Waardering en kritiek
bij Nederlands beleid
Mariniers...
„vlooien" in Nieuw-Guinea's jungle
Hoe lang moeten de
Nederlanders blijven?
NIEUW-GUINEARAAD
MINDER GOED
VIER JAAR TE LAAT
NAAR NEDERLAND?
Expeditie van
kust tot kust
INFILTRATIE VAN '60
KORPORAAL DE BEER
PAPOEASE NATIE
I
MAANDAG 12 MAART 1962
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
Een overzicht van Manokwari,
waar het onderhoud met de ze
ven Papoea's, vier politieke
partijen op Nieuw-Guinea ver
tegenwoordigend, plaatsvond.
de mensen uit het Zuiden, ieder
een. Alleen in de dagelijkse om
gang zal men dan de verschillen
merken, maar naar buiten zal als
een eenheid worden opgetreden.
Hetnationaal bewustzijn neemt
toe. Daarom zijn de politieke par
tijen zo nuttig. Je bent dan sa
men, vreemd. Dan zie je alleen
nog maar de partij en niet de
mens, het ras, de stam.
Vr.: Hoe lang moeten er nog Ne
derlanders in uw land zijn?
Antw.: (Jan Ariks). Tot we ryp
zijn.
2. Nog een aantal jaren. Als de
Nederlanders nu vertrekken, be
tekent dat een groot gevaar voor
ons.
3. De Nederlanders moeten ver
trekken als alle. Papoea's een ge
lijke ontwikkeling bezitten als al
lé Nederlanders.
4. De Nederlanders moeten nog
30 jaar blijven, economisch gezien.
Voorlopig is er geen enkele kans
op enige economische zelfstandig
heid van ons land.
5. Ik vind de vraag te moeilijk om
te beantwoorden. Misschien moe
ten de Nederlanders, onder dwang
van anderen, morgen al weg. Als
wij, de Papoea's, het moeten be
palenIk zou het niet in jaren
kunnen uitdrukken. Mijn party, de
PARNA zegt dat de Nederlanders
tot 1970 moeten blyven.
G. Ik heb er geen heldere gedach
ten over. Wij moeten eerst leren,
kennis verzamelen, gelijke school
ervaring opdoen als de Nederlan
ders. Dan pas kunnen we over dit
vraagstuk oordelen.
Vr.: Hoe is uw mening over de
Nieuw-Guinea-Raad
Antw.: Die is minder goed dan
«ij wel zouden willen. Ons groot
ste bezwaar is, dat er veel te wei
nig contact is tussen de kiezers en
de gekozen raadsleden. Wij sturen
steeds brieven, rekesten, moties
naar de Raad. Ze worden niet in
behandeling genomen. Het ergste
is echter, dat men nooit enig ant
woord ontvangt. Men krijgt de in
druk dat de leden, nu ze eenmaal
zijn gekozen, zich niets meer van
de kiezers aantrekken. Wij vinden
dat zeer onbehoorlijk. Men houdt
ons voor de gek. Dit is de mening
van iedere kiezer, zonder uitzon
dering. Op de resoluties van de
politieke partijen wordt evenmin
gereageerd. Misschien reizen de
leden te veel. Je kunt beter aan
de gouverneur schrijven. Dan
krijg je tenminste antwoord.
IN GESPREK MET ZEVEN PAPOEA'S
GEDURENDE DE DAGEN, die wij in Manokwari door
brachten, deed zich een bijzonder gunstige gelegenheid
voor met een groep Papoea's in contact te komen, die
men tot het denkende (en speciaal politiek-denkende) deel
van dit volk mag rekenen. Het waren zeven leden van de
Studieclub Manokwari, die regelmatig in een eigen wijkge-
bouw bijeenkomen om actuele zaken en problemen met
elkaar te bespreken. Dat de heer Jan („Bapa") Ariks, een der
werkelijk belangrijke figuren in de Papoea-wereld, tot dit
zevental behoorde, maakte de samenkomst voor ons extra
belangwekkend.
