ZELANDICA „Nee", zei bruidje in Rabat op stadhuis Operatie „Walrus" Klassieke sprookjes: boeiende verhalen PILOOT STORM ontvoerd in de stratosfeer OM VERKOUDHEID EN GRIEP VÓÓR TE ZIJN AFLUKIN-C Van en voor de boekenplank EEN HAAGS BOEKJE, DAT ZO GEK NOG NIET IS KarelI CHARMANT 10 PROVINCIALE T, EEUW SE COURANT MAANDAG 11 DECEMBER 1961 Onuitgegeven balladen behoren tot de zeld zame ontdekkingen die een geduldige 8nuisteraar gelukkig maken". Aldus Hervé Stalpaert, die in het maandblad da „Biekorf" West- Vlaams archief voor geschiedenis, oudheidkunde en folklore een onbekende middeleeuwse ballade „De speelman van Aar denburg" heeft uitgegeven (Zaaimaand 1961). „Het was eenen armen speelman goet uyt Herdenburch gheboren hy mindeghe eene sconinckx dochter soet hij liaedese lief en uijt vercoeren Zo begint deze ballade die twee bekende volksliedthema's bevat, namelijk de speelman, betrapt in de kamer van de koningsdochter, wordt door de koning tot de galg veroordeeld, en de gehangen speelman wordt na drie dagen hangen mirakuleus gered door de tussenkomst van O.-L.-Vrouw (van Aardenburg). „Sy mienden dat lek ghehanghen was lek hebbe gherust soo soete al op ons lief vrauwe schouderkens met alle bey myn voeten met andere woorden, de machtige Lievevröuwe van Aardenburg heeft de gehangene op haar schouders laten rusten. Het Speel manslied, uit de 15de eeuw, „is als mirakellied een mobiel uithang bord van een beroemde bedevaartplaats", want Aardenburg was als zodanig beroemd. In 1296 werd de O.-L.-Vrouwkerk tot colle- giaalkerk verheven; twintig jaar later bleek haar faam als bede vaartplaats even groot als Compostella, Rocamadour en Aken. Omstreeks 1350 wordt er in een gedicht over getwist „over de voorrang aan mirakuleuse beelden te verlenen en over de vraag, of Westrozebeke het haalt op Aardenburg". De plaats stond in de gunst van verschillende vorsten. Maar er is meer: vanaf de 14e eeuw wordt Aardenburg als strafbedevaartplaats in de rechtspraak van talrijke steden van de Nederlanden vermeld. Een legende wijst op de tussenkomst van O.-L.-Vrouw ten voordele van een ter dood veroordeelde. Het mirakelbeeld zou „door de Geuzen" zijn vernield (1604 Stalpaert heeft in deze vergeiykende studie van het Speelmanslied veel werk gemaakt. DE PRINS GAF VOORBEELD Gelijke rechten voor vrouwen in Marokko In het koninklijk paleis te Rabat be gonnen eind novemher de feeste lijkheden ter gelegenheid van het huwelijk van prins Abdallaii, de jongere broer van koning Hassan. De- prins trouwde Sami Solh, de dochter van een burgerlijk Liba nees politicus. Het feit dat in de gehele Marokkaanse pers zeer veel nadruk wordt gelegd op de burgerlijke afkomst van zyn bruid, geeft bet feest een politie-, Jte betekenis, temeer omdat nog slechts enkele maanden geleden ook twee zusters van de koning met Marokkaanse burgers trouw den, mannen wier vaders zicli in hun jonge jaren nog voor de sul tan in het stof van de weg moes ten werpen. De jonge Marokkaanse koning heeft met zijn toestemming tot burger lijke huwelijken van zijn broers en zusters niet alleen gecapitu leerd voor de keuze van hun hart. Hij streefde daarmee zeer openlijk een politiek doel na: de verdere democratisering van het land. Hassan II meent dit ongetwijfeld zeer ernstig, hoe groot de moei lijkheden ook zijn mogen. Geheel in het teken van deze politiek stond ook de gedachte van de ko ning om het huwelijk van zijn broer te verbinden met de bruiloft van vijftig jonge bruidsparen uit het volk. Reeds de huwelijksplechtigheden van de