„DE BOEI" geen hemel, maar ook geen hel op aarde „Ik blij! bij mijn mensen wal er ook gebeurt" ieuw-Guinea vandaag 18 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT VRIJDAG 6 APRIL 1962 ~\7 ERGEET SING SING. Vergeet Alcatras. Ver- geet Duivelseiland. „Leeuwarden", of welke andere vermaarde of beruchte gevangenis, dan ook. Vergeet ze alle! Ze hebben, geen enkele ervan, ook maar in de verte iets te maken met Tanah Merah's „Centrale Gevangenis", die door een ieder die er over spreekt „de Boei" genoemd wordt. In die aanduiding „Boei" steekt overigens niets deginrerends. Het is de normale naam van iedere normale gevangenis op Nieuw-Guinea. „De Boei" van Tanah Merah: de eerste indruk die hij, van buitenaf, maakt is per se niet die van een gevangenis. Eerder die van een goed-afgezet ten toonstellingsterrein of een sportveld. Maar die indruk is onjuist en wordt snel gecorrigeerd door het prikkeldraad op de afzetting en een paar grimmige wachttorens, die vierentwintig uur per etmaal bezet zijn. De „ogen" van „De Boei". Zeer waakzame, zeer actieve ogen. Wat men ziet van buiten, is een complex lage gebouwen, alle zonder verdieping. Ze zijn even lang als de bij de gevangenis behorende bijge bouwen, die zich buiten het complex bevinden. Infiltranten richtten een zangkoor op Het betreden gevangenis. van iedere ook ter wereld, is een ernstige zaak, en in Tanah Merah is dat an ders. Die ernst staat gesc. reven op de gezichten van diegenen, die ons binnenlaten. De poort wordt geopend en direct na ons binnen treden weer solide gesloten. Dat is begrijpelijk, als men weet. dat in dit contplex een aantal perso nen geïsoleerd wordt gehouden in verband met door hen gepleegde criminele, strafbare feiten. Tden kan hen in drie groepen verdelen: infiltranten; zij, die zich misdra gen hebben tegenover de staat en autochtone misdadigers. De laatste categorie bestaat goed deels uit Papoea's uit de omge ving van Tanah Merah. Wij lopen door het complex en ontmoeten de drie categorieën. Alle drie hebben ze een zichtbaar herkenningsteken: hun gevange niskleding. Die bestaat uit een korte blauwe broek, een blauwe kiel en een blauw petje, met daar op de letters GEV (Gevangenis). We treffen het die dag bijzon dei- slecht. omdat bijna de complete bezetting van „de Boei" ziek is. Dat is overigens eveneens het ge val met de rest van de bevolking van Tanah Merah. Iedereen heeft, of is bezig te krijgen, influenza. De ziekte is niet ernstig. Hij komt plotseling op en duurt drie dagen. Daarna neemt hij even snel af. Oost in oost SLECHTS enkele gevangenen zijn. niet ziek, maar ook de zieken maken niet de indruk, dat het uitzonderlijk slecht .net hen gesteld is. In elk complex dat we binnengaan, elk blok, staan ze op en blijven rustig staan tot we weef verdwenen zijn. We worden in dat uur geconfron teerd met onder meer een aantal mannen, die van Indonesië uit, al dan niet met aanvankelijk succes, getracht hebben in Nieuw-Guinea te infiltreren. Er moeten weinig gebieden ter aarde zijn, waar in filtreren zo moeilijk, zo gruwelijk zwaar is. als hier, in Nieuw-Gui nea. Waar het land zelf al een barricade vormt, en waar de be volking zich praktisch unaniem tegenover infiltranten teweer stelt. Wie ze nu ziet, hier in ,,de Boei", gestoken in dezelfde kledij, rustig op een rij staande, kan zich moeilijk voorstellen, dat er zich mensen onder bevinden, die een behoorlijke portie hel-van-Nieuw- Guinea achter de rug hebben. Mensen, die Indonesië verlieten om zich in een bijster ongewis avon tuur te storten. Mensen, die, om welke reden, welk