Goudzoekers-drama in de wildernis van Nieuw-Guinea De zaak Van S. De witte hengsten, waarmee Van S. de jungle van Nieuw-Guinea introk, zijn dood. Eén nazaat leeft nog en loopt in Tanah Merah rond. Geen goud van betekenis S-udd uva qaozaq pomudsoii ('H-'K) 1106493 Siwoi&uooai uftw UV 3/1 693X31 ZS6T spill sonen, die beweerden de vind plaats te weten van het goud van Nieuw-Guinea. Beide heren waren het langdurige bezoeken, gedurende welke kaarten, blauwdrukken en schetsen van werktuigen en instrumenten op tafel kwamen. Beide keren was het motief voor het bezoek ge lijk; men bood mij het publi- katierecht aan van de expeditie tegen betaling van een bepaald bedrag. Dat bedrag was zo hoog, dat het aanbod niet eens te overwegen viel. Afgezien daarvan kreeg ik beide malen sterk de indruk met illusionis ten te doen te hebben, met mensen die een teveel aan fan tasie en een tekort aan reali teitsbesef hadden. Overigens waren ze sympathiek en boei end genoeg. Er kwam nog iets bij: ik kende toevallig de vrij wel volledige geschiedenis van de zaak Van S. En dat was meer dan voldoende om ieder plan, dat met goudzoeken te maken had, zover mogelijk uit de weg te gaan. Een van de grootste deskundigen van Zuid-Nieuw-Guïnea, de ver maarde pater Jan Verschueren deed eveneens een poging. Hij wees op het volmaakt irreële van de hele onderneming, en toonde aan dat er in het bijzonder met paarden niets te beginnen was in een wildernis als die, welke Van S. zou moéten doortrekken. Van S. wist het echter veel beter, wijdde geen enkele aandacht aan de adviezen van Verschueren. Op het laatste moment merkte Van S. dat een tweede kompas toch eigenlijk geen luxe zou zijn. Hij schafte het aan. Hij wierf 15 Papoea's aan van de Mandobo stam, die hem zouden vergezellen. Het waren Papoea's, die ook als dragers waren opge treden tijdens de Duitse goud expeditie. De bewapening bestond uit: 4 Mauser-karabijnen en 1 pistool, met resp. 1500 en 100 patronen. Men vertrok. Paarden terug WAT in de weken daarna is gebeurd werd later slechts bij gedeelten bekend en dan nog onvolledig. Dat kan ook niet anders, omdat er nooit een blanke is geweest, die het kon overver tellen. Enkele dingen staan ech ter vast en als eerste feit, dat tijdens de tocht naar Wajop reeds alle factoren aanwezig waren om de expeditie te doen' mislukken. MAANDAG 9 APRIL 1962 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT IN Het verleden zijn in Nieuw-Guinea pogingen gedaan goud te vinden. Er is sprake geweest van enkele goed-voorbereide, solide georganiseerde expedities en van enkele andere, waarvan de mis lukking voor een ieder, die iets kende van de verschrikkingen van de jungle van Nieuw-Guinea, al bij voorbaat vaststond. Wat er aan goud gevonden is in de loop der jaren is van geen enkele betekenis. Of er werkelijk goud voorkomt in redelijke hoeveelheid, lijkt mij twijfelachtig, doch staat niet vast. Omdat er nog steeds onvoldoende geëxploreerd is. De „particuliere" pogingen leverden nooit iels anders op dan teleur stelling en wanhoop. Van een dezer pogingen volgt hierbij het verhaal. Het verhaal van een volledige mislukking, die tenslotte op een afschu welijk drama uitliep. Op moord, doodslag en kannibalisme. Het is een der meest sinistere, schokkende verhalen, clïe wij in de loop der jaren op Nieuw-Guinea noteerden. Het verhaal van de ondergang van een man, die vernietigd werd door zijn obsessie goud. De gegevens ontlenen wij aan officiële rapporten en voorts aan mede delingen van bestuursambtenaren, politie-functionarissen en een pater missionaris. Ten slotte aan een gesprek, dat wij in 1956 met de hoofd dader in de gevangenis van Tanah Merah mochten hebben. Van de drie figuren, die de dramatis personae van dit relaas vormen duiden wij de naam van de hoofdfiguur alleen met diens initiaal aan. Wij doen dit, omdat er reden is aan te nemen dat zich nog familie leden van Van S. in Nederland bevinden. Pengkoreen gevreesde naam IK vroeg de directeur van de strafgevangenis 1ste klas te Ta nah Merah of ik hem mocht zien en spreken, en daartegen bleek geen bezwaar te bestaan. Vijf minuten later verscheen liij: een kleine, onopvallende man, een Papoea, gedrongen, met vrijmoe dig op ons gerichte ogen. Gekleed in een blauiv gevangenispakje. Hij had liet niet warm, hoewel mij het zweet over mijn lichaam droop. Buiten schreeuwden de vogels en dichtbij zaten een paar Indonesische infiltranten droefgeestige k rotjongliedjes te spelen op de gitaren. Hij was het: Rewop alias Peng kor, in 