Vrees voor splitsing in de zorg voor zeeweringen in Zeeland „Niet optimistisch over bijdragenwet" Havenbekkens en ruimtelijke ontwikkeling de filtt die smaaktL THE MAN'S FILTER „SITUATIE SCHREEUWT OM OPLOSSING" DONDERDAG 18 JANUARI 1962 PROVING1 ALE ZEEUWSE COURANT D (Advertentie) GRIGHARD DE HEER VAN DER PEIJL IN TWEEDE KAMER: Wet van 1870 zo nodig aan waterschapsorganisatie aanpassen (Slot van pag. 1) Ook het V.V.D.-lid mevrouw Kuiper- Struyck pleitte voor een brug- over de Oosterschelde. Zij wees er op, dat de grote projecten van rijkswater staat vooral gezien moeten worden in samenhang met een ruimtelijke ordening. Zij achtte het dan ook met name voor de industriële ontwikke ling in het Zuidsloe van belang, dat er een goede verbinding met het ach terland zal komen en een aangewe zen weg daarvoor zag zij onder meer in het slaan van een brug over de Oosterschelde. Zij achtte dit een logjische behandeling van het totaal beeld. De heer Van der Peijl herinnerde eraan, dat minister Korthals in de memorie van antwoord de ver wachting heeft uitgesproken, dat het Oosterschelde-veer over 17 jaar of mogelijk nog eerder sterk aan betekenis zal inboeten of wel zijn betekenis geheel zal verlie zen. Gaarne zou hij van de minis ter vernemen op welke gronden deze verwachting is gebaseerd. Wellicht op gronden van de dan inmiddels tot stand gekomen rijks wegen Roosendaal-Moerdyk of in een later stadium „de zoomweg". Uit het feit echter, dat het be drijfsleven en dan niet alleen de Kamer van Koophandel, maar ook de vervoerdersorganisaties zich zo volledig mogelijk achter het plan van G.S. van Zeeland stellen, mag toch wel de conclusie worden ge lrokken, dat deze verwachting niet algemeen wordt gedeeld, zo meen de de lieer Van der Peijl. Bijdragenwet Evenals andere sprekers toonde de heer Van der Peijl zich er over ver heugd, dat het ontwerp van de bij dragenwet Deltawerken binnenkort het departement zal kunnen verla ten. Met name door de waterschaps besturen zal dit bericht met vreugde zijn ontvangen, zo stelde hij. Voor deze. beheerders der buitenwaterke ringen zal nu eindelijk aan de reeds ruim <1 jaar durende onzekerheid met betrekking tot de financiële regeling van de door hen uitgevoerde werken een eind komen. Eerst nu zal een juist inzicht in de financiële toestand van deze water schappen kunnen worden verkregen. De totstandkoming van deze bijdra genwet is mede een dringende aange legenheid voor de op gang zijnde re organisatie van polders en water schappen in Oost Zeeuwsch-Vlaande ren, waarvan de voltooiing stagneert door het uitblijven van een wettelijke regeling. Hetzelfde geldt ten aanzien van de uitvoering van de aanpas- singswerken voortvloeiende uit de afsluiting in het Deltagebied. Hij vroeg de minister nog exact mede te delen, wanneer het wetsontwerp de Staten-Generaal zal bereiken. Calamiteuze polders Voorts wees de heer Van der Peijl erop, dat de aansluitende wetgeving ter vervanging van de wet op de calamiteuze polders van 1870 even eens zo langzamerhand in een eind stadium begint te komen. Hierbij speelt, aldus de heer Van der Peijl, de zo belangrijke en voor de water schappen, met name in Zeeland, zo ingrijpende kwestie van de overne ming door het rijk van de zorg voor de instandhouding van de „vooroever" een grote rol. In kringen van de waterschappen is over dit voornemen van de minister grote ongerustheid ontstaan en tegen deze maatregel wordt dan ook sterk geprotesteerd, aldus deze Zeeuwse spreker. Immers hierbij zullen de rijkssubsidies aan de calamiteuze pol ders worden omgezet in een mate riële prestatie, waarbij het onderhoud van de oeverbescherming en van al wat zich .verder in liet water uit strekt, voortaan door het rijk zal worden verricht inplaats van dooi de waterschappen. Deze oplossing zou niet alleen voor de calamiteuze polders, maar ook voor de overige waterschappen worden doorgevoerd. Men beschouwt dit bijhet water schapswezen als een principiële aan tasting van de historisch gegroeide waterscbapstaak, die gedurende vele eeuwen op uitstekende wijze is ver vuld, aldus de heer Van der Peijl. l)oor dit voorstel ontstaat een onaan vaardbare splitsing