Speurtocht naar dieren in de wintermaanden L m l Operatie „Walrus PILOOT STORM ontvoerd in de stratosfeer 1 Van en voor de boekenplank MISDRIJVEN, SPEURDERS EN OPLOSSINGEN BIJ DE VLEET DONDERDAG 30 NOVEMBER 1961 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 29 ONDER ZEELANDS HOGE HEMEL We gaan de laatste maand van het jaar in. Alleen de die ren, die geheel voor de winter zijn toegerust laten zich nu nog zien, de anderen hebben zich in hun schuilplaatsen te ruggetrokken, waar ze óf in winterslaap zullen vervallen óf overgaan tot een minder actieve levensvorm, waarbij ze zich weinig buiten wagen. Onze waarnemingen worden daardoor zeer beperkt. Vogels, <lie hier blyveu komen dichter bij de woningen der men sen. Wat vreemder is: vele van hen gaan belangstelling tonen voor een heel andere categorie van voedingsmiddelen, dan ze in de zomer gewend zijn te gebruiken. We hebben de vogels zo mooi in gedeeld in zaadeters, insekten- eters en weet ik wat niet al. We hebben er zelfs de bekken bij be trokken, zodat we de zaadeters di rect herkennen aan hun gedrongen stompe snavels, terwijl de insek- teneters meer lange eii spitse zijn toebedeeld. Door Barend Zwerfmans Maar opeens houdt de merel in de herfst op met zich druk te ma ken over dierlijk voedsel en zit deze vogels te hakken in de vruchtjes van de cotoneaster, dat het een lieve lust is. Zo maar op eens worden merels besseneters, want zijn ze eenmaal met hun snavel op dat nieuwe voer ge bonden, dan houden ze niet op voor al de bessen van de struik zijn verdwenen. Als er geen bes sen meer zijn krijgen ze alweer een andere interesse: ze gaan alle bladafv.il langs de sloten omwoe len en eten daar wat ze er tussen ontdekken, nu weer voornamelijk op dierlijk gebied. Andere smaak Alleen „voedselschaarste" kan hier dus niet in 't spel zijn. We moeten ook zo iets veronderstellen voor de meeuwen, die 's zomers veel belangstelling tonen voor schelpdieren. Ook als er nog geen jongen zijn en ze de eieren ver dedigen, vliegen de „braakballen" van schelpresten om de oren van de eierzoekers. Maar in de win ter vonden we in het duin braak ballen van meeuwen, uitsluitend samengesteld uit de resten van duindoornbessen en op een tyd, dat ze toch op de „brekers" vol doende schelpdieren konden be machtigen. Is er iets veranderd aan hun bek, in hun maag, of al leen in hun gedrag? Mezen zijn er eveneens een voor beeld van. Ze zyn dol op kleine ïnsekten en weten ze razend snel te vinden ook. Maar in de winter heeft men ze wel eens betrapt op het listig en verraderlijk vangen van byen. Een paar tikjes op een kast of korf, een verontruste bij in het vlieggat. „Pik, ik heb je". Maar men heeft ze ook al betrapt een welkome attentie, gekozen uit de rijk gesorteerde collecties damesmodekleding van Middelburg, Markt 15 Breda, Karrestraat 17 Tilburg, Heuvelstraat 96 op 't aanpikken van melkflessen in Engeland. Pik, een capsule doorboord en de mees drinkt melk! Verder pikken ze noten aan als ze nog in de boom hangen. Allemaal met hetzelfde priemachtige insck- tensnaveltje. Ja, die aardige mees jes kunnen er zelfs geweldig mee vechten: ze springen vogels, die al te dicht bij hun territorium ko men op de rug en hakken hun schedel in, waarna de hersenen er worden uitgepikt. En daarmee is nog niet alles gezegd. Datzelfde meesje gebruikt het voor insekten- verschallten zo geschikte snaveltje ook om er een niet helemaal ge schikt holletje in een boom mee te vergroten. Misschien zijn we toch iets te eenzijdig in het beoordelen van de eetgewoonten van de vogels en wat te vlug geweest met het vaststellen van het feit, dat de dunsnavel een insekteneter is te- genover de kegelsnavel, die als zaadeter te boek staat. Hoe zit dat met de pestvogels? We werpen deze vraag op omdat de eerste alweer zijn gesignaleerd, in Zeeuwsch-Vlaanderen