maar geluk
kig waren er verscheidene, die
van betekenis bleken. Tot de
beste werken behoorde tot nu
toe de Franse festivalbijdrage
„La guerre des boutons" (De
oorlog der knopen), een film
van Yves Robert, die er, naar
een reeds vele jaren geleden
verschenen roman, het verhaal
in vertelt van de jongens uit
twee verschillende, dicht bij elk
aar gelegen dorpen, die elkaar
op leven en dood bestrijden. In
die strijd passen ze dikwijls bïj-
zonder-originele strijdmethoden
toe. Er is veel humor in deze
film en tevens gaat er achter de
humor de nodige ernst schuil.
Het is niet moeilijk achter de
toenemende agressiviteit van de
jongens toespelingen te vinden
op de spanningen tussen de vol
keren. Onder de jeugdige ac
teurs allen amateurs be
vinden zich alleraardigste ty
pen, met wie regisseur Robert
opmerkelijke resultaten heeft
behaald.
Opmerkelijk was ook een Russische
film „Negen dagen van een j^ar"
door Michael Romm gemaakt, een
van de oude rotten in de cinemato
grafie van de Sowjet-Unie. Het ver
haal van die film speelt geheel in de
wereld dor atoomgeleerden; een
groot deel van de opnamen is ge
maakt In de enorme centrale, waar
men onderzoekingen op het gebied
van de atoomkracht verricht. Een
der geleerden, reeds aangetast door
radio-actieve straling, zet zjjn leven
op het spel terwille van de weten
schap, waarover de film overigens
bijzonder rustig, zonder heldengedoe,
vertelt. De van vele Russische films
bekende acteur Alexci Batalov speelt
de hoofdrc'., met in de belangrijkste
Dit knaapje speelt een grote
rol in de aantrekkelijke Fran
se festivalfilm „La guerre des
boutons" De oorlog der kno
pen).
bijrollen naast zich Innokentil Smok-
tunofski en de charmante Tatiana
Lavrova.
at men in Oostcuropese landen
"liet verwend is op het gebied
'an de filmhumor, kwam bij eni-
Dat n
niet
ge gelegenheden tot uiting. Het bleek
o.a. uit de bijzonder grote bijval van
het publiek voor do reeds genoemde
Franse film en ook voor de Oosten
rijkse film „Julia, du bist zauber-
haft" (Julia, je bent betoverend),
met Lilli Palmer, een stellig aantrek
kelijke, maar even stellig toch niet
„denderende" film. I-let bleek in het
negatieve uit een satyrieke Roemeen
se film, „De beroemde 702".
Die film is geïnspireerd door wat
men wel het gesol mag noemen met
Cyril Chessman, die in een Ameri
kaanse gevangenis jarenlang door
bracht in de dodencel en daarin tal
van bestsellers kon schrijven, voor
tenslotte het doodvonnis werd vol
trokken. Dat onderwerp biedt vele
mogelijkheden tot een voortreffelijke
satyre, maar de Roemeense regis
seur heeft vrijwel geen moment de
juiste toon getroffen, hij is er steeds
net tegenaan. Misschien is het toneel
stuk, waarop h(j zijn film heeft ge
baseerd, sterker, want het heeft in
vele landen succes, hetgeen men van
de film in het festival niet kan be
weren. Overigens zijn er natuurlijk in
die film wel enkele inderdaad ko
mische en tragi-komische situaties,
maar die zijn onvoldoende om het
geheel te redden. Het slot van de
film is minder tragisch dan het einde
van Chessman na zoveel jaren was.
Er zijn in de laatste dagen van
het festival wellicht nog verras
singen op komst. De nieuwste
film van de befaamde Zweedse ci
neast Arne Sucksdorf een soort
filmische tweelingbroer van onze
Herman van der Horst komt nog
in vertoning: „De jongen in de
boom", een werk dat ook in ons lanc'
te zien zal zjjn, voorts de Russische
film „De vier windstreken", de Ame
rikaanse festivalbijdrage „"The Ad
ventures of a Young Man" (De avon
turen van een jonge man) en de Ita
liaanse film „Accatone" (De bede
laar). Van al die werken heeft men
veel verwachtingen. Het zou niet
voor het eerst zijn, dat een festival
leiding de beste films tot het laatst
bewaart.
