BEN PON WENST NIET TE SNEVEN...
ER KOMEN?"
•WtfljEWIE
PILOOT STORM ontvoerd in de stratosfeer
IN DE GREEP
VAN DE ANGST
orew, yew cm.
10
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
MAANDAG 16 APRIL 1962
Mei zijn korf geknipte haar
(coupe Glenn), zijn onbe
rispelijke kostuum, zijn
scepsis en het voortdurend ge
bruik van het woordje „fijn", is
de 25-jarige autocoureur Ben
Pon onmiskenbaar een jongen
dezer jaren zestig. En bij dat ge
sternte hoort een niets ontziende
eerlijkheid, die hij dan ook aan
de dag legt met de onvoorzich
tigheid, de jeugd eigen. Hij
manoeuvreert niet diplomatiek
in ons gesprek; hij is er zelfs niet
van bewust, dat er een interview
gaande is. Hij valt meteen aan:
„Jij hebt voor de VPRO-televisie
de autorensport gekraakt. Piet
Nortïer was als voorstander niet
/V^AV>/V^/VV^/\^A*V»AAAAA1^
I Met Pierre Huyskens
WVW<WvVVWWV^AWV
op dreef. En daar zaten we weer
met de gebakken peren". Die
peren zijn de races, de doden,
de tegenargumenten, het geroep
om verbod, hef geschrijf-contra.
Ik ben niet naar Ben Pon toe ge
stapt om er over te discussiëren
of om hem voor gek te verkla
ren. Hij zegt trouwens: „Zijn we
allemaal niet een beetje fijn
gek?".
Dat kan ik slechts bevestigen.
Voor de rest wil ik naar hem
luisteren, omdat hij een van de
raceboys is, die zich bepaald
geen pionier voor dè autoindus
trie (zelfs niet voor Porsche)
voelt, niet als een „martelaar"
voor die zaak wenst te sneven,
van het leven houdt, en zich in
een renwagen veilig weet, de
snelheid ten spijt. Ben Pon heeft
eerlijke motieven. „Ik rij hard,
omdat ik hef fijn vind. Hef pu
bliek interesseert mij niet. Ik pro
beer de wagen heel te houden
door gewiekst te koersen en aan
doodgaan denk ik niet, omdat
ik het daar niet op aan Iaat ko
men. En voor de rest mógen de
theoretici filosoferen. Het is een
sensatie, mijn vak en dat blijft
het. Zolang hef dat is, komen de
mensen kijken. Ze staan graag
bij de gevaarlijkste bocht".
Daar kan ik het mee doen. Ik
moet het doen met de successen
van jonge Een, op het circuit van
Zandvoort, Le Mans, Monza, de
Niirnburgring. Ik heb me te ver
zoenen met het feit, dat deze
jonge Nederlander „Who's that
chap?" vroegen de Engelse race
kenners het vorig jaar in het
komende seizoen zijn internatio
nale klasse voorgoed gaat bewij
zen in zijn Porsche Carrera
Abarth, op alle belangrijke Euro
pese banen. Hij laat me zijn agen
da zien. En hij geniet al bij voor
baat. Hij zal de Niirnburgring
met zijn 175 bochten onder de
knie krijgen. Een gok wagen in
de 24 uren van Le Mans. En „Óp
Zandvoort" uitpakken, als nog
geen Nederlander heeft gedaan.
Men heeft het vorig jaar
eigenlijk voor het eerst van
„Bennetje" gehoord. Hij
verrichtte enkele historische wa
penfeiten, slungelde nog wat ver
legen rond de spits, toonde zich
een sportieve en geen „linke"
hardrijder en bleek achter het
stuur alle jeugdschroom ver
geten, wanneer de ouwe jongens
hem de baan uit wilden drukken.
Dat liet hij zich niet doen.
Hij bleek alle bochten grondig
bestudeerd te hebben, had de idea
le stuurlijn goed in zijn „koppie"
haalde bij judoleraar Rien Becht
(die van de taxichauffeurs) zyn
lichamelijke conditie en zyn „sau-
na-tjes", ging ten opzichte van
zijn kennisjes niet wereldvreemd
gedragen en trok zich het racen
zo psychisch aan, dat lüj de nacht
er vóór nauwelijks kon slapen, ze
nuw-vibreringen kreeg en eerst
tot rust kwam, als hij er drie
rondjes met een gemiddelde van
ver boven de honderd kilometer
op had zitten.
