ZELANDICA
„Nee", zei bruidje in
Rabat op stadhuis
Operatie „Walrus"
Klassieke sprookjes:
boeiende verhalen
PILOOT STORM ontvoerd in de stratosfeer
OM VERKOUDHEID
EN GRIEP VÓÓR
TE ZIJN
AFLUKIN-C
Van en voor de boekenplank
EEN HAAGS BOEKJE, DAT
ZO GEK NOG NIET IS
KarelI CHARMANT
10
PROVINCIALE T, EEUW SE COURANT
MAANDAG 11 DECEMBER 1961
Onuitgegeven balladen behoren tot de zeld
zame ontdekkingen die een geduldige
8nuisteraar gelukkig maken".
Aldus Hervé Stalpaert, die in het maandblad da „Biekorf" West-
Vlaams archief voor geschiedenis, oudheidkunde en folklore
een onbekende middeleeuwse ballade „De speelman van Aar
denburg" heeft uitgegeven (Zaaimaand 1961).
„Het was eenen armen speelman goet
uyt Herdenburch gheboren
hy mindeghe eene sconinckx dochter soet
hij liaedese lief en uijt vercoeren
Zo begint deze ballade die twee bekende volksliedthema's bevat,
namelijk de speelman, betrapt in de kamer van de koningsdochter,
wordt door de koning tot de galg veroordeeld, en de gehangen
speelman wordt na drie dagen hangen mirakuleus gered door de
tussenkomst van O.-L.-Vrouw (van Aardenburg).
„Sy mienden dat lek ghehanghen was
lek hebbe gherust soo soete
al op ons lief vrauwe schouderkens
met alle bey myn voeten
met andere woorden, de machtige Lievevröuwe van Aardenburg
heeft de gehangene op haar schouders laten rusten. Het Speel
manslied, uit de 15de eeuw, „is als mirakellied een mobiel uithang
bord van een beroemde bedevaartplaats", want Aardenburg was
als zodanig beroemd. In 1296 werd de O.-L.-Vrouwkerk tot colle-
giaalkerk verheven; twintig jaar later bleek haar faam als bede
vaartplaats even groot als Compostella, Rocamadour en Aken.
Omstreeks 1350 wordt er in een gedicht over getwist „over de
voorrang aan mirakuleuse beelden te verlenen en over de vraag,
of Westrozebeke het haalt op Aardenburg". De plaats stond in de
gunst van verschillende vorsten. Maar er is meer: vanaf de 14e
eeuw wordt Aardenburg als strafbedevaartplaats in de rechtspraak
van talrijke steden van de Nederlanden vermeld. Een legende wijst
op de tussenkomst van O.-L.-Vrouw ten voordele van een ter dood
veroordeelde. Het mirakelbeeld zou „door de Geuzen" zijn vernield
(1604
Stalpaert heeft in deze vergeiykende studie van het Speelmanslied
veel werk gemaakt.
DE PRINS GAF VOORBEELD
Gelijke rechten voor
vrouwen in Marokko
In het koninklijk paleis te Rabat be
gonnen eind novemher de feeste
lijkheden ter gelegenheid van het
huwelijk van prins Abdallaii, de
jongere broer van koning Hassan.
De- prins trouwde Sami Solh, de
dochter van een burgerlijk Liba
nees politicus. Het feit dat in de
gehele Marokkaanse pers zeer
veel nadruk wordt gelegd op de
burgerlijke afkomst van zyn
bruid, geeft bet feest een politie-,
Jte betekenis, temeer omdat nog
slechts enkele maanden geleden
ook twee zusters van de koning
met Marokkaanse burgers trouw
den, mannen wier vaders zicli in
hun jonge jaren nog voor de sul
tan in het stof van de weg moes
ten werpen.
De jonge Marokkaanse koning heeft
met zijn toestemming tot burger
lijke huwelijken van zijn broers
en zusters niet alleen gecapitu
leerd voor de keuze van hun hart.
Hij streefde daarmee zeer openlijk
een politiek doel na: de verdere
democratisering van het land.
Hassan II meent dit ongetwijfeld
zeer ernstig, hoe groot de moei
lijkheden ook zijn mogen. Geheel
in het teken van deze politiek
stond ook de gedachte van de ko
ning om het huwelijk van zijn
broer te verbinden met de bruiloft
van vijftig jonge bruidsparen uit
het volk.