Er zijn nu, behalve uit vele oostelijke
landen, ook tal van beroemdheden uit
het westen naar Karlovy Vary geko
men. Daarbjj was een zeer grote de
legatie uit Engeland, waartoe o.a.
Rita Tushingham en Murray Meivin
behoorden, de te Cannes bekroonde
hoofdrolspelers van de ontroerende
film „A Taste of Honey". Voorts
kwamen Yves Robert, de Italiaanse
Franea Bettoia en Daniella Rocca en
vele, zeer vele filmzakenlieden. Men
kan er zeker van zijn, dat er tijdens
het festival beste zaken zijn gedaan,
ook door do televisie, waarvan hier
vertegenwoordigers uit vele landen
maar niet uit Nederland aan
wezig zijn. Zo is uit België zowel de
Vlaamse als de Waalse televisie ver
tegenwoordigd.
(Van onze redacteur beeldende kunsten)
Een collectie kunstwerken zou men het zelfportret van een ver
zamelaar kunnen noemen. Beter want de term „zelfportret"
geeft nog te veel de indruk van een statisch en onveranderlijk ge
heel zou men zelfs nog spreken van een autobiografie van de
geest, van een zelfontleding. De verzamelaar begint zijn verzame
ling aan te leggen, door op zeker moment een stuk te kopen dat
hem dan boeit. Hij koopt er meer bij, telkens meer en iedere aan
koop belichaamt voor hem opnieuw de onherhaalbare emotie van
dat moment: het herkennen van zichzelf en van de kunstenaar in
dat ene kunstwerk. Kunst kopen is dan ook steeds weer een avon
tuur van de geest; want het is steeds de vraag, of het contact tus
sen kunstenaar en koper er zal zijn en of het blijvend zal zijn.
Bovendien: wat de een bemint verfoeit de ander.
Gegeven deze omstandigheden is het
met de verzameling van de Noorse
zakenman Rolf E. Stenersen zeer
merkwaardig gesteld. Want de op
bouw van zijn collectie, zoals die in
het Stedelijk Museum te Amsterdam
te zien was, geeft het beeld van een
ontwikkeling al zeer duidelijk. De
groei is een merkwaardige richting
gegaan. Zo vaak immers kiezen ver
zamelaars van hedendaagse kunst
steeds moderner werken, om tenslot
te bij de volslagen abstractie te ein
digen Stenersen heeft dat anders
Wel begon hij als zovele an
deren bij de expressionisten in dit
geval bij zijn landgenoot Edvard
Munch, maar nadat hij eerst nog een
grote groep Ecole de Paris had aan
gekocht, kwam hij tenslotte bij zijn
grote liefde uit: de kunst van Paul
Klee. Daarnevens vergaarde hij veel
werk van andere landgenoten, jonge
en oude. Hij heeft met evenveel
vreugde zondagsschilders als expres
sionisten gekocht alleen gelet op
wat zij hadden te zeggen.
Deze ontwikkeling van Munch
naar Klee is bijzonder merk
waardig. Het is waar: werk
van Paul Klee komt in meer verza
melingen voor, maar vaak als over
gang naar het allermodernste. Hier
is het omgekeerde gebeurd. Stener
sen is als achttienjarige bij Munch
begonnen- Herkende hij in diens
angsten de nood en de onzekerheid
van zijn eigen jongelingschap? Feit
is, dat hij zeer veel van hem heeft
gekocht. De tentoonstelling bevat er
een vrij grote groep van en vaak
zeer karakteristieke werken, zoals
zijn grote Levensdans, een variant
op de oude dodendansen, maar ver
vuld van een onvoorstelbare hope
loosheid en uitzichtloosheid of
dat merkwaardige „Eenden en Kal
koenen", vo'gels gezien in een win
ters bos, bij wijze van herinneringen
aan onze eetfestijnen met Kerstmis;
alweer zo'n uiting van angst en
doodsvrees, nu geprojecteerd in deze
machteloze dieren.
De angst van Munch wordt opge
volgd door de agressieve vormver-
nieöging van de Ecole de Paris; een
groep, waarvan enkele belangwek
kende Picasso's de kern vormen.
