Op de
grote
stille
slikken
Zeven oktober 1960: roerloos
valt de avond. Stil bewe
gen zestien schimmige fi
guren over de einderloze slikken
bij Kats. Donkere gebukte figu
ren. De schemer legt zich over
hen heen. Over land stromen
politiepetten toe. Op fietsen en
per auto gaan ze snel en om
zichtig naar de dijk. Veertien
man sterk. Motoren van auto's
en bromfietsen slaan af en aan
en de mannen stellen zich op in
een lange rij. In een grote
schaarbeweging komen ze on
verhoeds over de dijk, schuiven
ze zwijgend naar de gebukte fi
guren toe over de modderige
slikken: een stille stomme film
zonder één enkel geluid. Dan
komt er beweging in de gebukte
schimmen op de slikken.
Ze wijzen naar de naderende
politie in de verte, ze draaien
door elkaar. Enkelen lopen weg
langs de waterlijn. Maar de
schaar van politiemannen is
breed en de zestien sliklopers
worden voorzichtig ingesloten.
Daar staan ze: mannen en
vrouwen met rieken, hoge laar
zen en emmers pieren. De poli
tiemannen zijn in hun sas: zestien
zagerspitters. Een grote slag!
De namen worden bedrijvig in
snel te voorschijn getrokken
boekjes geschreven. Het wordt
donker. Een kille wind speelt
over de slikken.
Wie volgt? Een zwartharige
man met een litteken over
zijn neus noemt zijn naam:
Franciscus Theodorus de Kubber...
Er is een arrestatiebevel tegen
Frans de Kuber, die twee weken
moet uitzitten maar aan de oproep
geen gehoor gaf omdat twee we
ken zitten in het hoogseizoen een
te grote verliespost voor hem be
tekende. De Noordbevelandse poli
tiemannen bellen met hun Goese
collega's': „We hebben de onder
gedoken Frans de Kubber!"
Alle zagerspitters hebben hun pro
ces-verbaal en kunnen vertrekken.
Maar Frans de Kuber moet blijven.
Tevreden brengen de rijkspolitie
mannen hem naar de boot, als de
Goese collega's aan de andere oe
ver klaar staan om hem op te van
gen. De boot vaart weg en tevre
den kijken vanuit de auto enkele
rijkspolitiemannen de boot vanaf
de aanlegsteiger na.
De Goese politie stelt zich op voor
liet hek van de boot als deze af
meert. Bram de Kubber komt van
boord. Theo de Kubber en de da
mes de Kubber zijn aanwezig. Nog
tien zagerspitters verlaten de veer
boot, maar spoorloos is Frans de
Kubber
Het schip wordt tot in alle hoeken
en gaten doorzocht. De auto's die
de boot verlaten worden grondig
geinspccteerd maar Frans de Kub
ber wordt niet gevonden. Onver
richter zaken keren de Goese poli
tiemannen terug.
Frans heeft hel moeilijk. Aan
boord wisselde hij met broer Theo
snel van jas en toen de boot van
Noord-Beveland afvoer, wipte hij
behendig op de laaggelegen Dalken
vlak bij het donkere water. Zo
bleef hij op Noord-Beveland. Bo
ven zijn hoofd op de dwarsbalken
van dc steiger staat de politic-au
to. Hij kan zich voorlopig niet be
wegen. Zal er van de Zuidbcveland-
se kant een sein komen dat hij niet
gevonden werd? De auto blijft
staan, het water stijgt, Frans moet
van de balken af! De auto staat er
nog seeds. Is de ontsnapping ge
lukt? Zijn onzekerheid groeit....
Maar dan hoort hij dc motor star
ten. Door de spleten tussen de bal
ken ziet hij dat er beweging komt
in de auto boven hem. De motor
bromt, lichtbundels schuiven langs
de oever. Voorzichtig plant Frans
do Kubber zijn nagels in de schuin
hellende stei'gerleuning hoven zijn
hoofd. Hij hangten centi
meter voor centimeter werkt hij
zich ondanks zijn hoogtevrees in
de richting van de wal. Gewoon
over de steiger lopen kan niet: de
man die wachthoudt in het hokje
aan het loket van de bootdienst
zal hem herkennen en direct alarm
slaan.
Boven ondiep water laat hij zich
vallen. Een zachte plons en koud
lierfstwater sluit zich om zijn le
ren jas en om zijn benen. Donkel
en schimmig sluipt hij de wal op.
In een cafe belt hij onopvallend
naar Goes en als hij de lange wan
deling naar de Zandkreekdam in
aanbouw heeft gemaakt staan
daar trouw met brommers Bram
en Theo die broer Frans snel naar
Goes rijden. Later in het jaar pas
zit Frans de Kubber zijn twee we
ken uit.
Zes jaar lang ging alles goed.