van de zorg van de. zeewering; enerzijds komt dit toe zicht; op de hoog waterkering to be rusten bij de waterschappen, terwijl anderszyds de instandhouding van everbescherming op het ryk zal overgaan. De vrees is zeker niet on gegrond, dat door «leze gedeelde ver antwoordelijkheid ten aanzien van de zeewalerkerïngen tevens een bron van velerlei conflicten zal ontstaan. Deze ministeriële suggestie wordt als een niet onbelangrijke ombui ging van het beleid aangemerkt, ter wijl men het als een aanzienlijke ver? zwakking van de positie der water schappen opvat. Toezicht provincie Men is voorts van mening, aldus deze spreker, dat niet alleen de taak wan de waterschappen bij de uitvoe ring van deze plannen zou worden uitgehold, maar dat ook het toezicht van de provincie voor de werken zou komen te vervallen. Ook bij het provinciaal bestuur van Zeeland is men de mening toege daan, dat de werken aan de voor oever uitsluitend dienen ter bescher ming van de hoogwaterkering en derhalve een integrerend bestanddeel vormen van deze hoogwaterkering. De zorg voor de onderzeese oever is van zo overwegend belang, dat men het ontoelaatbaar acht de gehele ver antwoordelijkheid in één hand te leg gen met uitschakeling van de water schappen en de provincie. Wanneer op deze wijze een regeling ter ver vanging van de wet op de calami teuze polders tot stand zou komen, geeft men er in de kringen van de waterschappen de voorkeur aan om de wet van 1870 aangepast aan de huidige moderne waterschapsorgani satie te handhaven tot het tijdstip van voltooiing van de Deltawerken of wel voor onbeperkte duur. Schaderegeling De heer Van der Peijl wees er op, dat de mededeling van de minister, dat de regeling ex artikel 8 van de Deltawet nog niet binnen afzienbare tijd tot stand zal kunnen komen, in de kringen van de betrokkenen op nieuw ontstemming teweeg heeft ge bracht. Weliswaar is er nu een inte rim-rapport, waardoor de zogenaam de „zelfstandigen-regeling" kan wor den toegepast op niet alleen de Veer- se vissers, maar ook op de zelfstan digen, die een bestaan vinden in de industrie, in de handel, het ambacht, de Horeca-bedrijven of het vervoers wezen; uit de praktijk blijkt echter, dat de uitwerking van de regeling zeer traag verloopt. Dit is ook het geval met de „migratieregeling", waarbij in de vergoeding van de reis-, verblijf- en verhuiskosten van de vissers, die in Colijnsplaat hun thuishaven hebben, wordt voorzien. Er was ter zake door het departe ment van sociale zaken een volks gezondheid een toezegging ge daan, dat alle gevallen binnen drie weken zouden worden afgehan deld. Het is nu echter al langer dan 3 maanden. Slechts in vier ge vallen zijn tot nu toe renteloze voorschotten verstrekt. Hierdoor ontstaat onzekerheid en ongerust heid bij de door de Deltawerken gedupeerden, aldus de heer Van der Peijl. De belangrijkste resulta ten, verkregen door de voltooiing van het drie-eilanden-plan, mo gen zeker niet ten koste gaan van een bepaalde groep van de bevol king. Dit geldt evenzeer ten aan zien van de Veerse middenstan ders. Ook deze tasten nog steeds in het duister. Voorts werd er nog op geen enkele wijze gereageerd op het aangeboden „schaderapport". Eveneens zou het direct betrokken bedrijfsleven er prijs op stellen, dat het door de commissie ex-artikel 8 zou worden gehoord om zijn wensen en verlan gens nader toe te lichten. Het verloopt alles zo stroef, het duurt allemaal zo lang, aldus een laatste hartekreet van de heer Van der Peijl over dit probleem. Hij vroeg de minister dan ook zeer nadrukkelijk aandacht hier aan te willen schenken. V eerdiensten Veel aandacht besteedde de heer Van der Peijl ook aan de ontwikkeling van de veerdiensten in Zeeland. De dynamische ontwikkeling van het bedrijfsleven eist snelle en vooral on der alle weersomstandigheden be trouwbare verbindingen, zo zei hij. Hij wees in dit verband met name op de. grote tijdsverliezen, die door de industrie bij het vervoer van pro- dukten wordt geleden. De industria lisatie heeft reeds een belangrijk aan- zetpunt gekregen in de kanaalzone, terwijl andere waaronder zeer be langrijke industrieën zich daar in de komende jaren nog