GESPREK
MET
EEN
SPIJTOPTANT
ff oven aan de krakende kale trap is een overloop.
Een nachtlampje onthult nauwelijks de verveloze
staat van het stuk gang, waar we staan. Acht deuren
komen er op uit. Achter een deur rumoert rock-and-
roll uit een grammofoon, achter een andere krijst een
ontroostbare baby. Rechts is het stil. Drie deuren
bieden daar een moeilijke keus. We kloppen, links.
„Wie is daar Wat moet U Een stem met een niet
mis te verstaan accent klinkt verschrikt. De deur blijft
dicht. „Twiss woont hier tegenover"horen we en de
stem smoort weg onder een deken. Dan opent de heer
Twiss aan de andere kant behoedzaam een piepende
deur. Wij staan tegenover de man, van wie het CCKP
in Den Haag zei „Hij is de meest objectieve spijt
optant die wij kennende man die ons zijn spijt-
optantenverhaal zou gaan vertellen.
Infectie
Kamponq-niveau
Bij hei K.N-I.L.
Ontslagen
Armoe
Boedel
Laat komen
„Leven in Indonesië
werd onmogelijk"
De regering voert haar beleid inzake de toelating van spijt
optanten in Nederland. Velen zijn het met dit beleid niet
eens en langs allerlei wegen kruien zij de kritiek bij vrach
ten aan. De regering moet zijn toelatingsbeleid verruimen,
zo hoort men meest. Hoe zijn de toestanden op dit moment
in Indonesië Is de toestand werkelijk onhoudbaar, onver
draagbaar voor de spijtoptant Wij hebben deze vraag
voorgelegd aan een spijtoptant, die zeer recentelijk uit Indo
nesië is teruggekeerd, de heer 0. F. Twiss, (zie neventaande
staande foto). Op deze pagina vindt U zijn relaas.
De heer F. Twiss (51) heeft
het onmogelijke geprobeerd.
Het is hem dus niet gelukt.
Wij vroegen hem een objectief
beeld te geven van het leven van
de spijtoptant in Indonesië. „Zo
objectief mogelijk", zwakten we
bij voorbaat reecis onze wens af.
„Ik zal het doen en mijn emoties
bedwingen", zei de heer Twiss in
het benauwde zolderkamertje van
het Velpse contractpension. Het
klonk als een plechtige belofte,
maar het was er één, bij voorbaat
gedoemd om onhoudbaar te zijn.
Steeds weer werd de heer Twiss
overstelpt door de emoties, die
ontstonden bij het vertellen over
de ellendigste periode van zijn
leven.
Dit is het verhaal van O. F.
Twiss, spijtoptant, verteld op een
zolderkamertje in een contract
pension, zittend voor het ledikant-
je van zijn drie-jarig zoontje.
„Wat zoeken jullie in Nederland?
Verloochen je moeder toch niet!"
Dit was direct na de soevereini
teitsoverdracht (1950) de kreet,
die wij steeds weer hoorden. Van
vertegenwoordigers van de Neder
landse regering, van onze werk
gevers, van Indonesië, van ieder
een.
Dat was het begin. Even eerder
was er van Indonesische zijde
reeds op aangedrongen dat wij,
Indische-Nederlanders zouden blie
ven in ons land van geboorte. Mr.
Tabrani van het Binnenlands Be
stuur van de Republiek hield bij
eenkomsten voor Indische-Neder
landers, waarin hij steeds maar
weer beloofde dat er in de nieu
we situatie voor discriminatie je
gens ons geen plaats zou zijn.
Bij de overdracht eiste Indonesië
dat 80 procent van de staffuncties
in het openbare leven bezet zou
den blijven door de deskundigen,
door Nederlanders. Nederland
maakte ons klaar voor die betrek
kingen. Indonesië smeekte ons te
blijven en beloofde al het goede
der aarde. Duizenden bleven dus
in het land van zon en palmen,
waar zij waren geboren, dat zij
lief hadden.
Zelf was ik toen douane-ambte
naar. Ik kreeg de kans om acht
maanden met recuperatieverlof
(voor herstel) naar Nederland te
gaan. Dat zou betekenen dat er
weer een langdurige scheiding
van het gezir. zou plaatsvinden,
weer na reeds de oorlog met een
lans:, krijgsgevangenschap, de
politionele acties daarna en ten
slotte veel en lang van huis dooi
de douanedienst. Ik besloot bij
vrouw en kinderen te blijven en
liet de kans schieten om in Ne
derland waar het toen ook
geen vetpot was rond te zien
of ik daar werk kon vinden. Het
alternatief was: Opteren voor het
Indonesisch staatsburgerschap.
