Tweede deel van de roman over het leven van Michelangelo Kunstnijverheidsonderwijs in Engeland Marlow Moss: ruimte en beweging ZATERDAG 21 APRIL 1962 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 17 ,DE SLAAF VAN DE SIXTIJNSE KAPEL' Irving Sfone zorgde nu voor een filmheld in technicolor Nu liet tweede deel van Irving Stones omvangrijke roman over het leven van Michelangelo, „De Slaaf van de Sixtijn se Kapel" in Nederlandse vertaling verschenen is, blijkt dit aanmerkelijk minder goed te zijn dan deel I, „Tussen Mens en Marmer", waarin veel te waarderen viel. Dat eerste deel bestreek vijf jaren van Michelangelo's jeugd, van zijn der tiende tot zijn achttiende, en Stone was er in geslaagd, een aanvaardbare uitbeelding van het jonge genie te geven. Dank zij de uitvoerige en diepgaande voorstudies en voorbereidin gen die hij had gemaakt, maakte het boek een vitale, oor spronkelijke en authentieke indruk, ook al blijft een „vie romancée" onder alle omstandigheden een hachelijke onder neming en een romanvorm waar vele bezwaren aan kleven. In „De Slaaf van de Sixtijnse Kapel", waarin we Michelangelo van zijn achttiende tot zijn achtendertigste jaar volgen, heb ben deze bezwaren zich meer en meer doen gelden, terwijl de verdiensten slonken. Wat de jonge Michelangelo aanvaard baar (wat geenszins zeggen wil dat men één ogenblik hoeft te denken dat hij inderdaad zo is geweest), de in het volle leven staande Michelangelo uit deel II is dit bepaald veel minder. Hij is, cru gezegd, een film held in technicolor geworden, o zeker, van een beschaafd gekleurd genre, maar het is heel duidelijk dat hier door Stone niet meer geschreven werd uit scheppingsdrang, maar met het oog op zijn portefeuille. En typisch is, dat tegelijkertijd het peil van Clara Egginks vertaling aan merkelijk daalde, vaak zelfs beneden het matige, alsof zij Letterkundige kroniek door HANS WARREN een grote kennis van het werk, ook van de technieken, en van een diep inleven in Michelangelo's be doelingen. Enkele bijfiguren, waarmede Stone geheel de vrije hand had, als Galli in Rome, Prior Bichiellini in Florence, zijn bij zonder aantrekkelijk en brengen een levendige noot in het geheel. Men krijgt ook een uitstekende indruk van de onderlinge afgunst tussen de grote renaissance-kun- stenaars (al is de tegenstelling Leonardo-Michelangelo wel wat kleinzielig uitgewerkt) en van de volkomen willekeur waarmede de groten en rijken der aarde hen be handelden. Al met al nog best een leesbaar boek, al krijgt men niet veel meer dan de buitenkant, belegd met een warwinkel van feiten, te zien! Hollandia, Baarn. relaas over een buitengewoon be wogen, bloedige maar prachtige tijd en indringende beschouwin gen over Michelangelo's scheppin gen. De wijze waarop de schrijver de beeldhouwwerken en schilde ringen als terloops analyseert, dwingt respect af en getuigt van Zoals geméld is Sonia GaskéU, de directrice van liet Nationaal Ballet, donderdag na een be zoek van veertien dagen aan Rusland op Schiphol terugge keerd. Het verblijf in haar ge boorteland, dat zij in 1921 ver liet, had vooral de studie van het Russische ballet ten doel, dat met name door de techni sche perfectie grote indruk op haar maakte. „Ze doen drie jaar over de studie van een nieuw ballet. Ik heb in Moskou de choreograaf Jacobson bezig gezien. In drie uur zette hij tioaalf maten. Ik werd er dood- zenuicachtig van", aldus me vrouw Gaskell. Q-wqelse parallel van (\Y[owdr\aaw (Van onze redacteur beeldende kunsten) T Tet ligt voor de hand: „Piet Mondriaan", denkt men onmiddellijk bij het zien van het werk van de Engelse schilderes Marlow Moss in het Stedelijk Museum te Am sterdam. Het lijkt inderdaad op de latere schilderijen van Mondriaan. Marlow Moss heeft evenals de Nederlander gewerkt met witte vlakken, waarop zwarte lijnen en strakke rechthoeken van kleur volgens