Citroentjes met suiker I Dikke sigaren en citroen tjes met suiker. Nog meer citroentjes met sui ker en dikke sigaren. De mannen met petten, bolle en magere koppen, snorren en geen snorren: ze hebben alle maal de platte langwerpige beurs met vakjes. Vakjes voor briefjes van duizend, honderd, vijfentwintig en klein geld zoals tientjes. Zoe kend schuiven ze, citroentje balancerend door de lange gelagkamer. Zoekend, hande lend en vernemend. „Eijeventied?". Dat heeft 'ie, de grote man met de geplooi de kop. Eventied voor de af rekening. „A'k joe noe's vuuf- duzend geef". Dan komen de papieren. Slordig en achte loos neergelegd drijven de - duizendjes op de tafels tus sen as, gemorst bier en glaas jes citroen. Tweehonderd gul dens schuiven terug en tevre den kijken de twee naar de afwikkeling van hun zaken. Passerende boeren botsen in de drukte morsend tegen de tafel: de duizenden wankelen. Niemand let erop. De beurs in „Het hof van Hol land" van Smèrdiek draait op volle toeren. Onder een zware laaghangende sigarenrook wolk dribbelen de bezoekers heen en weer. Ze lopen rond, staan stil om te praten of te handelen, zitten aan tafeltjes om af te rekenen en nieu we akkoorden te maken met de handelaren in landbouwprodukten. Grootste drukte rond de toog. Omstreeks elf uur in de zachte wintermorgen een donderdag morgen is alles begonnen. Zoals het iedere week op donderdagmor gen begint. Vrolijk of ernstig kij kend zijn de landbouwers, in haar sector gedegen zakenlui, naar ..Het hof van Holland" getogen. Voor de deur hebben ze het marktplein volgebouwd met glim mende voituren en binnen zijn de jassen losgeknoopt. Ze zijn de grote gelagkamer bin nengestapt, de gelagkamer van „Het hof van Holland". Een grote ruimte op een planken vloer. Kale tafeltjes wachten uitnodigend op flessen, glazen en geld. Rechts in de hoek de toog. In het midden mondt een hoger gelegen kamer aarzelend in de grote ruimte uit. Toegang tot die kamer verleent een kleine trap van roodbeschil- derde treden en naarmate de druk te groeit krijgt die hoger gelegen kamer een gewichtiger aanzien. Enkele van de aanwezigen vallen op. Een beetje nonchalant dragen ze diplomatentassen onder de gebogen arm en met iets defi nitiefs in hun houding zqn ze in die hoger gelegen kamer achter een tafeltje gaan zitten. Voor zich hebben ze wallen opgeworpen. Wallen van indrukvvekkendo map pen en tabellarische kasboeken en kaarten. Een beetje aarzelend schuift een beursbezoeker de trap- l reden op en met een openvallende hand wijst de heer achter de tafel dan uitnodigend op een lege stoel. Goed elf uur en alles lijkt vol. Maar dat betekent niet dat er niemand meer bij kan „Het hof van Holland" kan eenvoudig niet vol. De tientallen drommen rond de wHè tafels, dringen pratend rond de toog, lachen en draaien door de gelagkamer en kijken glimlachend het meisje met dienblad na dat met donker krulhaar en felrode lippen handig met haar dienblad door de drukte vlindert. Dikker wordt de wolk sigarenrook, vager worden ramen en muren. Zelfs zoldering en vloer lijken te verdwijnen. Er zijn alleen nog mensen. Het gebouw is verdwenen. „Telefoon voor Strieblwznkt roept de waard en dikke, magere, lange en ronde hoofden draaien zoekend rond. Waar is Striebl wznkt De naam lost op in het geroezemoes. Toch komt de ge zochte afwezig en geschrokken op duiken. Telefoon Ja, dringt de waard nadrukkelijk wijzend aan en Strieblwznkt worstelt zicht naar de toog. „Nee, 'tgiengnie. 'Kattetagezeid dat niegieng. En dat mee die prie- zen van vorig jaar." Hij speelt be dachtzaam met zijn horlogeket ting.. De dikke sigaar in zijn lin kermondhoek heeft hij misschien vergeten. De rook kringelt voor zichtig naar boven, tot in zijn ogen, tot onder zijn petrand en dan ho gerop. De lange man die zijn over jas draagt als een Napoleon handen voor de panden langs op de rug gevouwen kijkt even met een kleine glimlach naar de klei nere collega bij wie 't niegieng. Hij trekt zijn bovenlip op en sipt aan zijn citroentje met suiker. „Ken- nieteklagen", zegt hij beslist en loopt verder. De ober in witte kiel schuift voor bij. Het geroezemoes van de meer dan honderd stemmen is als dat van naderende vliegtuigen in de verte. Dan is er weer een heviger golf van gedrang rond de toog, tus sen de tafeltjes en bij de toiletten. Gelach klinkt er bovenuit. Soms breekt glas. „Bie eenvuvenvuuftig de kilo wordt 't a veebeter" mompelt de schrale oude man met de snor. Hij trekt zijn platte vakjesbeurs, zet zijn borreltje er even voor neer en kijkt dan vol verwachting naar de gezette man tegenover hem. Ze gaan zitten en fortuinen schuiven over de morsige tafel. Als alles verrekend is gaat hij ernstig het rode trapje op om zich aan de ta fel van de man met tabellarische boeken en