Haagse academie voor de balletkunst
Bundels van Werumeus Buning
en van Gerrit Achterberg
Honderd jaar Haags gemeentemuseum
ENKELE NIEUWE UITGAVEN
Hc
Uitgebreid scholing en
algemene vorming
„Niet zo maar
aan de barre"
ZATERDAG 3 MAART 1962
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
17
Pierre Kemp: „De sieraden" en
„De incomplete luisteraar"
Hoewel net letterkundige werk van J. W. F. Werumeus
Bnning altijd ongelijk van waarde is geweest, blijft het
toch buiten kijf dat Iiij onze letteren met enige heel mooie
gedichten heeft verrijkt. Het zal latere geslachten mogelijk
verwonderen dat een ballade als „Maria Lecina" (waarvan
onlangs de 43ste druk verscheen!) zo beroemd kon worden
(dezelfde verwondering zal er zijii t.a.v. „Een voetreis naar
Home" van Aafjes) maar enkele verzen van Werumeus Bu-
nïng zullen ongetwijfeld blijven als heel zuivere uitingen van
onze lyriek. Het feit dat Wermneus Buning altijd een epicu
rist en levensgenieter geweest is in een tijd toen dat, althans
in letteren en kunst, niet bon ton was, zal er ook toe hebben
bijgedragen dat zijn werk, voor zover het niet populair werd
(als het genoemde „Maria Lecina" en b.v. de „Ballade van
den Boer") in zekere zin onderschat is. Een strenge selectie
zou overigens zijn bij uitstek dichterlijke figuur markanter
doen uitkomen, en het is te hopen dat er eens een goede
bloemlezing uit zijn poëzie zal verschijnen.
Bij zijn dood heeft Weru
meus Buning een bundel
nagelaten, en hij had de wens
uitgesproken dat Claudine
Witsen Elias deze persklaar
zou maken. Voorwaar een
buitengewoon moeilijke en
verantwoordelijke taak,
waarvan mevrouw Witsen
Elias zich nauwgezet heeft
gekweten. Het gaat uiter
aard niet aan, kritiek te
oefenen op de keuze, te zeg
gen: persoonlijk zou ik dat
of dat vers weggelaten heb
ben, en nog minder zin heeft
het, zich te verdiepen in de
vraag of de dichter zelf
sommige gedichten mogelijk
bij de eindschifting nog ver
worpen zou hebben.
van vroegere bundels om een of
andere reden waren blijven lig
gen, en in het vergeetboek wa
ren geraakt dan wel dreigden te
raken. Inderdaad lijkt het of hier
verzen, en dan bepaald „tweede
keus" verzen, uit verschillende
periodes bijeen zijn gebracht.
Verstarring en herhaling, waar
van de dichter toch al niet vrij
te pleiten was, springen hier nog
sterker in het oog, en nieuwe
aspecten van Achterbergs dich
terschap zoekt men vergeefs. Hij
heeft het allemaal al eens preg
nanter, doch meer noodzaak ge
dreven, in andere verzen gezegd.
(Zie b.v. „Hallucinatie", overi
gens een der beste verzen uit de
bundel). O.i. zal de zo fraai uit
gegeven bundel „Vergeetboek"
weinig tot Achterbergs roem bij
dragen.
contact, hoe inniger gedicht".
Eenvoudiger, daardoor treffender,
kan men nauwelijks dichten:
SCHRIK.
Ik leef in moeilijke dagen
en vraag mij: is 't eindelijk zo
[laat?
Kan ik mij de zon niet meer
[gunnen?
Alles, om dit te verdragen
doorvors ik, en ik schrik
voor dat ultime ogenblik.
Ik kijk naar de lucht om de
[Wijzerplaat.
Hoe lang zal ik dit nog kunnen?
STILTE.
Stille schoenen aan stille voeten
en zo naar een doodstil huis te
[gaan,
waar stille zolen stille lopers
[treden moeten
om voor de einddeur straks te
[staan.
Dan openen en in een kamer
flqjken,
daar is de stilte het zeerst.
En plotseling in een zetel wijken,
daar is de leegte het teerst.
Deze bundel van Kemp is o.i. zijn
allerbeste. In lang zijn we al niet
zo enthousiast geweest over een
Nederlandse gedichtenbundel. Het
is een boekje om een tijd lang
als breviarium bij de hand te
hebben voor dagelijks gebruik:
telkens boort men nieuwe wijs
heden en schoonheden aan, steeds
subtiel en luchtigjes voorgedra
gen.