een wiskundig schema werden aangebracht. Maar er is toch 'n diepgaand verschil. Daarover straks meer. Eerst verder het relaas van een ontmoeting met Mar low er geen plezier meer in had. Haar zinnen lopen vaak hele maal niet, het aantal slordig heden en tegenstrijdigheden is legio. Mogelijk is een deel daarvan tot Stone terug te voerendaar we het origineel niet bij de hand hebben, is dat niet te constateren. (Zo is, om iets te noemen, de zuil van de Reus op pag. 113 „bij na acht meter", op pag. 114 „ruim twee meter", op pag. 143 weer „zes meter", etc. Of een ander voorbeeld: „Het werd een duel tussen Michel angelo, God en Julius H" (pag. 324). Hoe is het moge lijk dat zoiets na alle correc ties blijft staan?) Erger is, dat Stone het blijkbaar niet aangekund of aangedurfd heeft, Michelangelo's innerlijke ontwikkeling en roerselen uit te beelden. Het boek is één opeenvol ging van uiterlijkheden, van be schrijvingen van de moeilijkheden en de misère waarin Michelangelo leefde ondanks de roem en de er kenning die hem ten deel vielen. Men ziet zijn beroemde tijdgeno ten Leonardo, Raphaël. en zelfs de minder bekenden en thans ver- getenen in weelde leven, maar Michelangelo blijft in voortduren de ontbering als een slaaf, moet bedelen om elke dukaat, honger lijden, in vodden lopen, vervuilen en op de grond slapen. Dat dit allemaal werkelijk gebeurd is, dat hij geen voordeel had van zijn aanzienlijke relaties, dat zijn schatrijke opdrachtgevers hem lieten wachten en wachten en hem dan met te weinig afscheepten, dat zijn familie buitengewoon veel opslokte (hij was, zolang hij on gehuwd bleef volgens de Toscaan- se zeden verplicht alles wat hij verdiende aan zijn vader af te staan), dat hij bestolen werd door leerling-bedienden, het moge alle maal waar zijn, maar een roman cier komt er niet af met de scherpzinnige opmerking te ma- - ken: „Hy wist dat hij het slacht offer van zijn eigen karakter was". Zoiets moet de schrijver door zijn uitbeelding waar maken, en daarin heeft hij gefaald. Nog grotere bezwaren hebben we tegen de erotische inter mezzi die Stone zijn held gunt met de schone courtisane Clarissa. Men ziet het al met glamour ver filmd. Dit is eenvoudig een ver valsing. Dat Stone Michelangelo's liefde voor het marmer wat al te Freudiaans tracht te ver-klaren, soit, dat hij facetten van Michel angelo's liefdeleven uit discretie of omdat hij er geen weg mee wist ontwijkt, is al krampachtig, maar- dat hij zich terwille van zijn pu bliek verplicht voelde tot het in lassen van zulke suikerzoet-ondeu- gende filmscènes (ruggetje was sen, kopje geven) is weerzinwek kend. Dan is hij heel wat beter geslaagd in de onuitgesproken liefde tussen Michelangelo en Con fession. Men houdt het hart vast tegen het moment dat Cavalïeri en Vittoria Colonna ten tonele moeten komen! Resten: een nog steeds boeiend „Piet Mondriaan" was dus de eerste karakteristiek die zich op drong. De tweede was: „Male- witsj". Deze abstract werkende Rus noemde zich indertijd con structivist, omdat hij zwarte en gekleurde balken op een wit fond zette. Ook hier die kruisende bal ken. Maar ze staan er vaak zo merkwaardig vertikaal en hori zontaal op terwijl Malewitsj ze nogal eens onder een bepaalde hoek plaatste. Dus toch ook weer niet helemaal de Rus. Het leek even op het een zowel als op het ander. Maar toch was het naar geen van beide kanten zuivere navolging. Het was er gens zichzelf het stelde een probleem van andere aard dan de schilderijen van Mondriaan en zijn vrienden of van gelijkgerichte tijdgenoten. Want het ging van andere beginselen uit. Het had hier en daar de neiging, om het platte vlak te doorbreken, min of meer plastiek te worden: wit geschilderde stukken touw of wit te latjes en plankjes of blokjes thet was allemaal bruikbaar voor het experiment met het plat te vlak en de ongebroken witte kleur. Een