1950 veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf, 15 jaar een eeuwigheid voor een Papoea. Toch geen geslagen man, geen door de opsluiting en het verbro ken isolement met zijn stam ver nietigd leven. Hij maakte integen deel, een vitale, energieke indruk. In de zomer van 1949 reisden drie mannen van Batavia via Merauke aan de zuidkust van Nieuw-Guinea naar Tanah Merah in Boven-Di- goel. Hun namen: M. W. van S.. Van den Berg en A. Fransz. Van S. schijnt een functie vervuld te hebben bij de afdeling Oostazia- tische Zaken van het Binnenlands Bestuur in het voormalige Neder- lands-Indië. Hij liet zijn vrouw en twee kinderen in Batavia ach ter. Van S. had het plan goud te zoe ken in Nieuw-Guinea, en wel in het noordelijk deel van de boven loop van de Digoel, tegen de ber gen aan, noord-westelijk van Ta nah Merah. Hij had volgens zeg gen de beschikking over kaarten en gegevens van de vooroorlogse Duitse goudexpeditie van Erd- mann Sielcken, die van het gouvernement van Nieuw-Guinea een concessie verkregen had. Toen Van S. en zijn twee assisten op Nieuw-Guinea aankwamen, was de termijn van die concessie zojuist verlopen (1949). Grieven DE REIS van Batavia naar Ta nah Merah, die per boot ge maakt werd, is eveneens ge maakt door een missionaris. Deze leerde het drietal goudzoekers kennen en was bereid ons de vol gende persoonsbeschrijving van hen te geven. Woordelijk deelde hij ons mee: Van S. reisde eerste klas, de twee anderen, evenals ik, tweede klas. Als gevolg daarvan lieb ik vooral contact gehad en gesproken met de twee helpers van Van S. Soms kwam Van S. naar beneden om met zijn twee „compagnons", zo als hij lien noemde, te praten. Ik kreeg de indruk dat het meer een soort controle was, om na te gaan of ze niet te véél zouden praten. Van S. herinner ik me als een lange stevig gebouwde man van circa 3035 jaar. Volgens zijn zeggen had hij een zeer avon tuurlijk leven achter de rug. Hij was onder meer koerier in Rus land geweest. Hij was kort in zijn spreken, maakte doorgaans reso lute gebaren en duldde geen tegen spraak. Hij leek me het type van een doorzetter, die, als het moest, over lijken zou gaan. Een uiter mate zelfverzekerd man, die het allemaal beter wist dan anderen en die geen raad van anderen aanvaardde. Laat staan raad zou vragen. Van den Berg, de tweede man, was een ex-K.N.I.L.-sergeant. Z'n leeftijd taxeer ik op 35—40. Tij dens de opstand op Java was hij in Tanah Merah gestationeerd geweest en wel als bewaker dei- extremisten in de gevangenis al daar. Hij had volgens zijn mede delingen enkele patrouilles in dit deel van Nieuw-Guinea gelopen, en gaf zich voorts uit voor een soort geoloog. Hij vertelde me dat hij alles wist van de grondsamen- stelling in het district Tanah Me rah tot aan het bergland toe. Rewop, alias Pengkar, die tot een gevangenisstraf van vijftien jaar werd veroordeeld voor de moord op de blanke goudzoekers. De derde was Fransz in tegenstel ling tot beide anderen die Neder landers waren, een Indische Ne derlander. Hij zal een jaar of 22 zijn geweest en was gewezen lo kethouder in Hotel des Indes in Batavia. Een stille, bescheiden jongen, die droomde van dè ko mende expeditie en haar resul taten. Hij leek mij een aardige sympathieke jongen, die alles deed wat beide anderen hem op droegen. Het duurde niet zo lang of ik merkte, dat dit trio minder homo geen was, minder een team vorm de, dan ik aanvankelijk had ver moed. Van den Berg had bijvoor beeld allerlei grieven tegen Van S. Wat hem dwars zat was o.m. het feit, dat hij niet als compag non jnaar als ondergeschikte door Van S. werd beschouwd. Witte hengsten IN MERAUKE aangekomen, hield Van S. zich volkomen af zijdig van wie dan ook met in begrip van het Gouvernement. Hij meed ieder contact met anderen. Ik kan daaraan geen andere uit leg geven, dan dat hij bang was dat iets van zijn geheim zou uit lekken. Hoe minder mensen er bij zijn onderneming getrokken wa ren, des te beter leek hem, dat voor het welslagen van zijn plan. Dit is ook de directe aanleiding geweest van het krankzinnige plan om niet met inheemse krach ten de jungle in te gaan, maar met paarden. Dat had (volgens Van S.) twee belangrijke voor delen. In de eerste plaats spreken paarden niet, en vervolgens be hoefde hij niet voor voedsel te zorgen. Er was toch voedsel, gras, genoeg in de bossen? Daarbij zouden de paarden zoveel indruk op de inheemsen maken, dat liet risico van een overval door lien uitermate klein te achten was! De paarden, tien witte hengsten, kwamen