Achter
de
bewoonde
wereld
het nog veel rommeliger werfter-
rein van de gebroeders De Klerk.
Er worden vissersboten gebouwd.
Stalen vissersboten voor Bres-
kens, Vlissingen en Kieldrecht.
De wind scheurt het donkere
wolkendek uiteen tot een dunne
wittige vlok en even zwijgt de
regen.
Stil en onduidelijk draait vanuit
het haventje voor de werf een
grijze watergeul tussen slikken
door bochtig de Schelde in. Als
een macaber baken ligt een be
jaarde houten visserskotter naast
tie geul roerloos in de modder.
De platte achterspiegel en de ont
mantelde zijspanten steken zwij
gend en stil omhoog. Verderop
langs de vaargeul liggen nog en
kele scheepswrakken, slordig en
achteloos neergelegd als had een
wilde onbesuisde storm deze
scheepjes een difinitieve rust
plaats gegeven. Eenzaam drogen
ze zich in de wind na de lange
regenbuien.
In het zicht van deze ontbinding
hamert de bedrijvigheid van de
nieuwbouw, van de werf. Sterke
stalen schepen staan er fris ge
schilderd op de helling. Drilboren
brullen brutaal langs de kade en
flitsend schiet het blauwige licht
van het lasapparaat langs huid
platen en kajuiten.
Met deze bedrijvigheid lijkt de
bewoonde wereld en het dagelijks
leven langs de Vlaamse kust,
gaande in de richting van Saaf-
tinge, grotendeels af te sterven.
De werf van Kruispolderhaveri
zorgt voor een soort slotakkoord
want achter de dijk die er aan de
oostkant langs loopt beginnen de
slikken. Aanvankelijk klein en
overzichtelijk. Zo te zien stevig.
Maar verderop worden de mod
derige velden groter en groter...-
Terug door de opening in de
havendijk naar de polder.
Langs de dijk richting Paal.
De weg wordt smaller. Een lood
zware zwarte lucht komt aan
drijven en in harde scherpe spet
ters begint het opnieuw te rege
nen. De wind wakkert aan.
Achter de in merkwaardige pas
teltinten geschilderde verzame
ling huisjes die Paal heet, ligt
weer een kleine modderhaven. In
de zachte slik vastgezogen vis
sersboten wachten er op opko
mend water en bij het onverwach
te gebrom van de motor op de
grafstille hobbelkade draaien dek-
schrobbende vissersknechts hun
hoofden nieuwsgierig om.
Beweging of leven is er in dit
middaguur in Paal nauwelijks te
bespeuren. Zwijgend ligt het dorp
je gebukt onder regen en stilte.
Een zwijgende voorpost aan de
rand van het eindeloze slikken-
gebied dat buitendijks breed naar
de Schelde loopt.
Na Paal wordt de weg langs de
zeedijk smaller. Asfalt en klinkers
maken plaats voor kinderhoofd
jes en verraderlijke glibberbermen
langs de slootkant proberen
voortdurend de wielen te grijpen
om die onverhoeds in de natte
klei te laten afglijden. Wat komt
er nog na Paal? Wat kan er nog
komen? Brede grijze polders en
schorren. Hier en daar een huis,
een boerderij of een boom. Verder
stilte, rust en regen in.die smalle
strook Zeeuwsch-Vlaanderen tus
sen de Schelde en de Belgische
grens. Een strook die in het oos
ten doodloopt in modder en in het
westen is afgelijnd door een reeks
kreken als de Vuilmuil en 'de
Graauwse Kreek.
Laag liggen de wijde polders
onder de donkere hemel. De
stevige wind groeit en blaast
steeds harder over het vlakke
land, rukt steeds heftiger aan
bomen, huizen en andere obsta
kels. De hobbelige kinderhoofdjes-
weg trekt een lange rechte lijn
het land in, maakt dan een
scherpe hoek en keert terug naar
de zeedijk. Emmapolder: een
kleine verzameling huisjes, stil en
eenzaam in de grauwe dag. De
wind fluit door telefoondraden,
wasgoed klappert onrustig in een
voortuin en een hond slentert ril
lend door de regen.
Glibberig draait de weg over de
dijk naar een vieze kade van kin
derhoofdjes. Verstilde resten van
een bietentijd, vervallen vissers
boten in de drooggevallen mod
der (hoeveel vissersboten liggen
er in het land van Saaftinge stil
te vergaan?) een kleine water
geul en één huis. Geen beweging,
geen leven
Niets.