Reeds de huwelijksplechtigheden van
de zusters van de koning waren
verbonden met gelijktijdige huwe
lijksvoltrekkingen van jonge
bruidsparen. Daarmee was het tot
een ongewoon incident gekomen:
toen de koning het ja-woord in
ontvangst wilde nemen, ant
woordde één der bruidjes, een on
aanzienlijk boerenmeisje, ge
naamd Fatima, uit het Rifgeberg
te, hardop en voor iedereen ver
staanbaar met „neen".
De hofdignitarissen en de Islamiti
sche priesters verstijfdèn van
schrik. De koning verklaarde ech
ter glimlachend: „Je hebt juist
gehandeld. In Marokko zal geen
vrouw meer verkocht en tot een
huwelijk met een man worden ge
dwongen, die ze niet lief heeft".
Hjj liet het hier niet bij: de vorst
zorgde er ook voor dat de vader
geen verdere druk op het meisje
kon uitoefenen.
Het meisje Fatima heeft met- haar
„neen" bij de Marokkaanse be
volking en vooral bij de jonge
vrouwen een uitzonderlijk- gro
te weerklank gevonden. In de
kranten werd- een algemeen of
fensief tegen de „dictatuur van de
man in het huwelijk" ingezet. De
bladen eisten voor het overgrote
voorkómen is a/tijd béter)
HET .NATUUflPRODUKT KININE
MET HET FRUITVrTAMINE C
deel een volledige en ingrijpende
hervorming van het Marokkaanse
burgerlijk recht, vooral de ophef
fing van de oude voorrechten
van de man, die vandaag nog vol
gens de wet zijn echtgenote zon
der opgaaf van redenen verstoten
kan en naar haar ouders terug
sturen. Marokkaanse jeugdorga
nisaties hebben deze eisen zeer
nadrukkelijk gestewtul.
Intussen stuit de jonge koning bij dit
alles op de verbitterde tegenstand
van de Ulemas, de Islamitische
priesters. Zij zien in gelijke rech
ten voor de vrouw minachting
voor de Koran. Hun bondgenoten
zijn in eerste instantie de nog
steeds invloedrijke grootgrondbe
zitters en de sheiks. .Koning Has
san schijnt echter vastbesloten te
zijn de gelijkstelling van de vrouw
iri het huwelijk tot het kernpunt
van zyn hervorming van het recht
te maken. Vooral de Marokkaan
se jeugd beschouwt het huwelyk
tussen prins Abdallah en de Liba
nese ministersdochter als een de
monstratie voor een progressieve
democratisering van het land.
VERTELD IN HERBERG EN TENT
Twintig sprookjes uit
even zovele landen
Er is altijd een genre verha
len, dat door de eeuwen
heen tot de verbeelding van de
mens heeft gesproken: wij be
doelen de sprookjes. De liefheb
bers van deze onwerkelijke,
maar vaak boeiende en van le
venswijsheid getuigende verha
len kunnen hun hart ophalen
aan „Sprookjes uit alle landen"
van James MacNeill, verschenen
iu de prisma-juiiioresreeks bij
het Spectrum te Utrecht en
.Sprookjes van Hauff" van Wil
helm Hauff, eveneens versche
nen bij het Spectrum.
Sprookjes van Hauff" bevat een
aantal Oosterse sprookjes, die de le
den van een karavaan elkaar voor
het slapen gaan in de tent vertellen.
Men komt hier o.m. tegen het ver
haal van de kalief, die in een ooie
vaar verandert, het spookschip,
waarop een vloek rust en dat door
elke eerlijke zeeman wordt geme
den, de alom bekende geschiedenis
van de kleine Moek, het mannetje,
dat met zijn vliegende pantoffels heel
wat avonturen beleeft en het sprook
je van de onechte prins. Door dit alles
heen „zweeft" de figuur van de man
in de rode mantel, die de karavaan
op zijn eindeloze tocht door de bla
kerende woestyn begeleidt en tege
lijkertijd beschermt. Deze sprookjes
en zelfs het levensverhaal van de
man-in-het-rood, dat stap voor stap
wordt onthuld, roepen herinneringen
op aan „Duizend-en-één-nacht".
