Hier is de rust zo jong Het is niet met zekerheid te zeggen. De gouden apostelen kunnen er gens onder het stille pleintje liggen. Bij de pomp misschien maar evengoed langs de grote asfaltweg, net jes op het kerkhof of aan de voet van de onverschillige torenkolos. Liggen de aposte len in St.-Anna ter Muiden? Ja, ze liggen er. Oude verha len spreken er nadrukkelijk van en bewoners van het pleintje denken zich de beel den in hun- tuin, onder hun kelder. Ze zijn nog steeds niet gevonden. Zoeken is onbegon nen werk. Wel is een kistje gevonden. Een klein gesloten geval van ijzer, geheimzinnig en oud. Het lag stil bij een van de skeletten die bloot kwamen bij de opgravingen. Het mod derige lapje grond voor de dikke toren is een glibberige schatkamer van oudheden ge worden. Moeizaam legden mannen in hoge laarzen er grafstenen, brokkelige fun damenten en skeletten bloot. Niet helemaal, nee half bloot. En de regen spoelde de geel bruine botten en schedels voorzover ze boven de grijze modder uitsteken, netjes schoon. Met holle uitgestre ken gezichten liggen de ske letten er. In een rommelige rij. En daar lag dus ook het kistje. Het was nog voor de'tweede wereldoorlog. Zekere Willem Eduard Keuning kwam in een van zijn 52 levensjaren naar St.-Anna ter Muiden en toen hij op het stille pleintje stond durfde hij" haast geen voet te verzetten. Hij keek voorzichtig om zich heen, bang de broze omgeving te beschadigen. Hij keek dus om zich heen en zag wat er nog steeds te zien is: een stil pleintje met bomen, gras en kinderhoofd jes. Zomaar midden in het land. Een pleintje, links en rechst be grensd door keurige schilderach tige kleine huizen. In het midden een stokoude pomp en op de ach tergrond de logge vierkante dorps toren, halverwege, afgeknot. Dat was alles. De opgravingen waren toen nog niet begonnen, het kistje was dus nog niet gevonden. Willem Eduard Keuning kwam zeer onder de indruk en stil dicht te hij onder het pseudoniem Wil lem de Mérode: Nader... met aandacht... tot dit... [groene plein.. Een kleine weide onder groene [bomen. Hier is de rust zo jong en zo [volkomen als lentewind en [najaarszonneschijn. Hier is het oude en het havelooze der dingen tot een nieuwe [levensstaat. 't Herboren kinderlijke, het [beschroomd liefkozen van een blind lachen gaat [vervoerend om. Er is een huis met vreemde [brede ramen; een tuin vol bloemen, ouderwetsch [van namen en binnen in zijn heiligdom heeft één de schone luwte van dit [leven als een visioen vérbeeld en uitgeschreven. „Kijk, en zo is het nu precies". Met zijn gestrekte vinger wijst de heer Van Catz, Gouds touw- fabrikant in ruste over het dunne velletje papier waarop hij het ge dicht van Willem de Mérode heeft overgetypt. Hij schuift zijn bril over het gladde voorhoofd omlaag. De vinger glijdt langs de laatste •regels van de eerste strofe. „Kijk,1 het staat er: hier is het oude en het havelooze der dingen tot een nieuwe levensstaat. Zo is het precies." Van Catz tuurt door de ramen van zijn voorkamer eens een winkeltje, op de tegels is te zien waar vroeger de toonbank stond naar buiten, het stille pleintje op. Oude gevelsHaveloze ge vels? Een beetje wel. Maar daar om gaat het juist, dat is de nieu we levensstaat van St.-Anna. Een nieuwe regenbui striemt er over heen. Van Catz glimlacht even als hij het gedichtje van Willem de Mérode nog eens overleest. buiten de dageüjkse drukte, eigenlijk net even buiten de wer kelijkheid. De drukte van het da gelijks leven dendert voorbij over de autoweg Sluis-Brugge. Net er langs, zonder de rust van het pleintje te beroeren. Als woon plaats is St.-Anna ter Muiden eigenlijk alleen maar geschikt voor dromers die zich de drukte van de buitenwereld wel bewust zijn, zelfs waarnemen maar er net geen deel aan willen hebben als ze zich eenmaal aan de nieuwe levensstaat van het pleintje heb ben overgegeven. Van Catz en zijn vrouw hebben het hele land afgereisd voordat ze het huisje in St.-Anna vonden. Nee, nooit meer wegDe schil der Jos But en zijn vrouw hebben zelfs zonder veel spijt het veelge roemde Veere voor St.-Anna inge ruild en de schrijver Jan Eek hout die er al zo lang woonde heeft na zijn vertrek naar Am sterdam toch zijn huisje aange houden. Hij komt vaak terug. Baron de Meester de Betzeu- broeck, buurman van Van Catz och, op dit pleintje is iedereeen buurman en buurvrouw laat zijn beeldhouwersatelier in Brus sel vaak in de steek om naar zijn huis in St.