intrigerende figuur, deze Marlow Moss: een schilderes die zich in haar werk niet gemakkelijk gewonnen gaf. Eigenzinnig ook: eigen wegen gaand, worstelend met het platte vlak dat in al zijn beperktheid oneindig moest zijn, met het wit dat nooit wit genoeg was en dat toch weer voldoende nuances in kleur en liehtkracht moest ver tonen om een vlakverdeling zicht baar te maken. Als er vlakken van primaire kleur werden toe gepast, werd die kleur niet stra lend als die van Mondriaan, maar hard en stug, blikkerend bijna. Werk van een persoonlijk-ka rakter dus, ondanks de grote verwantschap met Mondriaans scheppingen. Werk van een vrouw, die haar hele leven lang gevochten heeft met het leven zelf eerst om een slopende ziekte te boven te komen, later om een geestelijke inzinking te overwinnen. Werk van een vrouw die sterk is geworden in eenzaamheid, en die pas in de laaste jaren van haar leven de oplossing vond voor het pro bleem, dat haar in haar kunst bezighield. Marlow Moss, in 1890 geboren en in 1958 overleden, was een buitenmens". Zij had het contact met de natuur nodig om door drongen te blijven van het wezen van haar kunst. De voortdurende wisseling van vormen en tinten in haar tuin herinnerde haar er aan, dat het geheim van de vorm is het voortdurend wisselen ervan. Het ging haar om een „worden". Het ging haar trouwens nog om meer dan dat: belangrijker nog dan de vorm was voor haar de drïeëenheid „ruimte - beweging - licht". Dat voelde ze als jonge kunstenares al vaag aan, maar pas bij haar eerste ontmoeting met het werk van Mondriaan in 1927 vond ze de weg, die ze voortaan met zo volkomen conse quentie zou gaan: de weg die haar van Engeland naar Frank rijk zou leiden die haar door het contact met Léger en Ozenfant zou voeren naar de volslagen ab stractie: de wiskundig berekende abstractie. Wat dan volgt wekt vaak de indruk, dat er cerebaal knutselwerk is bedreven, vooral omdat aan elk schilderij een uitvoerig gevecht met de for mule voorafgaat, van eerste schets via berekening en constructie tot uiteindelijke vorm. Sinds haar ontmoetingen met Mondriaan zijn de uitgangspunten voor haar werd inderdaad sterk verstande lijk: zo exposeert ze voor de eerste maal in 1930 een doek, waarop slechts een dubbele zwarte lijn voorkomt. Voor de toepassing van die dubbele lijn heeft ze drie re denen: 1, De enkele lijn verdeelt het doek, waardoor de compositie tot vlakverdeling en het schilderij een gesloten eenheid wordt. 2. De enkele lijn maakt de compo sitie statisch. 3..De dubbele fijn of een meervoud van lijnen maakt een opeenvolging van ritme en tegenritme mogelijk, waardoor de compositie dynamisch wordt. Het is een formulering, die de anders op uijewdewbuiiewlawders meer daw 200 scbolew (Van een bijzondere medewerker) Twee jaar geleden kwam de 23- jarige Gary Dahms, een jonge Amerikaan met de ambitie om een van 's werelds meest vooraanstaande couturiers te worden, tot de slotsom dat zijn vaderland hem niet genoeg gelegenheid bood om zijn voornemen ten uitvoer te brengen. Daarom ver trok hij naar Europa en bezocht Lon den, Stuttgart, Milaan en Rome, voor dat hij een definitief besluit nam. Momenteel volgt Gary Dahms de les sen aan een kunstnijverheidsschool in de buurt van Londen.'Daar zal hij gedurende drie jaar niet alleen de technische aspecten van de door hem gekozen kunstvorm bestuderen, maar zich verder ook bezighouden met schilderen, tekenen, kunstgeschiede nis, de scheikundige samenstelling van geweven stoffen, de esthetica en de geschiedenis van de mode. Aan het eind van deze opleiding zal hij niet alleen beschikken over een vaardige hand, maar ook over een „scheppend" oog. De beloning voor deze vaardigheid bestaat uit liet nationale diploma voor beeldende kunsten, toegekend door de Britse minister van opvoeding. Gary is een typisch voorbeeld van de dui zenden buitenlandse studenten, die