zusters van de koning waren verbonden met gelijktijdige huwe lijksvoltrekkingen van jonge bruidsparen. Daarmee was het tot een ongewoon incident gekomen: toen de koning het ja-woord in ontvangst wilde nemen, ant woordde één der bruidjes, een on aanzienlijk boerenmeisje, ge naamd Fatima, uit het Rifgeberg te, hardop en voor iedereen ver staanbaar met „neen". De hofdignitarissen en de Islamiti sche priesters verstijfdèn van schrik. De koning verklaarde ech ter glimlachend: „Je hebt juist gehandeld. In Marokko zal geen vrouw meer verkocht en tot een huwelijk met een man worden ge dwongen, die ze niet lief heeft". Hjj liet het hier niet bij: de vorst zorgde er ook voor dat de vader geen verdere druk op het meisje kon uitoefenen. Het meisje Fatima heeft met- haar „neen" bij de Marokkaanse be volking en vooral bij de jonge vrouwen een uitzonderlijk- gro te weerklank gevonden. In de kranten werd- een algemeen of fensief tegen de „dictatuur van de man in het huwelijk" ingezet. De bladen eisten voor het overgrote voorkómen is a/tijd béter) HET .NATUUflPRODUKT KININE MET HET FRUITVrTAMINE C deel een volledige en ingrijpende hervorming van het Marokkaanse burgerlijk recht, vooral de ophef fing van de oude voorrechten van de man, die vandaag nog vol gens de wet zijn echtgenote zon der opgaaf van redenen verstoten kan en naar haar ouders terug sturen. Marokkaanse jeugdorga nisaties hebben deze eisen zeer nadrukkelijk gestewtul. Intussen stuit de jonge koning bij dit alles op de verbitterde tegenstand van de Ulemas, de Islamitische priesters. Zij zien in gelijke rech ten voor de vrouw minachting voor de Koran. Hun bondgenoten zijn in eerste instantie de nog steeds invloedrijke grootgrondbe zitters en de sheiks. .Koning Has san schijnt echter vastbesloten te zijn de gelijkstelling van de vrouw iri het huwelijk tot het kernpunt van zyn hervorming van het recht te maken. Vooral de Marokkaan se jeugd beschouwt het huwelyk tussen prins Abdallah en de Liba nese ministersdochter als een de monstratie voor een progressieve democratisering van het land. VERTELD IN HERBERG EN TENT Twintig sprookjes uit even zovele landen Er is altijd een genre verha len, dat door de eeuwen heen tot de verbeelding van de mens heeft gesproken: wij be doelen de sprookjes. De liefheb bers van deze onwerkelijke, maar vaak boeiende en van le venswijsheid getuigende verha len kunnen hun hart ophalen aan „Sprookjes uit alle landen" van James MacNeill, verschenen iu de prisma-juiiioresreeks bij het Spectrum te Utrecht en .Sprookjes van Hauff" van Wil helm Hauff, eveneens versche nen bij het Spectrum. Sprookjes van Hauff" bevat een aantal Oosterse sprookjes, die de le den van een karavaan elkaar voor het slapen gaan in de tent vertellen. Men komt hier o.m. tegen het ver haal van de kalief, die in een ooie vaar verandert, het spookschip, waarop een vloek rust en dat door elke eerlijke zeeman wordt geme den, de alom bekende geschiedenis van de kleine Moek, het mannetje, dat met zijn vliegende pantoffels heel wat avonturen beleeft en het sprook je van de onechte prins. Door dit alles heen „zweeft" de figuur van de man in de rode mantel, die de karavaan op zijn eindeloze tocht door de bla kerende woestyn begeleidt en tege lijkertijd beschermt. Deze sprookjes en zelfs het levensverhaal van de man-in-het-rood, dat stap voor stap wordt onthuld, roepen herinneringen op aan „Duizend-en-één-nacht". Verzameling „Een verzameling van twintig mooie sprookjes uit alle landen". Zó wordt 't op de omslag gezegd over het boek „Sprookjes uit alle landen". Daar is een woord teveel bij, want dit boek levat een aantal van de beste sprook jes: één uit elk land, o.a. Ierland, IJsland, Denemarken, China, India, Duitsland, Polen. Litouwen. Frank rijk enz. Ook Nederland, ontbreekt niet. De samensteller heeft voor ons land „Het vrouwtje van Stavoren" A dvcrtr.nliel Kaarslicht maalcfc uw tafel tot feestdis! GOUDA KAARSEN gekozen. Ieder kent de geschiedenis van deze rijke weduwe, die door haar hooghartigheid en hebzuchtigheid in één nacht straatarm werd en die er de oorzaak van was, dat de eens zo rijke handelsstad Stavoren zijn ha ven zag verzanden. Het tweede gedeelte van dit boek: „De herberg van Spessart" verplaatst de lezer naar Duitsland, waar Hauff een aantal sprookjes iaat spelen, waarin schone jonkvrouwen, dappere ridders en gemene boeven de hoofd figuren zijn. In dit geval vertelt een door rovers in het nauw gedreven ge zelschap elkaar verhalen in een her berg. Verhalen, die hoewel hemels breed verschillen met die uit de „Ka ravaan" ongemeen boeiend zijn. Geestig damesboek Het is soms nodig te zeggen, dat romans verzinsels zijn, speelse fan tasieën en dus geen werkelijkheid. Dat behoeft nooit gezegd te worden van de romans, welke mevrpuw Mit- ford (in het Engels) schrijft, want ze maakt dat zelf wel duidelijk. Ove rigens mengt ze een heleboel werke lijkheid door haar fantasieën. Bij L. H. Leopold's Uitg. Mij. ver scheen een vertaling van haar jongste boek onder de titel „Mondje dicht tegen Alfred". Het is een fris en ac tueel boek, waarin de schrijfster op geestige wijze de Franse en de En gelse levensopvatting tegenover elk aar weet te stellen als ze de beleve nissen van een Engelse diplomaten- familie in Frankrijk vertelt. Pipo de Clown Wim Meuldijk is bij duizenden Ne derlandse kinderen bekend als de man, die de verhalen van Pipo de Clown voor de televisie samenstelt. Wel, hij schrijft er ook boekjes over. Zo pas verscheen (bij de N.V. Arbei derspers) Pipo en de Slaapridder. Dit Pipo-avontuur is behalve met te keningetjes. ook met aardige foto's verlucht. Het is fcen leuk kinderboek geworden Drie broers De romans van Fannie Hurst zijn niet altijd even opwekkend. Ze heeft een neiging naar het tragische en daaraan ontkomt ze slechts zelden. Ook in haar roman „De drie broers" (uitgave Hollandia Baarn) over heerst de tragiek, maar het is een zo boeiend geschreven roman, dat men dit verhaal van liefde, geld, drank enz. toch wel met grote be langstelling leest. De milieutekening is raak en de kleine vreugden van het familieleven, geven toch aan dit wat sombere boek een sprankeling van opgewektheid, die tot glimlachen noopt. Perquin maakt fouten Er zyn mensen, die hardnekkig be weren, dat in alle schoonheidssalons ter wereld hele intriges op touw worden gezet. Niet alleen door de dames-cliënten, maar ook door de specialisten. Als in de befaamde sa lon van mevrouw Brigitte Reimers een journaliste overlydt, is dat dan het resultaat van het op de spits dryven van een intrige Of is het slechts een ongeluk, te wij ten aan een samenloop van omstan digheden Een wel zeer toevallige samenloop van omstandigheden dan nog altijd! Inspecteur Perquin wordt met het on derzoek van deze ingewikkelde zaak belast. De lezer kan hem op de voet volgen op zijn spannende speurtocht in „PERQUIN MAAKT FOUTEN". Deze nieuwe detective van Martin Mons is verschenen bij de uitgevery A. W. Sijthoff te Leiden. Onder de redactie van de Haagse journalist Ewout Janse verscheen by de uitgevery „De Bezige By" in Amster dam een