Trouwen' van Gerard Walschap een indrukwekkende roman Concentratie van kunstopleiding nodig oiiwwer Letterkundige kroniek door HANS WARREN „Vereeniging Itembrandt" doet schenking aan de Staat Tournee Nieuwe Komedie naar Italië Nieuw iroinbone- kwarlet gevormd Concertgebouworkest krijgt Amerikaans dirigent ZATERDAG 27 JANUARI 1962 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT EEN BELANGRIJKE HERDRUK Schilder- Lee Uk Een brok Vlaams volksleven in dynamische siijl verleid T Titgeverij Ad. Donker te Rotterdam, die reeds meer her- uitgaven van romans van Walschap bracht, heeft met een nieuwe editie van „Trouwen" een wel bijzonder gelukkige greep gedaan. Het boek is bijna dertig jaar oud (1933); het bezorgde de thans 63-jarige auteur destijds veel roem, o.a. de Drie-jaarlijkse Staatsprijs voor Letterkunde en de Letterkundige prijs van Brabant. De jury's moeten uit man nen met fijne neuzen bestaan hebben. Maar al te vaak denkt men na dertig jaar, of nog veel eerder, hoe is het mogelijk geweest dat een of ander werk ooit voor een bekroning is voorgedragen. Maar „Trouwen" zou als nieuwverschijning waarschijnlijk opnieuw bekroond worden; het heeft letterlijk niets ingeboet aan zeggingskracht. Het is een boek waarvan een soort oerkracht uitgaat. Het is zo sterk geserreerd ver teld, dat men verbaasd blijft dat zo véél in 172 bladzijden grote druk kon worden opge roepen. Want de wereld die er tot veelzijdig leven in komt, lijkt zo wijd als die uit een ouderwetse trilogie, zo een waarin het ene geslacht na het andere opkomt en gaat. Iets daarvan heeft dit boek overigens, want op de eerste blijdzij zal de moeder van wat de hoofdpersoon wordt nog gaan trouwen, en op de laatste bladzij is die hoofdpersoon, hoog bejaard, overleden. Waaruit men aflei den kan dat wat daar tussen ligt in die 172 bladzijs grote druk heel beknopt moet zijn verteld. Trouwen" begflnt met liet ver halen van het late huwelijk van Toon van Oepstal, ex- knecht van de aartsbisschop van Mechelen, met Karlieh, meid bij de rijke brouwer Steenackers. Het paar begint een kruidenierswinkel op het dorp en er wordt hen, hoe wel beiden de veertig gepasseerd zijn, nog een zoon geboren, Rik. Deze Rik wordt verwend door zijn moeder en nog meer ten huize van de kinderloze familie Steen ackers, die zijn opvoeding bekos tigt. Toon, die zijn hele leven een knechtenziel za.1 behouden, heeft als vader en opvoeder niets in de melk te brokken. Rik groeit op. voor galg en rad. wordt van di verse scholen weggestuurd en in plaats van een priester groeit er uit hem een lichtmis, een verlopen sujet, dat na de dood van zijn ouders er in korte tijd hun hele bezit doordraait. Hij verleidt ook de dienstbode van Steenackers, weigert haar te trouwen, en ten slotte trekt men ook daar de han den van hem af. Rik wordt de schande van het dorp, zijn laatste vrienden in spel en uitspatting la ten hem op de duur links liggen. „Van Uffelens Jan vroeg publiek in de herberg1 of het kwaad zou kunnen zijn, zo'n schandaal uit de wereld te helpen en per exempel onder de mesthoop te steken. Neen, zeiden ze, zonder een spier te vertrekken, droog en fanatiek, maar ge zoudt het laten voor de stank". Op een avond loopt Rik, geheel aan lager wal geraakt, langs de spoorlijn met zelfmoordgedachten te spelen. Dan ontmoet hij Mie Zaterdag, een prachtig, sterk schooierskind dat met haar vader en een enorme hond langs de lijn in een hut woont. Hij wil haar, ge woontegetrouw, verleiden, maar krijgt een geducht pak slaag van de struise meid. Dit maakt, op dit moment, iets in hem los. Hij biecht haar zijn slechte leven. Zij weert hem koel af, maar na enige tijd wordt tussen die twee, tot spot van het hele dorp, een grote liefde geboren. Zij trouwen. Mie neemt de leiding^ gaat uit wer- De „Vcreeniging Rembrandt" te Amsterdam heeft aan dc staat dei- Nederlanden. ter plaatsing in het Rijksmuseum