en op Zuid-Beveland. In totaal bereikten ons berichten over vijf exempla ren: 2 in Oostburg, 2 in Wol- phaartsdijk en 1 in Kloetinge. Het zijn uitlandse vogels, die wanneer ze hier vertoeven speciaal ver lekkerd zijn op allerlei bessen. Overigens weer vreemd, want de pestvogel is naaste familie van de ..Vliegenvangers" en deze vogel heeft een zeer spits snaveltje. In hun vaderland, Noord-Europa, le ven de pestvogels dan ook van insekten. Zijn het nu in hoofdzaak de bessen, die ze zuidwaarts lok ken, wanneer hun voedsel daar ginds in het Noorden gaat ontbre ken? (de bessen wel te verstaan) of eten ze hier alleen bessen en ginds het dierlijk voedsel We zullen het weer prettig vinden opgaven over pestvogels via de bureaus van de P.Z.C. te ontvan gen. Speciaal dit jaar, omdat de pestvogels in troepen behoren te komen en ze nog slechts alleen of in paren zijn gezien! Dat is weer heel vreemd. De duidelyk gekuifde grijze vogels, die helle lakkleuren (rood en geel) in vleugels en staart, vertonen, zyn gemakkelijk te herkennen. Het schetsje geeft ze in klein formaat en (inclusief de kuiven) in karakteristieke hou dingen. Nu het hout steeds meer blader loos komt te staan zullen de kan sen hoger worden, vogels waar te nemen, die de gewoonte hebben ontwikkeld snel dekking te zoe ken. Het helpt hen niet meer als een pijl door de lucht te snorren en dan in de struiken te vallen; we kunnen hen nu met de ogen volgen en hun silhouetten verra den hen nu ook tussen de takjes. Wezeltje Hetzelfde geldt, hoewel minder, voor de in de winter nog actieve kleine zoogdieren. Ze hebben meestal op de bodem tussen het gras nog juist voldoende dekking. Maar als ze schrikken en in hun verbouwereerdheid vluchten over een stoppelveld of omgeploegde akkers, valt dit voordeel voor hen weg. Zo konden we dezer dagen weer eens genieten van de fraaie kleur, de elegante sprongetjes, de weergaloze nieuwsgierigheid en de koene driestheid van een wezeltje, dat zich veilig wanend achter een afvalhoop op een stoppelveld op eens in ons gezichtsveld kwam. Het kreeg ons ook in het oog, maar haastte zich volstrekt niet om het vege lijf te bergen. Niet één keer, maar herhaalde malen richtte het diertje zich hoog op de achterpootjes op, bewoog het kopje licht op en neer, on9 steeds beglurend. Byna zo mak als een huiskat. Ongetwijfeld was het wezeltje op de muizenvangst en was de stoppelhoop voor hem een geschikt jachtterrein. Toen het dier zijn nieuwsgierig heid voldoende had botgevierd,1 verdween het zoals het was geko men: met sierlijke sprongetjes achter zijn stoppelhoop. In gedachten wensten we hem een goede vangst. Ook onze „jacht" was niet ver geefs geweest en ook wy vervolg den opgewekt, met sierlijke spron getjes vanwege het modderige terrein onze weg. Reeksen nieuwe detective-verhalen We zullen ons er maar niet in ver diepen, waarom de mensheid van te genwoordig zo gek is op detective romans, een feit is in ieder geval dat deze verhalen verschijnen in zo'n grote getale, dat het haast niet meer is bij te houden. De Prisma-reeks van het Spectrum bijvoorbeeld zet op dit terrein haar beste beentje voor en levert moorden met de bijbeho rende oplossing met de regelmaat van een klok. En wij moeten erken nen: over het algemeen zijn de ver halen van goed gehalte. De Nieuwzeelandse Schrijfster Ngaio Marsh bijvoorbeeld levert uitmunten de speurdersverhalen en deze nu zijn vrijwel allemaal door het Spectrum uitgegeven. De laatste die wij ontvin gen was „De moord in de gelagka mer", spannend, maar opvallend vooral door rake karaktertekeningen. Ook „Giftig parfum" van dezelfde schrijfster in dezelfde reeks is een boeiend verhaal, waarin de vermaar de inspecteur Roderick Alleyn een merkwaardige moord in de toneelwe reld tot een oplossing brengt. Twee oude bekenden in de Prismaserie zijn John