groene kaarten te zet ten. Nieuwe sigaren en nieuwe ci troentjes met suiker. Nog meer gedrang rond de toog, waar het meisje in witte schort ae grootste moeite heeft om er met 't dienblad veilig door te komen. Soms is ze volledig verdwenen. Dan duikt ze plotseling ergens tussen de gemoedelijke beursbezoekers op om even later weer raadselachtig onder te duiken. Soms is ze minu tenlang onzichtbaar, achter boereu, handelaren, citroentjes en geld. De zon valt nadrukkelijk door de openstaande deuren naar binnen, een scherpe baan trekkend door rook en stof van de beurs. De zon heeft de hoogste stand van die dag al bereikt en nog steeds stromen nieuwe beursbezoekers toe, steeds wordt het voller langs toog en vooral tussen de tafeltjes. Is de grootste drukte nooit bereikt „Telefoon voor Tinus van Dam me!" schreeuwt de waard de volle zaal in. Iemand neemt het over, telefoon voor Tinus van Damme. Het duurt lang voordat Tinus van Dannne door de drukte zwemmend bij de telefooncel is aangekomen. De ernstige zaken lijken te zijn af gehandeld. De bezoekers hebben gedurende dc eerste kwartieren rimpels in hun voorhoofd getrok ken. Ze hebben naar de platte bui del gegrepen en bedrukte briefjes en afrekeningen werden netjes in gevuld en voldaan. Maar nu komt er meer beweging in. Na de ernst van het afrekenen komt dc brede glimlach, komen de grapjes. Een wat oudere gebogen molenaar met 'n scherpe neus sluipt gnui vend achter de ruggen van andere beursbezoekers langs om hen dan op een onverwacht moment aan het oor te trekken. Snel en flit send. En als het slachtoffer verwonderd naar zijn oor grijpt en omkijkt staat er de oudere collega, breed lachend en schcuderkloppend naar zijn gezondheid te vernemen. Zo schuift hij door de gelagkamer. Overal zijn wel goede bekenden die hij even aan het oor trekt om di rect daarop een eeltige hand gul uit te steken. Handen worden er bfl honderden gegeven. Overal begint of eindigt het korte of lange gesprek met een brede harde boerenhand. Vaker schuift de ober in witte jas voorbij, hoog balancerend met het grote dienblad, dat al aan de toog wordt volgebouwd met glazen en glaasjes: voorna melijk citroentjes met suiker. Van tijd tot tijd buigt hij zich over een tafeltje en van tijd tot tijd keert hij zich om naar de toog om een be stelling door de gelagkamer te schreeuwen. Vrolijker worden de beursbezoe kers. En uitvoerig bespreken ze de prij zen en uitvoerig komen de familie relaties aan de beurt. Steeds blij ven er nog beursklanten zoekend rondschuiven want altijd zijn er nog wel anderen die ze nog even moeten spreken, met wie nog even een kleinigheid moet worden afge handeld. De zon is al ijverig aan het zakken, het etensuur verstrijkt en enkelen keren terug naar boerderij en be drijf. Dan begint het uurtje van de plak kers. Nog één glaasje, nog eentje dan, vooruit dan maar Er komt ruimte in dc gelagka mer. Eindelijk vallen legs plekken tussen de tafeltjes. De vloer, het meubilair en de mu ren, alles wordt weer zichtbaar. Behalve rond de toog. Daar blijft de drukte nog even een vage klu wen van pratende, lachende druk gebarende bezoekers. Dan is er eigenlyk geen sprake meer van een beurs, dan is de bijeenkomst socië teit geworden. Ongemerkt. Een sociëteit waarin zaken doen taboe is. Sommigen kennen uit ervai'ing het gevaar van nog even blijven plakken, het gevaar van de gezellige gesprek ken rond de toog. Vaker kijken ze onopvallend op hun horloge. Goed, nog even De ober in witte jas begint op te ruimen, het meisje veegt tafels schoon. Buiten op de markt star ten motoren. Er vallen gaten in de zonbeschenen rij van glimmende voituren. Door de openstaande deuren wordt de dikke sigaren rookwolk langzaam weggezogen. Achter het tafeltje in de hoger ge legen kamer boven de rode trap treden ruimt de man van de sociale wetgeving zijn tabellarische boe ken en kaarten op. De zitting is afgelopen. De wekelijkse zitting die lange tochten langs afgelegen boerderijen bespaart. De overgebleven beursbe zoekers babbelden nog even na. Het wordt la ter. Steeds meer druppe len weg en stiller wordt het in de grote gelagkamer, die de oude gedaante herkrijgt Het is er plotseling leeg en kaal geworden. De overgeble ven rook begint te verscha len, rinkelend glaswerk wordt opgeborgen. Het is beurs ge weest alleen de sporen zijn er nog van over. Aan de toog klinkt nog een verlate lach door het café. De boeren zijn weg. Ze hebben handel gedre ven, zaken gedaan maar ook hun wekelijks uitje gehad. Ze hebben hun citroentje met suiker gedronken op die don derdag. Die gezellige donder dag in de week. En volgende week komt er weer een, daar na weerMet citroen. Zo als al die donderdagen in al die jareiw^

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1962 | | pagina 5