zich ieder jaar op een van Engelands meer dan 200 kunstnijverheidsscholen laten in schrijven. Meer dan 65.000 studenten krij gen op deze scholen les in schone kunsten eu in ontwerpen voor de industrie. Gedurende meer dan een eeuw hebben deze scholen hun invloed uitgeoefend tot ver buiten Engelands grenzen. De „Central School of Arts and Crafts", die omstreeks de eeuwwisseling werd gesticht door de London County Council om te fun geren als het stedelijk instituut voor het kunstonderwijs in de wereldstad, stond mo del voor het Weimar Bauhaus, dat zo'n belangrijke invloed heeft gehad op de mo derne kunst en het moderne ontwerp. De eerste directeur, William Richard Lethaby, ontketende niet alleen een revolutie in de theorie van het kunstonderwijs, maar was ook verantwoordelijk voor het ontstaan van een nieuwe benadering van het probleem van de verwantschap tussen schone kun sten en kunstnijverheid. Ook niet-Europese landen doen een beroep op de Engelse kunstnijverheidsscholen om jongemensen een opleiding te laten volgen, die ze nergens anders kunnen krijgen. Ty perend is de carrière van de beroemde. Nigeriaanse beeldhouwer Ben Enwonwu, die heeft gestudeerd op de Slade School voor Schone Kunsten in Londen. Op deze school ontwikkelde hij dat persoonlijke idioom, dat tegelijkertijd getuigt van dé oude kunsten van zijn eigen land. Toen hij nog studeerde hield hij zijn eerste éénmans- tentoonstelling in de West End Gallery, terwijl hij nu een nieuwe generatie kunste naars onder zijn hoede heeft. -j-. e oudste Engelse kunstnijverheidsschool I is die van de Koninklijke Academie. De studenten krijgen hier les in schil deren, tekenen en beeldhouwen in een sfeer, die nog sterk doet denken aan de 18de eeuw. De meeste scholen werden ech ter gesticht in een periode, waarin de be hoeften van de openkomende industrie uit gingen naar deugdelijke ontwerpen. Zoals bij de meeste Engelse instellingen het ge val is, loopt de organisatie van de kunst nijverheidsscholen sterk uiteen. Slechts één, de Koninklijke Kunstacademie, ressorteert rechtstreeks onder het ministerie van op voeding. Andere, zoals de Ruskin-school in Oxford, zijn verbonden aan universiteiten; het merendeel echter wordt gesteund door stedelijke instellingen, hoewel ze eigenlijk al sinds 1902 deel hebben uitgemaakt van de nationale onderwijsstructuur en boven dien door het ministerie van opvoeding worden gesubsidieerd en geïnspecteerd. Het aantal vakken, waarin een student zich kan specialiseren is zeer geva rieerd. Soms hangt dit af van de in dustrie in de omgeving in de Engelse Midlands bijvoorbeeld ligt de nadruk op de aardewerk- en schoenindustrie. Soms ook vloeien zij voort uit de tradities van de school. De Slade-school bijvoorbeeld excelleert, dank zij enige briljante pro fessoren en leerlingen uit het begin van deze eeuw, op het gebied van het zui vere schilderen en de tekenkunst. In alle gevallen echter ligt aan het kunst nijverheidsonderwijs in Engeland het principe ten grondslag „dat het onder wijs in schone kunsten aan een school kan dienen als een stimulans voor de gehele school", aldus een uitspraak van een com missie voor experts, die door de regering was ingesteld om dc mogelijkheden van het creëren van een nieuw diploma te onder zoeken. De cursussen voor dit nieuwe diploma, dat door deze commissie is aanbevolen (het diploma voor kunst en ontwerp) zullen in 1963 beginnen. Bovendien zal het nieuwe diploma hoger worden gewaardeerd dan het nationale diploma voor beeldende kun sten, dat na 1965 niet meer zal worden toegekend. De levenskracht van het gehele systeem van kunstonderwijs in Engeland berust op twee hoofdzaken. De eerste hoofdzaak is, dat de onderwijzersstaf niet wordt ge vormd uit mensen, die werkelijk onder wijzer zijn, maar uit kunstenaars en vak mensen. De tweede hoofdzaak is, dat de Engelse kunstnijverheidsscholen