Brakman: jeugdherinneringen in „De weg naar huis" FRANS HALS Concertgebouworkest in eigen land De portrettist Na 25 jaar ook weer optreden in Middelburg Genadeloze ontleding en milde humor Het derde (en beste) boek binnen de tijd van een jaar ZATERDAG 26 MEI 1962 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT Letterkundige kroniek door BAKS WARREN VAN ZEEUWSE ORIGINE Dit zei ons de heer P. C. Heuwe- kemeijer, directeur van de Ne derlandse orkeststichting tot beheer van het Concertgebouw orkest, die eraan toevoegde, dat het moeilijk is om op alle uit- stedige concerten het etiket „ju bileumtournee" te plakken. Want men geeft reeds sedert jaar en dag concertseries in Den Haag, terwijl ook Enschede en Nijmegen nog wel eens bezocht worden. „We vinden daar, wat we nodig heb ben..., zonder accommodatie kunnen we eenvoudig niet bestaan. Op het ogenblik reist een van onze deskun digen door het land om uit te maken wat wel en wat niet kan. Gelukkig vinden we veel medewerking en zo wil men bijvoorbeeld in een bepaal de plaatsen voorzieningen treffen (Van onze redacteur beeldende kunsten) Het Frans Halsmuseum te Haarlem vergast ons deze zomer zoals gemeld op een grote ten toonstelling van het oeuvre van de schilder Frans Hals. Dat was de Bloemenstad toch ook wel weer eens aan deze grote meester verplicht, hoewel men een grote groep van de mooiste en belangrijkste schilderijen van hem in het voormalige Oudemannen huis kan aantreffen. Aan de verplichting wordt dus voldaan maar niet, omdat er een of ander gedenk waardig feit uit des schilders levensloop zo noodza kelijk onder de aandacht van een breed publiek moet worden gebracht. De aanleiding is zoals gemeld van veel materiëler aard: een congres van museum directeuren, dat deze zomer gastvrijheid geniet in Nederland. Het zal nog wel meer belangrijke expo sities uitlokken. Frans Hals dus de schilder van „vroljjkc drinkers" en soorlgeiyke uitingen van een in puriteinse ogen wat losban dige soort levensvreugd maar meer nog de schepper van zovele rake portretten en portretgroepen. Frans Hals, beur telings uitbundig en venijnig, genadeloos ontledend en ver vuld van milde humor, de blik steeds naar buiten gericht op z(jn medemensen, allerminst geneigd tot verstilling en verdie ping, zoals Rembrandt. Hals zoekt niet de zelfinkeer, is vrij wel nooit met het, eigen wezen doende; vandaar, dat er maar weinig zelfportretten aanwijsbaar zijn. Frans Hals is, evenals Itembrandt do grote modeschilder als het om portretten gaat. Maar Itembrandt geeft, zjjn sujetten steeds meer een bepaalde innerlijke adel mee. Frans Hals ontleedt ze, „heeft, ze door" en liescbouwt ze vaak allerminst welwillend. De gTote Amsterdamse meester tessen en de regenten van het Oude- zlt in zijn leven vele uren voor mannenhuis. Schildert hij de dames de spiegel; een lange reeks zelf- zonder omwegen als domme, roddel portretten begeleidt de voortdurende zieke en inhalige harpijen, de man worsteling met God, met het mense- nen komen er maar een tikkeltje be- Ijjke leed, met dc materiële nood. In ter af: hij maakt er ietwat verlopen, het leven van Frans Hals merkt men lodderig-kjjkende feestnummers van. van al die problemen maar betrekke lijk weinig. HIJ heeft stellig ook de ar- s dat zijn wraak voor het feit, moede gekend. Want hij had een groot I dat hij ze in het verleden zo gezin en kort voor zijn dood moest vaak op hun voordeligst heeft hij onderstand aanvragen bij het moeten uitbeelden Frans Hals heeft stadsbestuur. Hij zat diep in de heel wat portretten van zelfbewuste schulden en zijn schilderijen waren Haarlemse burgers moeten maken- totaal niet meer in trek. Hy kende Hij heeft zich daarbij ingehouden