Verzameling
„Een verzameling van twintig mooie
sprookjes uit alle landen". Zó wordt
't op de omslag gezegd over het boek
„Sprookjes uit alle landen". Daar is
een woord teveel bij, want dit boek
levat een aantal van de beste sprook
jes: één uit elk land, o.a. Ierland,
IJsland, Denemarken, China, India,
Duitsland, Polen. Litouwen. Frank
rijk enz. Ook Nederland, ontbreekt
niet. De samensteller heeft voor ons
land „Het vrouwtje van Stavoren"
A dvcrtr.nliel
Kaarslicht maalcfc uw tafel
tot feestdis!
GOUDA KAARSEN
gekozen. Ieder kent de geschiedenis
van deze rijke weduwe, die door haar
hooghartigheid en hebzuchtigheid in
één nacht straatarm werd en die er
de oorzaak van was, dat de eens zo
rijke handelsstad Stavoren zijn ha
ven zag verzanden.
Het tweede gedeelte van dit boek:
„De herberg van Spessart" verplaatst
de lezer naar Duitsland, waar Hauff
een aantal sprookjes iaat spelen,
waarin schone jonkvrouwen, dappere
ridders en gemene boeven de hoofd
figuren zijn. In dit geval vertelt een
door rovers in het nauw gedreven ge
zelschap elkaar verhalen in een her
berg. Verhalen, die hoewel hemels
breed verschillen met die uit de „Ka
ravaan" ongemeen boeiend zijn.
Geestig damesboek
Het is soms nodig te zeggen, dat
romans verzinsels zijn, speelse fan
tasieën en dus geen werkelijkheid.
Dat behoeft nooit gezegd te worden
van de romans, welke mevrpuw Mit-
ford (in het Engels) schrijft, want
ze maakt dat zelf wel duidelijk. Ove
rigens mengt ze een heleboel werke
lijkheid door haar fantasieën.
Bij L. H. Leopold's Uitg. Mij. ver
scheen een vertaling van haar jongste
boek onder de titel „Mondje dicht
tegen Alfred". Het is een fris en ac
tueel boek, waarin de schrijfster op
geestige wijze de Franse en de En
gelse levensopvatting tegenover elk
aar weet te stellen als ze de beleve
nissen van een Engelse diplomaten-
familie in Frankrijk vertelt.
Pipo de Clown
Wim Meuldijk is bij duizenden Ne
derlandse kinderen bekend als de
man, die de verhalen van Pipo de
Clown voor de televisie samenstelt.
Wel, hij schrijft er ook boekjes over.
Zo pas verscheen (bij de N.V. Arbei
derspers) Pipo en de Slaapridder.
Dit Pipo-avontuur is behalve met te
keningetjes. ook met aardige foto's
verlucht. Het is fcen leuk kinderboek
geworden
Drie broers
De romans van Fannie Hurst zijn
niet altijd even opwekkend. Ze heeft
een neiging naar het tragische en
daaraan ontkomt ze slechts zelden.
Ook in haar roman „De drie broers"
(uitgave Hollandia Baarn) over
heerst de tragiek, maar het is een
zo boeiend geschreven roman, dat
men dit verhaal van liefde, geld,
drank enz. toch wel met grote be
langstelling leest. De milieutekening
is raak en de kleine vreugden van
het familieleven, geven toch aan dit
wat sombere boek een sprankeling
van opgewektheid, die tot glimlachen
noopt.
Perquin maakt fouten
Er zyn mensen, die hardnekkig be
weren, dat in alle schoonheidssalons
ter wereld hele intriges op touw
worden gezet. Niet alleen door de
dames-cliënten, maar ook door de
specialisten. Als in de befaamde sa
lon van mevrouw Brigitte Reimers
een journaliste overlydt, is dat dan
het resultaat van het op de spits
dryven van een intrige
Of is het slechts een ongeluk, te wij
ten aan een samenloop van omstan
digheden Een wel zeer toevallige
samenloop van omstandigheden dan
nog altijd!
Inspecteur Perquin wordt met het on
derzoek van deze ingewikkelde zaak
belast. De lezer kan hem op de voet
volgen op zijn spannende speurtocht
in „PERQUIN MAAKT FOUTEN".