zullen vesti gen. Voor de ontwikkeling van het Westerschelde-bekkcn, mede door de plannen in het Zuid-SIoe, is dit van groot belang. De veerdiensten over de Westerschel- de zullen altijd een „hulpmiddel" blijven en zijn niet een voldoende hechte basis, onder meer vanwege hun kwetsbaarheid bij ongunstige weersomstandigheden, zo meende de heer Van der Peijl. De verbinding van Zeeuwsch-Vlaanderen met Noord- Brabant over België via Antwerpen is nog steeds verre van ideaal. Uit eindelijk zai een vaste verbinding onder of over de Westerschelde uit komst moeten bieden, zo stelde de heer Van der Peijl vast. Met enige teleurstelling voegde hij daaraan ove rigens toe, dat blijkens het antwoord van de minister op het voorlopig verslag hieraan voorlopig nog niet te denken valt. Om aan de opheffing van het isole ment van Zeeuwsch-Vlaaderen eni germate tegemoet te komen zullen de huidige verbindingen echter zo goed mogelijk dienen te functioneren. Dit is met betrekking tot de veerdienst KruiningenPerkpolder momenteel zeker niet het geval. Hij wee-s de C. F. VAN DER PEIJL ....brug moet er komen.... voorgestelde tussenoplossing voor dit veer van de hand. In verband met de steeds wassende verkeersstroom zullen hier in de naaste toekomst ingrijpende maatregelen genomen dienen te worden. Een belangrijke verbetering van de accommodatie is dringend noodzake lijk, zowel ten aanzien van de veer havens te Kruiningen en Perkpolder als wel de voorzieningen met be trekking tot aanleginrichtingen in deze havens voor grotere veerboten. Urgentie erkend De urgentie hiervan wordt door de minister erkend. Immers op de be groting voor 1961 werd een bedrag van f 1 miljoen uitgetrokken voor liet maken van een begin van een nieuwe veerhaven te Perkpolder. De minister schrijft nu echter in de me morie van antwoord, dat met de voor zieningen in totaal f 23 miljoen zul len zijn gemoeid en dat het niet mo gelijk zal zijn dit bedrag in de be grotingen van de eerstkomende ja ren op te nemen. Er is echter in overleg met G.S. van Zeeland tot een tussenoplos sing besloten, zo memoreerde de heer Van der Peijl. De minister verwacht, dat deze tussenoplos sing, welke voorziet in het om bouwen van de thans varende pon ten, de vervoerscapaciteit voorals nog voldoende zal vergroten. Dit bestreed de heer Van der Peijl echter ten enenmale. Als het ver voer namelijk blijft toenemen en dat ligt in de lijn der verwach tingen, dan zullen zich spoedig moeilijkheden voordoen. Met de aangegeven voorziening zal slechts een tijdelijk soelaas wor den verkregen. Met het oog op de toekomstige ontwikkeling van dit ge biedsdeel zal hier met ruime visie een oplossing dienen te worden ge vonden. Zolang de nodige voorzie ningen in deze veerhavens niet zijn getroffen zou een grotere boot, waarom het provinciaal bestuur van Zeeland heeft verzocht, niet op de lijn KruiningenPerkpolder kunnen worden ingelegd. Deze boot zou dan alleen dienst kun nen doen op bet veer Vlïsslngen Breskens. Waar de bouw van een dergelijke boot enige jaren vergt, erzocht «1e beer Van der Peijl de mi nister met klein reeds thans de mach tiging te willen verstrekken om met de nodige voorzieningen aan veerha vens en aanleginrichtingen binnen korte tijd te doen beginnen. Ook de heer Kodde (s.g.p.) wijd de nog enkele woorden aan hei- veer Kruiningen-Perkpolder. Hij DE HEER KODDE IN TWEEDE KAMER: (Van een onzer redacteuren) Bij (1e algemene beraadslagin gen over de begroting voor 1962 van verkeer en waterstaat heeft het Zeeuwse Tweede Ka merlid, de heer D. Kodde (s.g.p.) gisteravond de uitlatin gen van de heer Van der Peijl (c.li.u.) over de bijdragenwet Deltawerken optimistischer ge noemd, dan de memorie van antwoord en de gang van zaken rondom deze wet tot nu toe rechtvaardigen. „Er mag dan nu weer een toezegging zijn, toch is het bijzonder onbevredi gend, dat er nog altijd geen de finitieve wetgeving op dit punt is", zo meende de heer Kodde. „Welke oorzaken hebben de uit werking zo vertraagd?" vroeg hij, „zoekt men wellicht naar een re geling, die alleen geldt voor Zee- Tand en die dus geen consequen ties heeft voor het gehele land? deed dat hij het geven van een persoonlijke visie op de zondags rust. Hij was er namelijk bij zonder mee ingenomen, dat op zondag geen uitbreiding zal wor den gegeven aan de veerdiensten by Kruiningen-Perkpolder. De heer Kodde achtte het in verband met de zondagsrust zelfs nood zakelijk om deze dienst op zondag geheel stop te zetten. Zeeuwse wegen Voorts vroeg de heer Van der Peijl de aandacht van de minister voor de rijksweg Bergen op Zoom-Vlissin- gen, op welke weg de verkeersin tensiteit bijzonder groot is, waardoor in de afgelopen jaren zeer ernstige verkeersongevallen hebben plaats ge vonden. Wat betreft de weg Vlissin- genNieuw- en St.