Dit alternatief werd: ellende
V
oor ik uit Indonesië vertrok,
een half jaar geleden, heb ik
ken naar het kampong-milieu
naar de status dus waaruit zij
zich lang geleden hadden opge
werkt.
Met een gerust hart kan ik U dus
over mijzelf vertellen, het is het
zelfde verhaal als mijn buren,
mijn vrienden, zelfs mijn vijan
den (zo ik die had onder de spijt
optanten) zouden vertellen", al
dus de heer Twiss.
En de oorlog tegen Japan vocht ik
bij 't K.N.I.L. Op O.-Java werd
ik krijgsgevangen gemaakt
en dat betekende Birma. Dat was
een vreselijke, tijd, waarin we ons
in het leven hielden door ratten,
slangen en kruiden te eten. Ach
teraf héb ik wel vaak gezegd in
moeilijke momenten: Twiss, het is
maar goed dat je de periode van
de Birma-spoorweg hebt moeten
doormaken, niets kan erger zijn
en dus kun je de moeilijkheid
aan. waar je nu voor staat.
Na de Japanse oorlog werd ik als
sergeant van het K.N.I.L. voor
het geven van instructie ingedeeld
bij de W-brigade van de B-divisie
van de K.L. Dat duurde tot 16
juni 1946, toen kreeg ik bij een
kleine actie een schot in de rug
en in december, toen ik genezen
was, ging ik met groot verlof.
Ik kreeg in 1947 een werkkring,
die mij bijzonder aantrok, name
lijk controleur bij de douane
dienst met standplaats Borneo.
Op het moment van de soeverei
niteitsoverdracht was ik nog
steeds op Borneo gestationeerd.
dèr bij spijtoptanten
mijn licht nog eens opgestoken.
Ik wilde er namelijk helemaal
zeker van zijn of ons eigen geval
en dat van de snijtoptanten, die
ik van nabij kende, wel het beeld
was van het spijtoptanten-pro
bleem als geheel. Overal moest
ik tot de ontdekking komen dat
het een onhoudbare toestand is,
voor de een een graadje erger dan
voor de ander, maar die kleine
verschillen waren er dan door de
instelling van de spijtoptanten
zelf- De een heeft nu eenmaal
een groter weerstandsvermogen
dan de ander.
Over het algemeen mag ik wel
zeggen dat de spijtoptanten, die
vroeger een goed bestaan hadden,
die een eigen huis bewoonden en
een goede positie hadden bij over
heid of bedrijfsleven, nu afzak
Met het meer en meer infecte
ren van het volk met de
idee dat „West Irian" aan
Indonesië onthouden wordt, werd
de toestand voor de spijtoptant
moeilijker.
De radio begint 's morgens met
het strijdlied Irian, de kranten
staan iedere dag vol anti-Neder
landse uitingen en aan het begin
van dit jaar kondigde president
Soekarno in zijn „Uzdck Manipol"
aan, dat alles wat aan Nederland
deed herinneren afgeschaft moest
worden. Namen van wetenschaps
mensen. die onnoembaar veel voor
Indië hebben betekend, die overi
gens nooit iets met politiek uit
staande hebben gehad, verdwe
nen van scholen en instituten.
- In die sfeer werd ik in 1958 ge
dwongen dat vervroegd pensioen
aan te vragen. Dat betekende het
einde van tientallen jaren rijks
dienst. De aanzegging kwam, na
dat ik „gescreend" was. Dit be
stond hieruit, dat iedere werkne
mer zijn levensloop tussen 1945
en 1950 moest beschrijven. Zo'n
tijd kun je niet camoufleren. De
mannen die in die tijd dienstplich
tig waren geweest bij het K.N.I.L.,
werden meteen beschouwd als te
gen de Republiek gekant te zijn
geweest en him restte niets dan
ontslag te nemen. Als je geen ver
vroegd pensioen vroeg, werd je
wegens ongeschiktheid ontslagen,
waardoor je ook nog alle rechten
op een mogelijke uitkering ver
speelde.
ven wat beter werd. Voor morele
chantage, voor misdadig optreden
tegen dochters van spijtoptanten
is het in Indonesië al lang een
gouden tijd.
Daarna kwam ik naar Java,
waar ik eerst in Soerabaja
en later in Djakarta werkte.
Binnen drie jaar lijd werd ik
twee maal uit de douanedienst
ontslagen en weer teruggeroe
pen. Beide keren werd ik gevan
gen genomen. De eerste keer
werkte ik niet mee aan een srnok-
kelaffaire door Indonesiërs en
Nederlanders van luxe artikelen
en Nederlands Indisch zilvergeld
naar Singapore, waarop mij dief
stal van bagage lan reizigers in
de schoenen werd geschoven en de
tweede keer betrof het smokkel
van rijst uaar Singapore, waar ik
part noch deel aan had.
