EGYPTE
EN
ISRAËL
sinds bijbelse tijden reeds tegenstanders
TJSb b'iaa-iisij
STOP FRorfTtER^
Eerste contact
Balfour verklaring
Op de tweede dag
Arabieren volharden
Zowel Israël als Egypte staat in de jongste jaren tekens weer in
het zoeklicht der publiciteit. Om uiteenlopende redenen: de ver
bluffend snelle opbouw van de modern Israëlische staat fasci
neert de gehele wereld; de revolutionaire politieke verwikke
lingen in Egypte vervullen de wereld met zorg. Eén ding hebben
Israël en Egypte in hun hedendaagse geschiedenis gemeen: hun
afkeer en animositeit. Ze zijn „erfvijanden". Toch zal eens de
tijd komen, dat zij elkaar op een of andere wijze zullen vinden.
De generatie, voorafgaande aan de jonge generatie van thans,
heeft het tijdperk beleefd, dat Frankrijk en Duitsland onver
zoenlijke erfvijanden waren. Maar de geschiedenis zorgde er
voor na vele tragische botsingen dat hieraan thans een
eind is gekomen. Zo zal het misschien in de (verre) toekomst
ook in het Nabije Oosten gaan.
HOE ERNSTIG de controversen tussen Israël en de Arabische staten ook mogen zijn, hoe
onoverbrugbaar de kloof tussen beider levenswijze, levensstandaard, godsdienst en civi
lisatie ook moge schijnen, zij zijn historisch onverbrekelijk aan elkaar gebonden, hun
geschiedenis wortelt in hetzelfde verleden En tot goed begrip der schijnbaar onoplosbare
problemen, waarvoor het Naburig Oosten zich in deze dagen ziet gesteld, is het de moeite
waard even onder te duiken in de historie van deze antieke wereld.
Wij zien dan onmiddellijk dat de vraagstukken, waarmede „de landen en volken uit de
Bijbel" eeuwen geleden reeds hebben geworsteld, in tal van opzichten precies dezelfde zijn
als die van thans. Dit mag ons niet verleiden tot de defaitistische uitspraak uit Prediker
1 9 „Er is niets nieuws onder de zon". Want er is héél veel nieuws onder de zon: Israël
en Egypte zijn op weg naar een nieuwe toekomst; hun wegen echter lopen sterk uiteen.
Er zijn ongetwijfeld curieuze overeenkomsten tussen het moderne Israël èn dat van ongeveer
3000 jaar geleden, maar er zijn belangrijker verschillen. Het rijk van David was innerlijk
krachtig en omringd door zwakke en onderling verdeelde buren. Het was David mogelijk
zijn aspiraties te verwezenlijken en zijn rijk uit te breiden zonder dat een of andere kongsi
van staten daarop toezicht hield. Thans zijn Israëls buren weliswaar nog altijd verdeeld, maar
hun landen zijn militair, economisch en sociaal in opkomst, zij het in een uiterst traug tempo.
Zij kunnen, indien zij dit willen, steunen op een universele volkenorganisatie. Niest wijst er
evenwel op, dat het hedendaagse Israël plannen zou koesteren om zich uit te breiden „van
de Nijl tot de Eufraat", zoals de Arabische propaganda verzekert. Deze bij de Arabieren
kunstmatig in het leven gehouden vrees is op geen deugdelijke motieven gebaseerd. Het Israë
lische volk heeft door de eeuwen te vaak vo°r z'in bestaan moeten strijden en is thans te zeer
geabsorbeerd door de opbouw van zijn eigen joodse staat om zich in bloedige avonturen te
storten en zijn bestaan op het spel te zetten.
V h Itf f ^4- ;jp£
'vkM-i <- -vTVP'
Vf Wmgïï'V
De GESCHIEDENIS van
Egypte wordt door de man
nen der wetenschap in twee
perioden verdeeld: van de oudste
tijden, waarin de prehistorie, de
oudste geschiedenis, de twee zo
genoemde „tussenperioden" en
het Nieuwe Rijk vallen tot de
Grieks-Romeinse heerschappij,
die in 640 v. Chi\ eindigde: en de
periode van het Nieuwe Egypte
met haar mohammedaanse tijd
perk en Nieuwste Geschiedenis,
welke tot het heden reikt. Alles
te zamen een historie van een nau
welijks nauwkeurig aan te geven
aantal eeuwen. Steeds weer stuit
men op tijdvakken, waarin de
Egyptenaren hun blik richtten op
Palestina, het land „overvloeiend
van melk en honing", ofschoon
dit geenszins wilde zeggen dat het
een gebied was van bloeiende vee
teelt, van akkerbouw en rijke
oogsten. Waarschijnlijk stamt de
uitdrukking, welke veelvuldig in
het Oude Testament voorkomt (o,
a. in Exodus en Jeremia) van de
nomaden af, wier kudden veel
melk gaven door de gunstige ge
steldheid der natuur. Zij heeft ac
tuele betekenis gekregen door de
pioniersarbeid der hedendaagse
Israëli's
In een beschouwing van prof. dr.