„Ben je het veld ver vooruit" zo
legt hij uit, „dan maak je nog wel
eens dag met het handje naar dè
jongens bij de pits. Maar komen
de broers van andere merken aan
je achterbumper snuffelen, dan
zit je enorm gespannen te azen op
iedere seconde winst in iedere
snelle bocht". Want daar zit je
winst, die de zweetdruppels kost
en de pondjes gewicht. Ben Pon
vertelt het allemaal eerlijk. Hij
denkt onderweg met een snel
heid van over de 150 kilometer
echt aan niets" Als ik hem vraag,
wat het geheim van de racery is,
wat toch die geestelijke boeien
zijn, waarin de coureurs zich vrij
willig opsluiten, wat er in hen
kriebelt als ze „per raket" dooi
de dag vliegen dan neemt hij
een prachtig fotoboek met citaten.
Hij slaat Stirling Moss op en leest
voor:
„Vraag mij niet wat de be
standdelen zijn van het race-
geheim, Ik weet het niet. De
theoretici zeggen, dat we een
bijzonder gevoel voor even
wicht hebben, uitstekende ogen
en een reactievermogen, zo
snel, dat spieren en zenuwen
onmiddellijke op een hersen-
signaal reageren. We moeten
zeggèn ze een koel-bere-
kenend verstand hebben en een
lichamelijke veerkracht. Maar
het hardrijden, het net iets
sneller rijden dan de ander, is
volgens mij een niet te verkla
ren, welhaast abstracte eigen
schap, zo iets als het muzikale
oor. Misschien moet ik zeggen,
dat het in ons geval meer een
gevoel voor de goede balans is.
Het is in ieder geval een eigen
schap, die men niet leren kan,
doch is aangeboren".
Ben Pon citeert Moss niet, om
dat hij zich van eendere kwa
liteit waant, maar omdat die
precies heeft gezegd, wat hij ook
over het racen te zeggen heeft.
Hij heeft dat standpunt van Moss
leren begrijpen, toen hij in Cana
da voor het eerst aan races-op-
vliegvelden ging meedoen. „Gin
der is iets in me wakker gewor
den", zegt Ben. „Iets geks. Iets
dat we allemaal schijnen te heb
ben". Waarmee hij overigens niet
wil uitdrukken dat zij allemaal
gek zijn. „Wie te veel waagt, die
is gek", verklaart coureur Pon.
„Von Trips waagde te veel en
eigenlijk zou je geen medelijden
met hem moeten hebben. Hij heeft
geweten, wat hij op het spel zet
te. Dat weet ik ook. Maar ik
waag niks".
Hij mag dat niet van zijn vader.
Zijn vader Neerlands Volkswa
genkoning spekt hem ook niet.
„Ze moeten toch eens goed we
ten" zegt Pon junior, „dat ik zelf
mijn auto's en mijn races betaal.
Ik ben heus niet het rijkeluis
zoontje, dat maar behoeft te kik
ken om een Abarth voor de, deur
te krijgen. De Caltex, en niet mijn
vader is mijn sponsor. Wist je
dat? En racen doe ik in m'n vrije
tijd. Ik zit in de bedrijfsleiding
van oonze zaak en in die functie
moet ik toch heel wat verzetten".
Zo gaat Ben Pon dit seizoen
weer van start met een for
mulewagen. Als hij jeugdig
tegenover me zit, kan ik me haast
niet voorstellen, dat hetzelfde
manneke in een Porsche zo'n ge
weld weet te ontketenen. Hij laat
zijn foto's zien: een racecar met
boven het stuur een helm en een
stofbril. Dat is Ben Pon. Op de
platen heeft hij het onpersoonlijke
van alle coureurs. De onbewogen
heid. Het aspect van een man van
mars. Zijn jonge gezicht is niet
meer te herkennen. Hij is ge
woon: de coureur. „Dit is ook
mooi", zegt hij ineens en hij wijst
me op een uitspraak van wijlen
Louis de Portago:
„Ik ben er zeker van, dat Ik
meer van het leven houd, dan
de doorsneemens. Uit iedere
minuut zou ik winst willen ha
len. Ik zou 105 jaar oud willen
worden. Ik ben door het leven
bezeten. Maar om het even
hoe lang ik ook leven mag
ik 7.al nooit genoeg tijd heb
ben voor dingen, die ik wil
doen, voor de boeken die ik
wil lezen, voor de vrouwen,
die ik het hof wil maken: ik
zal nog niet een twintigste deel
der dingen kunnen doen, die
ik graag zou willen doen".