Hieronder volgen de vragen, die wij stelden en de daarop
verkregen antwoorden. Deze antwoorden vertolken in het al
gemeen de gezamenlijke opinie der zeven. Een enkele maal
waren er verschillen van mening. Waar deze van belang wa
ren, wordt dit vermeld. De zeven Papoea's kwamen uit diverse
streken van Nieuw-Guinea: uit Manokwari en Wandammen,
van Seroei, Noemfoer en Hollandia. Er waren vier politieke
partijen vertegenwoordigd: de PONG („Eendracht van men
sen van Nieuw-Guinea", waarvan Jan Ariks voorzitter is)de
EPANG („Eenheidheidspartij Nieuw-Guinea", waarin men
als leden Arfakkers, Chinezen, Indonesiërs en Indische Ne
derlanders aantreft), de PARSEPP („Verenigde partij van
jonge mannen en vrouwen") en de PARNA („Nationale
Partij").
Vr.: Welke zyn de media, waar
door U zich politiek kunt oriënte
ren
Antw.: De belangrijkste voor ons
zijn de radio en de studieclub. Wat
de radio betreft, er wordt ook veel
geluisterd naar radio Makassar
(die buitengewoon helder door
komt) en Djakarta. Wy geloven
slechts een deel Aan datgene wat
daar wordt verkondigd. Het is de
kunst om de Avaarheid te vinden
tussen beide radio's. De waarheid
ligt altijd in het midden. Men
moet steeds een eigen standpunt
bepalen. Dat kan, omdat men in
het leven a'erstand heeft meege
kregen.
Vr.: Acht U zich geheel vrij om
zich ook ten aanzien van de Indo
nesische politiek te oriënteren?
Antw.: Ons wordt niets verboden,
geen krant en geen buitenlandse
radio. Wij zijn volkomen vrij en
gebruiken die vrijheid. Het is goed
dat die vryheid er is. Het is te be
treuren, dat onze eigen radio, de
RONG op Biak, vaak ernstig
wordt gestoord of uitvalt. Hierin
zou spoedig verbetering dienen te
komen. Juist nu. Waarom komt
radio Makassar aanzienlijk beter
door dan de RONG Wij b.egrypen
dat niet. Onze radio mag niet fa
len. Maar soms faalt ze.
Vr.: Bent U van mening, dat het
Nederlandse gouvernement vol
doende voor U doet wat het aan
kweken van algemene ontwikke
ling betreft?
Antw.: Men is vier jaar te laat
begonnen. Van '49 tot '53 is er
weinig gedaan. In '58 is men in
feite pas begonnen de zaak se
rieus aan te pakken. Zoals het nu
gaat, zijn Avij teATeden. Als men
eerder Avas begonnen, waren er
Avaarschijnlijk enkele jaren gele
den geen 200 Papoea's ada Sorong
naar Indonesië Aertrokken. Ze
kregen geen kansen hier, en daar,
in Indonesië, werden hun wel kan
sen beloofd. Of die beloften zijn
nagekomen? Dat kunnen aa'ij U
niet zeggen. Wij Aveten het niet.
Wij hebben nooit meer contact
met deze uitgeAvekenen gehad.
Eenmaal heeft een van hen, een
zoon a'an Inuri, iets over de radio
verteld, maar tydens die uitzen
ding viel juist het geluid Aveg.
Toen Avisten Ave nog niets. Dat
was heel jammer.
Vr.: Wie van U zou graag naar
Nederland willen gaan, hetzij uit
een oogpunt van vermeerdering
van algemene ontwikkeling, hetzij
om in technisch opzicht het nodi
ge aan te leren?
Antw.: 1. Ik ga binnenkort.
2. Ilt zou graag gaan, maar krijg
geen kans. Dat spijt mij.
3. In '57 heb ik verzocht te mogen
gaan, maar ik mocht niet. Nu wil
ik niet meer. Ik weiger gebruikt
te worden als een stukpolitiek
gereedschap. Als ilc ga, dan wil ik
alleen particulier gaan, voor eigen
rekening.