J. W. F. Werumeus Buning: Ma
ria Lecina, 43ste druk, en „Win-
teraconiet", Querido, Amsterdam.
Gerrit Achterberg: Vergeetboek,
Querido, Amsterdam.
Pierre Kemp: De incomplete luis
teraar De sieraden, Van Oor
schot, Amsterdam.
letterkundige kroniek
door HAAS WARREK
We mogen veilig aannemen dat
mevrouw Witsen Elias, daar Bu
ning haar zijn vertrouwen schonk,
het beste op de hoogte was van
zijn wensen aangaande deze ver
zen en van de betekenis, die hij
er persoonlijk aan hechtte. Verge
lijking met andere bundels leert
trouwens, dat ook daar goede
en slechte verzen door elkander
staan. In deze postume bundel
„Winteraconiet" is dit in sterke
mate het geval. Alleronbeduidend-,
ste verzen als het openingsge
dicht „Droom van de witte ake
lei", allertriviaalste, als „Korte
ballade, op een bijbeltje, door de
muizen aangevreten", lichtelijk
ridicule als „Rondeel", wisselen af
met fraaie en verheven lyrische
strofen, die mede tot het beste
behoren wat Werumeus Buning
schreef.
Van de titel, „Winteraconiet"
(het bekende in januari bloeiende
bolgewasje met gele bloempjes in
een kraagje van fris groen) heeft
de schrijver gezegd dat het een
toepasselijke naam was eind
en begin. Het gedicht van die
naam geeft nog nader bescheid;
hier volgt de tweede strofe: „On
verschillig voor dood, daar haar
plicht is te bloeien, Spoedig ver
gaan, en steeds wederkeerend,
Leeft zij voort op het graf van
mijn liefste, In het bittere voor
jaar".
Deze bundel geeft voorts een ware
staalkaart van Werumeus Bu-
nings kunnen: lyrische gedichten,
verzen op oud metrum, pastiches,
balladen, copla's (w.o. erg ge
slaagde, gepeperd Spaans als 3
en 4), vertalingen. Als een van
de zuiverste, zij het niet sterkste,
schrijven we voor U over:
GELDERSCHE FONTEIN.
(Bij een vijver in het Beekhuizer
Bosch).
Fontein, gezang in 't donker hout,
Rijker dan diepe wateren zingt gij,
Hoog in het zilver berkenwoud.
Fontein, waarom zingt gij?
Waar de bedauwde varens
[blinken,
Te middernacht, in de lichte
[schaduw,
Komen dc schuwe reeën drinken,
Ieder hert bemint U.
En de nachtegaal die moe is van
[paren,
Hij vliegt neer en drinkt U,
Hij wiegt op een diamanten
f varen,
En vliegt op en zingt U.
De pad uit het onkruid zoekt U
En de grijze haas en de vos,
Zij droomen een dag ver in de hei
Van uw koele mos.
Gave God. die U zoo schiep
Uw stem aan mij,
Dat mijn woord als uw water
[riep,
Zoo bemind als gij.
De laatste bundel die nog bij
het leven van Gerrit Ach
terberg verschenen is, heet
„Vergeetboek" en hij bevat naar
beweerd wordt en naar men ook
uit de titel af zou kunnen leiden,
verzen die bij het samenstellen
Van bijzondere bekoring is de
nieuwe, zeer omvangrijke
dubbel-bundel: „De incomple
te luisteraar De Sieraden" van
Pierre Kemp (geb. 1886). Speels,
sprankelend, lichtjes, kinderlijk
blij en ernstig soms, volkomen
oorspronkelijk en in zijn grote
wijsheid-met-een-glimlach van
zuidelijke allure.
Heel vaak is deze lichte toon een
uiting van wat tegenwoordig met
een wat nare term understate
ment heet: waar anderen, oud
geworden, waardig een sonore,
hooggestemde toon aanslaan, zegt
Kemp heel eenvoudig langs zijn
neus weg, b.v. in „Brief aan de
spiegel": „Spiegel, als ik straks
nog maar een lege onderbroek
ben en hemd, waarin vergolft
mijn laatste harteklop; als ik
van het bestaande niets meer er
ken dan wat nog welt uit mijn
zingende kop van onder het eer
zame, schaarse haar, kom ik
nog eens vorsend voor je staan
en kijken wij elkander nog eens
heel lang aan. Tot dan, je in
complete luisteraar en leeggelo
pen man!" Of waar anderen tra
gisch hun verminderend gezichts
vermogen betreuren, noteert
Kemp gewoontjes: „Mijn ogen
zeggen de beelden vaarwel, I stil
aan, maar toch zonder pardon"
(Met mijn vingers zien), of, iets
weemoediger, in „Ogenscheme-
ring": „het grjjs van het land
wordt niet meer groen". Hij blijft
echter een „bloem-ziener", een
man die „overlegt met bloemen,
lucht en groen", een zon- en licht-
aanbidder. de man van de vluch-
tig-dïepe sensatie: „hoe korter
„Ensemble" koml
mei 7 premières
De toneelgroep „Ensemble" is
voornemens het komende seizoen
7 premières te brengen: 4 in Til
burg en 3 in Eindhoven.