motief dan ook, zich aan grote en zéér grote ge varen blootstelden. Zijn dit nu onze vijanden Het moet wel, omdat ze hier anders niet zouden zitten. Maar zelfs dat is moeilijk zich te realiseren, zo „onpersoonlijk" zijn deze mensen in hun optreden. Als we een blok verlaten, kan men moeilijk nala ten hen als groet toe te knikken. Dat is logisch en menselijk. Ze knikken allen terug, met iets van een verre glimlach over de gczich- „De Boei" van buitenaf. of ten. Is die reactie, gemeend slechts werktuigelijk Zo ooit. dan besefte ik in dat uur. hoé bitter weinig men weet van het innerlijke leven van een oos terling. Spookbeelden ANDERE blokken, gevuld niet autochtone misdadigers. Pa poea's, die zich aan misdrij ven hebben schuldig gemaakt, die naar Nederlandse begrippen le venslang zouden eisen, maar die hier, omdat het veelal adatmis- daden zijn, slechts enkele jaren worden vastgehouden. Welke die misdaden dan wel zijn Rituele moord, koppensnellerij, kanniba lisme, „normale" moord en zeden misdrijven. Om die misdaden zit ten liier Mappiërs, Moejoes, Ma- dobo-ers eii Auwjoès. Ze zijn to taal anders dan de Indonesiërs: veel primitiever, wilder, grimmi ger. Ik zag twee kerels, beiden kannibalen, die me een lichte ril ling over de rug joegen nadat ik liad vernomen om welke reden ze hier zaten. Twee oer-mensen, twee homo primitïvi, wier ontwikkeling eeuwen ten achter bleef aan de onze. Twee wezens, wier gezich ten nog nauwelijks iets menselyks bezaten. Ook zij waren ziek, ook influen za. Ook drie dagen. Met de deken om hun tanige, benige lijven za ten ze als levende spookbeelden op hun britsen. Beslist geen aan genaam beeld. Een scène uit een gruwelfilm. ONZE MEDEWERKER, An- thony van Kampen, die op zijn reis door Nieuw- Guinea oolc Tanah Merah be zocht, kreeg bij hoge uitzonde ring als eerste journalist toe stemming een bezoek te bren gen aan „De Boei", de gevan genis van Boven-Digoel. Aan die toestemming loaren enkele voorwaarden verbonden. Onder meer: de gevangenen mochten niet gefotografeerd worden; er mochten geen persoonlijke ge sprekken met hen plaatsvinden namen en getallen dienden niet vermeld te worden. Hierbij pu bliceren wij de reportage van dit bezoek van onze medewer ker, die zich, afgezien van de beperkende bepalingen hierbo ven genoemd, overigens vrije lijk tussen de gevangenen kon bewegen. „Gevlucht" DE BEWAKING geschiedt dooi' Nederianders en Pa poea's, die tevens de verzor ging van de gevangenen voor hun rekening nemen. Dezen zijn on dergebracht in stenen barakken, die een zindelijke indruk maken. Iedere gevangene heeft een brits, een deken en een klamboe. Het eten is redelijk, hoewel een ge vangene dat zelf niet spoedig zal toegeven. Wij spraken over de voeding met de (Nederlandse) arts van de gevangenis. Hij deelde mij mede. dat het eten uiteraard niet luxueus is, maar absoluut voldoende om gezond te blijven. Het is in ieder opzicht aanzienlijk Anthony van Kampen: j beter dan wat de autochtonen bui ten de gevangenis krijgen. De dokter vertelde ons nog iets: enige tijd geleden werd een der gevangenen wegens ziekte opge nomen in het ziekenhuis. Na en kele dagen werd 's nachts op de poort van „de Boei" geklopt. De man bleek uit het ziekenhuis ont vlucht te zijn vanwege de (zjjns inziens) slechte voeding die men hem daar verschafte. Of hij weer terug mocht in „de Boei". Het verhaal besluit met de niet van humor gespeende mededeling van de vluchteling, dat hij desnoods, in verband met z'n ziekte, wel te rug wilde naar het ziekenhuis, mits hij dan echter dagelijks eten uit „de Boei" kreeg. Alle veroordeelden moeten in prin cipe werken. Dat werk geschiedt praktisch zonder uitzondering met instemming van de gevangenen zelf, die daarin een welkome af leiding zien. Het bestaat uit het helpen bij het laden en lossen van schepen te Tanah Merah, uit vlechtwerk (stoelen en banken), uit het graven van grint, houtbe werking en stenen bakken. De in filtranten zijn doorgaans bezig met het vervaardigen van stenen en het maken van duikers. Zware zwarte shag woi'dt de gevangenen uitgereikt, of, indien gewenst, snoep. Op feestdagen krijgt men extra rantsoenen tabak en „stroop" (limonade). Voor lectuur is weinig of geen belangstelling. Het nieuwsblad van het Gouver nement wordt echter ter lezing uitgedeeld. Geestelijke verzorging EEN PREDIKANT verzorgt de protestantse gevangenen en 'n pastoor de katholieke. De mohammedanen verzorgen hun ei gen eredienst. De sfeer tijdens de geestelijke verzorging is uitste kend. Incidenten komen niet voor. Voor de komst van de beide gees telijken is grote belangstelling, hetgeen o.m. blijkt uit het feit, dat een aantal protestantse ge vangenen niet lang geleden kwam tot oprichting van een zangkoor. Voorts verzochten de protestanten boekjes met toelichting op de Bij bel. Het verzoek werd ingewilligd. TOEN IK, zes jaar geleden in Merauke een bezoek bracht aan de apostolisch vicaris, mon seigneur Tillemans, ging dat be zoek gepaard met donder en bliksem. En met tropische regen buien. Wij hebben hem nu op nieuw bezocht en de situatie was vrijwel gelijk: heel de dag had de regen moeten komen, maar hij kwam niet. Tegen de avond leek Merauke een oven. leder een wachtte op de regenexplo sie die moest komen. De weg rookte van de hitte als stond hij in brand. En regen en damp omgaven het huis van de bis schop toen wij dat bereikten. Hij bleek weinig veranderd; iets ouder, iets ernstiger. Maar even gastvrij, even royaal, even mede deelzaam. MONSEIGNEUR Tillemans, ook een sluk Nicuw-Guinea- geschiedenis. Levende ge schiedenis. In 1928 werd hij tot priester ge wijd, in Stein (L.) en 'n jaar li ter vertrok hij reeds als missiona ris naar Nieuw-Guinea, deel uit makend van de congregatie van het Heilig Hart. Een K.P.M.-er bracht hem naar Kaïmana en een zeilboot naar de Mimika. En daar. aan de zuidkust van dat eiland, begon het. Hij werkte in onbestuurd gebied, en viel van het ene ruige avon tuur in het andere. Een leven tus sen primitieven, die nog voor hon derd procent hun rituelen e"n bloedige adat volgden. Pastoor Tillemans bleek geschapen voor het werk dat hij had gekozen. In 1942 moest hij echter vluchten naar de Wisselmeren in verband met de komst van de Jappen. Hij bleef in het gebergte tot mei '43. waar hij nauw samenwerkte met figuren als Jan van Eechoud en dr. („Jungle Pimpernel") de Bruyn. Een tijd, die een verhaal op zichzelf vormt. Van '43'46 naar het Moedjoe- gebied en in '46 terug naar de Mi mika aan de zuidkust. En cjan eindelijk, in '47. voor het eerst terug naar Holland. Hij bleef er tot februari '49, om vervolgens naar de Wisselmeren terug te gaan. Tot mei '50. Wederom naar de Mimika en tenslotte, in 1950. benoemd tot apostolisch vicaris te Merauke. Hij was daarmee de eerste bisschop van Merauke ge worden. Gewijd op 5 november 1950 door mgr. Verhoeven uil Menado, die zich daar momenteel nog bevindt. MGR. TILLEMANS blijft-. Zijn beste tijd HIJ vertelt dit alles snel, alsof het niet belangrijk is. Alsof al die jaren samen niet een indrukwekkend stuk Nieuw-Gui- nea-historië vormen. Pastoor missionarisbisschopin een land, zoliard, zo