4. Ik blijf hier. Ik heb een goedlo
pend groentebedrijf, dat ik niet in
de steek wil laten. Ik ben waar
schijnlijk ook al te oud voor zo'n
reis.
5. Ik verricht boekhoudwerk bij
een bedrijf, maar ik zou graag een
kans krijgen bedrijfsleider te wor
den. Daarvoor zou ik naar Neder
land moeten. Ik zou dat met ge
noegen willen.
6. Ik zou heel graag willen om een
vak te leren. Ilc zou dan misschien
later een van de bedrijven van de
hier vertrekkende kolonisten
De. korporaal
De Beer.
der mariniers
HET KORPS MARINIERS be
zit een indrukwekkende
leeftijd. Het werd in het le-
a'en geroepen anno 1665, hetgeen
betekent dat niet zo lang geleden
de 296ste verjaardag kon worden
gevierd. De geschiedenis van het
korps heeft pagina's, die aan een
heldendicht ontleend zouden kun
nen zijn. Het korps bezit een de
vies. dat luidt QUA PATET
ORBIS, hetgeen, ATij vertaald, be
tekent: zo Avijd de wereld strekt.
Of, zo men avïI, waar ter wereld
ook. Dat Avaar ter wereld ook
is momenteel a'oor de Neder
landse marinier Nieuw-Guinea.
Sinds 1950 bevinden zich daar mo
biele eenheden, die, om de Avoor-
den a'an de majoor der mariniers
W. Edouw, commandant van de
marinierskazerne Manokwari te
citeren: „als vlooien door bet bos
springen". Dat is dan misschien
wat vreemd gezegd, de betekenis
is duidelijk.
Gedurende onze reis langs en door
Nieuw-Guinea vernamen wij,
vaak op de meest onverwachte
momenten, mariniers-verhalen.
Soms Avaren dat sterke verhalen,
soms zeer sterke, en een enkele
maal bijna ongeloofwaardige. Bij
verificatie bleken ze doorgaans
juist te zijn. En omdat ze dit zijn,
behoeft het nauwelijks verwonde
ring te wekken, dat de reputatie
der mariniers in NieuAV-Guinea
bezig is legendarisch te.worden.
Dat die legende kon ontstaan is
voor een deel te danken aan de
wijze waarop de mariniers ge
traind worden voor het werk in
het bos van Nieuw-Guinea, dat
een uitermate moeilijk, zwaar,
mens-vijandig bos is. Een jungle,
die zich met de meest effectieve
middelen te weer stelt tegen het
binnendringen van de mens, met
name de blanke. Ook tegen het
binnendringen dus van de mari
nier. En hij moet naar binnen.
En meer dan eens onder omstan
digheden, die verre van plezierig
zijn. Omstandigheden, zoals bij
voorbeeld het achtervolgen van
Indonesische infiltranten.
MEN herinnert zich de geschie
denis van de grote infiltra
tie, die eind 1960 plaatsvond
in de Etna-baai. 'n geschiedenis,
die enkele maanden in beslag nam
en die topprestaties te zien gaf
van zowel infiltranten als mari
niers en politie. Alle drie groepen
bestonden het, praktisch een door
steek van de zuidkust van NieuAV-
Guinea naar de noordkust te ma
ken. Een ongelooflijk avontuur.