M. A. Beek. hoogleraar in de He
breeuwse taal en de geschiedenis
van de Israëlitische godsdienst
aan de Amsterdamse Universiteit,
gewijd aan „Land en Volk van
de Bijbel" lazen wij dat het zeker
is dat de bergen van Judea en
van Galilea in de bijbelse tijd be
dekt zijn geweest met wouden.
Deze wouden zijn verdwenen na
de verovering van Palestina door
de Arabieren. Van toen af aan
werden geiten en schapen op het
land losgelaten ..en zij zijn de
verklaarde vijanden van het bos".
Daarom bevat de Talmoed ook
wijze voorschriften die het wei
den van de kudden aan beper
kende bepalingen onderwerpen.
Haast even indrukwekkend a.ls de
strijd tegen de droogte noemt
prof. Beek het gevecht tegen het
water. Dit laatste wordt gele
verd in de kustvlakte en noorde
lijk van de bergrug van de Kar-
mel. Men is zo gewend aan Pa
lestina te denken als aan een
regen-arm gebied, dat men vaalt
vergeet hoe hier soms ook het
water moet worden verdreven,
zoals dit o.a het geval is ge
weest in do streek ten noorden
van Tel Aviv.
HET is natuurlijk niet met ab
soluut historische zekerheid
vast te stellen wanneer het
allereerste contact tussen Egypr
te en het land dat thans de staat
Israël vormt, tot stand is geko
men. Men neemt aan dat dit in
de z.g. Hyksosperiode is geschied.
De Hyksos of „heersers der
vreemde landenvormden de re
gerende vorsten van de 13e tot
de 16e dynastie. (De Egyptologen
hebben de Egyptische koningen in
30 dynastieën onderverdeeld). Zij
handhaafden zich gedurende ette
lijke eeuwen en breidden Egyp-
tes macht voortdurend uit.
Nu neemt men aan dat de voor
vaderen van-het Israëlitische volk
oorspronkelijk nomaden waren,
nauw verwant aan de Arameërs.
De „twaalf zonen Jacobs" groe
peerden zich tot de bijbelse twaalf
stammen. Bij hun omzwervingen
kwamen sommige „clans" in Pa
lestina terecht, anderen werden
in Egypte toegelaten en er zo
waar gastvrij ontvangen! Pas la
tere Egyptische koningen, vooral
Ramses II (13e eeuw v. Chr.1,
gingen over tot onderdrukking en
vervolging dezer hoofdzakelijk
herdersstammen. en veroordeel
den hen tot zware herendiensten.
Onder leiding van Mozes, daartoe
door Jahwe, de „God der Vade
ren", uitverkoren, trokken de
stammen uit Egypte weg. Bij de
heilige berg Sinaï kwam het ver
bond tussen Jahwe en Israël tot
stand, en van dat tijdstip af be
staat het volk Israël zoals wij het
in de geschiedenis kennen. Van
dat tijdstip dateert eveneens de
bewogen historie van het joodse
volk en begon lietbinnendringen
der Israëlitische stammen in Pa
lestina. waar zij zich hier en daar
met de Kanaanieten vermengden.
Eeuwen van bloedige oorlogen
volgden, maar ook perioden van
grote bloei, waarin koningen als
David en Salomo regeerden. Na
Salomo's dood viel hun rijk uiteen
en stonden Israël en Juda in broe
dertwist tegenover elkaar: zij
verenigden zich toen het bestaan
van hun land werd bedreigd. Juda
zou nog anderhalve eeuw een
zelfstandige staat blijven, een
tijdperk waarin de profeten Josia
en Jeremia optraden, totdat Ne-
bukadnezar er in 586 door de ver
overing van Jeruzalem een eind
aan maakte. Israël was reeds
voorgegaan toen do Assvriërs In
721 de hoofdstad Samaria hadden
veroverd en de voornaamste be
woners in de zeventig jaar duren
de Babylonische ballingschap
hadden weggevoerd.
