„Nochtans een christen", een nieuwe bundel van A. Marja Erasmusprijs voor Romano Guardini JEAN GABIN: alleenheerser POËZIENU JA, POËZIE ZATERDAG 28 APRIL 1962 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT Een der meest specifieke dichters van deze tijd De poëzie van de thans 45-jarige dichter A. Marja ontleent zijn spanning vaak aan een element dat men haast anti- poëtisch zon kunnen noemen: de onwil van de dichter 0111 zich aan de poëzie in het algemeen, aan zijn poëzie in het bijzonder, over te geven. Marja werd geboren toen de eerste wereld oorlog nog woedde; liij groeide op, werd bewust, in de tussen- oorlogse, dreigende tijd, debuteerde in 1937, twee jaar voor de strijd weer losbrak, rijpte in de zwartste tijd van de ge schiedenis. Op zichzelf is dit niets bijzondershij deelt dit lot met miljoe nen mensen en met vele dichters in ons land. Maar we kennen geen andere Nederlandse dichter op wiens werk dit alles zo'n stempel heeft gedrukt. Deze omstandigheden schijnen bij Marja een "ongetwijfeld in aanleg reeds sterk dualisme te hebben ontwikkeld, dat in gunstige omstandigheden zijn vers een bijzondere spanning geeft, in ongunstige liet vers naar het leven staat of zelfs vernietigt. Van nature is Marja een ly risch dichter, behept met al les wat deze term impliceert. „Een trotse vreemdeling die heerste in vluchtig droomge bied". Overal in zijn werk klinkt die lyrische toon op. Poëzie, het zich uiten, de zelf verwerkelijking en -bevestk ging als dichter, blijft in feite voor hem het belangrijkste wat er is. Doch verontrust door eigen en anderer zonden, ethisch aangelegd en opge voed (zijn vader was predi kant, dominee Mooy, die o.a. in Yerseke heeft gestaan), bewogen door het menselijk tekort in alle opzichten en de situatie waarin speciaal wij, hij kan dat nest nog altijd binnengaan, maar in die donzen binnenkant besloten voelt hij opeens zijn vleugels, snavel, poten als vlerken, bek en klauwen van een gier. De verzamelbundel „Nochtans een Christen" bevat de grondig herzie ne cyclus „Ballade van Jezus Bar Abbas" en de dito cyclus „De Keuze"; voorts een selectie uit de bundels Confidentieel, Traject, Man van dag en nacht, Reislust en Zich lekker voelen (afzonderpjk als Boekvinken verschenen), als mede „Wat ik speelde (De Sehti- mann-verzen)„De derde Em- miiusganger" en een selectie ver talingen, waarvan vele bijzonder goed zijn en als het ware een Marja door andere ogen opbou wen. Voorts een serie „Nieuw", d.w.z. tot nu toe ongebundelde gedichten, waarin nog al invloeden merkbaar zijn (v. d. Graft, Ach terberg), al heeft tegen het eind de dichter zich zelf gelukkig weer geheel hervonden. Letterkundige kroniek door HANS WARREN twintigste-eeuwers leven, een zekere neiging tot under statement ook, heeft „poëzie" voor hem een bijklank en een bijsmaak gegeven. Een grote eruditie, een scherp intellect, een wantrouwen jegens iede re gevestigde opinie, elk dog ma, ja. een wantrouwen tegen het eigen toch zo overtui gende dichterschap, ma ken het hem niet gemakke lijker. Marja is een man die in staat is met veel moeite en inzet van de hele persoon iets prachtigs op te bouwen, en er dan moedwillig een vlek op te maken, er iets aan te kleine ren, of er op zijn minst schamper de schouders bij op te halen. Tekenend voor zijn houding is het slot van „Der Dichter spricht", laatste uit de cyclus lyriek ontstaan bij de „Kindersze- nen" van Schumann: ..Poëzie - nu ja - poëzie". Dit „nu ja", dat Mar ja spontaan dichtte, werd voor de eerste uitgave in 1959 op aan drang van enkelen gewijzigd tot „poëzie - ja - poëzie. Doch Ida Simons, de begaafde, betreurde schrijfster-pianiste, adviseerde dringend de oorspronkelijke versie te herstellen als zijnde veel meer in overeenstemming met het slot van Schumanns muziek. Dit is waar, en wc zouden eraan toe willen voegen: en als veel meer in overeenstemming met Marja's