De tableau de la troupe (thans
bestaande uit 23 personen) zal in
het seizoen 1962/1963 uit 29 ar
tiesten bestaan, onder wie Max
Croiset van het Rotterdams To
neel en Julien Sehoenaerts van
de Kon. Nederlandse Schouwburg
te Antwerpen.
De samenwerking van „Ensem
ble" met de Nederlandse Televi
siestichting blijft bestaan; het
aantal te leveren rollen wordt op
120 gebracht. In Eindhoven gaat
op 31 augustus de wereldpremière
van een nieuw stuk van Robert
Thomas, de auteur van „Valstrik
voor een man alleen". Het nieuwe
stuk heeft nog geen naam. Til
burg krijgt op 14 en 15 september
de première van „As you like it"
van Shakespeare. Verder staan op
het repertoire „Les Cailloux" van
Felicien Marceau, welk stuk op
het ogenblik in Parijs met veel
succes wordt opgevoerd. Voorts
„Die Marquise von Arcis" Van de
Duitser Carl Sternheim. Karl
Guttmann is zeer tevreden over het
huidige seizoen. Het stuk „De 10e
maart" staat voor de 100e uitvoe
ring (7 maart in Alkmaar). Hy
hoopt dit jaar met een Neder
lands stuk te komen, „Omnausi-
tea" van Louisa Treves (mevr.
Guttmann: voor het komende sei
zoen zijn 87 voorstellingen in het
zuiden geboekt.
Kunstverzameling van
internationale (aam
De fietsenfabriek" heeft
de volksmond het ge
bouw van het Gemeentemu
seum in de Stadhouderslaan
in Den Haag genoemd. De
verleiding was ook al te
groot: twee hoge schoorste
nen aan de achterzijde, een
opeenstapeling van blokken,
waarvan niemand van buiten
af gezien de logica begrijpt.
Als het er niet met zulke
grote letters zo nadrukkelijk
opstond, zouden maar weini
gen er een museum in her
kennen. Wie er voor het
eerst binnenkomt, verdwaalt
er gegarandeerd. Wie er
vaker komt, vindt toch ook
nog niet zonder moeite wat
hij zoekt. De schepping van
doctor Hendrik Pieter Ber-
lage is dus volgens de huidi
ge normen van museum
inrichting geen succes. De
Haagse Dienst der Schone
Kunsten is thans doende met
drastische interne verbou
wingen en met een flinke
uitbreiding aan de voorzijde.
Dat kan een verbetering
worden, al zal men wel nooit
helemaal het euvel te boven
komen, dat een dertig jaar
geleden de bruikbaarheid
aan de vormgeving onderge
schikt werd gemaakt.
De verbouwingen zijn de directeur
van het museum, mi. L. J. F. Wij
senbeek, op een zeer belangrijke
tentoonstelling komen te staan.
Volgens de plannen, die door een
aantal Europese musea waren ge
maakt, had Den Haag in de afgelo
pen herfst de grote Turkse expo
sitie „Kunst en Cultuur der Hittie
ten" moeten ontvangen. Maar dat
kon niet doorgaan; de collectie
ging nu naar Utrecht. Dat moet
mr. Wijsenbeek danig aan het hart
zijn gegaan. Want aeze expositie
paste volkomen in een beleid,
waarin zowel aan archeologica als
aan moderne kunst ruime aan
dacht wordt besteed. Maar hij zal
deze zomer ruimschoots revanche
kunnen halen.