Palestina had echter een onver
gankelijke „status" gekregen: het
Heilige Land. Perzische, Hellenis
tische, Romeinse, Byzantijnse en
Turkse overheersingen volgden
elkaar met schokken op en deden
het land nu eens bloeien en stij
gen tot een schier onbeperkte mi
litaire macht, dan weer in verval
en afhankelijkheid geraken. De
gruwelijkste oorlogen zijn er ge
voerd. maar tevens zijn er de
grootste verworvenheden voor de
beschaving ontstaan. Toen in de
eerste wereldoorlog de Engelsen
onder generaal Lord Allenby ze
gevierend Palestina binnentrok
ken en een door de Turken ver
waarloosd en verarmd gebied
aantroffen, lichtte een nieuwe da
geraad voor de joden op.
OP 2 NOVEMBER 1917 reeds
had de toenmalige Britse
minister van buitenlandse
zaken, lord Balfour, In de vorm
van een brief aan Baron Edmond
Rothschild (de fameuze Balfour-
vcrklaring) de joden een natio
naal tehuis toegezegd. De droom
der in 1896 door dr. Theodor
Herzl gestichte Zionistische Be
weging, voortgekomen uit. het
eeuwenoude Zionsverlangen der
joden om zich in Palestina te ves
tigen, zou in vervulling gaan.
Niet aanstonds echter, want aan
de lijdensgeschiedenis van het
joodse volk was nog geen einde
gekomen.
Het vond in de allereerste plaats
de Arabische volken op zijn weg.
die aanspraak maakten op Pa
lestina, dat zij op bijbelse grond
slagen het land hunner vaderen
noemden. Nadat Groot-Brittan-
nië door de Volkenbond met het
mandaat over Palestina was be
last, deinsde het terug voor po
litieke consequenties ener over
weldigend grote joodse immigra
tie in het Nationaal Tehuis. Het
gaf eensklaps een andere inter
pretatie aan do Verklaring van
Balfour, namelijk dat met oen
Nationaal Tehuis geen joodse
staat was bedoeld en dat dit Te
huis zich gcenzins in geheel
Palestina mocht vestigen. Beslo
ten werd tot een drastische be
perking van de stroom van jood
se immigranten: bovendien werd
Transjordanië van Palestina ge
scheiden.
Hiermede was de (eerete) con
cessie gedaan aan het Egyptische
nationalisme, dat steeds krachti
ger de kop opstak.
De in 1933 door Hitier ingezette
jodenvervolging dreef duizenden
joden uit hun geboorteland weg
én deed hen naar Palestina uit
wijken. In 1935 (het topjaar)
steeg de immigratie tot 61.854,
hetgeen er toe leidde dat de
Egyptenaren met geweld tracht
ten verdere vestigingen onmoge
lijk te maken. De joodse zelfver
dediging, Hagana genaamd, wist
de vijanden van zich af te houden.
Bij de naderende tweede wereld
oorlog wilde Engeland de Arabie
ren niet van zich vervreemden en
het besloot tot de publikatie van
een wetboek, waarbij werd be
paald dat de immigratie na de
toelating van in totaal 75.000 jo
den zou worden verboden, dat
verdere landaankoop niet meer
werd toegestaan en dat de be
stuursmacht te zijnertijd aan de
bevolking van Palestina diende te
worden overgedragen. Aan de on-'
verzettelijke energie der joodse
immigranten, aan hun organisa
tievermogen en persoonlijke moed
is het te danken geweest dat het
joodse Nationaal Tehuis niet is
ingestort nog vóór de bouw er
van geheel was voltooid. In de
bekend geworden roman „Exo
dus" van Leon Uris kan men le
zen tot welke tragedies de Britse
politiek in de oorlogsjaren heeft
geleid toen schepen als de „Pat-
ria" en de „Struma" resp. met
260 en met 769 „illegale" immi
granten voor de kust van het Be
loofde Land ten onder gingen.
HST EINDE van het Britse
mandaat in Palestina in 1947
had de verdeling van Pales
tina door de Verenigde Naties
ten gevolge, waarbij een bepaald
deel voor de vestiging van een
joodse staat werd bestemd. Op
15 mei 1948 werd deze uitgeroe
pen en de dag daarop reeds was
hij in een oorlog gewikkeld met
de vijf hem omringende Arabi
sche staten, die een inval onder
namen: Egypte, Libanon, Syrië,
Jordanië en Irak. Eigenlijk wa
ren hot twee korte oorlogen,
waarin de Israëli's bewezen, dat
zij waren geëvalueerd tot een
krachtige, offervaardige natie
met tal van eigenschappen, welke
men het „oude volk" nimmer had
toegeschreven: militaire paraat
heid, nationaal saamhorigheids
gevoel en organisatorische be
gaafdheid. Ja, zelfs het uiterlijk
der bevolking scheen „mee te
evalueren" met de groei van de
nieuwe staat: stoere, grote (blon
de) mannen bewerkten het land
in de kibboetsen, de landbouwne
derzettingen.