Dickson Carr en Cyril Ha re. Van de laatste herinneren we ons zijn „Moord op het rijksbureau", waarin de advocaat Pettigrew een opmerkelijke rol speelt. Deze zelfde figuur helaas ouder geworden treft men aan in het nu verschenen „Het geheim van Mary Rose". Ook al weer een vlot en vaardig verhaal. John Dickson Carr laat zijn zéér in telligente, zéér sympathieke dr. Feil opdraven om een opvallende intrige rond een moord op een tennisbaan te ontwarren. Knap! Prisma heeft voorts twee oude paarden van stal gehaald, name lijk Edgar Wallace's „Genoot schap de Kikker" en „De rode cirkel". Ze doen het nog best. Eveneens oud, maar niettemin voorreffelljk is G. K. Chesterton. Van hem verschenen in deze pocket-reeks: „De man, die don derdag was" en „Father Brown laat zich niet foppen". Vooral het laatste boekje is de moeite waard. Tenslotte noemen we nog in deze reeks: Kurt Singer, Spionage-ver halen; Margaret Millar, De muren hebben oren (een opvallend ver haal); Margaret Ann Hubbard, Moord in het ziekenhuis; Mary Ro berts Rinehart, Miss Pinkerton, de tective; Edgar Bohle, Spionage op pasen (minder aantrekkelijk). Ten slotte het spannende „Operatie Walrus" van John Joy, minder een detective dan een militaire avontu renroman. Wij willen deze bespreking eindigen met het vermelden van twee boe ken uit de (overbekende) Accolade- rceks van Sijthoff in Lelden. Het zijn er twee, die bekroond zijn met een eerste prijs in de prijsvraag „Only for Dons", welke in 1959 werd uitgeschreven om nieuwe ta lenten aan te moedigen tot het schrijven van speurdersromans. Om het aantal inzendingen enigszins te beperken besloot men de inzending alleen open te stellen voor docenten aan Britse en Ierse universiteiten Twee professorale prijswinnaars dus: K. J. White (hoogleraar ge schiedenis) niet „Het schoonste graf" en Cecil Jenkins (hoogleraar Frans) met „Boodschap van Siri- ua". Hun werk mag er zijn! Beiden hebben een uitmuntende detective- story geschreven, waarbij wij met name geïmponeerd zijn door Jen kins. Zijn „Sirlns" is een verhaal waarop Agatha Christie jaloers kan zijn. En dan nog helemaal tenslotte: Ste vensons klassieke „Jekyll en Hyde" verscheen in een vertaling van Vestdijk bij Contact, Amsterdam- Antwerpen. RUIMTEVAART Een informatief boekje over de fy sische, technische en biologische as- pekten van de ruimtevaart verscheen in de Prismareeks als nummer 611. De schrijvers. Otto VV. Gail en Win- fred W. Petri, zijn erin geslaagd op voor de leek bevattelijke wyze de diverse problemen en mogelykheden van de ruimtevaart uit de doeken te doen. Ook als naslagwerkje kan deze pocket goede diensten bewijzen. Gail liet in Duitsland verscheidene populaire technische en wetenschap pelijke boeken verschijnen en ver zorgde voor de Beierse omroep we tenschappelijke reportages. Petri be werkte na de dood van Gail diens werk „Weltraumfahrt" en vulde dit aan met nieuwe gegevens. In drie delen, getiteld „De stuwende straal", „De kunstmaan" en „Het leven in de ruimte", behandelen de schrijvers onder meer de voortstu wingsmogelijkheden, ruimtereizen en welke problemen zich daarbij kun nen voordoen. Een interessant hoofd stukje is dat over de organisatie van de ruimtevaart, waarbij de Interna tionale Astronautische Federatie een belangrijke rol speelt. HOOG EN LAAG WATER 1 december +nap uur meter Vlissingen 8.08 1.38 Terneuzen 8.36 1.56 Hansweert 8.56 1.74 Zierikzee 9.08 1.07 Wemeldinge 9.34 1.27 +nap uur meter 20.59 1.51 21.18 1.69 21.47 1.87 22.08 1.30 22.22 1.49 uur meter 1.47 1.27 2.11 2.42 2.36 2.49 1.43 1.57 1.09 1.25 14.40 15.03 15.32 15.18 15.26 1.61 1.77 1.91 1.46 1.61 1958. Nadat Solon zijn lui tenant op enigszins hard handige wijze het zwijgen had opgelegd, was 't lange tijd rustig onder de gevan genen. De zon was onder gegaan, maar het licht van Jupiter maakte de