Don Alfonso Cabeza de Vaca
y Leighton, Cavvajal y Are, Con-
de de la Mejorda, Marquis de
Portago is 28 jaar oud gewor
den en verongelukte in de Mille
Miglia van 1957.
(Advertentie)
Als u uw vrouw enthousiast opbelt om haar
te vertellen, dat goede vrienden uit het bui
tenland over zijn en op bezoek komen, dan
hoeft ze niet in paniek te raken. U gaat dan
gezellig met elkaar ergens eten en iedereen
kan zich dan volop wijden aan het uitwisse
len van nieuwtjes en gedachten. Het hele
Horecabedrijf staat tot uw beschikking om
er een fantastisch geslaagde avond van te
maken 1 Blijven die buitenlandse vrienden
langer, varras hen dan met Horeca-cheques,
waarmee zij in elk Nederlands Horecabedrijf
betalen kunnen. Chequeboekjes a f 10.- of
25.-, in coupures van f 2.50, kunt u be
stellen bij het Bedrijfschap Horeca, Ko-
nïnginnegracht58-59, Den Haag. (giro 635300;
vermelden: Chèqueboekje).
RADIO- EN T V.-RUBRIEK
«cnnjvcM
VANDAAG
Televisie
Om acht uur liet journaal en het weer
om tien voor half negen het maande
lijkse „Brandpunt". Tussen vijf en zes
heet de spannende eenakter van Wal
ter Gutkelch in de vertaling van Jan
Willem Hofstra over het leven van
een ter dood veroordeelde misdadiger.
Om vijf over half tién een reportage
uit Jordanië', het land van Christus'
jeugd. Om tien over tien taalles van
meester De Ridder.
De Vlaamse televisie vergast ons om
zeven uur op de tienerklanken. Om
kwart voor acht culturele actualiteit.
Om half negen een reportage over de
wereld die televisie kreeg van En
gelsman Richard Cawston. Om vijf
voor tien toneelnieuws.
2072. Admiraal Vuldun liet
onmiddellijk een waarschu
wend bericht over de veront
rustende ontdekking naar
alle ruimtestations van Va-
leron seinen, opdat men zich
daar op de komst van deze
onwelkome gast zou kunnen
voorbereiden en eventueel
maatregelen nemen. Intus
sen besloot hij Planeet X in
ieder geval wat van meer
nabij te observeren. Voor
zichtig naderde het Shastar-
vlaggeschip de geheimzinni
ge globe die ogenschijnlijk
bewegingsloos in de ruimte
hing, doch in werkelijkheid
met 'n ontzaglijke snelheid op het zonnestelsel
toesuisde. Het was een beangstigende gedachte
dat, wanneer de voorlopige berekeningen juist
bleken, niets dit monsterprojectiel kon stuiten
en slechts een wonder de baan zou kunnen ver
anderen. Het sombere nieuws van het na
derende onheil voor Valeron, verwekte begrij
pelijkerwijs een uiterst neerslachtige stemming
bij de bemanningen van de Polaris en de drie
escortekruisers. En die gemoedstoestand werd
er niet beter op, toen men Planeet X dichter
naderde. De oppervlakte van de globe bleek een
uitgestrekte dorre woestenij te zijn, doorgroefd
met diepe scheuren en barsten. „Het lijkt wel
een reuzen-dinka.1 (kastanje-achtige vrucht van
Valeron), die men te dicht bij het vuur heeft
gehouden!" bromde Vuldun.
Radio
Hilversum I: om tien voor acht speelt
strijkorkest uit het Promenadeorkest
o.l.v. Hugo de Groot het Abendlied
van Schuman en Letzter Fruehling
van Grieg. Om tien voor half negen
het hoorspel de schuldigen van Sieg
fried Lenz. Om half tien cantate no
4 van Joh.- Sebastiaan Bacli, uitge
voerd door het koor van de Neder
landse Bachvereniging en het Con
certgebouworkest met solisten. Om
tien uur volk en staat, causorfe door
prof. Diepenhorst. Om vijf over elf
het Nederlandse Strijkkwartet dat
het Quartetto no 6 in C speelt van
Wolfgang Amadeus Mozart.