diep ge worteld zijn in het gemeenschapsleven. Het zijn geen afzonderlijke academische en claves. De leden,van hun bestuurscolleges zijn afkomstig uit alle rangen en standen en nemen actief deel aan het leven in hun gemeenschap. Een van de laatste schilderijen van Marlow Mosscompositie in zwart, wit, geel en blauw, ontstaan in 1953. zo dogmatisch redenerende Mon driaan niet kan bevatten, maar die niettemin ergens invloed op zijn eigen werk schijnt te hebben gehad. Overigens behoudt Marlow Moss toch haar bezwaren tegen de zwarte lijn. Die is te zwaar, te nadrukkelijk, niet voldoende in overeenstemming met wat zij werkelijk bedoelt. Zij zoekt licht, ruimte en beweging. Vandaar haar composities in wit, samengesteld uit verschillende soorten op uit eenlopende wijze witgeschilderd linnen, of uit een doek, waarop draad of koord of een complex van latjes is gespannen. Haar Franse tijd is geestelijk haar beste geweest. In 1940 via IJmuiden door de oorlog teruggejaagd naar haar vader land, sluit zij zich op in Cornwall, waar zij zich ver van haar vrien den, haar werk, haar boeken, vreemdelinge voelt. Ze gaat van narigheid architectuur studeren en ontdekt dan de metaalplastiek als nieuwe uitingsmogelijkheid. Deze plastieken zijn constructies, die aan 't werk van de Stijl, vooral aan dat van Rietveld, doen den ken. Maar'ze zoekt ook op het doek verder naar „space, move- ment and light". In 1945 terug in Frankrijk vindt ze haar buiten huis verwoest, haar werk uit vroe gere jaren verbrand. Ze begint van voren af aan onder onge looflijk moeilijke omstandigheden. Met haar eigenzinnige moed be gint ze de strijd opnieuw. Ze zwoegt als een bezetene, wat ze in bepaalde opzichten ook is. In de laatste twee jaar van haar leven vindt ze de oplossing van wat haar bezighoudt. Opnieuw loopt haar weg parallel aan die van Mondriaan. Van har eigen uitgangspunt uit komt ze tot een zelfde resutaat. Niet meer de lijn niet meer het zichtbare sche ma: nog slechts het evenwicht, de onderlinge relatie of het ritme van de vierkante of rechthoekige kleurvlakken op het doek boeien haar. Zoals Mondriaan zijn Boo- gie-Woogies schildert, zo maakt zij haar gespannen-ritmische com posities in vlakken van verschil lende kleur. Dan overlijdt zij nog betrekkelijk., onverwachts aan een slopende ziekte, een aantal schil derijen onvoltooid achterlatend. Nu is haar werk voor de tweede maal in Nederland te zien (tot 30 april): eigenzinnig, stug, dogma tisch, af en toe zelfs verstandelijk werk maar tegelijkertijd van 'n zo ontwapenende eerlijkheid en waarachtigheid, dat het boeit en intrigeert. Er staat een sterke per soonlijkheid achter, die tot het uiterste is gegaan in haar zoeken naar een eigen weg. yZeq'wiSdlen „-A* tmA De toneelgroep „De Nieuwe Kome die"/ toneelgroep „Arena" heeft een aantal „beginselen" vastge steld, die het toneel voor de mid delbare scholieren ten goede zul len komen. „Als ons gezelschap een wegwijzer naar de schouwburg wil zijn, maar wordt gedwongen op te treden in slecht geoutilleerde zalen of in bioscopen, dan schiet het daarmee zrjn doel voorbij", aldus de toneel groep. Vastgesteld is dat door het gezel schap in het komend seizoen geen ochtendvoorstellingen voor het middelbaar onderwijs meer worden gegeven. In de tweede plaats zul len strengere maatstaven worden aangelegd bij de beoordeling van de zaalruimte en toneeloutillage. Voorts wordt de verspreiding van programma's bij de voorstellingen noodzakelijk geacht. Een strikte handhaving van leeftijdsindeling voor bijwoning van een voorstel ling wordt gewenst genoemd. De toneelgroep bepleit dat allen, die het met de vorming van het toekomstige1 schouwburgpubliek ernstig menen, deze „beginselen" toe zullen juichen en aan de uit voering daarvan medewerking zul len ver' nen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1962 | | pagina 13