dichterschap. Met die re lativerende woorden „nu ja" gèeft Marja zch bloot, zij zijn een sleu tel. Zoals de titel van deze verza melbundel. „Nochtans een Chris ten" verraderlijk is: de lyricus, jong dromend, later opstandig, agressief, komt. er, matuur gewor den en door ware deernis be wogen, rond voor uit dat hij ethi cus, christen, is, weliswaar' in de ruimste zin van het woord: „Hier rust ecu christen die het zonder God en zonder hoop op hemels heil moest stellen. Nochtans een christen..." (Grafschrift) Marja is een dichter van een grote oprechtheid, sterk ge noeg om zijn zwakheden te durven belijden, wars van pose („omdat ik alles wal naar pose zweemt/veracht, en toch alleen maar kan poseren", zie het tref fende gedicht „Ik"), een oorspron kelijk. scherp formulerend denker, en bovendien iemand die het „vak" door en door beheerst, iemand die zelfs een „foutje" aan zal brengen ter wille van het effect. Men leest hem nimmer „koud" en dat is mo gelijk een van de grootste compli menten die men een dichter ma ken kan. Ons persoonlijk bezwaar legen sommige van zijn verzen geldt de als moedwilligheid aandoende crue wijze waarop hij hemels en aards laat rijmen en de wal onbewimpel de erotiek. Hij overschrijdt dan soms naar ons gevoel de grenzen van de goede smaak men zou dit niet voelen, als er intrinsiek in zulke verzen geen kortsluiting ontstond. Doch waartoe Marja in staat is, getuigt een vers als het volgende, dat we tot de beste Ne derlandse gedichten van de laatste jaren rekenen: EEN VOGEL De rovers, de gieren mogen niet merken dat hij een eigen nest, met dons gevoerd, bewoont dat, door hun klauwen, vlerken en bekken onberoerd, dank zij die zachte warme binnenkant hem leven laat en balanceren naar vogels trant: want zie, hy weet zijn veren tc piooien naar hun snit en uit te kwinkeleren wat toch niet in hem zit. Zo kan hij, door te liegen, ook rustig blijven vliegen, maar zit het nergens Twijfel grijpt hem aan zodra een piepend of een pluizig dier alleen door schuw of knipperend te blikken hem van het eigen vogel zijn doet schrikken: A. Marja: Nochtans een Christen. A. A. M. Stols, J. P. Barth, 's- Gravenhage, De Blauwe Distel. Dante geïllustreerd (Van een correspondent). München, april Na de Bijbel is Dantes Goddelijke Comedie het meest vertaalde boek der wereld literatuur. Alleen Duitsland kent al meer dan 60 verschillende ver talingen. Thans is in Italië een vruchtbare idee tot verwerkelijking gekomen. Het Dantegenootschap Tn Rome heeft ongeveer 30 Italiaanse kunstenaars de opdracht gegeven, de Goddellijke Comedie te illus treren als een „huldeblijk van de Italiaanse kunstenaars aan Dan te". De resultaten van dit experi ment werden thans reeds in enke le Duitse steden, o.a. in München, geëxposeerd. Reeds in een eerste oogopslag kon men zien dat de diverse uitingen kwalitatief al even verschillend waren uitgeval len als in de uitdrukkingsvorm. Het vertellende, in engere zin il lustrerende, is over het algemeen verdrongen door kunstwerken die het \nsionaire en apocalyptische van Dantes werk trachtten uit te beelden Uitreiking vandaag in Brussel Vandaag zal Z.K.H. Prins Bernliard te Brussel de Erasmus prijs uitreiken aan professor Romano Guardïni uit Mün chen. Zoals men wellicht weet vormt de jaarlijkse uitreiking van deze prijs cle offciële erkenning van de grote verdiensten, welke degene die de prijs ontvangt voor het behoud van de Europese cultuur heeft getoond te bezitten. Dit wordt mis schien nog duidelijker wanneer men weet, dat de Erasmus prijs de vorige nralen werd uitgereikt aan de Franse politicus Robert Schuman, de Duitse filosoof Karl Jaspers en de kun stenaars Marc Chagall en Oscar Kokoschka. Er zullen velen zijn, die het niet meer dan vanzelfsprekend vinden dat Romano Guardini in deze nog kleine, maar respectabele rij van gTote Europeanen wordt opgeno men. Toch zullen ook sommigen