en ook de ontnuchtering en de verhitte- zich tamelijk wel gekweten van zijn ring. Nooit heeft een schilder zo on- opdracht: een goedgelijkend, wat geremd zijn hoon jegens zijn mede- flatteus portret te schilderen, dat iets mensen uitgesproken als Hals in zijn zegt omtrent de „status" van de ge- laatstc twee grote doeken: dc regen- portretteerde. Maar dat is dan ook de dingen groot en toch genuanceerd ziet en door zijn penseelstreek meer aanduidt dan detailleert. In zijn vrije doeken is hij dóórgaans op zijn best. Hij haalt allerlei straat typen in zijn atelier en maakt er vlugge impressies van, kostelijke brokken trillend leven, met een onge looflijk plezier geobserveerd en neer gezet. Ze staan binnen een paar uur op het doek; iedere streek is raak en op een geen enkel onderdeel komt hij ooit terug. Hij schildert ook genre stukken doeken in een min of meer anekdotische trant: waarop en kele mensen bijeen zijn. Het is er dan ook onbekommerd gezellig. Ver der besteedt hij zijn tijd en zijn kracht aan die overbekende „Vrolijke drin kers". „Luitspelers" en soortgelijke zeer geliefde motieven. Het worden onder zijn handen symbolen van een zorgeloze, uitbundige, wat ruige le venslust. Daarmee krygen deze din gen een nieuwe inhoud. Van oor sprong zijn het namelijk zinnebeeldi ge voorstellingen van onze zinnen: het gehoor, de smaak, cn dergelijke. Mensen mensen mensen in vele houdingen, in vele situaties, van ernstig vergaderen tot uitbundig feestvieren,, gelijk op die prachtige grote schuttersstukken, die door hun originele vorm zijn onvergankelijke roem uitmaken. Mensen met milde humor waargenomen of met venijni ge spot ontleed. Is dat alles niet een uiting van grote artistieke eenzijdig heid? Dat kan men het, alleen noemen, wanneer men ervan uitgaat, dat een beeldende kunstenaar vele genres moet beheersen. Maar dat is bepaald niet het geval bij Frans Hals, die er in slaagde, voor zijn portretten telkens weer een nieuwe, boeiende vorm te vinden. Men kan hem nog minder eenzijdigheid verwijten, om dat hij het bewijs levert dat hij ook een goed landschap, ook een goed stilleven zou hebben kunnen schilde ren. Meer dan eens is in zyn portret groepen een brok landschap, een tuin gezicht de coulisse, waartegen zich het voorval, het thema afspeelt. Den ken we hier alleen maar aan dat prachtige dubbelportret van Paulus Beeresteyn en zijn vrouw. En een van de mooiste stillevens van de ze ventiende eeuw vinden we op het gro te groepsportret van dc schutters der St.-Jorisdoelen uit 1616. Hij zou dus ook daarin volkomen een meester hebben kunnen worden. Maar hij heeft deze genres niet nodig gehad. In de portretten van de men sen om hem heen heeft hij zich volle dig kunnen uitspreken. (Van een speciale verslaggever) Het zal ongetwijfeld menigeen aange naam in de oren klinken, dat het Am sterdams Concertgebouworkest nu eens niet naar New York of Japan trekt, maar een toernee door eigen land zal organise ren. Helaas kunnen we bij dit evenement ter ere van ons naderend jubileum in ver band met de voor ons noodzakelijke zaal accommodatie, niet overal komen. De volledige orkestbezetting bedraagt-106 man en dit vraagt nog afgezien van be paalde akoestische eisen minstens een podium van 14 bij 12 meter. Er zijn uit verschillende middelgrote gemeenten ver zoeken gekomen in de stijl van: Nu komen jullie toch zeker eindelijk eens bij ons Maar hoewel op alle aanvragen nog geen beslissing genomen werd, vrezen we toch, dat we gedwongen zullen zijn, veel af te wijzen. In elk geval is het een kwart eeuw geleden, dat het orkest toen nog onder leiding van Willem Mengelberg een soortgelijke inlandse tournee ondernam om het 50-jarig bestaan luister