-Joosland drong de heer Van der Peijl aan op grote spoed, daar de totstandkoming van dit weggedeelte tevens een belang rijke ontlasting van de statlonsbrug te Middelburg kan brengen. Vooral in de zomer komen bij deze brug onhoudbare toestanden voor, waarbij zich grote file-vorming voordoet, zó verklaarde de heer Van der Peijl. DRS. TH. WESTERHOUT BRAK LANS VOOR.. „Scheldeverbindingen geen kwestie van regionale hobbies (Van één onzer redacteuren) Het Zeeuwse Tweede Kamerlid drs. Th. Westerhout (p.v.d.a.) heeft bij de behandeling van de begroting van verkeer en waterstaat gisteravond een vurig pleidooi gehouden voor de ruimtelijke ontwikkeling van de nationale havenbekkens. Hij achtte liet met irame noodzakelijk, dat deze havenbekkens worden ingepast in de ruimtelijke structurele ontwikkeling van ons land. „Er is tevredenheid bij de minister over de coördinatie tussen waterstaatkundige voorzieningen en deze ruimtelijke ontwik keling", aldus de heer Westerhout, „maar er is nog een was lijst van noodzakelijke voorzieningen, hetgeen toch wel be wijst, dat er iets schort aan die coördinatie". Vooral dacht de heer Westerhout hier aan de nationale havenbek kens en met name noemde hij het Scheldebekken en de Eemsmon- ding. Hij wees erop. dat destijds bij de behandeling van «1e Delta wet zijn fractie reeds aangedron gen heeft op een havennota. Mi nister Algcra heeft deze nota des tijds zelfs toegezegd, maar steeds meer werd de indruk gewekt, dat onder minister Korthals deze lia- vennota op de achtergrond wordt gedrongen. Thans wordt gesteld, dat een regeringsoptreden op het gebied van de havenbekkens een ingrijpen betekent in de gemeen telijke autonomie en in de vrije keus van da vestigingsplaats. Daar mee lijkt de havennota van de baan. De heer Westerhout kwam vervolgens tot de concrete vraag: Beschikt de minister thans wel over de gegevens voor een priori teitsafweging wat betreft de ont wikkeling van de havenbekkens? Zo vroeg hij zich af. of bij het nemen van <>en beslissing over de Europoort de andere projecten wel voldoende afgewogen zijn. „Te zijner tijd De manier, waarop «lc minister zaken als de voorgestelde Oostcr- seheldebrug- en de verbindingen over de Westerschelde in zyn me morie van antwoord benadert, doet denken dat de minister dit slechts een soort te loven projec ten aclit, waaraan de regering te- zyner tijd wel aandacht zal schen ken. Hij waarschuwde echter te gen deze latente houding. Deze wensen moet de minister zien in het totale beeld van de ruimtelijke ordening. „Dit zijn geen regionale hobbies", zo zei de heer Westerhout, „maar essenti- ele voorzieningen in de ruimtelijke ontwikkeling van ons land". Ook wees de heer Westerhout er nog op, dat destijds bij de behan deling van de Deltawet aangedron gen is op de instelling van een Deltaraad, teneinde de sociale en economische problemen rond het Deltaplan te belichten. Dit is vijf jaar geleden en in de eerste tijd is geen enkele mededeling hier over gedaan, aldus deze spreker. Later heeft de minister verwe zen naar het Deltaverslag, maar de heer Westerhout had daarin welgeteld elf regels over doze ma terie ontdekt, te. weten over het oesterproef-bassin en over het probleem van de Veerse vissers. Bedoeling niet ..Dat is «le bedoeling niel", aldus' de heer Westerhout. Hij drong' dan ook aan op een betere voor ziening in deze zaken. Overigens meende hij, dat bij de ontwikke ling in het Deltagebied lang niet alles van een leien dakje gaat. Met name noemde hij de inpolde ring van de recreatiegebieden in het Drie-Eilandenplan. Dat