ZENDIN GS-BRUGGEHOOFD IN BOVEN-DIGOEL DINSDAG 24 APRID 1962 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT Met meer dan 40 graden koorts stuurt zuster Annie Havinga hem naar bed. Hij zal er blijven, alle dagen die volgen en waarin we verder het gebied intrekken, be geleid door onze vrienden van „ar tikel 31". levens begeleid door de twee Pa poea-politieagenten, die ons al die dagen geen seconde uit het oog verliezen. Keewot de Madoboër, schijnt opdracht ontvangen te hebben mij als lijf-gardist by te staan. Hij is mijn schaduw ge weest, die dagen. Nooit was ik al leen. Ook niet als ik dacht alleen te zijn. Altjjd dook Keewot op. De wildernis EEN gebied dat gepacificeerd is. Neem dat woord echter niet al te letterlijk. Er wordt ook nog gemoord. Ook nog wel gevochten. Men is bezig mens te worden. Men staat echter nog voor een goed deel in de oertijd. Hoe groot dat deel is, bleek me toen drie groepen mannen op een avond een dansfeest organiseerden in Kouw. Het werd een even bi zarre als opwindende orgie, die ik voor geen geld ter wereld had wil len missen. Elke groep danste zijn eigen dans, de Djahrirs, de Mon- doooërs en de Kombays. Het was aardedonker en het enige licht werd verspreid door wat sterren (de Grote Beer staat hier precies op z'n kop) en het schijnsel van een petromax. De wildernis brak los gedurende een uur. De wildernisbestaan de uit deze goeddeels naakte man nen, die zich bont geschilderd had den, met kalk ingesmeerd en met veren opgesierd. De yells, de uit roepen, moeten ver in de omtrek hoorbaar zijn geweest Men raakte snel in trance, maar er was een kapala, een hoofdman, die diege nen, die zich al te woest gedroe gen, dwong het dansen te staken. Er danste een stokoud wijfje mee. Het geluk straalde er van uit. Misschien de laatste maal dat ze danste., Een woest primitief, heidens beeld. Een stuk vóór-wereldse folklore, met eigen mystieke wettten en ta boes. Een wereld, die men ver bijsterd aanstaart en waar men volkomen buiten staat. En bij het schijnsel van de lamp, bij 't dreu nend zingen der dansers, en 't doffe ritme van de trommen, denkt men ineens aan het beeld van een uur geleden terug. Toen we op nog geen honderd meter Zaken zijn zaken ZELFS in de oertijd moet men grond kopen en be talen. En stelt men prijs op contractenDie zeer offi- cieel worden bekrachtigd met handtekeningen. Dat wil zeg gen: met duimafdrukken. Hier volgt de tekst van zo'n con- tract, dat de zending opmaak- I te en dat getekend werd door de partijen. I De ondergetekende, Waïmonko kepala van de kampong Ka- wagit, verklaart voor onbe- paalde tijd in bruikleen te hebben afgestaan aan de ZEN- i DING DER GEREFORMEER- DE KERKEN, p.a. ds. J. Kla- nier, een perceel grond, groot enkele hectaren volgens onder- staande schets en begrenzing. De grenzen zijn gezamenlijk bepaald in bijzijn van de acli- tervolgde getuigen: door J. P. W. Rietkerk, onderwijzer te Kawagit, Jembö, Kawagit en Empokatis, Kawagit. Het gebruiksrecht duurt voor de gehele tijd, dat de Zending der Gereformeerde Kerken werkt en gevestigd is te Ka wagit. Ter bezegeling van deze over éénkomst zijn door ds. J. Kla- mer namens de Zending der Gereformeerde Kerken de on- I dervermelde goederen geschon ken aan de eigenaar van de grond: één grote bijl, één pa- rang, één emmer, één lange I witte broek, één paar gébruik- 1 te witte gymnasieksch oenen en één pak shag met vloei. De overeenkomst houdt ïn op de in deze overeenkomst be- paalde grond gebouwen op te richten, tuinen aan te leggen en geheel te handelen als de feitelijke bezitter van de grond Met uitzondering uiteraard van overdracht, waar deze overeenkomst zich immers be- perkt tot het gebruiksrecht. Stuk „vergeten aarde" door zendings-pioniers gevonden P R was een