bij te zet ten. In dit verband is het wel aardig te ver melden, dat we op de kop af na 25 jaar op precies dezelfde dag weer in Middel burg zullen concerteren. Hoewel we reeds op 5 september van dit jaar in Schevenin- gen starten, valt deze datum op 18 mei 1963". ten aanzien van het jjeluidsabsorbe- rend materiaal. Er zijn ook zalen, die aan alles voldoen, maar waar by wyze van spreken niets omheen zit onze orkestleden moeten toch gelegenheid hebben om hnn instru menten uit te pakken en zich ergens te verkleden. Ten aanzien van het podium moeten we in elk geval vast houden aan bepaalde minimumeisen... indien ik zou zeggen, dat het met 100 kwadraatmeter ook wel zou kun nen, krijgen we nog meer aanvra gen... en indien we hierop in zouden gaan, wordt het symfonisch reper toire, waaruit we moeten putten, slechts beperkter We stellen ons op het standpunt, dat ons orkest, wil het representatief voor de dag komen, minstens met 90 man moet kunnen werken. Daar- by mag niet vergeten worden, dat de uitvoering van menige compo sitie de opstelling van zo'n ruimte- verslindend voorwerp als een con certvleugel vraagt Inmiddels zal het leeuwedeel der concerten (ook dat te Middelburg) geleid worden door de thans 33- jarige Bernard Haitink, die destijds dirigent van het Radio Phllharmo- nisch Orkest was en een verrassend snelle carrière maakte. Maar ook de andere vaste dirigent van het ensem ble, de 59-jarige Eugen Jochem, zal in verschillende Nederlandse steden de dirigeerstok heffen. Voor het repertoire wordt geput uit de klassieke en moderne werken, die in het jubileumseizoen 1962-1963 ook als abonnementsseries in Amsterdam en Den Haag uitgevoerd worden. (Mendelssohn, Mahler, Bach, Debus sy. Brahms, Mozart, Bruckner, Haydn. Beethoven, enz). Als „pièce de résistance" werd 'n werk gekozen dat in hetzelfde jaar voltooid werd als het orkest werd opgericht: de eerste symfonie van Gustav Mahler. In 1903 werd deze schepping door de componist in Amsterdam ge ïntroduceerd en tydens dit jubileum seizoen zal het werk onder Haitink zijn.... 150ste uitvoering door het or kest beleven. Nu moet men zich niet voorstellen, dat het orkest overigens reizend in extra treinen met een vast om lijnd repertoire van plaats tot plaats trekt. Want niet slechts de lokale omstandigheden (in de Gehoorzaal van Middelburg kan b.v. Mahlers eerste in verband met de beschikba re ruimte niet uitgevoerd worden) spelen in deze een rol, maar tevens wil men zoveel mogelijk rekening houden met de wensen der organisa toren. Hier wil men solisten en elders niet, terwijl men b.v. elders de voor keur geeft aan de 9e symfonie van Bruckner (die meer thuishoort onder het speciale arbeidsterrein van Eugen Jochem) boven het werk van Mahler. Het vervoer der instrumenten is een hoofdstuk apart. Hiervoor bedient men zich van een spe ciale wagen van Van Gend en Loos, die bemand is door een „vertrou- wenschauffeur", die niet slechts weet wat zich precies in iedere kist of kistje bevindt, maar ook volkomen doordrongen is van de betekenis van zijn uitzonderlijke missie. (Deze chauffeur zal o.a. ook weer inge schakeld worden bij het vervoer ten behoeve van de drie concerten, die op 4, 5 en 7 juni onder auspiciën van de Unesco te Wenen gegeven zullen worden). Uit dit alles moge ondertussen wel duidelijk geworden zyn, dat het or ganiseren van de jubileumtournee wel de nodige haken en ogen heeft. Tussen de provinciale uitvoeringen door keren de musici steeds weer te rug naar Amsterdam, zodat van een gesloten ketting van „uit"-concerten geen sprake is. Dit zou ook onmoge- lyk te realiseren geweest zijn, aan gezien de verblijfskosten van een dergelijk leger aan musici deze toch al vrij kostbare (overigens door sub sidies gedekte operatie een te zware belasting zouden geven. „Ik hoop van harte", aldus de heer Heuwekemeyer, „dat vele mensen uit de provincie in het optreden van ons orkest in hun woonplaats dc aan leiding mogen \inden om ook eens een uitvoering in ons eigen ideale ge bouw in Amsterdam mee te maken. Tenslotte maakt het moderne ver keer de verbindingen steeds korter. We hebben een der meest ideale con certzalen ter wereld... in ieder op zicht. En het spreekt vanzelf, dat het orkest bier het beste tot zijn recht komt...." In dit verband zij ook vermeld, dat de bijna 2300 zitplaatsen in het Con certgebouw, die welhaast bij iedere uitvoering volledig bezet zyn, ten aanzien van het thema „subsidie" dankbaarder zijn dan hoe zou het anders kunnen? een betrekkelijk kleine zaal in de provincie. De weg omhoog tot orkest van in ternationale faam, brengt dade- delijk de namen van Willem Mengelberg en Eduard van Beinum, welke laatste in 1959 tijdens een re petitie onverwachts overleed in ge dachten. Veel minder hekend is ech ter een figuur als Willem Kes. die door een aantal „achtenswaardige ingezetenen" in de jaren tachtig van de vorige eeuw belast werd met het vormen van een orkest, dat als vas te speler van een te stichten con certgebouw zou kunnen optreden. De ze rasmusicus schiep met grote wil en uitzonderlijke artistieke inzichten een Amsterdams symfonieorkest, doch daar hij in 1S95 benoemd werd tot directeur van de Orchestral So ciety of Glasgow, was hij geen hoofd rolspeler meer, toen drie jaar later het Concertgebouw met het door hem gestichte ensemble werd inge wijd. Willem Mengelberg kwam aan het roer en reeds in 1895 en 1898, toen er resp. geconcerteerd werd in Brus sel en op instigatie van Edvard Grieg in Bergen (Noorwegen), werden iu het buitenland enorme successen geboekt en was de inter nationale naam gevestigd. Mengel berg slaagde erin, het spelpeil tot ongeëvenaarde hoogte op te voeren en het orkest ook een geheel eigen klankkleur mee te geven, dat zelfs componisten van naam inspireerde tot het schryven van nieuwe wer ken, die zij vaak geheel of gedeel telijk zelf in Amsterdam ten doop hielden. (Van de optredende compo nisten noemen we o.a. Richard Strauss, Gustav Mahler, Claude De bussy, Maurice Ravel, Igor Stra- winsky, enz.). Toen Mengelberg in 1920 zijn 25-ja- rig jubileum als dirigent vierde, eer de hij met een Mahlerfeest dat voor de kenners een verrukking voor het oor was het werk van zijn vriend Gustav Mahler. Maar niet minder gaaf van toen waren zijn tal loze uitvoeringen van het werk van Richard Strauss en Peter Tsjaikows- lcy, terwijl de jaarlijkse terugkeren de concerten van Bachs Matthaus- Passion en de Beethoven-cyclus voor velen een begrip werden. Naast hem kwamen dirigenten van formaat als Pierre Monteux en Bruno Walter hun stempel op het orkest drukken. Helaas ontstonden er rond Mengel berg zoals bekend na de twee de wereldoorlog bepaalde politieke roerselen, waarop een (door muziek, vrienden fel omstreden) uitsluitings termijn volgde, zodat hij daar hij in 1951 in het buitenland stierf niet meer op het Nederlandse con certpodium verscheen. In 1928 verscheen nog een andere gastdirigent in het Concertge bouw: Eduard van Beinum, toen tertijd dirigent van het Haarlems orkest. Zijn eerste concert had een dergelijk groot succes, dat in 1931 hem de plaats als tweede dirigent werd aangeboden. En men bleek zich niet in zijn kwaliteiten als kunste naar vergist te hebben, want hij wist al dadelijk werken van Bruckner en Beethoven met veel gloed en diep te te vertolken. Iedereen erkende, dat dit dé man naast Mengelberg was en toen de laatste na »45 niet meer voor het orkest