De zagers, wat Europa be
treft bijna alleen in Zeeland
voorkomend de bruine duizendpoot
achtige dieren, werden plotseling
een gewild visaas. De Kubbers za
gen de voordelen cn gingen spit.
ten. Langs de modderige waterlij
nen van dc percelen langs de
Oosterschelde plantten ze de spa
de tot een halve meter in 't zach
te slik. Ze woelden vele vierkante
meters om en brachten de zagers
naar boven. Zagers die in emmers
werden verzameld en later in doos
jes kruipend door de derrie, per
trein naar sportwinkels in het hele
land werden gestuurd.
De winsten stegen met de dag.
Fietsen werden brommers en
brommers werden auto's. Moer
spitters verschenen op de stille
slikken langs de brede Ooster
schelde. Spitters die voor zichzelf
ot voor de Kubbers werkten. Bij
laag water stapten ze bedrijvig
in grote laarzen door de modder
en de zagers werden handelswaar
van de eerste orde.
Tot ongeveer 1958 ging alles goed.
Maar plotseling verbood het vis-
serijbestuur het spitten van za
gers op oester- en mosselpercelen
bulten de Oosterscheldedijken. De
Kubbers toonden trots hun ver
dunningen van rijkswaterstaat,
maar die vergunningen voldeden
niet meer. Het visserijbestuur, dat
de percelen van rijkswaterstaat
pacht en uitgeeft aan oester- en
mosselkwekers kwam in het ge
weer tegen het legertje zager
spitters dat bij laag water, soms
twee maal per etmaal, op jacht
ging naar zagers. De visserijpoli-
tie, de rijkspolitie te land en te
water hadden plotseling de han
den vol met de zagerspitters.
Want de zagerspitters gingen rus
tig door. Het offensief was be
gonnen.
Het getij voor de spitters is on
gunstig gekeerd en voor de
Kubbers breekt een moeilij
ke tijd aan. De broodwinning is
een klandestiene zaak geworden
en omzichtig sluipen ze bij nacht
en ontij met riek en emmer langs
de oevers van de Oosterschelde.
Maar dan doemt plotseling stil en
dreigend de boeg van de RP 18 op
in het mjstige water of de unifor
men van politiemannen steken
boven de dijk uit. Er volgt een on
onderbroken stroom van proces-
senverbaal. Processen gevolgd
door zittingen voor het Middel
burgse kantongerecht waar de
Kubbers en hun vrouwen omstan
dig proberen uiteen te zetten dat
zij de oesterpercelen niet kapot-,
spitten zoals het visserijbestuur
verklaart. Maar wanneer toch ver
oordelingen volgen en de Kubbers
menen dat dc verklaringen van
deskundigen en getuigen niet op
waarheid berusten schreeuwen ze
het ^ele kantongerecht bij elkaar.
Ze smijten er uit protest met deu
ren en zoeken het hoger op. Maar
hogerop blijven de veroordelingen
volgen en de Kubbers spitten door.
Met de kop tegen de muur. De
lijst van processen-verbaal groeit,
wordt eindeloos lang en wilder
worden de overvallen en achter
volgingen op dc stille slikken
langs de Schelde.
De Kubbers cn hun spitters gaan
door want de winsten zijn hoog.
Het is hun broodwinning en zelfs
pachters van percelen spitten voor
de uit rechtbankverslagen be
kend geworden zagerspittersfami-
lie De K„ op hun eigen percelen
mee. Ook klandestien, want van
liet visserijbesturu mogen zij als
pachter niemand, zichzelf ook
niet. toestemming geven om op de
percelen te spitten. Onder de vele
spitters is zelfs een raadslid van
een van de dorpen langs de Schel
de. Een trouw spitter die als hij
wethouder wordt meent er beter
aan te doen met het spitten op te
houden
Moeilijker wordt het spitten, feller
wordt het offensief van de politie.
Vermomd en onherkenbaar door
lappen verband en over het hoofd
getrokken nylonkousen spitten de
Kubbers verder. Overal, bij Kats,
in het Koeiegat bij Rilland of aan
de Frans Trap bij Wemeldinge
duikt de politieboot op. Als de po
litiemannen naderen dreigen ze
met de puntige riek en met harde
woorden. Wanneer de waarschu
wing komt dat in de verte de RP
18 nadert of over land politieman
nen toesnellen volgt de snelle
vlucht. De haastige aftocht per
oude Mercedes over de smalle pol
derweggetjes. Koplampen prie
men door het donker.
Als Bram de Kubber op een
vroege morgen met zijn
vrouw Catrien bij Wemeldin
ge aan het spitten is. duikt een
eenzanm visserijpolitieman per
fiets plotseling op. Stil trapt hij
door de morgen. Hij stapt af.
„Goeie morgen", mompelt hij
vriendelijk en trekt zijn boekje,
„ik zal moeten schrijven Bram".