nacht tot dag. Onverstoorbaar had Telmor, de taalkundige van het gezelschap, zijn interro- gaties voortgezet. Na aan vankelijke onwil der schich tige, „bleke", Gani's had hij hen toch zover gekregen, dat zij meewerkten om een redelijke communicatie, ge paard met veel gebaren, op touw te zetten. Dank zij zijn speciale oplei ding en bijna telepatisch begrip van vreemde talen, kon hij de volgende morgen bij Solon en Storm een uiteraard beperkt verslag uit brengen. „Het schijnt", meldde Telmor, „dat er twee rassen bestaan op deze planeet. De donkerkleurige „Targani's" proberen op al lerlei manieren het lichtere ras, de „Singa- ni's", uit te roeien. Naar wat ik ervan begrijp bestond er enkele eeuwen geleden slechts één ras op Ganymedes, doch dat splitste zich in twee takken, de één goed de ander kwaaraar- dig. De donkere, agressieve Targani's para siteerden op de anderen. Zij offerden hen voor de pilaar. Onze bleke vriend hier, zegt dat binnen luttele jaren zijn ras het oorspron kelijke ras volledig uitgeroeid zal zijn!" Luchtvaartboeken De luchtvaart is een boeiend en dyna misch ontwerp, dut nooit uitgeput raakt en waarover de laatste tijd steeds meer wordt geschreven. In Nederland is de markt voor lucht vaartboeken nog niet zo groot als bij voorbeeld in Engeland het land bij uitstek voor luchtvaartboeken en Amerika of zelfs België en Frankrijk. Maar toch verschijnen tegenwoordig ook in Nederland deze, door de jeugd graag gelezen boeken met technische verhandelingen over gigantische straalverkeersvliegtuigen en venijnig snelle tactische straaljagers. De nog jeugdie luchtvaartschrijver Hugo Hooftman is één van Neder lands meest produktieve schrijvers over het „luchtvaartonderwerp in den brede," want vrijwel niets heeft de bereisde luchtvaartjoumalist onbe schreven gelaten. Het ene moment beschrijft hij de stormachtige ontwikkeling van de ra kettechniek, dan schildert zijn pen de grestaties van de F-104 straaljager, 'pmerkelijk is, dat zijn luchtvaart boeken veel aftrek vinden onder jon gelui van 15 tot 18 jaar. Door zijn veelzijdige pen is hij namelijk niet in staat de kern van bepaalde problemen te raken en blijft zijn geschrift een slechts oppervlakkige verhandeling, waarvan de waarde betrekkelijk blijft. De jongeren evenwel zijn tevreden lezers van Hooftmans luchtvaartboe ken de rijpere jeugd en volwassen lezers prefereren meestal een kern achtiger schrijver met 'n deskundiger en uiteraard een vlottere pen. Zijn jongste boek „Met een sportkist tussen de wolken" is van grote lucht vaart propagandistische waarde voor de jeugd, die verrukt zal zijn van de schat van prachtig gereproduceerde vliegtuigfoto's die het boek rijk is. Niettemin is de eveneens grote 'schat van informatie zo verwarrend en on overzichtelijk in de meest uiteenlo pende hoofdstukken verwerkt, dat ze moeilijk te lezen en te verteren Te veel verschillende vliegtuigtypen behandelt Hooftman op één pagina en hij schrijft er over zonder enig logisch verband. De prachtige foto's in zijn bock maken echter veel goed. Geslaagd is voorts zeer zeker de Ne derlandse versie van het bekende Engelse „Observer's Book of Air craft," dat Hugo Hooftman vlot be werkte. Het is een bijzonder hand zaam werkje, waarin enkele honder den verschillende vliegtuigtypen wor den behandeld, waarvan tevens een foto met silhouettekening is opgeno men. Liaisonvliegtuigen zouden wij echter graag veranderd zien in vcr- bindingsvliegtuigen, hetgeen toch een goed Nederlandse type-aanduiding is. Beide boeken zijn uitgegeven bij de uitgeverij en drukkerij „HoUandia" te Baarn. De Italiaanse communistische partij neeft in haar blad Unita een uitvoerig document gepubliceerd over de destalini satie. Hierin wordt onder meer gezegd dat de omstandigheden waarin de eerste socialistische maatschappij in de Sowjet- Unie werd