Deze nieuwe detective van Martin
Mons is verschenen bij de uitgevery
A. W. Sijthoff te Leiden.
Onder de redactie van
de Haagse journalist
Ewout Janse verscheen
by de uitgevery „De
Bezige By" in Amster
dam een boekwerkje
onder de titel „Den
Haag is zo gek nog
niet". Het heeft - van
zelfsprekend - een
woord vooraf van Hen
drik Hagenaar, achter
welk pseudoniem de
journalist mr. E. Elias
dagelijks in een Haag
se courant al jaren
lang niet zo heel erg
meer schuilgaat.
Voorts bevat het bij
dragen over Haagse
onderwerpen, zoals I)e
Witte, de pier van
Scbeveningen, De Indi
sche Nederlanders,
Haagse monumenten
en zelfs over de in Den
Haag geboren, al lang
Amsterdammer gewor
den letterkundige Si
mon Carmiggelt. De
damesbeurs ontbreekt
evenmin als mr. Frans
Dony en al deze bydra-
gen werden geleverd
door Haagse journa
listen, terwijl Haagse
cartoonisten* voor de
illustraties zorgden.
Curieus is liet verhaal
tje over de curieuze
Friese Hagenaar Anske
Hendrik, die al veertig
jaar lang dank zij een
financieel onafhanke
lijke status in staat is
de vergaderingen van
Eerste en Tweede Ka
mer op de publieke tri
bune bij te wonen.
Een typisch Haags
boekje derhalve. Het is
zo gek nog niet. Eén
opmerking: op bladzy
12 wordt Den Haag
vergeleken met een
„koele, sirene dame,
die met licht geheven
pink gebakjes "eet by
Lensvelt Nicola of
Wijnands voorbeen
Cecil en zo voort
en daar is dan in
7.wart-wit een tótebei
bij afgebeeld. niet.
grappig' meer. Of was
liet grappig bedoeld 1
Van Hagenaars nau
welijks voorstelbaar.
1967. De opwinding der
Targani's was zo hevig,
vooral van degenen die on
zachtzinnig kennis hadden
gemaakt met de harde
vuisten der gevangenen, dat
zy woedend sissend naar
voren drongen om hen met
taaie grijparmen in het ge
zicht te striemen. Er wer
den wilde gebaren naar de
pilaar en het offerblok ge
maakt, doch de leiders der
Targani's hadden klaarblij-
keiyk andere plannen. De
vluchtelingen werden weer
in hun kerker gedreven en
de inmiddels herstelde deur
in het slót geworpen. Zodra zij opnieuw achter
de tralies zaten, waar de twee Singani's nog
steeds sidderend bij elkaar hurkten, vermin
derde het dreunende bonzen in hun gefolterde
hoofden en verdween de verdoving. Een ge
voel van oneindige moedeloosheid en uitput
ting bleef achter. Telmor, de taaldeskundige.
die naast piloot Storm neerlag, mompelde
zwakjes: „Zo'n leans om er tussenuit te knij
pen, krijgen we nooit meer." Later, toen zij
weer wat op verhaal waren gekomen, stonden
de twee mannen bij een der ronde tralieven
sters en keken neer op de ziedende menigte
Targani's die zich rond hun gevangenis iiad
verzameld. „Hun opmerkingen voorspellen
weinig goeds!" zei Telmor. „Het liefst hadden
ze ons meteen allemaal geofferd, maar hun
leiders achten ons te belangrijk om ons niet
volgens het beproefde ritueel om zeep te hel
pen. We kunnen dus alleen maar hopen, dat
de hemel flink bewolkt blijft!"
Okidoki's reis
Fernand Auwera schreef „Okidoki's
reis naar de sterren" en de Wereld
bibliotheek gaf het boekje uit. De uit
geefster heeft daar goed aan gedaan,
want het is een vlot leesbaar jeugd
boek, waarin het „eenvoudige geluk
van de dieren" een hoofdrol speelt.
(Advertentie)
TUSSEN NEUS EN LIPPEN
20 X KWALITEIT VOOR F 1,-
27
Ik wachtte even en kroop toen uit
m'n schuilplaats, ongemakkelyk ge
schramd door de struiken. Colin stond
al midden op het pad en lachte breed.
„Aardig stukje varkensvlees", zei hij.
„Vooruit, we gaan weer", zei ik.
„Ais je wilt, zal ik nu wel eens een
poosje voorop lopen", stelde Colin
voor en ik knikte toestemmend, erg
opgelucht dat hij z'n oude zelfvertrou
wen weer teruggevonden had.