Hij zal dat alweer op tweeërlei wij
ze doen: op 4 juli zal namelijk de
nieuwe vleugel in gebruik worden
gesteld en op die datum wordt de
jubileumtentoonstelling „Kunst in
de Benelux na 1945" geopend. Op
16 augustus volgt de opening van
een ander zeer belangrijk evene
ment, dat thans in Parijs'drommen
publiek trekt: „Zevenduizend jaar
Iraanse kunst". Daar hebt ge het
dus weer: oud en nieuw. Men mag
ervan uitgaan, dat beide in hun
soort belangwekkend zullen zijn,
en dat zij voortreffelijk zullen wor
den „gebracht". Het klinkt mis
schien wat onvriendelijk, maar het
is volkomen waar: etaleren is een
kunst, die in het Haagse mhseum
met evenveel talent als hartstocht
wordt bedreven. Wanneer mr. Wij
senbeek een belangrijke tentoon
stelling brengt, weet hij door de
presentatie ervan de bezoekers
van dat belang te overtuigen.
2 instelling is dit jaar
een eeuw oud. Dat is nauwe
lijks te geloven, maar de
stukken bewijzen het. Het begin
had overigens allerminst de allure
en de internationale betekenis van
dc huidige Dienst voor Schone
D'
Kunsten. Er waren namelijk in het
toen nog veel provincialere Den
Haag enkele deftige heren, die zich
gedreven voelden tot de bestude
ring van de historie van hun woon
plaats. Die studie resulteerde voor
lopig in het verzamelen van aller
lei vreemde zaken: oude wapenen,
oude prenten, akten en vooral:
de tong van Johan de Witt, bijge
zet in een fraai kistjeDe he
ren deden in 1862 de gehele verza
meling cadeau aan de gemeente
Den Haag, nadat zij toestemming
hadden gekregen, haar in twee za
len van het oude stadhuis aan de
Groenmarkt onder te brengen.
Gelukkig waren er anderen met
een wat actuelere belangstelling:
in 1866 ontstond de „Vereeniging
tot het vormen eener verzameling
van moderne kunst": aan haar
dankt het museum de kern van
haar bijzonder mooie collectie
schilderijen en tekeningen van de
„Haagse School".
Daarmee waren de weldadigheden
overigens nog niet uitgeput: in
1904 liet mr. A. H. H. van der
Burgh het museum een prachtige
collectie Delfts aardewerk na. Na
dien heeft het museum nog een
uiterst belangrijke gToep muziek
instrumenten uit de verzameling
van dr. D. F. Scheurleer, Perzische
kunst bijeengebracht door mr. H.
C. Gallois, glas, aardewerk en
prenten kunnen verwerven. Aan
kopen en geschenken maken jaar
na jaar de collecties van de ver
schillende afdelingen" steeds om
vangrijker.
Geen wonder dus, dat de stadsbe
stuurders van de residentie al in
het begin van deze eeuw begonnen
te denken over een eigen museum
gebouw voor de snel in „tal en
last" groeiende bezittingen van de
stad. Tot toen waren zij van het
ene gebouw naar het andere ge
zworven min of meer als aan
hangsel van het gemeente-archief
maar nu ging dat eigenlijkniet
langer.
Dr. H. E. van Gelder, in naam ar
chivaris, maar door eruditie, aan
leg en belangstelling de aangewe
zen figuur voor het beheer van het
museum, heeft echter van 1906 tot
1919 moeten wachten, voordat hij
de beschikking kreeg over een ter
rein, waar eventueel een nieuw
museum zou kunnen worden ge
bouwd. Hg was toen al een jaar
lang directeur van de Dienst voor
Schone Kunsten, in 1918 ingesteld
als logisch gevolg van de snelle
groei der kunstcollecties. Maar 't
heeft tot 1935 geduurd, voordat het
museum er was. Het werd op 29
mei van dat jaar met het nodige
feestgedruis geopend.
et was een degelijke schepping
men had het nu misschien
wel wat minder stevig ge
wenst, omdat dat de aanpassing
aan de huidige taken wat gemak
kelijker zou hebebn gemaakt
die in de eerste jaren nog niet zo
bijzonder veel belangstelling trok.
Maar sinds mr. Wijsenbeek in 1951
directeur werd, is de toeloop van
kijkers sterk gestegen.
(Van onze Haagse redactie)
Onder supervisie van Sonïa Gaskell, de
directrice van het Nationale Ballet,
exploiteert het koninklijk conservato
rium in Den Haag, een academie voor op
leiding tot danser(es) of balletpedagoog.
Het is niet zo maar een gewone ballet
school waar meisjes, en ook jongens, in
hun vrije tijd enkele uren per dag of per
week aan de barre staan. De balletacade
mie van het kon. conservatorium is een
school waar dansonderricht wordt gegeven
en ook lager of voorbereidend middelbaar
onderwijs, plus bovendien elementair mu
ziekonderwijs. Het is een opleiding, zoals
Rusland die sinds eeuwen kent, maar die
nergens anders in Europa voorkomt.