-Anna te gaan. Om er te gaan schilderen, op-het pleintje en in de buurt. Ook depianist Klein is er komen wonen'; boven de Belgische kolonel Hageman in een van de statige huizen op het rijtje van het kleine gemeentehuis met het torentje En dan is er recht tegenover dat gemeente huisje natuurlijk altijd nogAr- joantje Visser die bij Du Fossé werkt en voor wie, getuige zijn huisje, het bijzonder haveloze misschien wel tot een nieuwe le vensstaat is geworden. Dan zijn er ook nog de Bodderies en de weduwe v. cl. Amele. vanouds St.- Anna ter Muidenaars. Aan de grote weg, even buiten het plein tje dus is het kruidenierswinkel tje van Hoey en St.-Anna ten slotte heeft ook een café: dat van Kaasstekker tegenover Hoey, Het witte huisje van schilder Jos But staat niet op het pleintje maar even verder het land in. „Bewaar me voor het pleintje", bast de schilder en hij bukt zich voor het raam en zwaait met zijn hoofd van links naar rechts: „Kijk, zo gaat dat dan als je op het pleintje woont. Alles zie je van elkaar, alles moet je van elkaar weten. Kijk. (hij draait zijn kalende schedel langs de gordijntjes en loert naar bui ten). Kijk, daar gaat But. Waar zou But nou weer naar toe gaan Die But komt toch ook vaak langs. Kijk, daar heb je But al weer Nee, bewaar me voor het pleintje." But weet het ook van het kistje. Het werd gevonden bij een van de skeletten. Wat zou daar in kun nen zitten? Nee, we hebben het niet opengemaakt. Dat kan niet. Zo'n kistje moet meteen worden opgestuurd naar Leiden. Het zag er aardig uit. Als iemand een ijzeren kistje meeneemt in zijn graf kan je er donder op zeggen dat er wel iets bijzónders in zit. Buts vrouw knikte instemmend. Over oudheden gesproken: het huisje van But werd eeuwen ge leden al vermeid. Het is altijd pastorie geweest. Het hoorde bij de kerk met de zware toren waar nu de opgravingen aan de gang zijn. Misschien liggen de gouden apostelen wel in Buts tuin. In een pastorietuin Dat zou best kunnen. Of misschien komen de beelden bij de opgravingen wel naar boven. De kinderpotten zijn tenslotte ook te voorschijn geko men. Kinderpotten waarin schijf jes been werden gevonden, duide lijk herkenbaar als het bovenste deel van kleine schedeltjes. Want wat deed men vroeger met dood geboren kindertjes, al of niet mis maakt. Kon men deze stakkertjes de gewijde grond van het kerkhof ontzeggen of moest men die on- gedoopten zomaar tussen de za ligen zetten met het risico van ontwijding van de begraaf plaats Geen van beide gebeurde en toch kwamen de kindertjes goed te recht. Men kwam in dat verre verleden tot een compromis: de. kinderpotten belandden tenslotte aan de uiterste "grens 1 van liét" kerkhof. Precies op de grens zelfs waar ze gedeeltelijk in ge wijde grond als ongedoopten mis schien wel over het hoofd gezien zouden worden... „Jaja", zegt But, „het is wat." de bakstenen muur van de dikke toren geplakt zit er een tijdlang de brui aangaf. Eigenlijk zat 'm dat in de rekening aan de P.Z.E. M.. Het ging maar om een paar tientjes en de kerk zei dat de gemeente en de gemeente zei dat de kerk moest betalen. Er kwa men zelfs oude bepalingen van Napoleon aan te pas toen vastge steld moest worden van wie de toren, dus ook de klok en dus ook de rekening was. Voor een paar tientjes stond de tijd dus stil. Inmiddels is de re kening betaald, de klok loopt weer maar het lijkt alsof de tijd er niet meer op gang te krijgen is. Alles blijft zoals het is. Daar helot in St.-Anna ter Muiden geen goei"'opende keurig vergulde klok aan. Van Catz en zijn vrouw weten het nog niet. Van het kistje. „Hee, ik zal er eens naar in formeren", belooft hij. „Zo, dus But had er al van gehoord?" Een fiets schimt voorbij in de regen achtige dag. „Dat is Klein, de pianoleraar. Ja, daar woont hij. Boven de kolonel. De kolonel komt elk weekeinde." Ze komen allemaal. De een met de weekeinden, de ander met vakan tie en weer een ander vanwege de nieuwe levensstaat. Zo gaat dat in het tijdloze St.-Anna ter Mui den. Tijdloos, zo tijdloos zelfs dat de vergulde klok die ergens tegen De regen stokt even. In liet donker plafond van wol ken breekt juist boven het pleintje een gat. Een scherp getekend vormeloos gat dat een milde baan licht naar be neden gooit. De geveltjes lichten op. Kijk, er zitten zelfs knoppen in de bomen. De oude pomp glimt berus tend in het onverwachte licht en enkele figuren bewegen even over het pleintje. Het blijft stil. Het gat in de wolken trekt weer dicht en Van Catz, een passerende boer en misschien nog wel meer St.-Anna ter Muidenaars kijken teleurge steld even naar boven. Het is een bijzonder somber voor jaar. Do mensen worden er ook somber van. Dat kan niet uitblijven.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1962 | | pagina 5