Hilversum II: om vijf over acht De
wilde vaart van de Minerva 6. Om
vijf over half negen de laatste keer
„je neemt er wat van mee", de heer
F. W. J. Henneberke uit Amstelveen
zal proberen nog net voor de paas
do duizend gulden te winnen, om-
dat het de laatste uitzending is, ko
men wat ouwe getrouwen nog eens
terug om hun ervaringen uit te wisse
len en dan zeggen ze: tot ziens.
Om vijf voor half tien worden zè
uitgeleide gedaan door de Melodieën-
expres en om vijf voor tien zegt Ma
rimba zijn zegje. Van tien over half
elf tot vijf voor twaalf muziek. Eerst
het Trio Italiano d'Archl met het
strijktrio opus 9 no 3 van Ludwig
van Beethoven. En daarna (23.05)
het Berlijnse Radio Orkest met varia
ties voor piano en orkest over een
thema van Clcmenti van Blacher,
pianiste is Gerty Herzog.
(Advertentie)
Feuilleton
door Karl Unselt
u
Hoezo? vroeg Ludecke, uit zijn
gepeins opschrikkend.
Die knaap heeft het nummer van
mijn wagen opgeschreven. Ik zag het
in het spiegeltje.
Denkt U heus?
Bohme knikte gelaten.
Wat zou dat. Ik ben niet bang
maar U moet een beetje oppassen.
Bij de Brauns had Grabcrt voorlo
pig onderdak gevonden. Alhoewel de
beide oude mensen hem aanspoorden
om zich in het westen een baantje
en een kamer te zoeken, kon hij toch
maar niet daartoe besluiten. Om te
blijven had hij verschillende redenen.
Het meest doorslaggevend, vond hij
zelf, de gehechtheid aan zijn geboor
tegrond, die met een bijna overweldi
gende kracht zich van hem meester
gemaakt had. De duistere, gebombar
deerde straat, waar hij in geboren
was, oefende een magische aantrek
kingskracht op hem uit. Waarschijn
lijk was dat gevoel een heel natuur
lijke reactie op het onzekere leven,
dat hij sinds tien jaren geleid had,
en vooral in de laatste jaren van
krijgsgevangenschap had hij vaak
naar deze straat verlangd en ze zich
telkens weer tot in de kleinste bij
zonderheden voor de geest geroepen,
zodat zij tenslotte een veilige haven
van geborgenheid voor hem was ge
worden. Waar had hij zich in de
kampen en gevangenissen en anders
nog aan vast kunnen klampen dan
aan het geboortehuis en aan deze
straat, want voor dat hij soldaat was
geworden, had hij nog niets van de
wereld gezien.
Zo stond hij nu moederziel alleen
voor het nieuwe leven, onwetend hoe
het er eens zou uitzien. Alleen één
ding stond voor hém vast, het zou
niets, maar dan ook niets te maken
hebben met de afgesloten periode,
die achter hem lag. Na de eerste
nacht heerlijk aan éen stuk te hebben
doorgeslapen in een klein vertrekje
achter de keuken van Braun, trok hij
er op uit om Berlijn te verkennen.
Het was op een grauwe dag. Een kou
de wind dreef donkere wolken van
het oosten naar het westen. Dunne
nevelige stofzuilen stegen op uit de
ruïnes.
Na een lange tijd van dwalen stond
Grabert voor het vroegere ministerie
van luchtvaart in de Leipziger Stras-
se. Op het grote bordes voor de in
gang stond een menigte wagens. Het
was al lang geleden, dat Grabert
Duitse auto's gezien had. Nieuwsgie
rig liep hij tussen de rijen door en
begon de fabrieksmerken te bestude
ren. S.I.S. een Rus. Lincoln
Maybach daar twee Mercedes'en
een Horch tamelijk nieuw
„zouden ze die in Zwickau nama
ken?" een oude Chrysler maar
wat stond daar nu? Hij liep op een
kolossale wagen toe en las: Kayser
Frazer. Donnerwetter! Wie mocht
daar wel in rondrijden?
Dat is wat, he? hoorde Grabert
een stem achter zich. Hij keerde
zich langzaam om. Een man van zijn
leeftijd stond achter hem, met een
rijbroek en hoge, schitterend gepoets
te laarzen. Een pet stond uitdegend
op het linkeroor.
Die locomotief is van een gene-
raal.
Zozo. En wat is daar nu? infor
meerde Grabert en wees naar het
ministerie.
De ander trok verbaasd de wenk
brauwen op.
Jij bent zeker niet van hier, hè?
I Toch wel. Ik ben in Berlijn gebo
ren, maar ik was een tijdje weg.