te Amsterdam t en geschenke aangeboden tien bij New-Yorkse kunsthandcis aange kochte tekeningen door Jan van Goyen. Deze tekeningen vormen een waardevolle aanvulling van do ver zameling van het ryksprentenkabi- net, zo is van de zijde van het mi nisterie van onderwijs, kunsten en wetenschappen medegedeeld.. Do staats-secretaris, mr. Y. Scholten heeft deze schenking aanvaard en de „Vereeniging Rembrandt" zijn dank betuigd. ken, weet Rik weer op gang te brengen in een oirbaar leven. Kind na kind wordt geboren, maar Mie blijft een leeuwin. Zij spaart in het geheim; Rik denkt dat zij steeds tekortkomen, geraakt op de baan telkens weer in verlei ding, maar ze slagen, ondanks het steeds wassend kindertal. Hun welstand neemt toe, zij kopen grond, gaan bouwen, en zodra de kinderen meeverdienen gaat het eerst recht goed, worden zij zelfs rijk. Maar dan, 25 jaar na de mis stap met de meid van Steenackers, komt het ge volg daarvan, de bekoorlijke Elvi- re, als wraakgodin in hun huis haar taak vervullen. Mie weet niet' dat Rik de natuurlijke vader van dit meisje is, en Rik wil tot elke prijs verhoeden dat er een liefde ontstaat tussen zijn zoon Isidoor en Elvire. Hij kan echter niet zeg gen waarom. Het vergalt zijn le ven en maakt de profetic waar die zijn vader Toon uitsprak toen hij, Rik, hem eens met een hamer be dreigd had: „Gij hebt tegtan mij de hamer gezwaaid, uw kind zal er U mee slaan. Onthoud wat ik U vandaag zeg. Tegen dat het ge beurt zal ik er goddank niet meer zijn, maar ge zult op mij peinzen". Op een ongelukkig moment heft Isidoor inderdaad dc hamer en treft zijn vader gevaarlijk, maar voor Mie, die haar twaalfde kind De Nieuwe Komedie brengt in sa menwerking met een aantal leden van het Brabants orkest in de ko mende weken in Italië een serie Franse voorstellingen van „De ge schiedenis van de soldaat", onder auspiciën van de stichting Artivis. De eerste voorstelling wordt van daag 27 januari gegeven in Bel- luno in Noord-Italië. Vervolgens wordt gespeeld in Como, Brescia, Arezzo, Livorno, Milano, 1' Aquila en Bari op het Italiaanse vasteland en in Palermo en Catania op Si cilië. Op 13 februari wordt de terugreis van Sicilië naar Schiphol per vlieg tuig gemaakt. De medewerkenden aan deze voorstelling zijn: van het Bra bants orkest: Anton Koene (viool), Simon Kieft (contra-bas), Huib Steendijk (klarinet), Nico van Wieringen (fagot), Jan Zwigge- laar (trompet). Hans Komst (trombone) en Henk de Brouwer (slagwerk). Van de Nieuwe Komedie: Joop van der Donk (soldaat, Jan van Kastoren (verteller) en Peter van der Linden (duivel). Van het Scapino Ballet: Toos Waldman, die de rol van prinses danst. Het muzikale gedeelte wordt uit gevoerd onder leiding van Evert van Tright, de algehele artistieke leiding berust bij Erik Vos. verwacht, wordt dit incident de oorzaak van haar dood. De door deze uitzonderlijke vrouw in beweging gebrachte krachten werken echter steeds voort ten goede. Het ouderhuis wordt om ringd door woningen der kinderen Van Oepstal, en langzamerhand ontstaat er een heel gehucht van Oepstal. Wanneer Rik hoogbe jaard sterft, is hij een pracht- exempel voor de prediking en haast een legende geworden. liet boek is geschreven in een zeer dynamische stijl. Op het eerste gezicht doodeenvoudig, doch inge- wikkeld-knap als men probeert het te ontleden. Alle kleuren en patronen lopen door elkaar, maar zonder te vertroebelen. Aanvanke- kelijk nog al sterk pittoresk- Vlaams getint, wordt de taal steeds breder en met groot mees terschap gebruikt. Walschap ver stond reeds jong de kunst zowel de eenvoudige lezer als de literaire fijnproever te pakken. De r.-k.