Het is er koud. Kil en rusteloos
fluit de wind vanuit de verte, over
de schorren in het haventje, de
dijk over op de huisjes van Em
mapolder. Met en zonder regen.
In het enige café, bij Buys waar
tevens het postkantoortje is on
dergebracht, is de stilte nog na
drukkelijker als binnen de mu
ren wind en regen niet meer tel
len. Kale tafels en stoelen op een
kale vloer. Een klok tikt vriende
lijk. Gerammel met koppen en
schotels.
„Naar de schorren?"
De cafébaas lacht even en trekt
aan zijn sigaar.
„De weg langs de dijk zal wel niet
gaan. Die is veel te modderig.
Daar komt een auto niet door
heen. Jullie kunnen beter de bui
tenkant van de dijk nemen. De
voet van de dijk aan de buiten
kant".
Verderop in het schorrenland moet
een dam liggen. Een dam van de
zeedijk naar het water toe.
„Je ziet er wel een boerderij.
Daar buigt de dijk om en dan
komt de dam. De schaapskooien
zijn verderop".
Nee, de schapen zijn er niet meer.
Herder Omère, die jarenlang de
enige bewoner van het land van
Saaftinge was en er met zijn
schapen een kluizenaarsleven
leidde op de vruchtbare maar
eenzame uitgestrektheid, woont
er niet meer. Hij vertrok, de scha
pen hebben hem tevreden grazend
gevolgd. De kooien bleven leeg
in regen en wind. Een bemodderde
landbouwer gooit de cafédeur
open en komt samen met een
harde windvlaag naar binnen.
Groet.
„Gewoon de dijk volgen", zegt de
cafébaas nog eens, „het water
komt op".
Buiten het warme café Is de
wind ongemerkt uitgegroeid tot
een storm die door de lange rech
te en spaarzaam bebouwde pol
derstraat rent. Het regenwater
striemt langs de daken en over de
keien. Moeizaam gromt de auto
hobbelend over de zeedijk, door
een diep modderig karrespoor
naar beneden. De dijkvoet langs
de schorren blijkt inderdaad ste
vig en hard genoeg om te berij
den. Schuddend en rommelend
gaat het dieper het land van Saaf
tinge in. De donkere hemel staat
als een dreigende valklep op de
horizon.
Het schorrenland is niet te'
overzien. Breed en bultig
verdwijnt het in de verte,
naar de Schelde toe. Waar is
precies de laagwaterlijn, waar de
grootste breedte de dam, de
schaapskooi In de regen, de wind
en de winter is het land van
Saaftinge een groot, in zichzelf
gekeerd vraagteken. De boerderij
aan de dijk komt in zicht. Daar
meet de dam zijn. De weg wordt
slechter, de wielen beginnen te
slippen. Is een bezoek aan Saaf
tinge zo'n onderneming?
Vroeger zijn er wegen geweest,
lagen er dorpen en nederzettin
gen. Stond er zelfs het trotse
kasteel van Saaftinge met. de
zware rechthoekige toren. Waar
precies? Nu is datzelfde land een
mistroostige verdronken uithoek
van Zeeland die de bewoonde we
reld onverbiddelijk achter zich
laat. Dit land vraagt niet om in
dringers, vraagt niet eens om be
zoekers en probeert ze zelfs tegen
te houden met een wirwar van
kreken, geulen, graspollen en een
onafzienbare wereld van modder.
Alleen wind, regen- en Schelde-
water hebben er toegang, hebben
er vrij spel. Het is het domein
van de elementen.
Deze wereld groeide in vele lange
jaren. Bijna vier eeuwen geleden
kregen de elementen er hun kans.
Wild en niets ontziend namen
wind en water een geweldige aan
loop en de dijken van Saaftinge
brokkelden uitgeput ineen. Men
sen vluchtten in de wind en lieten
hun vruchtbard land eenzaam
verdronken achter. Nieuwe storm
vloeden raasden er overheen en
ploegden het vergeten land van
Saaftinge. De rusteloze Schelde
bracht miljarden slibdeeltjes te
rug. Slibdeeltjes die zich ophoop
ten tot vette schorren in een la
byrint van geulen: een stille we
reld van vogels en waterdieren.