terugkeerde, rustte op Van Beinum de taak om het door de oorlog zo zwaar geha vende orkest weer zijn oude reputatie en glans terug te geven. Hij slaagde hierin volkomen en oogstte niet slechts in Nederland, maar nage noeg in alle Europese landen en de Verenigde Staten met het Concert gebouworkest ongekende lauweren. In 1959 kwam dan de zwarte blad zijde van zijn plotselinge dood, waar na de leiding van Nederlands eerste orkest voor een groot deel op Hai- tinks nog jeugdige schouders werd gelegd. Hij heeft zich reeds tijdens zijn korte optreden een waardig op volger getoond en de beloften waar gemaakt, die hij tijdens een uitvoe ring met het Symfonie Orkest van Los Angeles, alsmede met concerten te Parijs, Berlijn en Brussel, bij ve len gewekt heeft. Naast hem ging Eugen Jochem als vast dirigent op treden een man, die algemeen als een der grote dirigenten van onze tijd beschouwd wordt. Hij verwierf vooral bekendheid als leider van het orkest van de Bayerische Rundfunk, dat thans een der belangrijkste or kesten van Duitsland is. Behalve de werken uit het klassieke en romanti- scho repertoire met name de sym fonieën van Beethoven en Bruckner legt hy zich ook toe op een ver antwoorde uitvoerig van contempo raine composities, o.a. van Hartmann, Hindemith, Honegger en Bartók. In 1961 bezocht het Concertgebouw orkest de Verenigde Staten en wer den ïn 39 steden onder leding van beide genoemde dirigenten 43 con certen gegeven. De successen waren zo groot, dat dadelijk een uitnodiging voor een nieuwe concertreis volgde. Maai- om met directeur Heuwe- kemeijer te spreken men staat steeds voor de moeilijke opgave om uit de vele aanbiedingen en verplich tingen een keuze t edoen. Ook het besluit tot het houden van een Ne derlandse tournee heeft bepaalde af zeggingen en verschuivingen tot ge volg. Inmiddels houdt men steeds het oog gevestigd op de toekomst. In samen werking met de radio-instanties (hier ligt het geestelijke vaderschap van het plan) werkt het Concertgebouw mee aan de vorming van jonge diri genten, die na hun examen voorge dragen kunnen worden voor stage- ring by een der gesubsidieerde or kesten. Uit dit initiatief is reeds een man als Jan Brusseri voortgekomen, die tlians als dirigent van het Over- ysels I'Iiilharmortisih Orkest op treedt. Eu verder leidde een en an der ook tot de benoeming van de 30-jarige Peter Eros tot assistent-diri gent van het Concertgebouworkest. In hoeverre deze in de toekomst de voetsporen der „groten" zal gaan drukken, zal de tijd moeten leren. Zelfportret van Frans Hals, soals dat voorkomt op zijn schuttersstuk van 1639. De schilder heeft zichzelf hier de positie van toeschouwer op de achtergrond toebedeeld een spre kende visie. wel de enige concessie geweest, waartoe hij ooit bereid is gebleken. Frans Hals heeft zelden zijn visie op zyn medemensen onder stoelen of banken gestoken. Sympathie en an tipathie kan men goed aflezen uit de wijze, waarop hy een persoonlijkheid typeert. Maar wat hij ook doet of laat: hy is en blijft ?en rasschilder, die breed en met vaart werkt in zyn portretten wat meer ingehouden dan in zijn vrije scheppingen die WILLEM BRAKMAN ...talent bevestigd... Niet wat hjj zegt, maar hoe het zegt, wat hy tussen de regels door oproept, is zo fascinerend. Zo is het gegeven van wat we wel zyn allerbeste ver haal achten, „Verjaarsvisite", onge veer het banaalste wat men zich voor kan stellen: de uitbeelding, in goed- Hollandse, Camera-Obscura-achtige trant, van een verjaarspartytjo in een kleinburgerlijke kring, het geheel ge zien door de ogen van een kind. Doch wat hier gebeurt, is niet minder dan een wonder: gezien door Brakmans ogen der herinneringen wordt die reeks