goed, waterdicht reisplan, dat ons stroomopwaarts de Digoel zou brengen, tot aan de Casuras-rivier in onbe- stuurd gebied. Het was het meest solide plan, ooit gemaakt. In dat plan was echter met één ding geen rekening gehouden: de plotseling uitbrekende influenzaepidemie. Die brak prompt uit toen gestart moest worden. Het gevolg was dat de motorboot die ons opwaarts zou brengen niet bemand kon worden. In plaats daarvan moest ge bruik gemaakt worden van een soort speedboot, die er angstwek kend klein uitzag op de brede Digoel. Met ons zessen vulden we (gezwegen van de meegenomen bagage voor een week) de „Hevea" in aanzienlijke mate. Achterblijvenden deelden ons mee voor ons te bidden dat er geen bandjirs zouden komen. Voorts informeerden ze hoe het stond met onze zwemcapa- citeiten. Tenslotte werd ons beloofd dat bij vermissing in elk geval een politiepatrouille achter ons aan gezonden zou worden.. Welbe schouwd kon ons dus niets gebeuren. Tenzij de griep ook ons velde. Ons. Dat waren de aan ons toegevoegde bestuursambtenaar Krös- schell, de Papoea-politieagent Keewot (een Mandoboër) en diens collega Carolus („mijn moeder was een Moejoe, mijn vader een Mandoboër") en Andreas, Moejoe-er, die als kokki zou optreden. Tenslotte de fotograaf en schrijver dezes. Over de Digoel naar primitief gebied DE DIGOEL: dat wil zeggen twee dicht met jungle be groeide oevers. Waar die oevers 't water naderen: bruine, donkere modder. De rivieren van Nieuw-Guinea hebben de eigen schap zwaar te kronkelen. Van de Digoel kan men zeggen, dat hij een eindeloze opeenvolging van lussen vormt. Lussen, die de man die de rivier bevaart vaak precies even ver terugbrengen als verder op. Zonder geduld komt men niet ver op de Digoel. Aanvankelijk, de eerste uren, weinig variatie in het beeld op de oevers. Weinig vogels ook. En geen kro kodillen. die zich lagen te zonnen in de taaie, vette modder van de oevers. Het kijken daarnaar was trouwens nauwelijks mogelijk. Weinig afwisseling. Het was al leen uitkijken voor aandrijvende stammen. In de groene jungle aan weerszijden af en toe de helrode Flame of the Forest, een liaan- bloem, die schitterend contrasteert met het groen. Langs de kant een enkele maal een paar Papoea's. Altijd mannen. Als wij zwaaien, zwaaien ze terug. Doen we het niet, dan reageren ze ook niet. Zeniings-voorpost WE staan vroeg op. De rivier ligt nog. in nevels ingekap seld. Dé vrouwen staan huiverend, rillend in him grasrok jes bij de oever. De kinderen aan de borst of op de rug. Iedereen kijkt naar de „Hevea", die meer aan een libel doet denken dan aan 'een schip, als het op de Digoel ligt. Een uur later varen we. Noord waarts. Van lus naar lus. Een eindeloze vaart door een nauwe lijks bewoonde wereld. De wereld boven Boven-Digoel. De wereld, bevolkt door Djahirs, Mandoboërs Op ie grens WE leggen aan in de modder van Kampong Mariang. De laatste missiekampong in dit gebied. Hierna begint het ge bied van de zending. We zullen hier de nacht doorbren gen. Johannes Tachoeboen een Keiees, is goeroe In Mariang. Hij drukt ons, tot z'n enkels in de taaie blubber, de hand en neemt ons mee naar zijn hoog op palen ge bouwde huis. We worden achter volgd door praktisch de complete jeugdige gemeenschap van de kampong, met uitzondering van de meisjes, die schuw in de verte staan te kijken. Ook de vrouwen zijn geresigneerd en gluren van achter hun huisjes naar ons. Het valt op, dat veel mensen aan cas- cado (een huidziekte, ontstaan door gemis aan hygiëne) lijden. De vrouwen zijn naakt op een grasrokje na. Ze zien er in het al gemeen goed uit. Die avond vertelt dc jonge be stuursambtenaar Krösschell ons van zijn werk in dit land. Hij heeft overal gewerkt: in de Ba- liem, in de Asmat, en aan de Mamberamo in het