„Ik zou het niet doen", adviseert
Bram, de lange donkere Kubber
met de scherpe neus. Met zijn
grote vuist klemt hij de riek ste
vig vast.
„Ik schrijf wel".
„Ik zou het niet doen".
,Ik schrijf toch...."
De klap met de riek komt als een
schot. De visserijpolitieman zakt
stil ineen. Bram verdwijnt voor
een half jaar in de gevangenis.
Frans de Kubber moet enkele
weken uitzitten voor herhaald
spitten. Theo's serie boetes hoopt
zich zorgwekkend op cn intussen
zinnen de donkerharige broers op
andere middelen om de zagers uit
de grond te krijgen. De gedachte
dat het anders moet kunnen, zon
der de percelen om te spitten,
Iaat Frans niet meer los. En tus
sen de moeilijkheden met zijn
spitters door, .die dreigen voor an
deren te gaan werken, of drie
kwartier strompelend door de
zachte modder van het Koeiegat
bij Rilland, denkt hij na.
„Koperen staafjes in de tuin
grond, aangesloten op plus en min
van het elektrisch net brengen al
le wormen en torren naar boven.
Ze vliegen de grond uit", peinst
hij.
Enige tijd later trekken de Kub
bers met vreemdsoortige toestel
len naar de Scheldeoever. Tech
nici zijn geraadpleegd, de appa
ratuur is in orde en met spanning
wachten ze de resultaten af. De
staven gaan diep de grond in.
Diep de zachte gi<«nd in langs de
waterlijn
Alles komt naar boven: leeglo
pers, wormen en alen. Kreukels
wringen zich krampachtig uit
hun huisjes, torren en strand
vlooien kruipen als gekken uit de
modder omhoogMaar de za
gers, de lange bruinglimmende
monsterachtige pieren met hun
ontelbare pootjes blijven weg. „Ze
zijn er niet gevoelig voor", con
cluderen de Kubbers.
Maar Frans moet enkele van
zijn spitters die voor een sport-
wmkel in de buurt zouden gaan
werken, vertellen dat de proef
nemingen geslaagt zijn en dat hij
nu slechts enkele zagerspitters
meer nodig heeft. „Ik ontsla de
anderen, maar wil jullie houden.
Er kan meer verdiend worden!"
Goed dan, ze zullen voor De Kub
ber blijven werken en niet voor
de sportwinkel. Ze zwichten en
Frans heeft voorlopig het spel
weer gewonnen. Hij houdt de
sportwinkel zelf vast. Alle rela
ties in binnen en buitenland, ge
regelde afnemers van het levend
aas, houdt hij vast. Zagers spitten
is verboden, maar de handel is
vrij. Dagelijks gaan de kartonnen
lozen met zagers op de trein:
F. Th. de Kubber. handel in vis
aas, niet in de zon zetten, staat
erop de doosjes. Gretig wacht
men in vele sportwinkels op de
zagers van De Kubbers.
Winter 1962: ook in deze Ja
nuarinacht gaan de spitters
door. Zelf vertonen De
Kubbers zich niet meer op de
slikken; ze organiseren. En dat
is bekend, want wanneer voor het
kantongerecht blijkt dat een spit
ter voor de Kubbers werkt zijn de
boetes meestal hoger. De spitters.
ze leven er van, met hun gezin
nen. Zacht sompen hun laarzen
door de zachte modder. Zuigend
scheppen ze het slik totdat het
schijnsel van de lantaarn, die met
banden op de pet zit vastgenaaid
de grillig kronkelende zagers
raakt. Dan bukt de raper zich
snel en in de onduidelijke modder-
put graaien zijn handen de glib
berige pieren naar boven. Over
hun bewegingen, over de pieren
cn de Noordbevelandse kust
hangt de koude donkere nacht.
Bij de dijk wordt wachtgehouden
en de zagerspitters houden hun
oren scherp gespitst op het ge
luid van de waarschuwende
claxon of het gebrom van een
motorboot. Geluiden die onraad
betekenen.
Maar in deze koude januarinacht
hebben de spitters het rijk alleen.
Geen politieman komt in de rich
ting van de slikken, geen politie
boot patrouilleert voorbij. De
winst ligt glibberig te kronkelen
in de emmer.
De zagerspitters bewegen als
groteske figuren in de
hoge laarzen- door de
modder. Hun koplampen scheren
onrustig langs de grond. Als
eenzame, schuwe vogels zijn ze
klein en nietig op de grote,
grauwe vlakte.
Het blijft stil. Een koude wind
sluipt over de slikken, langs het
onrustige water. In de verte
beeft regelmatig vuurtorenlicht
van Westenschouwen door de
grafzwarte nacht. Kleine golven
breken ruggelings tegen de
oever.