boekwerkje onder de titel „Den Haag is zo gek nog niet". Het heeft - van zelfsprekend - een woord vooraf van Hen drik Hagenaar, achter welk pseudoniem de journalist mr. E. Elias dagelijks in een Haag se courant al jaren lang niet zo heel erg meer schuilgaat. Voorts bevat het bij dragen over Haagse onderwerpen, zoals I)e Witte, de pier van Scbeveningen, De Indi sche Nederlanders, Haagse monumenten en zelfs over de in Den Haag geboren, al lang Amsterdammer gewor den letterkundige Si mon Carmiggelt. De damesbeurs ontbreekt evenmin als mr. Frans Dony en al deze bydra- gen werden geleverd door Haagse journa listen, terwijl Haagse cartoonisten* voor de illustraties zorgden. Curieus is liet verhaal tje over de curieuze Friese Hagenaar Anske Hendrik, die al veertig jaar lang dank zij een financieel onafhanke lijke status in staat is de vergaderingen van Eerste en Tweede Ka mer op de publieke tri bune bij te wonen. Een typisch Haags boekje derhalve. Het is zo gek nog niet. Eén opmerking: op bladzy 12 wordt Den Haag vergeleken met een „koele, sirene dame, die met licht geheven pink gebakjes "eet by Lensvelt Nicola of Wijnands voorbeen Cecil en zo voort en daar is dan in 7.wart-wit een tótebei bij afgebeeld. niet. grappig' meer. Of was liet grappig bedoeld 1 Van Hagenaars nau welijks voorstelbaar. 1967. De opwinding der Targani's was zo hevig, vooral van degenen die on zachtzinnig kennis hadden gemaakt met de harde vuisten der gevangenen, dat zy woedend sissend naar voren drongen om hen met taaie grijparmen in het ge zicht te striemen. Er wer den wilde gebaren naar de pilaar en het offerblok ge maakt, doch de leiders der Targani's hadden klaarblij- keiyk andere plannen. De vluchtelingen werden weer in hun kerker gedreven en de inmiddels herstelde deur in het slót geworpen. Zodra zij opnieuw achter de tralies zaten, waar de twee Singani's nog steeds sidderend bij elkaar hurkten, vermin derde het dreunende bonzen in hun gefolterde hoofden en verdween de verdoving. Een ge voel van oneindige moedeloosheid en uitput ting bleef achter. Telmor, de taaldeskundige. die naast piloot Storm neerlag, mompelde zwakjes: „Zo'n leans om er tussenuit te knij pen, krijgen we nooit meer." Later, toen zij weer wat op verhaal waren gekomen, stonden de twee mannen bij een der ronde tralieven sters en keken neer op de ziedende menigte Targani's die zich rond hun gevangenis iiad verzameld. „Hun opmerkingen voorspellen weinig goeds!" zei Telmor. „Het liefst hadden ze ons meteen allemaal geofferd, maar hun leiders achten ons te belangrijk om ons niet volgens het beproefde ritueel om zeep te hel pen. We kunnen dus alleen maar hopen, dat de hemel flink bewolkt blijft!" Okidoki's reis Fernand Auwera schreef „Okidoki's reis naar de sterren" en de Wereld bibliotheek gaf het boekje uit. De uit geefster heeft daar goed aan gedaan, want het is een vlot leesbaar jeugd boek, waarin het „eenvoudige geluk van de dieren" een hoofdrol speelt. (Advertentie) TUSSEN NEUS EN LIPPEN 20 X KWALITEIT VOOR F 1,- 27 Ik wachtte even en kroop toen uit m'n schuilplaats, ongemakkelyk ge schramd door de struiken. Colin stond al midden op het pad en lachte breed. „Aardig stukje varkensvlees", zei hij. „Vooruit, we gaan weer", zei ik. „Ais je wilt, zal ik nu wel eens een poosje voorop lopen", stelde Colin voor en ik knikte toestemmend, erg opgelucht dat hij z'n oude zelfvertrou wen weer teruggevonden had. We gingen weer op weg en we scho ten aardig langs het harde pad op, on geveer vijfentwintig meter achter elkaar lopend. Ik