De gehele wereld aanschouwde
het zich daarginds voltrekkende
wonder met belangstelling en eer
bied. Want de beperkte Israëli
sche strijdmacht wist de Ara
bische invasie te weerstaan on
danks de ongunstige strategische
posities, welke zij innam. Op 11
juni 1948 werd het „staakt het
vuren" afgekondigd, doch reeds
een maand later begonnen de ge
vechtshandelingen opnieuw en
maakten de Israëli's zich in de tijd
van tien dagen meester van ge
heel Galilea en van de woestijn
van Negev. Oost-Palcstina bleef
in Arabische handen en Egypte
behield de smalle strook langs
de kust bij Gaza.
Eind oktober 1956, samenvallend
met de crisis over het Suez-ka-
naal, kwam het nogmaals tot een
botsing, waarbij de Israëlische
troepen in vijf dagen tijd zowel de
Gaza-strook als het schiereiland
Sinaï bezetten (en later ten dele
op aandringen der Ver. Naties
moesten ontruimen).
HET valt niet te loochenen dat
de economische boycot van
Israël door de Arabische sta
ten, met Egypte aan liet hoofd,
de verdere ontwikkeling van de
nieuwe staat in het internationa
le handelsverkeer terdege belem
mert. De Arabische staten vol
harden in hun weigering Israël
als zelfstandige staat te erken
nen en speciaal Egypte staat, er
op dat de Arabische vluchtelin
gen, die Israël in 1948 verlieten,
wederom zulleni worden toegela
ten en in het bezit van hun des
tijds verkochte bezittingen zullen
worden gesteld. Dit laatste is een
kardinaal punt in de geschiedenis
van de verhouding tussen Israël
en de Arabische wereld.
raël, kwam het tot een massa
vlucht der Arabische bevolking
uit dat gebied. De Israëli's heb
ben er steeds de nadruk op ge
legd dat zij destijds geenszins
wénsten dat dc Arabieren en mas
se de vlucht namen, doch dat het
voornamelijk de Egyptische lei
ders zijn geweest, die de Pales
tijnse Arabieren aanspoorden het
land te verlaten opdat de vluch
telingen alleen reeds door hun
aanwezigheid in de Arabische sta
ten een propagandamiddel zouden
kunnen vormen tegen Israël.
Israël beseft zeer wel dat deze
Arabische staten het op zijn be
slaan hebben gemunt en niet zul
len rusten voor. zij indien zij
er de macht toe mochten hebben
Israël „van de kaart hebben
geveegd". Op 8 mei 1954 ver
klaarde de Egyptische premier
Nasser in een interview met een
correspondent van een Grieks
dagblad te Cairo, dat „Israël een
kunstmatige staat is, die moet
verdwijnen". Zijn voorganger, Na-
guib, had reeds eerder beweerd,
dat het bestaan van Israël een
kanker in het lichaam der Ara
bische volken is.
Om verschillende redenen acht de
Israëlische regering het niet mo
gelijk de Arabische vluchtelingen,
wier aantal op 970.000 wordt ge
schat. terug te nemen. In de eer
ste plaats in verband met de
eisen" der militaire veiligheid; in
de tweede plaats omdat honderd
duizenden joden in de jongste ja
ren de Arabische landen hebben
verlaten en in Israël een verblijf
hebben gevonden, zodat er veel
eer sprake is van een bevolkings
uitwisseling (Arabieren uit Is
raël tegen joden uit de Arabische
landen). Bovendien verwacht Is
raël niet, dat zelfs na de terug
keer van een groot deel der Ara
bische vluchtelingen, de Arabi
sche staten bereid zouden zijn
met Israël over vrede te praten.
Daar komt nog bij dat de terug
kerende Arabieren in het nieuwe
Israël wel in een volkomen
vreemde en geenszins bij hun le
venstempo en levensbeschouwing
passende samenleving terecht
zouden komen.
Zo blijft de verhouding tus
sen Israël en de Arabische
hinden in het bijzonder de
Egyptisch-Israëlische de
gehele wereld. Christenen zo
wel als joden en mohamme
danen, nauw aan het hart
liggen. De christelijke ker
ken wortelen in liet Heilige
Land en wensen dit gehand
haafd te zien, omdat een dee!
van de dierbaarste herinne
ringen der mensheid er mede
verbonden is. De gedachtenis
aan Jeruzalem is nimmer uit
het geheugen der vo'ken ver
dwenen, de stad in het land
waarvan de hijbei de achter
grond vormt.