noorden, waar hij het bestond alleen per bootje de Marine- en Edivallen door te komen. Een indrukwekkende pres tatie. Het verhaal van een 24-ja- rige, dat respect afdwingt. Een geboren jungleloper, die in elk op zicht tegen dit grimmige land be stand bleek te zijn. da. De leider van de post. dominee Van Benthem, is toevallig met verlof in Holland. Het zijn deze mensen, met wie wij in de komende dagen veel contact zullen hebben. Mensen die hier be zig zijn op een geheel nieuw, on ontgonnen zendingsveld. Wat op valt is het comfort, dat de post kenmerkt. Men leeft er per se niet primitief. De zelfgebouwde huizen zijn solide en bestand tegen regen en hitte. Men beschikt over ijskas ten, radio, een zender, en al die andere dingen die men in het ver leden (en voor een deel ook thans nog) vergeefs zocht bij missiona rissen en zendelingen in Nieuw- Guïnea. Men ontkomt niet aan de indruk dat dit werk, zes jaar geleden be gonnen door dominee Drost, voor treffelijk van organisatie is. Wat deze jonge gereformeerden in een uitermate wild, primitief gebied presteren, is zonder meer indruk wekkend en een voorbeeld van mo dern zendingswerk. Er is een goed contact met de bevolking, die haar aanvankelijke grote schuwheid reeds voor een deel verloren heeft en het «contact ook zelf zoekt. Er is een schooltje en er is een soort polikliniekje. Een eerste begin: het winnen van vertrouwen, het bij brengen van enig begrip, de eer ste fase van hygiëne. Daarna zal begonnen worden met het brengen van het Evangelie. Levend begrip EEN sympathiek team. Mensen die opvallend stevig met hun zendelingenvoeten in de mod der van Boven-Digoel staan. Be paald geen „half-zachte" illusio nisten. Bepaald geen zwevende idealisten. En zeer bepaald geen dweepzieke fanatici. Wel: mensen die precies weten wat ze willen en voor dat doel al les over hebben. Dat doel beperkt zich momenteel tot Tanah Merah en de kampongs Kouh, Kawagit en Boma. Voorts gaat men werken ten zui- deü van Tanah Merah in de kam pong Boetiptirï. Men is daar in missiegebied en dat geeft uiteraard spanningen. Het is, als buiten staander, moeilijk hier een oordeel te geven. Zending en missie zijn volmaakt vrij op Nieuw-Guinea. Soms dringt de missie een zen- dingsgebied binnen, soms is 't an- Zendingsvoorpost in Kouh. en Kombays. Een gebied, waar hoogstens eens per jaar een be stuursambtenaar zich laat zien. Een gebied, waar zich sinds en kele jaren zendelingen uit Neder land hebben gevestigd. Zij zijn ons doel. Die dag bereiken we Kouh (spreek uit: Ko), de eerste post van de zending der gereformeerde kerk (vrijgemaakt), en waarover men in Nieuw-Guinea spreekt als over „de mannen van artikel 31" (waaraan men tegelijk zou kuu- nen toevoegen: „de vrouwen van artikel 31"). Vanuit de verte was liet eerste wat we ontdekten iets dat hel schitterde in de zon: de paar pre fabhulzen van de groep, die daar werkzaam is. Aluminium huizen, neergezet op een in de rimboe opengekapt stuk. We leggen aan in de modder. Ken hoge trap brengt ons omhoog en het eerste wat we horen is een welkom, uit geroepen door zuster Annie Ha vinga, verpleegster, in het meest onvervalste Gronings. We zouden niet verbaasd geweest zijn daar de Martini-toren aangetroffen te hebben De groep: Elly Nie- boer, onderwijzeres, zuster Annie Havinga, verpleegster, Jan Meijer, onderwijzer, en diens vrouw Ger- dersom, zoals in dit geval. Men zegt: de kampong heeft ons zelf gevraagd of we kwamen. Wij twij felen er niet aan. Dit werk wordt mogelijk gemaakt door de gereformeerde kerken (vrijgemaakt) van Enschede-Har- denberg (die ds. Drost uitzonden), dOQr de kerken van Utrecht (ds. Klamer), de kerken van Gronin gen (ds. Van Benthem) en Zuid- Holland' (dominee Versluis). Het contact tussen de kerken die een bepaalde