Aaha. Nou, maak dan maar dat
je gauw weer wegkomt, kameraad.
Het oude Berlijn is geblazen.
Dat heb ik ook al gemerkt. Maar
dat kun je me toch wel zeggen, wat
daar nu ondergebracht Is.
Dat is hel. centrale bestuur voor
de hele Oost-zone. Maar je mag niet
Oost-zone zeggen, dat is verboden.
Duitse Demokratische Republiek,
hèet dat, en dat daar is het kopstuk
ervan.
Grabert begon te lachen.
Behoor jij dan niet tot dat kop
stuk?
Nee, alsjeblieft niet, zeg. Ik ben
maar chauffeur. Die daar is van mij,
hij wees naar een tamelijk gedeukte
DKW. ik ben er .wei niet de eige
naar van, ik chauffeer alleen, omdat
mijn baas er niets van kent. Die is
landraad daar boven bij de grens
van Mecklenburg. Toen hij de naam
van dc hoofdplaats van het district
hoorde, keek Grabert op.
Zo. Is je baas daar landraad!
Most je horen, ken jij misschien toe
vallig een Fritz Weber? Hij heeft et-
een kleine boerenhoeve.
Natuurlijk ken ik die. Aan de
rechterkant van dc weg. Maar het
gaat niet al te best met hem. Kan
ik hem een boodschap overbrengen?
Ja, doe hem de groeten van zijn
neef Rudi. Je kunt hem zeggen, dat
ik weer in het land ben en zodra ik
tijd en geld heb, kom ik wel eens
kijken. Ben jij eigenlijk altijd
chauffeur geweest
Nee. chaufferen heb ik bij Bar
ras geleerd. Eigenlijk ben ik hor
logemaker. Maar daar kun je hier
niet van leven. Je krijgt niet eens
een veertje voor een reparatie. Trou
wens, waarvoor heb je hier een hor
loge nodig? Je mist toch niets. Dc
aansluitingen zijn allemaal weg
ook die naar het westen,
Hoe bedoel je dat? Denk je dat
dit hier eeuwig zo blijft
Daar ziel het tenminste wel naar
uit. Ik heb niet veel hoop meer dat
het hier anders wordt. Maar zeg
eens, jij kent toch zeker ook de apo
theker Bittrich?
Of ik die ken! Daar ging ik al
tijd drop halen. En mei zijn doch
ter, Ruth, ben ik in de vakantie vaak
gaan roeien op het meer. Aardig
meisje was dat. Hoe gaat het mei
haar
Die ken ik niet. Maar vroeger
was er bij Bittrich toch een assistent,
doctor Hager, zo'n mispunt van een
vent met een ijzeren bril.
Zo, dat ia mogelijk. Maar die her
inner ik me niet meer.
Wat is er met hem?
De chauffeur wees naar liet grau
we huis.
Die is ook daar binnen, hij is lei
der van de controlecommissie. Een
heel machtig man. Daar beven ze
hier allemaal voor.
Jij ook? vroeg Grabert belangstel
lend.
De chauffeur keek verlegen opzij.
Iedereen hèeft hier angst, zei hij,
terwijl hij schuw om zich heen keek.
In de oorlog was ik niet bang, hier
heb ik pas goed leren kennen wat
dat is. Ut was Oberfeldwebel bij de
Luftwaffe.
Hé kijk eens aan. Een kameraad
van mij. Waar was je dan?
Graberts belangstelling was ineens
gewekt.
De chauffeur noemde liet nummer
van zijn eskader en de naam van
zyn commandant.
Ken ik. Daar was toch ook een
Brauer.
Zou je nou niet... ik was de ket
tinghond van Brauer. Kapitein
Brauer ja-ja een fijne kerel,
een kameraad, zeg ik je. Zo iemand
zie je maar zelden. Maar hoe heet
jij dan eigenlijk Misschien ken ik je
tóch op de éen of andere manier.
Toen ik je zag had ik dat gevoel al,
anders had ik je niet aangesproken.
Ik heet Grabert.
De chauffeur ging plotseling een
stap achteruit ën staarde hem met
grote ogen aan.
Grabert, .fluisterde hij, toch niet
Obcrleutnant Grabert, dat kopstuk
van MÖlders?
Ja inderdaad, bevestigde Grabert
lachend en reikte de ander de hand.
En hoe heet jij
Erich Kobbe, Oberleutnant. Hij
maakte aanstalten om in de houding
te springen.
(Wordt vervolgd)