Op Monokwari ontmoetten wij een
van de A'oornaamste figuren uit
die expeditie, de eerste luitenant
der mariniers W. Kayzer, die een
grote rol speelde in dat eindeloos
lang durende jungle-gevecht. Lui
tenant Kayzer heeft het ons nog
eens helemaal verteld, aan de
hand van zijn dag tot dag bijge
houden notitieboekje. Allemaal,
Avat ze beleefden, ondervonden, le
den, in de moerassen van dit stuk
Avildernis, op de kali's, op de berg
hellingen en in de bossen, die in
feite nimmer eindigende valstrik
ken voor hen waren. Een honger
tocht ook, toen. keer op keer. het
voedsel op was en men verplicht
AA'as te leven als de mensen in de
ze wildernis, de Papoea's. Dat be
tekent te leven in dichte, grijze
wolken muskieten, waartegen
niets, zelfs geen klamboe, bestand
is. Te leven van dat wat de jacht
opleverde: soms wilde varkens,
casuarissen lcroonduiven, soms
suikerriet, soms alleen sago. An
dere keren werd geleefd op schild
padeieren en wilde pisangs. Als
het geluk met hen was, op kake
toes, eenden, loeries, duiven, jaar
vogels, kangoeroes en boskippen.
Men leefde A'an alles wat het bos
gaf, en meestal was dat bitter
weinig.
Het moeilijkst was het in het ge
bergte, toen men was aangeAvezen
op kladi en oebi, het normale di
eet van de kleine berg-Papoea's
in het Wisselmeren-district.
Zo trokken zij door het land. de
ze mariniers, de inheemse politie
agenten (Papoea's dus) en de in
clienst genomen dragers. Met al
door één doel: het grijpen der
vluchtende infiltranten, die Ave-
kenlang ongrijpbaar bleven. Zo
volgden ze het spoor, met kaarten
die niet klopten omdat er nog
geen goede kaarten van bestaan.
En zo leverden ze het bewijs,
Avaartoe,als het werkelijk moet,
een marinier in staat is. Dat is
aanzienlijk méér dan de gemiddel
de Nederlander ook in z'n wildste
fantasie kan veronderstellen.
Een geschiedenis, die geen einde
scheen te nemen, die zich rekte
van dag tot dag. en a-an week tol
week. Lopen.... lopen.... lopen.... of
kruipen en slapen in snel gemaak
te bïvakjes en proberen aan aa'at
voedsel te komen. Slapen bij berg-
Papoea's die onder de vlooien za
ten. De strijd met de hitte die
nooit eindigde, en die andere
strijd: met de onzekerheid of ze
zouden slagen.
Zo trokken ze verder, de mannen
van luitenant Kayzer. vermoeid,
soms bijna gebroken, soms volle
dig kapot, maar altijd nog in het
bezit van een vonk fanatisme. De
vonk, die zelfs smeulen bleef, toen
het welslagen dezer gigantische
onderneming een uiterst hachelij
ke, dubieuze zaak leek te worden.
Ze haalden het, maar vraag niet
hoe. Vraag ook niet aan luitenant
Kayzer, die het allemaal vertelde
aan de hand van de notities in z'n
boekje. Hij houdt zich bij de fei
ten, data, namen. Er is niets dra
matisch aan dat verhaal. En toch
is het een moderne odyssee, zich
afspelend in de jungle van Cen
traal Nieuw-Guinea. Voor luite
nant Kayzer en zijn mannen van
10 december tot 21 februari 73 da
gen.
kunnen overnemen. Dat wil ieder,
een korte, praktische vakoplei
ding.
7. (Jan Ariks, 64). Ik wil wel
naar Nederland, maar alleen voor
3 maanden. Als vakantie. Ik ben
al veel te oud. Overigens ben ik
van mening, dat het nuttiger is
hier, op Nieuw-Guinea, vakscho
len te openen. Opdat onze jonge
mensen niet zo'n lange en kostba
re reis behoeven te maken. Het
beste lijkt me, dat deze generatie
nog de kans krijgt zich te óntAvik-
ltelen in Nederland. De volgende
generatie zal echter alles op eigen
scholen in ons eigen land moeten
kunnen leren.
Vr.: Wat is uw oordeel over het
Papoea Vrywilligers Korps?