criante tafereeltjes zo Iets boeiends en warm-menselijks, zo iets belachelijks, deerniswekkends en te- geiykertijd in de rechte zin van het woord „onsterfeiyks" dat men er to taal door getransponeerd wordt in een Andere werkelijkheid. Dit is kun nen, dit is werkeiyk schryven. Dit is ook noodzakeiyk schryven; men voelt dat Brakman dit allemaal kwijt moest-voor hy verder kon. Te begin nen met de jeugdvernederingen, de kwellingen op school omdat *hij als Wonderiyk genoeg, werd hét oeuvre van deze nieuwe schrijver in omge keerde volgorde tot die van het ont staan uitgegeven: „De weg naar huis" werd geschreven vóór de ro mans en bevat de oudste kinderher inneringen; „Die ene mens" toont ons Akyn als medisch student, in „Een winterreis" is hy dokter. Ge meten aan literaire maatstaven ech ter, ligt de volgorde o.l. wéér anders: dc novellen uit „De weg naar huis" (en daarin weer in het byzonder „Verjaarsvisite" en het titelverhaal) zijn het beste wat Brakman tot nu toe schreef, zij zyn ronduit meester- «yk. „Een winterreis" Is een opval lend boek met voortreffelijke eigen schappen. „Die cnc mens", hoewel zeker lezenswaard, leek ons tameiyk zwak. Maar uit dit gehele oeuvre zo als het nu voor ons ligt, komt zo'n authentieke, onwisselbare figuur naar voren, dat we het gaarne als ccn éénheid willen zien, en ieder verhaal, ieder fragment, als een facet van een zeer boeiende persoonlijkheid. jongen al anders was dan de anderen. „De weg naar huis", het eerste ver haal, getuigt er van. Is alles wat de ze man zich op rypere leeftijd van zijn kind-zijn en van zyn jongensfan tasieën herinnert belangrijk, vraagt men zich als lezer aanvankelijk af, maar dan geeft men zich gewonnen, raakt men er in betrokken, wordt men één met dit gekwelde kind dat een symbool wordt voor Alle gekwel de kinderen die anders waren dan de anderen en die slechts hun hoekje thuis hadden op hun kamertje om zichzelf te zyn, weg te kruipen en zich zo terug te vinden. „Hij hield van die kleine vergeten dingen, er lag iets vaag ontroerends in de voet bal te bekijken waarmee zojuist nog was gespeeld, onder het vergrootglas van zijn aandacht zag hij het geha vende ruwe oppervlak, de wonderlij ke vlekken in het leer, het garen, de glanzende draadjes in de veters die even bewogen in een nauwelijks voel baar zuchtje wind. Soms hield hij een voetbal tegen zijn oor en streek er over, het gaf een trommelachtig ge luid, hoog en gespannen, aan zijn ge zicht voelde hij de warmte van het leer en eens had hij tot zijn eigen bevreemding gevoeld dat zijn ogen vochtig waren geworden". Buitengewoon knap van compositie Is dit verhaal ook met zijn climax: na de onverdiende vernedering op school de nieuwe verdenking door de agent, die het kind ïn een hysterische aanval doet ineenstorten, krijsend en brakend. En dan als tegenspeler de verbaasde agent met zijn ruwe uit val „donder maar op jij, wat een ze- nuwlijer...." Het prachtige epiloogje thuis met de ouders. Een der geslaag- ste jeugdverhalen die we ooit lazen, volkomen zuiver, baast onbesmet door het verloop der jaren tussen be lering en kunstzinnige herbeleving. De verhalen „By hoog en bij laag" en Drieluik" zyn iets fragmen- tarischer, minder solied gecom poneerd. Maar ook hier geldt dat noodzaak, bevrijdingsdrang, tot schrijven noopte, en dat is iets wat men helaas zelden met de hand op het hart beweren kan. Een prettige jeugd moet dit overi gens niet geweest zyn; men krijgt vaak een impftssie van zwaarte, moeilijk bewegen en sterven (het moeizame lopen met opgezwollen be nen en voeten, waarvan telkens spra ke is, en de preoccupatie van het kind met de dood, het observeren van ziekte en verval, het extreme „vies zijn" van