Beide keren werd ik vrijgespro
ken, maar niettemin ontslagen. In
1953 vroegen de Indonesiërs of ik
weer wilde terugkomen bij het
Centraal Bureau voor de Handels
statistiek, afdeling Deviezen }m-
en export. Ik was daar voor het
ontslag controleur en accepteerde
graag weer. omdat ik anders niets
verdiende. Ik wist trouwens waar
om zij mij terug vroegen. Zij
konden niet zonder mij.
Als ik er een dag niet was. het
men rustig een handelsmissie tot
de volgende dag wachten, omdat
anderen niet met kennis van za
ken konden spreken.
Maar later, toen de politieke si
tuatie weer veranderde, werd ik
niettemin met vervroegd pensioen
gestuurd. En met mij honderden,
duizenden anderen. Wat de gevol
gen van deze pntslagen waren,
interesseerde blijkbaar' niemand.
Die resultaten waren voor het
land fnuikend.
Het leven in Indonesië was na (lc
overdracht al direct niet meer wat
het vroeger was. Ik verdiende net
niet genoeg om mijn kinderen
naar een zogenaamde concordean-
tieschool te mogen sturen. De sa-
larisgrens voor niet-Nederlanders
was op 560,gesteld en ik ver
diende 'f 537,50 per maand. Dat
betekende dat de kinderen na de
soevereiniteitsoverdracht nog In
donesisch moesten gaan leren.
Sindsdien heb ik niet meer ge
werkt. Je kreeg nergens meer
een voet aan de grond. Om in
leven te blijven, moesten we ten
slotte onze inboedel gaan verko
pen, maar de prijs die je voor je
goede spullen kreeg, lag ver be
neden het redelijke. De Indonesiër
redeneerde: Zij hebben honger, zij
moeten geld hebben, zij zijn dus
tenslotte tevreden met weinig.
Vroger leefden we bij en samen
met Nederlanders. Maar naarma
te er meer van hen repatrieerden,
weiden we meer en meer inge
sloten door Indonesiërs, die direct
in de leeggekomen huizen trok
ken. Daar was natuurlijk op zich
zelf niets tegen als ze ons niet
stelselmatig hadden gepest. Wij,
maar vooral de kinderen, weiden
onophoudelijk geplaagd, uitge
scholden en bespuwd. Ze be
schimpten ons als leden van de
vijfde colonne en als handlangers
van Nederland. Zo stond en staat
het immers in de kranten Is
het wonder dat als je je toekomst
zo ziet uitgestippeld, je dan toch
liever maar weg wil
Toen ze merkten dat we een vi
sum hadden aangevraagd voor
vertrek naar Nederland begon bet
echter pas goed. In plaats dat ze
gelukkig waren dat die „handlan
ger van Nederland" nu tenminste
zijn best deed om te kunnen ver
dwijnen, werden we meteen aan
gebracht bij de politie. Dat ge
beurde by ons, toen Ik voor de
derde keer het visum aanvroeg. Op
5 november 1960 werk ik uit mijn
woning gezet. Voor de ontruiming
kreeg ik vijf dagen tijd. Niet
veel, maar zoveel was er toch al
niet meer over om uit huis te
dragen.
Wij zijn er ip'geslaagd ergens een
open 'garage te vinden bij een
huis, dat vól met Indonesiërs zat.
Dat betekende een leven naast
het hol van de leeuw.
Het was leven op de uiterste raak
punten van je zenuwen, want er
was constant dreiging van een
conflict met de Indonesiërs met
hun overgevoelige nationaliteits
zin.
„Kinderen blijven kinderen", zo
vervolgde de heer Twiss zijn ver
haal, „en hongerige kinderen,
meisjes die geen enkele luxe ken
nen, omdat de ouders dit niet kun
nen betalen, werden makkelijker
dan in andere omstandigheden
overgehaald iets aan te nemen.
Bij herhaling kwam het voor dat
kinderen zich tegen de ouders'
keerden, nadat zij van Indonesi-
siërs tegelijk met snoep en sjaal
tjes een flinke anti-Nederlandin
jectie hadden gekregen.