Antw.: Het korps is dringend no
dig. Het had er al veel eerder
moeten zijn! Het is te betreuren
dat het zo klein is. Ook al omdat
het zoveel geld kost. Er moet ech
ter dienstplicht komen op Niemv-
Guinea. Iedere echte, werkelijke
staat heeft dienstplicht. De leden
van het korps zijn 1620 jaar
oud. Dat is te jong. In het oude
Papoea-bataljon aa'aren ze ook
ouder.
Vr.: Hoe vindt U de houding van
de gemiddelde Nederlander op
Nieuw-Guinea ten opzichte van de
gemiddelde Papoea?
Antw.: Er zijn barrières die er
altijd zullen blijven. Er zijn ver
schillen, die niet weg te cijferen
ER IS ÉÉN MAN, die luitenant
Kayzer herhaaldelijk noemt.
Deze: De Beer. Korporaal der
mariniers De Beer. Als zijn relaas
uit is en het boekje wordt geslo
ten, vraagt hij of De Beer kan ko
men. Het is een algemeen bekend
feit, dat moed niet herkenbaar is
aan uiterlijke kentekenen. Op
straat, of waar dan ook herkent
men geen „held". De luitenant
Kayzer is. als men met hem
spreekt, een zeer eenvoudig, nor
maal, in geen enkel opzicht spec
taculair man. Een militair zonder
meer. Eén uit duizend, of tiendui
zend. Het had een bureau-man
kunnen zyn.
Korporaal De Beer blijkt aanzien
lijk méér opA'allend te zijn. Niet
vamvege zijn postuur, want hij is
klein A'an stuk. Niet vanAA'ege zijn
optreden, want hij is nauAvelijks
in de zaak geïnteresseerd. Maar
Avel vanAvege zijn snor. Het AA'as
de mooiste, meest formidabele,
meest artistieke snor die wij ooit
een Nederlands militair zagen sie
ren. Alleen al vanwege die snor
zal korporaal De Beer ons onver
getelijk blijven. Hij had, en wij
zeggen dit met alle respect voor-
zijn daden met betrekking tot de
achtervolging der infiltranten,
iets A'an een figuur uit een ouder
wetse Duitse operette- Nooit za
gen Avij een man trager, onwilli-
ger poseren voor een foto, waar-
bij, toen deze genomen Averd, ge
roepen is: maak hem dwars, an
ders komt die snor er niet op.
Het korte gesprek, dat wij met
korporaal De Beer hadden, le\rer-
de geen regel voor dit verhaal op.
Hij heeft op onze vragen alleen
maar „ja" en „nee" gezegd, en
dat zelfs nog ongeïnteresseerd
Hij geloofde het wel. Hij wilde ei
AA'el van af zijn, leek ons.
Maar de tocht van luitenant Kay
zer is niet denkbaar zonder kor
poraal De Beer, Inclusief diens fa
buleuze knevel.
JAN ARIKS
...Ilc wil wel naar Nederland...
landers en Indische Nederlanders.
Met de laatsten is het contact
moeilijker. Ik was laatst op een
dansfeestje en danste met een
meisje dat een Indische Neder
landse was. Haar vrienden wilden
me buiten afranselen. Je merkt
die verschillen het duidelijkst als
het om vrouwen gaat.
Vr.: Er wordt gesproken over een
Papoease natie. Gelooft U aan de
verwezenlijking daarvan, ondanks
alle (en vaak zeer grote) verschil
len van ras?
Antw.: Na de soevereiniteitsover
dracht zullen wij geheel zelfstan
dig zijn en zal die natie gevormd
worden. Dat zal echter nog enkele
generaties duren. Een der ande
ren: het zal nog drie jaar duren.
Allen zullen dan gelijke rechten
hebben, de Biakkers, de Seroeiers,
zijn. Wij vinden dat niet vreemd,
omdat die barrières en verschillen
er óók onder onze eigen volksge
noten zijn. Met particulieren val
len die verschillen niet zo op. Het
wordt moeilijker met hen, die een
militaire rang bézitten.
Dit geldt veel minder voor de
mariniers, waarmee we een goed
contact hebben. Wij moeten wel
onderscheid maken tussen Neder-