Naast de heftige dramatiek van de
Dode Haan, van Picasso, de decaden
tie van een Zittend Naakt, van Mo-
digliani; naast de beklemming van
het werk van de Mexicaan kufino
Tamayo de verlorenheid van Comeil-
le het is alsof Stenersen een hou
vast heeft gezocht zonder het te
Collectie'Sienersen 1
in Stedelijk Museum i
leder jaar op een dag in juni
worden de straten van het Ita
liaanse stadje Genzano bedekt
met bloemenmozaïeken ter ere
van de schutspatroon van de
stad. In de vroege morgen be
ginnen honderden mensen, die
de kunst van het bloemen
schikken bij overlevering heb
ben geleerd, met het maken
van bloemenmozaïeken op de
straten waarlangs in de avond
uren een processie naar de
kerk trekt.
De foto toont de hoofdstraat
van Genzano, bedekt met bloe
men in velerlei kleuren. Op de
achtergrond de Dom.
(Van onze medewerker voor ballet)
Een klein jaar geleden schudden gemeenteraadsleden en lioge
overheidsdienaren bezorgd het hoofd over het verrassend snel
doorgedreven besluit van de staatssecretaris om te komen tot
één Nationaal Bullet, te vestigen in Amsterdam, en aldaar samen
te smelten uit het Nederlands Ballet en het Amsterdams Ballet,
welk laatste al een weinig éénvormige versmelting was van het
voormalig Operaballet en het. Ballet der Lage Landen. Dut werd
niets, zei men; dat werd moord en doodslag van niet bijeen wil
lende dansers; dat was te groots en te snel opgezet om levens
vatbaar te kunnen zijn.
Nauwelijks een jaar later zaten
die zelfde sombere heren bij
Holland Festival-voorstellingen,
waarin dat Nationaal Baliet met
een uitermate gedurfd program
ma kwam demonstreren dat het
in zo korte tijd gegroeid was tot
een duidelijke en specifieke een
heid van dansstijl en van en-
semblewerk; dat het zelfs gun
stig afstak bij het befaamde
Ballet de Cuevas, dat kort te
voren in Nederland als vergelij
kingsmateriaal aanwezig was
geweest; dat het binnen die ar
tistieke eenheid van sfeer en
techniek een veelheid van cho
reografische stijlen beheerste,
die even verrassend was als
uniek. Uniek, omdat alle grote
balletgroepen op internationaal
niveau in Europa slechts in één
bepaald genre plegen vertrouwd
te zijn.
Daarmee had Sonia Gaskell voor
de zoveelste keer overigens het
antwoord gegeven aan de overheïds-
of gemeenteraadsleden, die getuigd
hadden van een wantrouwen, dat
slechts kon voortkomen uit tekort
aan begrip voor het visionaire van
deze balletleidster, die al jaren ge
leden had gezegd dat, indien er een
behoorlijke concentratie van dans-
kracht en subsidie tot stand kwam,
door hiér een dans-„orkest" gescha
pen zou worden dat, evenals bijvoor
beeld het Concertgebouworkest,
vaardig zol worden om klassiek aca
demisme even zuiver te vertolken als
hypermoderne vrije dansstijl, dat in
verhalend ballet evenzeer thuis zou
zijn als in abstract-muzikaal; dat
kortom iets zou kunnen, dat tot nu
toe slechts was gelukt bij de geniale
Balanchine en diens New York City
Ballet. Ja, dat nog ruimer zou luk
ken, want de groep van Balanchine
danst diverse stijlen, maar zulks ge
heel onder één signatuur; die van
Balanchine zelf.
Dit visioen is waar gemaakt, en
in verbluffend korte tijd. Bril
jante solisten met opmerkelijke
en elektriserende toneelpersoonlijk
heid heeft Nederland nog niet voort
gebracht. Maar wel heeft Gaskell
een dansorkest in leven geroepen,
dat zijn ambacht over de gehele li
nie verstaat met een welbewuste
Wel heeft zij een hele garde van
jonge solisten opgekweekt tot een
niveau van technisch en artistiek
kunnen, dat juist door zijn stijlzui
verheid meesleept en dat vertolking
van 's werelds moeilijkste choreo
grafieën volstrekt verantwoord.