Er waren ouders, die het spijt-
optantenbestaan niet meer aan
konden en er ten langen leste in
toestemden dat hun jonge, mooie
dochtertjes huwden met Indone
siërs, waardoor voor hen het le
Op 22 december kreeg ik een af
wijzing op mijn vierde visum-
aanvraag. Van toen af werd
het dagelijks leven een uitzicht
loze a^moe. We hadden geen mar
garine, bakolie, klapperolie, zeep,
tandpasta en textiel meer. Suiker,
rijst en petroleum werden gedis
tribueerd, maar betalen moest je
natuurlijk zelf en de prijzen wa
ren schrikbarend.
Rijst 14 roepiah per kilo, dus zo
ongeveer 1,60. In het land van
de rijst! Wie Indië kende, weet
wat daar vroeger een levende kip
kostte! Nu betaal je 85 roepiah,
ruim 10.Daar heb je er in
Nederland twee voor. Rundvlees
is 72 roepiah per kilo.
Daardoor bleef ons niet veel an
ders over dan gefermenteerde
soja-boncn en wees ervan over
tuigd, dat daar hetzelfde voor
geldt als voor bruine bonen, wan
neer die dagelijks op de tafel ver
schijnen".
Twiss glimlachte teen hij zyn
relaas onderbrak. „De ergste tijd,"
zei hij, „was toen onze jongen
Robbie zich met zijn vriend Schrij
ver U weet wel dat twee
span Twiss en Schrijver aan
boord van een schip had weteu
te werken, en de Nederlandse re
gering deze twee jonge versteke
lingen de toegang weigerde. Rob
bie woont nu in Italië, dat hem
wel toeliet, maar voor dat besluit
daar viel en vooral toen het over
deze zaak in Nederland zo lioog
opliep, dat het de Indonesiërs ook
niet meer onverschillig liep, heb
ben we duizend angsten uitge
staan. Angst voor de mogelijk
heid. dat hij naar Indonesië zou
worden teruggestuurd en angst,
dat ze, toen dat niet het geval
was, hun gram weer op ons zou
den komen verhalen".
„Het heeft ons vijf rekesten en
een aantal brieven aan leden van
de Tweede Kamer gekost, voor we
eindelijk die hel konden verlaten,
en ik zal U het verhaal van die
eindeloos lijkende lijdensweg van
weigeringen, nieuwe verzoeken,
herhaalde afwijzingen en van de
verbindende wanhoop en het ver
driet besparen, We begrijpen wel,
dat er in Nederland grenzen zijn,
maar er staat tegenover dat er
geen grenzen zijn aan liet leed,
dat mensen als wij, die in goed
vertrouwen op een zinnige ont
wikkeling en geleid door een toch
gezaghebbend advies, hebben ge
opteerd voor iets, dat nooit wer
kelijkheid is geworden, nu moeten
doormaken. Goede mensen, die
durfden wat men hen ried te doen,
maar die nu eerst murw, daarna
kapot en tenslotte gek worden ge
maakt. Zulke mensen zijn daar
nog velen en ze móeten e'r weg".
Het is niet alleen het leven zonder
hoop, het is het leven in voort
durende vrees, voor het treiteren,
het sarren, het in feite outcast
zijn, die dit leven daar onmoge
lijk maakt. Oudere Indonesiërs,
als ze er zeker van zijn, dat er
niemand op let, tonen nog wel
eens een ogenblik van hartelijk
heid.
Maar de jeugd, opgegroeid in
de wilde begin periode van
de jonge Republiek, en le
vend in zijn eigen teleurstelling
en ellende, hoort en leost dage
lijks van vroeg tot laat wat de
oorzaak hiervan is: het feit dat
West-Irian aan Indonesië wordt
onthouden, en uiteindelijk dus de
Nederlanders.
West-Irian. Het is een uitlaat
klep, West-Irian, dat is Soekar-
no's afleidingsmanoeuvre van de
economische wantoestand in liet
land. West-Irian, dat betekent
haat tegen Nederland en tegen
alles wat aan Nederland doet her
inneren. En wat prikkelt de opge
hitste jeugd dan meer, dan een
groep mensen, die zo graag naar
dat gehate Nederland wil. Het zyn
niet de intelligente Indonesiërs,
die het leven van de spijtoptant
tot een bel maken. Het is daar
entegen de grote groep onbegrij-
penden. Eu juist hun uitingen van
haat zijn vaak vreselijk. Er zijn
nog duizenden spijtoptanten in
Indonesië. Ik kan slechts bidden
dat Nederland deze mensen spoe
dig naar Nederland laat komen,
Zij hebhen weinig nodig. Zij hoe
ven niet in een geïnstalleerd huis
te. trekken. Zij zijn tevreden met
een heel klem zolderkamort'e
een contractpension. Vergeet
vooral dit laatste niet te schrij-
„Laat hen komen!"