ver baasd zijn en zich afvragen, waarom de prijs dit jaar nu juist aan een roomskatholiek theoloog moet worden uitgereikt. Men kan zich voorstellen dat een filosoof als Jaspers of een kunstenaar als Chagall of zelfs een politicus als Schuman onschatbare verdiensten voor dc Europese beschaving heeft gehad en nog heeft. Men kan wel iswaar toegeven, dat het karakter van de cultuur van het avondland zo'n twintig eeuwen sterk bepaald is door het christendom. Maar het is niet direct duidelyk, waarom een prijs voor verdiensten op het gebied van de cultuur (welk woord ondanks de geestelijke la ding zo'n agrarisch-aardse oor sprong heeft) nu juist moet wor den uitgereikt aan een theoloog, die zich tocli uitsluitend met boven aardse zaken dient bezig te hou den, ook al kan men in casu de r.-k. theoloog' Guardini qua groot te en invloed op één lijn stellen met dc reformatorische theoloog Karl Barth en de joodse denker Martin Bubev. Is een theoloog, vooral wanneer hij tot een zo „or thodoxe" kerk als de rooms-katho- lieke behoort, niet iemand, die wei nig begrip heeft voor het alle daagse menselijke leven en die slechts denkt volgens de strakke, vaak zo starre dogmatische lijnen van de theologische handwoorden boeken? En al mag de theologie de laatste jaren dan al wat meer oog hebben gekregen voor het aandeel van mens en wereld in het goddelijk scheppingsplan, is deze voor een juist beleetd chris tendom zo welkome winst dan wel zichtbaar in het werk van Guar dini, die immers al 77 jaar oud is De laatste vraag kan niet an ders dan bevestigend worden beantwoord. Dat de r.-k. christenen de laatste jaren minder de indruk willen maken van kud dedieren die zonder persoonlyk ver ant woordelijkheidsbesef bepaalde belangrijke of bijkomstige dingen dingen doen of laten „omdat de pastoor het zegt", dat zij hun best schijnen te doen. een isolement van vele eeuwen te doorbreken en een wezenlijker geloofsleven gaan ambiëren (waarvan een grotere interesse voor de bijbel, een zekere oecumeniciteit en een verfrist en verruimd kerkbesef enkele be langrijke bestanddelen zijn) dit alles en nog veel meer is in niet geringe mate mede te danken aan 't gespreken cn geschreven woord van Romano Guardini die eigenlijk al meer dan een kwart eeuw gele den de noodzaak van deze ver nieuwing inzag en bepleitte. Guardini verdient echter en de „Rustige vader" van de Franse film XVan een bijzondere medewerkster) Jean Gabin is en blijft het „monstre sacré". Maar hij is geen geruchtmakende ster meer, zijn roem is nu stevig verankerd. Zonder daarnaar te streven, zonder in dezelfde toonaard te spelen, is hij de enige die Raimu is opgevolgd in de onbetwistbare bewon dering van de massa. Nadat hij het woelige, ongeordende leven van de grote sterren heeft geleid is hij de „rustige vader" van de Franse film gewordenzijn natuurlijke geaardheid heeft het gewon nen. Het is bij Gabin echter niet zo ge weest, dat die geaardheid hem ei genlijk naar een artistieke, car rière dreef, zulks in tegenstelling tot wat bij de meeste artisten gebeurt. Niet alleen stonden zijn ouders zijn roeping niet in de weg, zij waren het zelfs, die hem ertoe dwongen, daar zij zelf mensen van het vak waren. Alexis Moncorgé, alias Jean Gabin kwam gedwongen op de planken. Hij verzoende zich ermee en leer de het vak als ieder ander. Hij droomde ervan handwerksman te worden, langzaam, ernstig, met de hardnekkigheid van een goede vakman. „Fijn handwerk", dat wilde hij eigenlijk maken, zonder het zich precies te realiseren, en dat is ook wat hij zijn leven lang hééft gemaakt. Alexis-Jean is op 17 mei 1904 in Parijs geboren, de benja min in een gezin met zeven kinderen, waarvan een van de dochters de bokser Poesy zou trouwen. George Moncorgé, de va der, was zanger in een café-con cert, net als zijn vrouw Hélène Petit. En nadat de kleine Alexis sinds zijn dertiende jaar verschil