- geestelijkheid wordt in deze ro man al geducht op de hak geno men (zoals men weet is Walschap later openlijk uit alle kerkverband getreden) doch het Iykt ons hier niet de plaats, daarop verder in te gaan. Het verhaal is zo veel zijdig, zo'n echte brok sterli le ven, Vlaams volksleven, dat het uittornen van byzaken slechts hin deren kan. We zyn zeer verheugd over de herdruk van dit boek en hopen dat het veel nieuwe lezers vinden zal. Gerard Walschap: Trouwen. Ad. Donker, Rotterdam. Te Amsterdam is opgericht het ..Marsyas Trombone kwartet" Marsyas is in de mythologie een phrygische fluitspelende bosgeest). Dit nieuwe ensemble bestaat uit Jack Banens, de initiatiefnemers, Henk van Bergen, Herman Beckers (leden van het Kunst- maandorkest) en Jack Reijn (lid van het orkest der Nederlandse opera). Zij zijn oud-leerlingen van Hans Maassen, solotrombonist van het Concertgebouworkest en hoofdleraar aan het Amsteramse conservatorium. Zij verwierven ook alle vier het einddiploma van dit conservatorium. Frieda Hunziker en Lotti van der Gaag (Van onze redacteur beeldende kunsten) Het is nauwelijks te ver klaren, waarom het Ste delijk Museum te Amsterdam in het kader van de collectie „Vijf generaties" tegelijker tijd tentoonstellingen brengt van de schilderes Frieda Hun ziker en de beeldhouwster Lotti van der Gaag. Zij mogen dan beiden tot de „jonge Nederlandse kunst" behoren, maar er is toch een diepgaande tegenstelling tus sen het werk van deze twee \Touwen. Frieda Hunziker vertoont in haar dynamische, kleurrijke schilderijen een uitbundige levensvreugde, Lotti van der Gaag daarente gen bevolkt de ruimte met plastische scheppingen, waar in de levensangst de meeste sprekende trek is. Levensvreugde en bezwering van de angst Frieda Hunziker, in 1908 geboren, is opgeleid voor lerares tekenen, en begon pas betrekkelijk laat te schilderen, aanvankelijk zuiver fi guratief, nadien meer en meer abstract. Ongeveer tien jaar ge leden maakte zij een kunstreis naar Curasao, op de indrukken waarvan zij heel lang heeft ge teerd. Toen nog schiep zij betrek kelijk herkenbare voorstellingen; elementen van wat zij had gezien bouwde zij samen tot kleurrijke tekens, waarin zij als het ware het wezen van het land samen vatte. In de laatste jaren heeft zij meer en meer het „teken" losge laten, kwam zij tot een vrijer schilderen, waarin kleur, bewe ging en ritme tot de belangrijkste elementen werden. Zij heeft daarin meer en meer de zijde van Karei Appel en vooral van Ger Lataster gekozen. De kleur werd tot grote hoogten van expressiviteit opgevoerd, zonder ooit vals of schril te worden. Zij is fel en levendig, waaiert als in grote vlammen over het doek. In dé wijze, waarop de kleur over het doek is verdeeld, zit aan de ene kant een straf ritme, aan de an dere kant een onmiskenbare ele gance. Ik ken van haar geen werk. waarin ooit uitdrukking wordt gegeven aan dramatische spanningen, aan gevoelens van angst of dreiging. Wel vinden kleur en ritme elkaar in een haast dansende beweging, die hier en daar stotend, schokkend kan wor den. Maar in het handschrift van het schilderij openbaart zich een sterke, haast mannelijke vitaliteit, en door geen moeilijkheden te bre ken levensvreugde. Er gebeurt iets in deze schilderijen. Er wordt iets. Wat dat is in geen woor den te omschrijven. Ook voor de kunstenares zelf niet, die er dan ook van heeft afgezien, haar doe ken namen te geven. Het schilde rij spreke zelf of het spreekt niet en dan schiet het tekort. Moeilijkheden heeft Frieda Hunzi ker in haar leven stellig vele moe ten doormaken. Maar het geluk Is haar stellig niet onthouden; het geluk van vele rijke vriendschap pen en van veel voor anderen te mogen zyn wat bij de opening van haar tentoonstelling zo uit bundig bleek. Dat geluksgevoel draagt zy in haar schilderyen op royale wijze op anderen over. In liaiar tekeningen gebeurt dat mis schien minder. Hierin overweegt meer de uitdrukking van een gro te innerlijke kracht, een sterke ze kerheid, ook iets van moederlijke koestering. Niets van vreugde en koeste ring vind ik terug in de plastieken van Lotti van der Gaag. Zo