groep uitzonden en de groep zelf is buitengewoon ste vig. Men zou bijna kunnen spre ken van een soort adoptie-systeem De kerk in kwestie voelt zich vol ledig verantwoordelijk voor zijn groep. Daarvoor offert men. Veel en spontaan. Men staat achter de groep. Men zal zorgen dat de groep geen zorgen op materieel gebied heeft. Men komt onder de indruk van de offervaardigheid van deze gereformeerden „van ar tikel 31", voor wie de zending in Boven-Digoel een springlevend be grip is. Onder „bewaking" D1UECT na aankomst in Kouh valt ouze reisleider Krösschell ten offer aan de influenza. afstand aan 'n helderwit-gedekte tafel zaten, en 't avondmaal nut tigden bij de maunen (én vrou wen) van „artikel 31". Een van hen las daarna voor uit 't Johan- nes-Evangelie. Dat was, ook al heeft men slechts een gering ge loof, bijzonder indrukwekkend om dat buiten de trommen der primi tieven gestemd werden. Zo stonden deze zendelingen naast me toen de dans-orgie losbrak. Deze mensen die hun eigen huizen bouwden, die met eigen bootjes varen, die zenders bedienen, die praten met deze „heidenen" om hen begrip bij te brengen van hy giëne, om hen enige vrede te schenken en meer zekerheid, meer voedsel, meer en beter onderdak. Die hen probeerden vrij te maken van de duizend geesten en tiendui zend schimmen die hun wereld bevolken en permanent verontrus ten. Brnggehoofd Cois DIE AVOND terwijl ze dansten, stond ik tussen die twee we relden. En ik herinner me 't antwoord van de onderwijzer, die ik vroeg: bent U al aan het Evan gelie toe, met deze mensen? „Nee, nog niet. Zo ver zrjn we nog niet. Maar we hopen wel zo ver te ko men. Vergeet U niet dat hét bren gen van het Evangelie betekent, het veranderen van hun leven, hun bestaan. Je kunt alle mensen veel leren als het moet, maar niet le ren geloven. Daar is meer voor nodig. We doen ons best, maar we zijn slechts middel". Die avond zijn we hij elkaar in 't huis van de zendelingen. Er is een goede sfeer. Men is er thuis. En die avond na het dansfeest-der primitieven, gaat iets van het werk van deze zendelingen voor ons leven. Iets van him doel. Iets van hun ideaal. Dit is het wat we die avond no teerden over het laatste gesprek: „Of we idealisten zijn? Het is een groot woord maar een beetje zijn we liet natuurlyk wel. En we zijn ook een beetje „avonturiers". We willen iets ontdekken, iets bele ven, iets ondergaan. Men noemt ons werk een roeping en liet is mogelijk, dat we inderdaad ge roepen zijn. We werken als nor male christenen en we vinden het heel gewoon plezierig en interes sant hier in dit land en onder dit volk te kunnen werken. We voelen ons per se geen „heiligen". Ook niet als ze ineens met een speer voor je staan, als je plotseling in een van hun tuinen komt. Ook niet als je verneemt van werkelijk af grijselijke misdaden". De laatste aantekening, die dag: „die Nederlandse kerken kunnen gerust zyn over wat er met hun geld gebeurt in Boven-Digoel. Er wordt een indrukwekkend brugge- hoofd Gods mee gebouwd". De wiidernis breekt los als de Papoea's dansen. In een tweetal artikelen be- sclirjjft onze medewerker An thony van Kampen zijn erva ringen in een gebied, gelegen noordelijk van Tanah Merah in het Boven-Digoel-district. Een district, dat tot voor kort nog nauwelijks bekend was, en dat thans wordt opengelegd door een groep zendelingen van de gereformeerde kerk (vrijge maakt) in Nederland. Onze medewerker kon deze reis maken, dank zjj de mede werking van het Bestuur van Nederiands-Nieuw-Gninea, plus de bijstand hem door de zende lingen in het gebied geboden. Hij is de eerste journalist die het gebied heeft bereisd en er over scluijft. REDACTIE. Het schooltje van de zending in Kouh.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1962 | | pagina 7