Vlak achter de bewoonde wereld.
Uitgestrekt en bijna ontoeganke
lijk.
Tussen de gelige spartinagraspol-
len wemelt het van de vogels.
Geschrokken van het motorgeluid
schieten donkere fazantekoppen
schichtig omhoog. Onverhoeds
duiken de vogels donker vlerkend
terug in hun zwijgende schorren
wereld. Ze verdwijnen er in het
niet. Spoorloos.
Bij de dam, waar de wind
bulderend door de regen
schreeuwt komt de auto niet
meer verder. De wielen draaien
waanzinnig over de modderige
dijkvoet en graven zich dieper in
de zachte bodem. De regen slaat
tegen het dak. Het gebrom van
de motor maakt plaats voor een
vreemde stilte. Nauwelijks te on
derscheiden ligt de dam in de
schorren. Aarzelend, ergens vaag
verdwijnend in de donkere dag.
De drooggevallen waterlijn is een
verward geheel van dood riet, een
stomme verzameling van lege
koffiebusjes waarin een lepeltje
rinkelt wanneer men ze schudt,
lege flessen, manden, planken,
kapotte kisten en dozen. De
Schelde schoof al dit afval be
hoedzaam naar een rustiger lig
plaats tussen de schorren van
Saaftinge. Bij opkomend water
werd alles voorzichtig door de
kronkelende kreken dieper in het
schorrengebied geschoven, keurig
geloodst door een doolhof van wa
terwegen. Krabben kruipen er
omzichtig tussendoor.
Het water komt op. De
auto moet weg, maar
er komt geen bewe
ging in. Nog steeds
slippen de wielen wild rond
over de zachte bodem. Vogels
schrikken van het plotseling
teruggekeerde gebrom dat
zelfs de wind overstemt.
Dieper zakt de auto in de
modder. Als het motorgeluid
definitief wegvalt is de een
zaamheid volledig. Er is
niets meer. De indringers
zijn verslagen. De stille ge
sloten natuur van het land
van Saaftinge blijft over:
een oneindige leegte. In de
verte glijdt het vage silhouet
van een zeeschip over het
water.
De avond heeft haast in deze
donkere dag en dan komt
alles tegelijk over het land
van Saaftinge: de schemer,
de wind en de vloed. Het wa
ter stijgt in de smalle grau
we stroompjes, schurend
langs de bochtige modder-
kanten van de kreken en de
geulen. Het zuigt tussen de
graspollen, krabben en tor
ren benen stakerig en onbe
holpen door hun machtig
rijk en daarboven huilt de
wind.
Hier houdt Zeeland op.
Hier gaat vaste grond
over in modder, bouw
land en dijken verva
gen in een eindeloze raadsel
achtige vlakte, land, lucht
en water vloeien onduidelijk
ineen en verliezen hun karak
ter. Vogels, wind en regen
stofferen er de oneindige
grauwe winterdag die zich
hier in stilte amuseert. Hier
houdt alles op. De grote
vlakte ligt breed en korrelig
tegen de Schelde aan, gaat
er onduidelijk in over. Stille
schepen schuiven schimmig
door de verte.
Het opkomend water glibbert
door de smalle grillige mod
derkreken. Krabben schui
men wanstaltig benend langs
de stekelige pollen en fazan
ten steken de donkere spitse
koppen glurend door de
sprieten van het gelige win-
tergras. Een sombere mast
en een verbrokkelde boeg
steken boven de schorren
uit: een oude vissersboot vol
tooit er donker en eenzaam
zijn doodsslaap.
Stilte. Stilte, regen en mod
der. Dat is het land van
Saaftinge, de eenzame ver
dronken uithoek van Zee
land.
De regen valt in deze februari-
middag in stromen naar be
neden. Richting Paal gaat
de brede betonweg van Perkpol-
dcr naar Hulst bij de afslag te
Kloostcrzande over in een smal
lere klinkerweg.
Er is minder verkeer, er zijn min
der huizen. Het land wordt gro
ter. Vriendelijk en netjes liggen
de huisjes van Kruispolderhaven
in de dijk geknutseld. Het lijkt
alsof het bij die huisjes blijft,
maar als de auto door de smalle
sluisopening over de dijk duikt
is er plotseling een kleine haven
met een rommelige kade. Een
kade die ongemerkt overgaat in