lende beroepen had geprobeerd, dreef de vader hem naar de mu sic-hall, ondanks het gebrek aan geestdrift bij de jongen. Deze de buteerde op 18-jarige leeftijd bij de Folies Bergères als figurant, waar hij door Mistinguett werd opgemerkt, die hem op weg zou helpen. Hij klom tot de Bouffes- Parisiens, waar hij met Jacque line Francell in een operette speel de, toen hij door een cineast werd Monsieur Moncorgé, tegen de zes tig nu, maar nog altijd dezelfde Jean Gabin. Ie Moko", allebei met Mireille Ba- lin, „Quai des Oi-fèvres" met Mi- chèle Morgan, „La Bandéra" met Annabella, „La béte hurnaine" met Simone Simon, „Le jour se léve", „La grande illusion" met Dita Parlo, „Rcmorques", op nieuw met Michèle Morgan etc. De oorlog brak uit. Jean Gabin vertrok naar de Verenigde Staten. In Hollywood speel de hij in: „Het Koraalrif" en „The imposter", onder regie van Duvi- vier. Hij nam dienst by de vrije marine (hij had zijn dienstplicht by de marine doorgebracht), die hij na de landing verliet om naar de Divisie-Leclere over te gaan, waarin hij tot mei 1945 bij een tankbataljon vocht, hetgeen hem het Croix de Guerre en de Mé daille Militaire opleverde. Na de demobilisatie komt hij in de Franse studio's terug, waar hij met Marlène Dietrich in „Martin Roumagnac" speelt, een misluk king, die een einde maakt aan hun verhouding. De films die daarop volgen hebben niets opmerkelijks: hij neeft vertolkingen in „La Ma lie du port" met Nicole Courcel en in „Au dela grilles" met Isa Miranda. Hij maakte 'n crisis door, waar hy pas in 1950 als overwinaar uit te voorschijn zal komen met het ver maarde „Touchez pas au Grisbi". Sinds die tijd een wonderbaarlijke terugkomst van een succes dat nog overweldigender is dan in zyn begintijd. Hij is niet alleen de mannelijke verleider, maar een speler die alles kan vertolken, en op een zo opmerkelijke manier dat men zich niemand anders op zijn plaats kan voorstellen. Van „Napoleon" van Guitry aaar „Cave se rebiffe": een uitgebreid scala van genres, die de alleenheerschappij van Ga bin bevestigt. En dan, naast ande re films, „Les Misérables", „Véri- té pour Bébé Donge" met Danièle Darrieux, „La minute de vérité", waarbij hij Michèle Morgan terug vindt, „Maigret", waar nij zo he lemaal de held van Simenon in is, dat men zich sindsdien slechts Ga bin als Maigret kan voorstellen, als men de romans van de ,Indon- nus de la Maison" leest: „Rue des Prairies", waarin hij, zonder moei te, de hele nouvelle vague" over vleugelt, „En cas de Malheur", waarin het hem geen enkele moei te kost omBrigitte Bardot te overschaduwen. „Les Grandes Fa milies" et „Ar'chimède", waarin hij twee uitersten, twee volkomen tegengestelde personages niet de zelfde overtuigende natuurlijkheid uitbeeldt. En voorts „Le 'Prési dent", waarin hij ons laat geloven dat hij zijn leven lang het hoge ni veau van de politiek niet neeft verlaten! Men heelt vook geprobeerd liet talent van Gabin te ana lyseren maar dat is nooit ge lukt, want liet is één geheel dat zich niet uiteen laat rafelen, evenmin als dat van Raimu. Net als zijn illustere, voorganger is hij een „lilmbeest" dal meer voelt dan weet wat hij moet doen, wat hij moet suggereren en ook wat hij moet verzwijgen. Want Gabin verandert veel in zijn tekst, niet uit pretentie of pure geldings drang, maar omdat hij voelt, wat voor de camera wél en wat niet kan. Hij is de natuurlijkheid zelf, een natuurlijkheid die nooit in looppas heeft moeten terugkeren, omdat hij haar nooit heelt ver jaagd. Jean Delannuy, die hem vaak keelt geregisseerd, legt het zo uit: „De. zekerheid van zijn spel beslaat uit een soort innerlij ke spanning, die hij nauwelijks de baas kan: dat is de rpden van zijn groot talent". toekenneng van de Erasmusprijs 1962 is daar het beste bewijs van -een veel bredere belangstelling dan die welke hij binnen de r.