We gingen weer op weg en we scho
ten aardig langs het harde pad op, on
geveer vijfentwintig meter achter
elkaar lopend. Ik had maar steeds een
gevoel van zenuwachtig ongeduld en
eens haalde ik Colin in en nog steeds
fluisterend drong ik er by hem op aan,
vlugger te lopen. Ik gunde me geen
tijd een oriëntatiepunt op te zoeken,
waar ik uit kon afleiden hoe vlug we
opschoten. Het was nu hau negen en
we waren om half acht van de kust
vertrokken.
Weer voelde lk myn ongeduld bij me
opkomen. In m'n achterhoofd had ik
maar steeds de gedachte dat de tyd
door JOHN JOLY
beperkt was. We hadden maar zeven
dagen om onze opdracht uit te voeren
en het leek me alsof we door de dood
van Caswell ernstig waren opgehou
den, hoewel dat hele voorval ons niet
meer dan ongeveer een uur had ge
kost. Ik stond niet te springen van
ongeduld om onze opdracht uit te voe
ren, maar ik wou alles liefst zo snel
mogelijk achter de rug hebben. Ik
keek voor de twintigste keer op mijn
horloge. Inmiddels was het erg warm,
onze kleren waren drijfnat van de
transpiratie en we begonnen ons wan
hopig dorstig en hongerig te voelen.
Terwijl ik een scherpe bocht omkwam
botste ik byna tegen Colin op die aar
zelend by een splitsing stond, waar
ons pad een duidelijke bocht naar
rechts scheen te maken en een ander,
smaller en veel minder belopen pad
rechtdoor liep in de richting, waarin
we tot nu toe gelopen hadden
„Welke kant moeten we nu op?",
vroeg Colin, die vergat te fluisteren
en voor het eerst weer enigszins op
gewone toon sprak.
„Recht door, langs het smalle pad
denk ik", antwoordde ik, terwijl ik
mijn kaart en kompas voor de dag
haalde. „Kijk, we moeten de hele weg
ongeveer dezelfde kompaskoers blij
ven volgen, ongeveer 45 graden.
Deze splitsing komt overeen met deze
op de Kaart, alleen staat er niet dui
delijk op dat ons pad niet de hoofd
weg is, oy whze van spreken. We ne
men dit smalle pad". Ik wees rechtuit
en na een vlugge blik om ons heen
liepen we het nauwe, donkere pad op
tussen de dichte begroeiing.
Deze keer liep lk vooraan en weer
schoten we minder vlug op, totdat ik
wat gewend raakte aan het lopen
langs dit veel smallere pad, waar de
bladeren en takken myn schouders
raakten en langs mijn gezicht streken.
Om één reden voelde ik me echter ge
ruster. Niet alleen was onze kaart
blijkbaar goed, maar we hadden er
ook enig idee van hoe snel we opscho
ten. Aan de hand van de kaart reken
de ik uit dat het ongeveer tien kilo
meter was vanaf het punt waar we
aan land gestapt waren tot aan de
splitsing die we gepasseerd waren. We
hadden anderhalf uur gelopen en het
was even over negen op mijn horloge.
Ik bedacht dat de snelheid van onge
veer zes kilometer per uur nog lang
niet gek was, ln aanmerking genomen
het moeilijke gaan in het begin langs
de oever van de inham, en ook in aan
merking genomen de tommyguns en
uitrusting die we by ons hadden met
inbegrip van onze ransels elk met drie
handgranaten, munitie en eten.
Colin kwam dicht achter me lopen.
„Ik heb dorst", zei hij, „en honger
ook. Kunnen we niet even stilhouden
en rusten?" Ik keek op m'n horloge.
„Nog tien minuten flink doorstappen
dan houden we halt", zei ik.
Colin steunde. „Allemachtig, ik ben
uitgedroogd", zei hij. We haastten ons
voort, nu dichter bij elkaar, alsof we
morele steun nodig hadden in het op
dringende oerwoud dat ons omringde
en ons zelfs hier en daar helemaal in
sloot.
Na tien minuten stopten we, verlie
ten het pad en gingen onder een
struik liggen. We deden onze ransels
af, inspecteerden de inhoud van onze
voedselpakketten en weldra aten we
rozijnen, noten, chocolade, vitamine
pillen en ander speciaal geconcen
treerde preparaten.