lang ik haar werk ken. heeft het me afgestoten. Een tijd lang zocht ik er zelfs een manier tje. een soort aanstellerij in. Nu ik haar tentoonstelling heb ge zien en daar niet alleen haar plas tiek, maar ook haar schilderijen onder ogen kreeg, denk ik er an ders over. Lotti kan, zo werd mij duidelijk, in haar werk geen le vensvreugde uitdrukken, omdat zij de ruimte vult met allerlei exi stenties, allerlei plant-dier-wezens, aan haar onderbewuste ontspro ten, die haar angsten zowel be- Plastiék van Lotli van der Gaa<j lichamen als bezweren. Hier werd het beelden tot magie. Er is een voortdurend omsluiten van iets innerlijks, een afweren van wat van buiten komt, een omsluiten dat zowel bescherming als gevan genschap kan zijn. Poliepachtige vormen steken hun tentakels uit, planten kunnen plotseling over gaan in roofvogels. Het is alles manifest geworden bedreiging. Maar slechts schijnbaar staan deze dingen buiten ons. Want in feite confronteert het „ik" van de kunstenaar zich hier in met het „ik" van de beschou wer maakt het ene de emoties van het andere tast- en zichtbaar. Slechts door dit objectiveren ont staat er afstand, bezwering. „Het is niet zo erg meer, want een an der heeft dat ook". Is dat een kwestie van collectieve emotie, zoals de schrijver Bert Schierbeek ons in zrjn openings rede wilde doen geloven? Ik ben zo vrij het te betwisten. In een kunstwerk beluistert een individu de stem van een ander individu maar nooit een spreekkoor. Er zijn in de kunst nu eenmaal slechts de emoties van het „tk". Lotti van der Gaag is zo'n indivi dualiteit, die haar angsten uit spreekt in haar kunstwerken, in de hoop dat zy wordt verstaan. NIaar in haar droomwezens in haar nachtmerries, zo men wil missen \vy de laaiende vlam van de levensvreugde, waarzonder geen waarachtig innerlijk leven bestaanbaar is. Lotti stelt zich niet aan. Zij is volkomen eerlyk; eenzydig-eerlijk, omdat zij slechts „neen" kan zeggen, waar Frieda Hunziker „ja" zegt. Daarom is het samentreffen van deze twee tentoonstellingen, zo'n onverklaar baar contrast, dat men slechts kan aanvaarden omdat liet in Sandbergs kunstbureht voor komt. (Tot 19 februari.) Teleursiellende ervaringen mei regionale scholen (Van onze ballet medewerker) De gemeente Amsterdam en het mi nisterie van onderwijs, kunsten en wetenschappen zijn met elkaar en met de hen voorlichtende kunstraden iu overleg getreden over de eventuele mogelijkheid om in Amsterdam, waar nu liet Nationaal Ballet is gevestigd, ook een Balletacademie in to richten. Een dergelijke balletacademie was in op komst in Den Haag, nauw verbonden met het toen nog aldaar gevestigde Nederlands Ballet, en gevestigd bij het conservatorium. Omdat de binding met het grote ballet on misbaar is bij de opleiding van aanstaande boroepsdansers, lijkt het in de reden te lig gen nu het ballet naar Amsterdam is verhuisd ook de opleiding in de hoofd stad te vestigen. De voornaamste vraag is derhalve niet, of Amsterdam een Balletacademie moet krij gen bij bet conservatorium aldaar (want die vraag kan zonder meer bevestigend beant woord worden), maar of dit moet betekenen, dat men de begonnen academie in Den Haag moet opheffen. Daar zal de Hofstad wellicht niet zo veel voor Voelen, al of niet uit „con- currentiegevoelens" tegenover de hoofdstad, en mede wijzend op het feit, dat nu in Den Haag het (kleine) danstheater is gevestigd. Het probleem van gecentraliseerde oplei ding of verspreide, omvat méér dan alleen het ballet. En als de Raad voor de Kanót zich nu met dit vraagstuk moet bezighou den, loont het de moeite om zich tevens te bezinnen op de toestand bij het toneel. Want daar heeft men in voorgaande jaren, ge heel in de gedachtengang van de cultuur spreiding naast de vanouds bestaande To neelschool in Amsterdam ook scholen ge vestigd die regionaal georiënteerd zijn: met name in Arnhem en in Maastricht. ie