moeilijk, dat je stevig in je schoenen moet staan. Zowel lichamelijk als psy chisch. Een land, dat ook priesters probeert te breen. En soms, een enkele maal, met succes. Ik vraag hem: „Monseigneur, wat beschouwt U als de beste tijd van uw leven Het antwoord: „nog altijd m'n pastoorsjaren in het binnenland. Als het kon zou ik nog zó terug willen. Dit mag dan. een hard land zijn, je vergroeit als missio naris met de bevolking. Je maakt vrienden. Die mensen worden een deel van je bestaan, waar je ei genlijk niet meer buiten kunt". „Was het missiewerk vroeger, in uw tijd, zwaarder dan thans „Nee, beslist niet. Het was ge makkelijker. Omdat je brak met je eigen wereld. Ik kreeg toen, in die jaren, tweemaal per jaar post uit Holland en vond dat 'nor maal. Nu is er iedere week post en dat betekent, óók voor missio narissen. dat je dus eigenlijk niet meer breekt met die andere we reld. Je leeft met dat deel in die GEVANGENIS IN TANAH MERAH De gevangenen mogen post ont vangen en eenmaal per week een brief schrijven. Een deel van hen maakte van dit privilege gebruik. Een ander, veel groter deel heeft blijkbaar geen of nauwelijks be hoefte tot schrijven. Normale brie ven aan directe familieleden, waarin geen mededelingen staan die de gevangenis-censuur niet kan laten passeren, gaan door en worden gepost. Een methode, die oneindig veel soepeler en vlotter verloopt dan uit omgekeerde rich ting. Ambonezen en Kei-ezen wachten hier, in Nieuw-Guinea, soms jarenlang te vergeefs op enig bericht uit Indonesië. Maar dit terzijde. Er wordt veel aan sport gedaan: aan badminton, volleybal, ping pong en voetballen. Het laatste uitsluitend buiten de gevangenis door de autochtonen. Hemel noch hel HET REGIEM in de gevange nis van Tanah Merah is niet dat van een concentratie kamp, en er is geen enkele plau sibele reden te herinneren aan de dagen van de „hel van Boven-Di goel". Er is een humaan regiem. Men kan natuurlijk bezwaarlijk beweren, dat een verblijf in „de Boei" een hemel op aarde is. Het is evenmin juist te spreken over een soort Nieuw-Guinea-duivels- ciland. Een hard regiem is trouwens ook niet nodig, gezien het optreden van de gevangenen zelf. Naar wij vernamen, was een deel der in filtranten «bij aankomst te Tanah Merah onhoffelijk en uitdagend. De leiding van de gevangenis heeft deze personen toen toege sproken en hen gezegd wat er van hen werd verlangd. Dat bleek voldoende. Daarna gaf hun ge drag geen of nauwelijks aanlei ding tot correcties. Met enig psy chologisch inzicht bleek men ver te komen. Men wees er de gevan genen op, dat ze hier nu eenmaal niet voor hun plezier zaten, en dat „de Boei" evenmin iets als „De ogen" van „de Boei" in Tanah Merah een vakantiekolonie was, Wié- echter redelijk z'n verstand bruikte) behoefde zich geen al te grote zorgen te maken. Hoelang deze mensen hier zullen blijven is niet bekend. Vermoede lijk zullen ze echter op een dag weer de poort van de gevangenis van de andere kant mogen bekij ken. Men behoeft er niet aan te twijfelen, dat de toestanden daar-, in' dan met de zwartste kleuren zullen worden afgeschilderd, en dat aan de reeds bestaande le gende van de „hel van Digoel" een nieuw hoofdstuk zal worden toegevoegd. Het zou een wonder zijn, indien de wereld die dag niet verneentt, dat gevangenen in Ta nah Merah de hongerdood nabij waren. Dat de accommodatie ten hemel schreiend was. Dat men van iedere geestelijke bijstand was verstoken. Dat men geslagen werd. Kortomdat „de Boei" van Tanah Merah de hel op aarde was, of op zijn minst een dépen dance daarvan. f Ik heb deze