had maar steeds een gevoel van zenuwachtig ongeduld en eens haalde ik Colin in en nog steeds fluisterend drong ik er by hem op aan, vlugger te lopen. Ik gunde me geen tijd een oriëntatiepunt op te zoeken, waar ik uit kon afleiden hoe vlug we opschoten. Het was nu hau negen en we waren om half acht van de kust vertrokken. Weer voelde lk myn ongeduld bij me opkomen. In m'n achterhoofd had ik maar steeds de gedachte dat de tyd door JOHN JOLY beperkt was. We hadden maar zeven dagen om onze opdracht uit te voeren en het leek me alsof we door de dood van Caswell ernstig waren opgehou den, hoewel dat hele voorval ons niet meer dan ongeveer een uur had ge kost. Ik stond niet te springen van ongeduld om onze opdracht uit te voe ren, maar ik wou alles liefst zo snel mogelijk achter de rug hebben. Ik keek voor de twintigste keer op mijn horloge. Inmiddels was het erg warm, onze kleren waren drijfnat van de transpiratie en we begonnen ons wan hopig dorstig en hongerig te voelen. Terwijl ik een scherpe bocht omkwam botste ik byna tegen Colin op die aar zelend by een splitsing stond, waar ons pad een duidelijke bocht naar rechts scheen te maken en een ander, smaller en veel minder belopen pad rechtdoor liep in de richting, waarin we tot nu toe gelopen hadden „Welke kant moeten we nu op?", vroeg Colin, die vergat te fluisteren en voor het eerst weer enigszins op gewone toon sprak. „Recht door, langs het smalle pad denk ik", antwoordde ik, terwijl ik mijn kaart en kompas voor de dag haalde. „Kijk, we moeten de hele weg ongeveer dezelfde kompaskoers blij ven volgen, ongeveer 45 graden. Deze splitsing komt overeen met deze op de Kaart, alleen staat er niet dui delijk op dat ons pad niet de hoofd weg is, oy whze van spreken. We ne men dit smalle pad". Ik wees rechtuit en na een vlugge blik om ons heen liepen we het nauwe, donkere pad op tussen de dichte begroeiing. Deze keer liep lk vooraan en weer schoten we minder vlug op, totdat ik wat gewend raakte aan het lopen langs dit veel smallere pad, waar de bladeren en takken myn schouders raakten en langs mijn gezicht streken. Om één reden voelde ik me echter ge ruster. Niet alleen was onze kaart blijkbaar goed, maar we hadden er ook enig idee van hoe snel we opscho ten. Aan de hand van de kaart reken de ik uit dat het ongeveer tien kilo meter was vanaf het punt waar we aan land gestapt waren tot aan de splitsing die we gepasseerd waren. We hadden anderhalf uur gelopen en het was even over negen op mijn horloge. Ik bedacht dat de snelheid van onge veer zes kilometer per uur nog lang niet gek was, ln aanmerking genomen het moeilijke gaan in het begin langs de oever van de inham, en ook in aan merking genomen de tommyguns en uitrusting die we by ons hadden met inbegrip van onze ransels elk met drie handgranaten, munitie en eten. Colin kwam dicht achter me lopen. „Ik heb dorst", zei hij, „en honger ook. Kunnen we niet even stilhouden en rusten?" Ik keek op m'n horloge. „Nog tien minuten flink doorstappen dan houden we halt", zei ik. Colin steunde. „Allemachtig, ik ben uitgedroogd", zei hij. We haastten ons voort, nu dichter bij elkaar, alsof we morele steun nodig hadden in het op dringende oerwoud dat ons omringde en ons zelfs hier en daar helemaal in sloot. Na tien minuten stopten we, verlie ten het pad en gingen onder een struik liggen. We deden onze ransels af, inspecteerden de inhoud van onze voedselpakketten en weldra aten we rozijnen, noten, chocolade, vitamine pillen en ander speciaal geconcen treerde preparaten. „Vergeet