aan in Merauke en wer den per boot naar Jodoni 80 kilo meter in de Digoelmonding ge bracht. Ze zijn daar enige tijd ge traind in het werk dat hen in het oerbos te wachten stond. In Jodom ontstond al hooglopende ruzie tussen Van S. en Van den Berg over te weinig voeding en te zwaar werk. Er waren levensmiddelen voor slechts drie ■maanden meegenomen, maar Van S. had laten weten dat het in zijn voornemen lag daar zes maanden mee te doen. Uiterste zuinigheid was dus een eerste vereiste. Als er te kort was, zou dit gemakke lijk (volgens Van S.) kunnen wor den aangevuld met jagen en vis sen en voorts door ruilen met de inheemse bevolking. Van den Berg besloot zijn contract te verbreken. Aldus geschiedde. Hij deelde mij nog mee, dat hij naar Merauke terugging, om dan. via Holland naar Australië te gaan. Verblind ER waren in de laatste periode vóór de definitieve start van de expeditie nog verscheidene personen, die een poging deden Van S. tegen te houden, omdat hij volgens hen geen schijn van kaiis had op deze manier zijn doel te bereiken. Van S. luisterde niet eens naar hen. Hij luisterde alleen naar zichzelf. Van S. bleek in geen enkel op zicht over werkelijke leiders-ca paciteiten te beschikken. Hij mis te iedere ervaring en daarbij elk psychologisch inzicht om met in heemsen om te gaan. En niet al- leen met inheemsen. Als de Pa- mbea's niet snel genoeg naar zijn «in opschoten vuurde hij met zijn karabijn over hun hoofden, Wajop werd als eerste grote hal teplaats bereikt en hier werden door Van S. nog een aantal Pa poea's (eveneens van de stam der Mandoboërs) geworven. Het was eveneens in Wajop, dat Van S. eindelijk onder druk der omstan digheden moest toegeven, dat hij met de paarden niet ver zou ko men. Het was onmogelijk geble ken. Van de tien waren er reeds twee door uitputting gestorven. De overige acht zond Van S. on der leiding van Fransz naar Ta nah Meran terug. Fransz kreeg opdracht uiterlijk binnen een maand terug te zijn. Tot zo lang zou Van S. op hem wachten. Fransz leverde de paarden in Ta nah Merah af en keerde terug naar de plaats waar Van S. hem wachtte. Bittere haat DAN vertrekt de expeditie naar de plaats waar volgens Van S. 't goud wacht. Wekenlang door de rimboe, die meter voor meter overwonnen moet worden. Alodor in één richting: de rich ting van het punt waar de Digoel en de Casuaris-rivier samen vloeien. Een doorsteek die aan zienlijk te veel vergde van de on gelooflijk slecht voorbereide on derneming, die alleen door de tirannieke methodes van de leider nog in stand gehouden kon wor den. Wat daar gebeurd is. in die weken, weet niemand. Alleen de Papoea's en zij zwijgen, omdat ze het niet begrepen zullen heb ben. Er hoeft niet aan getwijfeld te worden, dat ze Van S. bitter gehaat moeten hebben. De samenvloeiing werd bereikt. Maar toen was men volledig door de meegenomen vivres heen. Dat betekende, dat men toen reeds moest gaan leven van het bos. Er is geen kariger, gieriger voedsel--' leverancier denkbaar dan het bos van Nieuw-Guinea. Men ging er toe over (omdat men geen andere mogelijklïéid meer had) om sago te eten. Van sago- tuin tot sagotuin trok men verder, deze rampzalige droefgeestige expeditie, aangevoerd door een man, die er de gewoonte van maakte zijn mensen met de loop van zijn karabijn te bewerken. Is het wonder dat deze Papoea's op wraak zinden? Is het wonder dat ze de eerste de beste gelegen heid zouden aangrijpen om terug te gaan? Is het zo vreemd dat ze ontevreden en boos waren? En dan wordt het komplot be raamd om er een eind aan te ma ken. Hoofd van de dragers is Anggepanti, en mandoer (één rang minder) Pengkor. Angganati heeft een plan in zijn hoofd, waarvan hij weet dat het succes moet hebben. Hij is zeer sluw en intelligent. Hij gaat naar Van S. en ziet kans deze te be wegen Pengkor tot leider van de dragers te benoemen, dan zal het volgens Angganati, allemaal veel beter gaan. Pengkor krijgt de opdracht eu vervolgens draagt Angganati Penkor op Van S. t© vermoorden. Motief: slecht© behandeling van de dragers. Zo zeker is Angganati van het succes van zijn komplot, dat hij vast een varkensfeest or ganiseert, waaraan alle toekom stige moordenaars deelnemen. Van S. heeft er geen notie van, wat er achter zijn rug gebeurt, wat er wordt beraamd. Hij heeft geen idee dat zijn leven nu aan minder dan een zijden draad hangt. Hij is een getekende. Geen macht ter wereld kan hem in dit stadium meer redden. (wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1962 | | pagina 7