-k. kerk (en dan nog voornamelijk bij de intellectuelen in die kerk) ge niet. In een tijd als de huidige, waarin de mens zo sterk in het middelpunt van de belangstelling staat, is hij een van degenen die trachten, de juiste plaats die de mens in de scheppingsorde in^ neemt duidelijk, ervaarbaar en realiseerbaar te maliën. De titels van vele van zijn werken wijzen daar reeds op: „Existentie in het geloof" „Tijdperken des le vens" „De gentleman" „De moderne mens en het probleem van de macht" „De naasten- üefde in gevaar" „Brieven over levensvorming" „Wereld en persoon" „Mijn ik en het goe de" Aan dit alles ligt behalve een diepgelovige visie ook een brede en diepe kennis van de mens ten grondslag. Behalve over godsdien stige gestalten als Augustinus, Pascal, Bonaventura, Kierkegaard en Franciscus schreef Guardini namelijk ook studies over Dante, Dostojeski, Höiderlin, Rilke, So crates en Plato, over kunst en over politiek. Hij toont voorts een grote waardering voor en kennis van de verworvenheden van Sig- mund Freuds psychoanalyse. Voordat hij theologie ging stude ren wydde Guardini zich aan de studie van biologie, economie en filosofie. Het gevolg van deze veelzijdige oriëntaüe is een groot respect voor de menselijke waardigheid, maar dan ook de waardigheid van de mens, die zijn plaats en zijn taak in de scnepping weet: „Het werk van de mens is niet eigenzinnige cul tuur, maar dienst, verricht in op- draent van Goci om de wereid daarheen te voeren waar zij slechts komen kan door ontmoe ting met de vrije mens". „Mijn eigen zijn is geworteld in Hem, niet in mijzelf". De humaniteit waarvan Guardini gewaagt bezit dan ook allo evangelische conse quenties. Zijn meesterwerk over Christus: „De Heer", dat reeds in 1937 werd geschreven maar nog steeds leidinggevend en inspire rend is, legt deze consequenties op even verrassende en verheugenae als dringende en onontkoomoare wyze bloot. Sommigen stellen Guardini zonder lust tot overdrijving op éen lijn met Augustinus, ±-uscal en New man. Anaeren noemen hem „de Erasmus van deze tijd". Met ue grote christen-humanist Erasmus iieeft hij in ieder geval de latynse helderheid van taai gemeen. Guar dini werd dan ook in Italië geoo- ren en wel te Vcrona, op rc- bruavi 1885. Met zijn ouuers ver huisde hij al jong naar Duitsland, waar hij in iyi2 tot priester werd gewijd, in 191o de uociorsgr aad uehaaide en in de twintiger jaren veel invloed had op de jeugd. Van 1923 lot iy3y doceerue n»j goas- dienstliiosone aan ue universiteit van Berlijn. Na tijdens de tweede wereldoorlog ondergeuoken te zyn geweest werd hij in 1915 hoogle raar te Tübingen en in 19db te München. lussen ue bearyven door schreef en schrijft hy nog zijn veie tientallen werken over velerlei onderwerpen. Er ontbreekt hier de ruimte om al thans een gedeelte van iiuarmui s boeken op te sommen, laat staan om een kenschets le geven \au hun inhoud en van het ueukeu van de auteur. Het staat echter vast, dat deze man zijn sporen op hel gebied van de Europese besclia- ving ruimschoots verdiend heett mi daarmee ook de Erasmus-prijs. Guardini bezit vele eigeuschappoii van de vorige winnaars van deze pry». ROMANO GUARDINI ..diepe kennis van de mens. opgemerkt. En nadien zou hij het theater pas in 1950 terugvinden (voor „De Dorst" van Bernstein) vanwaar hij weer heel snel zou verdwijnen omdat hij zich er te lui voor vond. Zijn eerste film had een passende titel „Ieder zijn kans". Een echte mascotte omdat Jean Gabin na die eerste nog in ongeveer 70 films zon optreden. Hij begon als jeune premier in musical comedies en blijspelen: „La belle marinière" met Madelei ne Renaud: „Les gaietés de l'esca- dron", „Maria Chapdelaine", eerst variété en dan thrillers, een gen re dat hij meer dan twintig jaar bleef beoefenen en waarin hij een paar beroemde rollen creëerde o.a. in „Gueule d'Amour", „Pépé

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1962 | | pagina 9