niet dat we hier een weck mee moeten doen, misschien langer", zei ik. Colin nam een diepe teug uit z'n veld fles. „Ik denk dat we binnenkort dat vieze water wel zullen drinken, dat met zuiveringstabletten behandeld is", zei hij. „Ja", stemde ik in, „deze flessen zul len wel niet lang meegaan". Terwijl we rustig op onze buik lagen, ieder een kant van het pad in de gaten hou dend, dat op dat punt vrijwel recht was, werden we plotseling opge schrikt door het geluid van voetstap- Een en stemmen. Eerst lagen we on- eweegiyk terwyi we bijna geen adem durfden halen. Daarna gingen we dicht bij elkaar liggen, alsof we beiden tegelijk het gevoel hadden gekregen dat wc ons verbergen moesten. Vlug en zo geruisloos mogeiyk kropen we verder achteruit het struikgewas in en van het pad weg. Enkele ogen blikken later verscheen er een groepje inlanders die vlug achter elkaar voortliepen, onderwijl onophoudelijk pratend. Het waren kleine, donkere mannen die er mager en pezig uitza gen. Ze droegen iets wat op vuile, lin nen broeken leek en verder niets. Het waren er vier en ze droegen elk een lange bamboe. Eerst was ik zo bang dat ze ons zouden ontdekken, dat ik gewoon geen tyd had, ze góed op te nemen, maar toen ze op onze hoog te gekofrien waren en hun weg ver volgden. zonder hun vaart te vermin deren of met hun gepraat op te hou den, bekeek ik hen wat objectiever en zag iets eigenaardigs aan hun kleding. Deze dorpsbewoners moesten toch ze ker een .soort lendedoek dragen of een ander eenvoudig kledingstuk. Maar deze broeken zagen er op de een of andere manier Nederlands uit en ik vroeg me af of deze mannen mis schien vroeger bij de Nederlandse planter gewerkt hadden, wiens onder neming door de Japanners overgeno men was als tydelijk gevangenkamp. De bamboes deden veronderstellen dat de mannen gingen vissen en weer vroeg ik me af, of de Japanse inval een voedseltekort had veroorzaakt. Liepen deze mannen dertig kilometer of zo om vis te zoeken voor hun gezin of voor hun dorpsgenoten Ik hoopte dat ze de Walrus niet zou den zien. Na een flinke tijd kropen we uit onze schuilplaats en vervolgden voorzichtig onze weg. Bijna onmiddellijk hield het oerwoud op en maakte plaats voor een plotseling uitzicht op de bergen en de heuvels aan de voet ervan, voor ons uit. We zagen dat ons pad nu langs een soort verhoogde rand verder liep met aan beide zijden kleine stukken be bouwde grond. Hier en daar waren bamboeheggen, maar ik kende het soort planten op het veld niet, Dit nieuwe soort terrein betekende een veel grotere voorzichtigheid als we ongezien vooruit wilden komen, om dat er in de buurt van bebouwing ook zeker bewoners zouden zijn. Zover we kijken konden, was er echter geen mens of huis te bekennen. Niettemin verlieten we voorzichtig het pad en probeerden door een diepe goot die ernaast liep, maar veel lager lag. vooruit te komen. Dit bleek natuurlijk heel vermoeiend en totaal onuitvoer baar te zijn, zodat we weldra weer op het pad terug waren cn weer vrij snel vooruit kwamen. We bleven lopen gedurende de hitte van de dag, zo nu en dan halt hou dend om te drinken en wat uit te rus ten, soms haastig de goot inschietend of ons achter bosjes verbergend; soms hoorden of zagen we dieren in de ver te inboorlingen in het veld staan. Het landschap vertoonde steeds hetzelfde beeld'. Dicht oerbos wisselde al' met kleine rechthoekige stukjes bebouwde grond en deze gingen weer geleidelijk over in mangrovebossen en moeras- land. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1961 | | pagina 12