deze zaak stagneert, is voornamelijk een gevolg van het feit, dat deze DRS. TH. WESTERHOUT er is nog een waslijst recreatiegronden thans nog in han den zijn van particulieren. Hij wees erop. dat bij de behandeling van <le Deltawet daarover door zijn fractie reeds was gesproken en dat hij er toen op aangedrongen had, dat deze gronden in handen van de regering zouden komen. „Nu zitten we met de brokken en is de zaak nog niet opgelost", al dus de heer Westerhout. Tenslotte vroeg hij de minister, bijzonder hoge prioriteit toe te kennen aan de regeling ex artikel 8 van da Deltawet. Zoekt men nog steeds naar het al lerbeste? Vraagt het teveel uit 's rijks kas of zijn het technische bezwaren?" De heer Kodde acht te het nog een geluk, dat het voortdurend uitstel tenslotte toeli geen afstel zal betekenen. Wat betreft de aansluitende wetge ving ter vervanging van de wet op de calamiteuze polders van 1870 vreest de heer Kodde, dat het hiel de waterschappen tenslotte zal ver gaan als de gemeentebesturen: een belangrijke beknotting van de be voegdheden in het financieel beleid. Hij hield een fel pleidooi voor de zelf standigheid van de waterschappen en drong erop aan niet een deel zorg voor de „vooroevers" over te he velen naar het rijk. Mej. Sehilthuis (p.v.d.a.) noemde het overnemen van de zorg voor de vooroever door het Rijk een „hulp in natura aan de Zeeuwse waterschapen". Zij schortte haar oordeel over deze zaak echter op tot de minister precies zal verkla ren, wat hij op dit punt voor heeft. Geen armenzorg „Voor de zoveelste maal moet ik aandringen op de regeling ex arti kel 8 van de Deltawet", aldus de heer Kodde, die blij was dat er nu weliswaar iets wordt gedaan voor de gedupeerden, maar die erop wees, dat de situatie nu schreeuwt om een definitieve oplossing. Een oplossing, die niet moet lijken op armenzorg. Bovendien een oplossing die gedu peerden toestaat de vergoeding naar eigen inzicht te besteden. Nu kleeft I). KODDE ...geen armenzorg... er nog' een smet aan het Deltaplan: vele particulieren zijn gedupeerd ter wille van het landsbelang. „Tussendam" Ook schonk «le heer Kodde aandacht aan de volgorde van afdamming in het Deltaplan. „Nu wordt er nog ge werkt van de kleinste naar de groot ste", zo zei hij. Hij vroeg zich echter af of het niet beter was eerst een „tussendam in de Oosterschelde aan te leggen". „Is bij deze materie niet teveel In vloed toegekend aan de deskundi gen", zo vroeg hij. „Het mag toch niet zo zijn, dat de deskundigen in bestuurszaken beslissen en z.o lykt het nu soms", zo zei de lieer Kodde. In tegenstelling tot de heer Kodde stemde de heer Aantjes (a.r) volkomen in met het standpunt van de minister, inhoudend het werken van kleine naar grote af sluitingen. „Het mag dan wat lan ger duren eer de Oosterschelde afgesloten is, maar toch vergt dit systeem veel minder risico", aldus de heer Aantjes. Voorts pleitte de heer Kodde voor een vaste oeververbinding over de Oosterschelde. Voor argumentatie verwees hij onder meer naar een brief van de Kamer van Koophandel voor de Zeeuwse eilanden aan de mi nister. Hij achtte het een belangrijk Zeeuws belang, dat deze kortere middenverbinding tussen enerzijds de kanaalzone en het Sloe-gebied en an derzijds de grote centra in het wes ten des lands tot stand komt. Voorts achtte de heer Kodde het noodzakelijk, dat de Westerschelde wordt verbeterd. Hij drong hierbij aan op normalisatie van dit vaarwa ter, Ook bepleitte hij een spoedige in poldering van het Land van Saeftin- ge. Over deze twee laatste zaken vroeg hij zo spoedig mogelijk meer contact op te nemen met België. Tenslotte hield het Zeeuwse Kamer lid een pleidooi voor de nieuwe weg XïeuwlandVlissingen, hetgeen hij een belangrijke ontlasting voor de brug bij Middelburg achtte. Wel rees by hem de vraag of in «le toekomst, als «le nieuwe weg eenmaal is aange legd, ook by Vlissingen niet een „bottle-neck" zal ontstaan by de spoorlyn en het kanaal. Maar deze „bottle-neck" zal het toch niet halen by de noodtoestand, die tlians ont staan is bij de stationsbrug in Mid delburg, zo zei hp

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1962 | | pagina 13