De balletschool van de Parijse Opera
is op soortgelijke wijze ingericht, maar
daar wordt geen muziekonderricht ge
geven. De school van het Saddler Wells
Ballet in Londen gaat verder, want de
leerlingen krijgen een diploma van het
middelbaar onderwijs. Maar ook in Lon
den wordt weinig aan muzikale scholing
gedaau.
ne school in Den Haag bestaat zeven
jaar. Deze week werd een openbare
demonstratie gegeven, omdat het een
en ander Is veranderd. De eerste jaren
heeft de Engelse miss Adams de leiding
gehad. Zij kwam er als 21-jarige en had
nog geen enkele toneelpraktijk. Sinds sep
tember berust de leiding bij Witaly Osins,
Hij is een van de kleurrijke balletfiguren,
die een wereldcarrière achter de rug heb
ben, maar die alleen in het gesloten we-
reldje van de toneeldans bekend zijn. Zijn
geboortestad is Riga in Letland. Hij is
verbonden geweest aan het Bolshoi Theater
in Moskou, werkte na de oorlog bij het
Londen Festival Ballet en in Parijs, ver
huisde naar de Ver. Staten, richtte een
balletgroep en een balletschool op in Tokio
en keerde terug naar de Ver. Staten om in
Hollywood op te treden als leraar en als
televisiechoreograaf. Sinds september
woont hij in Den Haag.
Het instituut is gehuisvest in een van de
oudste schoolgebouwen in de Haagse bin
nenstad.
B
ehalve de normale vakken van het la
gere en u.l.o.-onderwijs krijgen de
leerlingen les in algemene muziekleer,
solfege, geschiedenis van de danskunst,
anatomie, didactiek, ballettheorie, cultuur
geschiedenis, enz. terwijl elke leerling
voorts verplicht is zich te bekwamen op of
met een muziekinstrument: piano, viool,
blokfluit, enz.
Ook al zetten de leerlingen nooit van hun
leven een dansante stap op het toneel, zij
ontvangen op de academie in elk geval
een scholing en algemene vorming, welke
hun klaarmaakt voor het leven. Van de
huidige generatie dansers en danseressen
kan dat niet gezegd worden. Een aantal
heeft u.l.o.- of h.b.s.-opleiding, maar de
meesten bestaan hoofdzakelijk uit benen,
zonder achtergrond. Er zijn elk jaar onge
veer 45 leerlingen, verdeeld over vijf a ze
ven klassen. Die leerlingen hebben les van
26 leerkrachten. Duur is de school dus
wel; Voor de staat, althans. De leerlingen
betalen het lesgeld dat ook voor het kon.
conservatorium geldt: driehonderd gulden
per jaar, met de mogelijkheid van kwijt
schelding van schoolgeld bij bijzondere
begaafdheid. De eerste jaren was de ge
middelde leeftijd van de aankomende leer
lingen 9 a 12 jaar. Deze gemiddelde leeftijd
is verschoven naar 11 a 14 jaar. De leiding
is daar niet gelukkig mee. Men moet jong
beginnen om een goed balletdanser te kun
nen worden.
De oogst is tot dusverre niet groot geweest.
In de loop der zeven jaar hebben dertig
leerlingen de school verlaten. Hiervan heb
ben slechts elf eindexamen gedaan. Vijf
van hen werden geëngageerd bij het Natio
nale Ballet, twee bij Scapino, de ballet
groep voor de jeugd. Vier verlieten Den
Haag met het diploma balletpedagoog op
zak. De 26 anderen verdwenen ofwel naar -
andere lagere scholen of u.l.o.'s. omdat ze
niet voldoende danstalent bleken te bezit
ten. één werd kinderverzorgster, een aantal
anderen emigreerde.
Het gering aantal afgeleverde balletkrach
ten maakt de buitenstaander sceptisch.
Maar de leiding wijst er dan prompt op
dat do toneelschool in Amsterdam elk
jaar eveneens slechts vier of rijf tonelisten
aflevert, hoewel elke vler-jarige cursus met
veel meer leerlingen begint.
Dat kwam aan de ene kant, door
dat er tentoonstellingen werden
georganiseerd die terecht interna
tionale belangstelling trokken.