opgebouwd, grondig moeten worden geanaliseerd, omdat de commu nistische massa, die is getroffen door de jongste onthullingen van Kroesjtsjew over Stalin en zijn t|jd, oen dieper gaande verklaring hiervan vraagt. In het docu- ment wordt ook kritiek uitgeoefend op de houding van de Italiaanse communistische partij tijdens het Stalinistische tijdperk. (Advertentie} GA FLITSEN FEUILLETON ff 18 Ik herinnerde me dat er een vreemde huivering langs mijn rug was gelopen toen hij die woorden zei, en nu draai de ik me onrustig in bed om b(j die gedachte. Op de een of andere manier geluk te het me in een onrustige slaap te vallen, ,maar steeds bleef in mijn droom de herinnering levendig aan het enige ogenblik in myn leven waar op ik wist wat het betekende, een opgejaagde vluchteling te zijn. Op een koude avond hadden wc om zes uur het vliegveld in vrachtauto's verlaten. Het plan was om ons met tweeën of drieën op een afstand van ongeveer dertig kilometer af te zet ten en we moesten dan proberen om bij de tennisbaan van de commandant terug te zijn vóór zes uur de volgende avond. De politie, de burgerwacht en liet leger, een paar Amerikaanse on derdelen inbegrepen, zouden jacht op ons maken. Toen we op de hoofdweg bij Temple- combe aankwamen, keerden de twee andere trucks naar het oosten en wes ten, terwijl wij naar het noorden door- door JOHN JOLY reden langs de weg naar Wincanton. Ik zou met Giles en Pete, de Nleuw- zeelandcr, worden afgezet. De moes ten van onze patrouille zaten in onze vrachtauto samen met onze instruc teur. Lindley zat voor bij de chauffeur. Malone, de Ier, vloekte onafgebroken ergens naast me in het donker. Hij had dienst genomen om te vechten en had er zijn buik van vol om in structeur te spelen. „Ik ga regelrecht de eerste de beste kroeg in en wacht tot iemand me ar resteert," zei hij kwaad en ik hoorde Reggie giechelen in de hoek tegen over me. Mason stond achter in de truck met Tony en staarde naar de weg achter ons. Het was een heldere, koude nacht en boven de achterplank schenen de sterren door het vierkante gat naar binnen. De banden bromden luidruch tig over de wegen, steeds werd van versnelling gewisseld terwijl we vlug langs de met hoge heggen afgezette wegen naar het noorden reden. Nadat we waren afgezet liepen Gi les, Pete en ik snel de weg langs tot dat we aan Wincanton kwamen. Daar, in het midden van de stad, terwijl we van de ene portiek naar de andere slopen, zagen we 'n paar Amerikaan se soldaten in een vrachtauto voor een café stoppen. Ze lieten de truck on bewaakt achter, met z'n neus een stei le heuvel afwijzend, en de verleiding was te groot voor ons en we besloten hem in te pikken. Pete sprong er het eerst in en ging aan het stuur zitten. Ik volgde hem en tegen de tijd dat Giles de deur achter zich gesloten had, reden we al, maar we hoorden allemaal alarm kreten die uit het café kwamen, toen we geruisloos de steile helling afre den. „Waar zit het contact vroeg Pete met z'n hoofd bijna onder het dash board. „Ik zal wel even kijken," zei ik. „Let jij maar op de weg." „Ze zagen ons," brulde Giles, maar z'n stem viel in liet niet bij het ge luid van mishandeld staal, toen Pete de koppeling op liet komen. De truck verminderde snel vaart. „Dat is niks zo," schreeuwde de Nieuwzeclander, „we moeten het con tact hebben." „Hier zit iets." Mijn tastende han den hadden een schakelaar gevonden, die we tot nu toe nog niet geprobeerd hadden. Ik draaide hem om en Pete liet weer de koppeling opkomen, maar z'n gezicht vertrok pijnlijk bij het ho ren van het afschuwelijk gillende ge luid. „Ook al mis. Hij moet in z'n achter uit staan," zei ik. „Ik kan de versnellingsliandel niet verzetten," riep Pete. We kregen hoe langer hoe meer vaart naarmate de helling steiler werd. De stem van Giles onderbrak ons wild gezoek. „Kijk