„Vergeet niet dat we hier een weck
mee moeten doen, misschien langer",
zei ik.
Colin nam een diepe teug uit z'n veld
fles. „Ik denk dat we binnenkort dat
vieze water wel zullen drinken, dat
met zuiveringstabletten behandeld is",
zei hij.
„Ja", stemde ik in, „deze flessen zul
len wel niet lang meegaan". Terwijl
we rustig op onze buik lagen, ieder
een kant van het pad in de gaten hou
dend, dat op dat punt vrijwel recht
was, werden we plotseling opge
schrikt door het geluid van voetstap-
Een en stemmen. Eerst lagen we on-
eweegiyk terwyi we bijna geen adem
durfden halen. Daarna gingen we
dicht bij elkaar liggen, alsof we beiden
tegelijk het gevoel hadden gekregen
dat wc ons verbergen moesten. Vlug
en zo geruisloos mogeiyk kropen we
verder achteruit het struikgewas in
en van het pad weg. Enkele ogen
blikken later verscheen er een groepje
inlanders die vlug achter elkaar
voortliepen, onderwijl onophoudelijk
pratend. Het waren kleine, donkere
mannen die er mager en pezig uitza
gen. Ze droegen iets wat op vuile, lin
nen broeken leek en verder niets. Het
waren er vier en ze droegen elk een
lange bamboe. Eerst was ik zo bang
dat ze ons zouden ontdekken, dat ik
gewoon geen tyd had, ze góed op te
nemen, maar toen ze op onze hoog
te gekofrien waren en hun weg ver
volgden. zonder hun vaart te vermin
deren of met hun gepraat op te hou
den, bekeek ik hen wat objectiever en
zag iets eigenaardigs aan hun kleding.
Deze dorpsbewoners moesten toch ze
ker een .soort lendedoek dragen of een
ander eenvoudig kledingstuk. Maar
deze broeken zagen er op de een of
andere manier Nederlands uit en ik
vroeg me af of deze mannen mis
schien vroeger bij de Nederlandse
planter gewerkt hadden, wiens onder
neming door de Japanners overgeno
men was als tydelijk gevangenkamp.
De bamboes deden veronderstellen
dat de mannen gingen vissen en weer
vroeg ik me af, of de Japanse inval
een voedseltekort had veroorzaakt.
Liepen deze mannen dertig kilometer
of zo om vis te zoeken voor hun gezin
of voor hun dorpsgenoten
Ik hoopte dat ze de Walrus niet zou
den zien.
Na een flinke tijd kropen we uit onze
schuilplaats en vervolgden voorzichtig
onze weg. Bijna onmiddellijk hield het
oerwoud op en maakte plaats voor een
plotseling uitzicht op de bergen en de
heuvels aan de voet ervan, voor ons
uit.
We zagen dat ons pad nu langs een
soort verhoogde rand verder liep met
aan beide zijden kleine stukken be
bouwde grond. Hier en daar waren
bamboeheggen, maar ik kende het
soort planten op het veld niet, Dit
nieuwe soort terrein betekende een
veel grotere voorzichtigheid als we
ongezien vooruit wilden komen, om
dat er in de buurt van bebouwing ook
zeker bewoners zouden zijn. Zover we
kijken konden, was er echter geen
mens of huis te bekennen.
Niettemin verlieten we voorzichtig het
pad en probeerden door een diepe goot
die ernaast liep, maar veel lager lag.
vooruit te komen. Dit bleek natuurlijk
heel vermoeiend en totaal onuitvoer
baar te zijn, zodat we weldra weer op
het pad terug waren cn weer vrij snel
vooruit kwamen.
We bleven lopen gedurende de hitte
van de dag, zo nu en dan halt hou
dend om te drinken en wat uit te rus
ten, soms haastig de goot inschietend
of ons achter bosjes verbergend; soms
hoorden of zagen we dieren in de ver
te inboorlingen in het veld staan. Het
landschap vertoonde steeds hetzelfde
beeld'. Dicht oerbos wisselde al' met
kleine rechthoekige stukjes bebouwde
grond en deze gingen weer geleidelijk
over in mangrovebossen en moeras-
land. (Wordt vervolgd)