Onvergetelijk blijft de expositie,
gewijd" aan Vincent van Gogh, in
1953. Een belangrijke Italiaanse
meester als Giorgio Morandi intro
duceerde het Haagse museum als
eerste instelling buiten Italië. Gro
te expressionisten als Max Lieber-
mann en Paula Modersohn-Becker,
maar ook een figuur als Edvard
Munch werden hier getoond. Piet
Mondriaan kon hier een even uit
gebreide als instructieve tentoon
stelling krijgen, mee dank zij de
Hei etaleren wordt met
hartstocht bedreven
omstandigheid, dat het museum de
zeer fraaie collectie-Slijper in
bruikleen heeft. Met deze groep als
centrum heeft het museum de laat
ste jaren een goede verzameling
Nederlandse en Europese moder
nen opgebouwd.
Dat kon, omdat de gemeente Den
Haag bereid was, het budget voor
aankopen aanzienlijk te verhogen,
maar ook, doordat de museumlei
ding verleden jaar de uiterst om
streden beslissing nam, een aantal
zeventiende-eeuwse schilderijen te
verkopen om met de opbrengst
daarvan enkele kostbare stukken
uit de Amerikaanse colectie-
Thompson aan te schaffen.
Het museum heeft sinds 1945 het
bezoekcijfer zien oplopen van
36.000 per jaar tot 250.000 per
jaar. Misschien zou dit aantal nog
veel hoger worden, wanneer de re
sultaten van het werk der pedago
gische afdeling erby werden ge
teld. Want ook dit is een belangrijk
aspect van de activiteiten van het
museum: men wacht niet af tot
het publiek komtmen zoekt het
zelf. Een aantal jaren geleden
heeft het museum een grote op
legger aangeschaft. Deze wagen
kan door het uitschuiven van en
kele wanden en het opleggen van
een tentzeil worden omgezet in een
kleine, maar bijzonder handig in
gerichte tentoonstellingsruimte. AI
op verscheidene punten in Den
Haag heeft deze auto door middel
van eenvoudige, maar goede expo
sities publiek getrokken. Nóg;
steeds gaat dit werk door.
Jubileumseizoen van
Concertgebouworkest
Hït seizoen 1962/1963 van het
Concertgebouw Orkest zal
gekarakteriseerd zijn als
jubileumseizoen. Begin 1888 is
het hoofdstedelijk Concertge
bouw in gebruik genomen, in
november van dat jaar heeft
het Concertgebouworkest zijn
eerste concert uitgevoerd. Riet
een feestelijk galaeoncert voor
genodigden uit het gehele land
en uit alle kringen der bevol
king zal het 75-jarig orkest op
1 oktober a.s. in Amsterdam
het jubileumseizoen openen.
Het rijk en de gemeente Amster
dam hebben, in overleg met
het orkest, twee Nederlandse
componisten opgedragen een
werk ter gelegenheid van dit
jubileum te componeren het
ministerie van o. k. en w. aan
de in 1935 geboren Otto Ket
ting, als vertegenwoordiger
van de jongste ontwikkeling;
de gemeente Amsterdam aan
de bijna 70-jarige Hendrik
Andriessen als representant
van de vroegere periode. Voorts
ligt het in de stellige bedoe
ling van het orkestbestuur een
opdracht te geven- aan een bui
tenlandse componist.
De compositie van Ütto Ketting
wordt uitgevoerd op het ope
ningsconcert onder leiding van
Bernard Haitink. Het werk van
Hendrik Andriessen wordt voor
het eerst ten gehore gebracht
op een nader vast te stellen
hoogtepunt in de tweede helft
van het jubileumseizoen.
In het jubileumseizoen zal het
orkest in vijftien a twintig
steden. o.m. die welke jaar
lijks worden bezocht 25 'a 30
concerten geven, welke steden
dat precies zullen zijn kon nog
niet worden gezegd. Wel wer
den enkele genoemd als Den
Bosch, Zwolle, Assen. Leeu
warden en Middelburg. Juist 25
jaar geleden op 8 mei 1937
concerteerde het orkest, on
der leiding van Willem Men
gelberg. voor de laatste maal
in de Zeeuwse hoofdstad.
Als gastdirigent voor het jubi
leumseizoen zijn geëngageerd
Rafael Kubelik. Hans Ros-
baud en George Szell. Als so
list zullen o.a. optreden Ro
bert Casadesus. Arthur Rubin
stein. Theo Bruins. Daniel
Wayenberg, ïehudi Menuhin,
Herman Krebbers, Tibor de
Machula en Jean Decroos.