zonder locaal-chauvinïstisclie bril de D ontwikkeling bekijkt, moet tot de con clusie komen dat spreiding van toneel opleiding zinloos is ten opzichte van het aantal gegadigden. Reeds zijn er in de ge- gen gesteld over een school, die dik zes- meenteraad van Arnhem begrijpelijke vra- tigduizend gulden per jaar kost en die slechts drie tot vijf leerlingen omvat. In Maastricht is het amper anders. Ook daar is het aantal leerlingen miniem in verhou ding tot het vereiste aantal leerkrachten. De gedachte, dat men door een opleiding ter plaatse méér leerlingen zou aantrekken uit de directe omgeving, door de praktijk van ile afgelopen jaren achterhaald. In het kleine Nederland zijn er nu eenmaal per jaar slechts een byna statistisch te berekenen gering aantal getalenteerden, die voor het toneel of ballet in aanmerking willen en kunnen komen. En juist in deze tijd van kleiner wordende afstanden en van groter wordende sociale gemeenschappen (cumu lerend in de groei van de economische maar ook culturele Europese gemeenschap), zal ecu getalenteerde voor de kunst gemakke lijk heenstappen over het feit, dat hij niet in zijn geboorc-region, maar in Amsterdam op school moet. Daar komt nog een belangrijke factor bij Amsterdam is inderdaad een „hoofd stad" in die zin, dat er de grootste con centratie van kunstvormen en van kunste naars bijeen is. Twee grote orkesten, diverse kleinere muziekensembles, de belangrijk ste musea, drie toneelgroepen, de Academie voor beeldende kunst en Kunstnijverheids scholen, de Opera en het Nationaal Ballet bieden een centrum van kunstcontactcn, dat nergens anders bijeen is, terwijl ook litterair Amsterdam nog altijd het middelpunt vormt. Deze sfeer van cultureel centrum is voor de aankomende kunstenaar van groot belang, zowel in zijn persoonlijke vor ming als in zijn aanrakingsmogelijkheden met andere kunsten. Gezien enerzijds de teleurstellende en wel zeer dure praktijk met de regionale toneel- seholen (en trouwens ook met de regionale conservatoria), en gezien anderzijds die middelpuntige culturele situatie van Am sterdam, lijkt bezinning nodig op concen tratie ran het onderricht voor beroepskun stenaars van do hoogste artistieke klasse. En dan moet het voor de liand liggen om de grote, best geoutilleerde toneelschool alle bescliikbare talenten te doen toekomen, zo als het redelijk lijkt om ook het ballet slechts één optimale in plaats van twee on derbezette academies te verschaffen. Neder land is te klein, juist in de moderne tijd, om z'n opleidingskrach te versnipperen 1 De directie van het Concertge bouworkest heeft besloten de 33- jarige Amerikaanse dirigent Do nald Johanos uit te nodigen in februari 1963 met het Concert gebouworkest op te treden. Donald Johanos. die deze uitnodi ging heeft aanvaard, wordt door de directie van het Concertge bouworkest een veelbelovende Amerikaanse dirigent genoemd, die hier tijdens de dirigenleneur- sus van dé N.R.U. in 1957 sterk de aandacht trok. Sinds 1957 is hij, aanvankelijk naast Paul Klecki en sinds 1961 naast George Solti, als dirigent verbonden aan het Dallas Symphony Orchestra. Reeds tijdens de tournee van het Concertgebouworkest in 1961 door de Verenigde Staten, besloot de directie een jonge Amerikaanse dirigent in de gelegenheid te stel len in het jubileumseizoen 1962- "63 enkele concerten met het or kest te leiden. Na bekendmaking van dit besluit lieten 28 jonge di rigenten welen hiervoor in aan merking tc willen komen. Mede op advies van vooraanstaande fi guren uit het Amerikaanse mu ziekleven is de directie na zorg vuldige bestudering van de bin nengekomen aanmeldingen tot bo vengenoemde keuze gekomen. Di rigent Johanos zal drie jeugdcon- certen en een openbaar concert dirigeren. Op zijn programma zal in ieder geval een hedendaags Amerikaans werk voorkomen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1962 | | pagina 5