mensen gezien, de plaatsen waar ze sliepen, hun voedsel, hun tuinen, hun spellen. En ik heb ze verre van benijd. Omdat het gevangenen waren. Een gevangene is nooit te benij den, wat ook het misdrijf of de overtreding was, waarvoor hij werd geïsoleerd. Het zou onmen selijk zijn hen niet te beklagen. Het zou even unfair, even onbe hoorlijk zijn te beweren, dat hun behandeling niet aan redelijke ei sen voldoet. Een hemel Nee. Maar nog veel minder een '„hel". Tenslotte: het ware te wensen, dat alle Nederlandse gevangenen in Indonesische gevangenissen ge zeten hebbend, of thans daarin zittend, een zelfde behandeling verkregen als deze „martelaren van Boven-Digoel". Het is goed deze zaken nu, in dit, stadium, vast- te stellen. En niet te ver gelen. wij, als er iemand zó ziek is, dat het hopeloos wordt genoemd U weet wat we dan doen: we gaan naar waarzeggers en kwakzal vers, naar helderzienden en ande re moderne heksenmeesters. En we halen er de sterren en de pla neten bij. Onder het motto: je kunt nooit weten of het helpt, baat het niet, dan schaadt het evenmin. Ik blijf WAT doet U als hier een Indonesische invasie zou plaatsvinden „Ik doe dan wat ik als geestelijke en ze ker ais leider van de geestelijken hier, moet doen. Wat mijn plicht is. En die is: blijven. Bij mijn mensen. Dat is hier, en overal in de wereld, de eerste plicht van een priester. Ook als dat bijzonder onaangenaam is. Ik herinner me de tijd, dat de Jappen in de Mi mika aankwamen. Ik kon daar toen niet blijven, omdat do geal lieerden me nodig hadden voor bepaald intelligence-werk. Ik moest weg. Ik zal nooit verge ten boe ze, de Jappen, dat op mijn mensen daar gewroken heb ben. Ze dachten, de Jappen, dat men wist waar ik me bevond. Dat heeft verscheidene mensen het le ven gekost. Een bijzonder trieste herinnering". Het is middernacht. Met tussen pozen dreunt de donder over Me rauke. Zwijgend zitten we nog even te genover elkaar, en ik besef in dat uur hoe groot de zorg moet zijn van deze merkwaardige kerk vorst. levend aan de rand van de wildernis, en met die wildernis innig vergroeid. Omdat flit het rijk van zijn mensen is. Mensen, die hij niet als primitieven of ex- primitieven ziet na al die jaren, maar als medemensen. Voor wie hij verantwoordelijk is. Het zit hem dwars,, deze bisschop van Merauke, dat zijn werk, lang geleden hier begonnen, in gevaar verkeert. En ik heb het gevoel dat hij nauwelijks begrijpt waar om er niet voldoende nieuwe krachten komen uit Nederland. Juist nu, in dit stadium. Hij staat op en brengt me naar de deur. En daar nemen we af scheid. Wanneer zal ik hem op nieuw zien en spreken? Hoe? En waar Men zou het de sterren en plane ten willen vragen. Maar de regen heeft ze die nacht alle verborgen. Ze geven geen antwoord. wereld mee. Nu vindt men 6 jaar missiewerk lang en 8 jaar héél lang". Zwarte kunst IK VRAAG: „is het waar, mon seigneur, dat hier, bij Merau ke. na bijna zestig jaar missie werk toch nog symptomen van zwarte kunst worden gesigna leerd En dat ook bepaalde, offi cieel uitgebannen, rituelen nog voortleven „Men moet het niet overdrijven, maar dat komt inderdaad nog, zij het sporadisch, voor. Het is nog maar kort geleden, dat hier 3 jongens zijn gestorven tijdens een iniatie-ritueel, waarbij ze ver plicht waren lijkenvocht te drin ken". „Waren dat katholiek gedoopte mensen „Dat waren katholieken... ja... maar wat wilt U Wat doen wij, blanken, in tijden van grote pro blemen Wat doen wij als wij in twijfel verkeren Wat doen

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1962 | | pagina 10