Wel heeft zij, door zeer uiteenlo
pende leermeesters in alle denkbare
stijlen, binnen één jaar de versmel
ting van verschillend opgeleide dan
sers gerealiseerd tot een ensemble
van prachtige homogeniteit, zich
thuis voelend in werk van honderd
jaar geleden en van overmorgen
Werk zoals in het Festival vertoond:
abstracte muzikaliteit van Balanchi
ne tegenover modern pantomimisch
ballet van Ross, meeslepende verha
lende folklore van Skibini tegenover
de Oosters geïnspireerde, bijna stuip-
trekkend-heftige lyriek van Pearl
Lang.
De kroon op de durf van de staats
secretaris en op de keiharde idealen
van Gaskell bevat méér parels: Vier
Temperamenten naast Wonderbaar
lijke Mandarijn, jong Nederlands
werk als Contrasten of Jungle naast
Giselle of Slaapwandelaarster... Een
enorm repertoire van hoogtepunten
uit de ballethistorie of uit het ballet
heden; een repertoire, dat het moge
lijk maakt dat men nu een buiten
landse tournee van twee maanden
onderneemt met vijf verschillende
programma's, meer dan twintig wer
ken meo op reis naar Parijs en
dwars door Spanje! Een internatio
naal visitekaartje, dat alleen al ver
bazing afdwingt om z'n gedurfde
veelzijdigheid en om prestatie van
choreografieën, die bij geen enkele
andere grote groep meer te zien zijn.
De balans na één jaar is wel zeer po
sitief. Verbazingwekkend is zij
slechts, voor wie niet méé durfde ge
loven in de eigenzinnige visioenen
van Sonia Gaskell.
kunnen vinden. Munch had hem Pi
casso aangeraden. Stenersen zelf
vond andere kunstenaars als Matisse
en Kandisky en in die tijd verscherp
te zijn oordeel over vele schilders.
Teveel herhaalden dezen zichzelf
naar zijn mening. „Als je er twee
van Ronault kent, ken je ze alle
maal", zegt hij ergens.
Hij had toen al contact met jhr.
W. Sandberg, de directeur van
het Stedelijk Museum te Am
sterdam- Deze hielp hem uiteindelijk
Paul Klee ontdekken. Het moet een
openbaring voor hem zijn geweest,
het werk van deze kunstenaar te le
ren kennen. Bij hem moet hij hebben
gevonden wat hij zocht: het steeds
weer nieuwe, dat telkens andere
aspecten van liet verborgene open
baart. „Sinds Munch en Picasso
heeft iemand met geloof ik, zo diep
in mijn eigen droomwereld binnenge
voerd; want dit is zeker: een kun
stenaar kan ons alleen in onze eigen
wereld binnenleiden", zegt Stenersen.
„Paul Klee is het grootste prenten
boek, de ladder en de brug tot een
onbekende wereld binnen in me. Hij
ontdekt een stroom van zwart-rode
angst, maar ook van hoop en ver
trouwen". Met deze merkwaardige
zinnen heeft Stenersen omschreven,
wat Paul Klee voor hem heeft bete
kend voor hem, die kennelijk een
religieus-voelende atheïst is.
Nu vormen de werken van Klee de
kern van de tentoonstelling. Het is
een heel mooie groep nog meer:
zfl is het bewijs, dat Stenersen een
zeer gevoelig mens is, die aan de
vormvernietigïng der modernen niet
genoeg heeft, maar die zoekt naar
wat hem iets wezenlijks kan openba
ren van het geheim van de geest.
De groep Noorse schilders staat hier
min of meer los van. Misschien is het
werb \*an de zondagsschilder Jacob-
sen met zijn landschappen en zijn
sprookjesmotieven hem in alle een
voud nog het liefst geweest om zjjn
simpelheid en om zijn Noorsheid.
Want de anderen volgen de heden
daagse lijnen: 't expressionisme van
„Die Brücke" (Jacob Weidemann),
bet decoratieve van Matisse (L.
Karsten), de Nonvelles Rêalités
(Olav Strömme). Ze moeten Stener
sen heben geboeid. Maar het kan
nauwelijks anders dan voorbijgaand
zyn geweest. Klee belichaamt voor
hem datgene, wat hij in diepste we
zen zoekt: het mysterie, de hoop, de
poëzie, het esprit.