alles, zijn hier uiteraard niet vreemd aan), en ook een impres sie van wat broeierige fantasie en. haast benauwende burgerlijkheid,' slechts draaglijk doordat de schrijver thans afstand heeft tot zyn onder werp. Af en toe, als een licht wolkje vreugde een gelukkig moment met •ader of moeder (wat is, als in de ndere boeken, de broer schimmig, iet is zo typisch een enig-kind), of, meer nog, alléén, in begenadigde mo menten die de toekomstige kunste naar zullen hebben aangekondigd. Dan is er nog het omvangrijke ver haal „Aner hysteros" dat ons de schryver als medisch student toont, hakend naar liefde, warmte en be grip. We vinden dit verhaal iets min der geslaagd omdat het gesprek tus sen de student Wunnemeiden en dok ter Wameling over het jodenvraag stuk (pag. 191 e-v.) net iets te kort schiet om als. climax dienst te kun nen doen. Het is, integendeel, een wat matte plek geworden waaronder zelfs de onvergetelyke passages die eraan voorafgaan lijden (O.a. de mislukte vrijage met het verpleeg stertje Tineke, om te schateren, maar toch met een brok in de keel van ontroering). Niettemin is ook dit een groots verhaal, overrompelend eerlyk, speels, ontroerend, ernstig. Hoe een begenadigd schrijver Wil lem Brakman is hebben deze, zyn eerste, novellen ons pas ten volle ge openbaard. Dat we dit boek met de meeste warmte aanbevelen, spreekt van zelf, we zijn er enthousiast over! Willem Brakman: De weg naar huis Querido, Amsterdam. TT ET HOOGTEPUNT VAN DE REIS WAS, na uren in een war me trein, de overtocht van Goes naar Terneuzen (sic) met de provinciale boot. Tot aan de horizon, die te zien was als een fijn gekarteld randje, lag daar in een ijle mist de Schelde; koel, grijs groen en overhuifd door een verzadigd wit licht. Eenmaal op de boot en alleen aan de voorkant met de geur van hout en teer en het geschreeuw van de vogels om hem heen, werd de wereld, na al dat doorkruiste land, zo hoog en wijd, dat het was alsof hij door al die ruimte langzaam uitzette. Voor zich uitstarend voelde hij zich lich ter en lichter worden in zijn hoofd, terwijl hij volstroomde met de wonderlijkste geluiden en beelden: meeuwen schoten uit het wa ter op, schuin omhoog, en losten op in het licht; een baken, rood met zwarte punt, even tevoren aan zijn rechterkant, dobberde hem opeens links voorbij; een paar sleepboten die in de lucht schenen te hangen, voeren vreemd genoeg achterwaarts maar hij deed geen moeite di+ alles te ordenen of te begrijpen. Buiten de haven draaide de boot, die achteruit had gevaren, zodat zijn blik langs de hele walkant streek. Hij zag de verre kerktorentjes, de boomgaar den en de stenen glooiing waar het water zo zonnig gorgelde en klotste, met een gevoel alsof hij dit allemaal nooit weer zou zien". Dit is een citaat uit het nieuwe boek, „De weg naar huis" van Willem Brakman, de in 1922 in Den Haag geboren Enschedese arts van Zeeuwse origine. Brak man heeft zich iu een jaar tijds met drie boeken een plaats in onze letteren veroverd. Hij de buteerde met „Een winterreis", nu precies een jaar geleden; in het najaar \*an 1961 verscheen „Die ene mens", thans „De weg naar huis", bevattende vijf ver tellingen. Al deze boeken heb ben een sterk autobiografische inslag, ook al zijn Dichtung und Wahrheit aardig vermengd, het geen blijkt als men de gebeurte nissen die erin verhaald wor den in een onderling chronolo gisch verband probeert te zet ten. Toch is de hoofdpersoon, de Akijn uit „Een winterreis" en „Die ene mens" en het jon getje en de student uit „De weg naar huis" een en dezelfde, en identiek met de schim die Brak man uit zijn eigen verleden weet op te roepen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1962 | | pagina 7