uit," brulde hij, maar de waar schuwing kwam te laat. Dc aandacht van Pete was van de weg afgeleid en de truck reed de stoep dp, miste het raam van een viswinkel op een paar centimeter, schampte 'n lantaarnpaal en draaide de weg weer op toen het stuur omgegooid werd. „Waar zyn de koplampen vroeg ik terwyi ik weer rondtastte. „Verrek met je lampen, let maar liever op de versnelling." Ik voelde de versnellingshandel en toen ik mijn handen erlangs liet glij den, raakten ze een obstakel. „Pete," riep ik, „hij zit op slot in zijn achteruit." De Nieuwzeclander vloekte welspre kend en zette zijn voet op de rem. „Rij door," drong Giles aan, „rij door, ze zijn vlak achter ons." We reden verder en we hoorden het geroep en de zware voetstappen van onze achtervolgers tot de truck stil stond en we eruit sprongen en hard begonnen te lopen. Naderhand was ik me er vaag van bewust, dat Giles en Pete bijna direct ingerekend werden. Lichten versche nen uit het niet en de weg leek in eens vol met Amerikanen en politie mannen. Luide en verontwaardigde stemmen met overzees accent be klaagden zich over de diefstal van de truck en kalmere Engelse stemmen raadden pogingen tot lijfelijke wraak neming ten sterkste af. We zaten in de val op het stationsemplacement waar geen andere uitgang was. Ik ben er nooit achtergekomen hoe ik dit allemaal wist, want ik rende zoals ik nog nooit tevoren gerend had. Ik ontdook een hele massa uit gestrekte armen en rende maar door, op dc een of andere manier ervan overtuigd, dat ik niet gevangen zou worden. Ik kwam bij een muur en klom er vlot over met een half dozijn achtervolgers op myn hielen. Ik was nu in een boomgaard en liep nog steeds hard. Ik drong door een ope ning in de heg, geen acht slaand op de dorens die aan myn kleren en haar trokken. Ik sprong over een sloot, klauterde een helling op en kwam bij een spoorlijn. Zonder aarzelen sloeg ik linksaf en begon kalm en vastbera den in zuidelijke richting te lopen, van dwarsligger op dwarsligger sprin gend. Niet lang daarna zag ik vaag dat ik een station voorbij kwam. Ik hoor de een stem dringend roepen, maar deze verstomde weldra achter me. La ter kwam ik nog een ander gebouw voorbij en een hond blafte me aan. Ik had intussen, alle gevoel van af stand en tyd verloren. Ik voelde me eenzaam, en elk levend wezen in de buurt zag ik voor een vijand aan. On der normale omstandigheden zou zo'n situatie me beangst hebben, maar ik werd voortgedreven door een karts- tochtelijk verlangen om te slagen, en mijn benen dreven me steeds voort in het maanlicht over de dwarsliggers totdat ik tenslotte met zo'n vast ritnie liep, dat de gedachte aan stilhouden of uitrusten niet bij me opkwam. Na een tijdsverloop, dat net zo goed een paar seconden als een uur geduurd kon hebben, kwam ik aan de stad waar mijn spoorlijn en de hoofdlijn naar Londen samenkwamen. Niet ze ker hoe ik verder zou gaan, verliet ik hier de spoorlijn tenslotte, liep de spoordijk af, klom een schutting over en ging in de beschutting van een hooiberg liggen om hijgend uit te rus ten. Naderhand kon ik me maar weinig van m'n heldhaftige tocht meer te bin nen brengen. Er waren nog vage her inneringen aan spoorlijnen en heggen, plotselinge bedreigingen in het don ker, een stem die riep: „Halt! Halt!" en „Sta of ik schiet!' Dan weer strui kelen en vallen en weer haastig op staan en met barstende longen verder snellen en altijd maar de dwinsrencie noodzaak voort te gaan en te ontko men, want achter in mijn hoofd spook te nog maar steeds de gedachte aan de selectiecommissie en de admiraal in het midden van de rij ernstige ge zichten, die zei: „Je wiskunde is maar matig, kerel, en van vliegtuigen schijn je helemaal niets af te weten. Hoe verwacht je piloot te worden .(Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1961 | | pagina 17