Speurtocht naar dieren
in de wintermaanden
L
m
l
Operatie „Walrus
PILOOT STORM ontvoerd in de stratosfeer
1
Van en voor de boekenplank
MISDRIJVEN, SPEURDERS EN
OPLOSSINGEN BIJ DE VLEET
DONDERDAG 30 NOVEMBER 1961
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
29
ONDER ZEELANDS HOGE HEMEL
We gaan de laatste maand van het jaar in. Alleen de die
ren, die geheel voor de winter zijn toegerust laten zich nu
nog zien, de anderen hebben zich in hun schuilplaatsen te
ruggetrokken, waar ze óf in winterslaap zullen vervallen
óf overgaan tot een minder actieve levensvorm, waarbij
ze zich weinig buiten wagen. Onze waarnemingen worden
daardoor zeer beperkt.
Vogels, <lie hier blyveu komen
dichter bij de woningen der men
sen. Wat vreemder is: vele van
hen gaan belangstelling tonen
voor een heel andere categorie van
voedingsmiddelen, dan ze in de
zomer gewend zijn te gebruiken.
We hebben de vogels zo mooi in
gedeeld in zaadeters, insekten-
eters en weet ik wat niet al. We
hebben er zelfs de bekken bij be
trokken, zodat we de zaadeters di
rect herkennen aan hun gedrongen
stompe snavels, terwijl de insek-
teneters meer lange eii spitse zijn
toebedeeld.
Door
Barend Zwerfmans
Maar opeens houdt de merel in
de herfst op met zich druk te ma
ken over dierlijk voedsel en zit
deze vogels te hakken in de
vruchtjes van de cotoneaster, dat
het een lieve lust is. Zo maar op
eens worden merels besseneters,
want zijn ze eenmaal met hun
snavel op dat nieuwe voer ge
bonden, dan houden ze niet op
voor al de bessen van de struik
zijn verdwenen. Als er geen bes
sen meer zijn krijgen ze alweer
een andere interesse: ze gaan alle
bladafv.il langs de sloten omwoe
len en eten daar wat ze er tussen
ontdekken, nu weer voornamelijk
op dierlijk gebied.
Andere smaak
Alleen „voedselschaarste" kan
hier dus niet in 't spel zijn. We
moeten ook zo iets veronderstellen
voor de meeuwen, die 's zomers
veel belangstelling tonen voor
schelpdieren. Ook als er nog geen
jongen zijn en ze de eieren ver
dedigen, vliegen de „braakballen"
van schelpresten om de oren van
de eierzoekers. Maar in de win
ter vonden we in het duin braak
ballen van meeuwen, uitsluitend
samengesteld uit de resten van
duindoornbessen en op een tyd,
dat ze toch op de „brekers" vol
doende schelpdieren konden be
machtigen. Is er iets veranderd
aan hun bek, in hun maag, of al
leen in hun gedrag?
Mezen zijn er eveneens een voor
beeld van. Ze zyn dol op kleine
ïnsekten en weten ze razend snel
te vinden ook. Maar in de winter
heeft men ze wel eens betrapt op
het listig en verraderlijk vangen
van byen. Een paar tikjes op een
kast of korf, een verontruste bij
in het vlieggat. „Pik, ik heb je".
Maar men heeft ze ook al betrapt
een welkome attentie,
gekozen uit de rijk
gesorteerde collecties
damesmodekleding van
Middelburg, Markt 15
Breda, Karrestraat 17
Tilburg, Heuvelstraat 96
op 't aanpikken van melkflessen
in Engeland. Pik, een capsule
doorboord en de mees drinkt
melk!
Verder pikken ze noten aan als ze
nog in de boom hangen. Allemaal
met hetzelfde priemachtige insck-
tensnaveltje. Ja, die aardige mees
jes kunnen er zelfs geweldig mee
vechten: ze springen vogels, die
al te dicht bij hun territorium ko
men op de rug en hakken hun
schedel in, waarna de hersenen
er worden uitgepikt. En daarmee
is nog niet alles gezegd. Datzelfde
meesje gebruikt het voor insekten-
verschallten zo geschikte snaveltje
ook om er een niet helemaal ge
schikt holletje in een boom mee
te vergroten.
Misschien zijn we toch iets te
eenzijdig in het beoordelen van
de eetgewoonten van de vogels
en wat te vlug geweest met het
vaststellen van het feit, dat de
dunsnavel een insekteneter is te-
genover de kegelsnavel, die als
zaadeter te boek staat.
Hoe zit dat met de pestvogels?
We werpen deze vraag op omdat
de eerste alweer zijn gesignaleerd,
in Zeeuwsch-Vlaanderen en op
Zuid-Beveland. In totaal bereikten
ons berichten over vijf exempla
ren: 2 in Oostburg, 2 in Wol-
phaartsdijk en 1 in Kloetinge. Het
zijn uitlandse vogels, die wanneer
ze hier vertoeven speciaal ver
lekkerd zijn op allerlei bessen.
Overigens weer vreemd, want de
pestvogel is naaste familie van de
..Vliegenvangers" en deze vogel
heeft een zeer spits snaveltje. In
hun vaderland, Noord-Europa, le
ven de pestvogels dan ook van
insekten. Zijn het nu in hoofdzaak
de bessen, die ze zuidwaarts lok
ken, wanneer hun voedsel daar
ginds in het Noorden gaat ontbre
ken? (de bessen wel te verstaan)
of eten ze hier alleen bessen en
ginds het dierlijk voedsel
We zullen het weer prettig vinden
opgaven over pestvogels via de
bureaus van de P.Z.C. te ontvan
gen. Speciaal dit jaar, omdat de
pestvogels in troepen behoren te
komen en ze nog slechts alleen of
in paren zijn gezien! Dat is weer
heel vreemd. De duidelyk gekuifde
grijze vogels, die helle lakkleuren
(rood en geel) in vleugels en
staart, vertonen, zyn gemakkelijk
te herkennen. Het schetsje geeft
ze in klein formaat en (inclusief
de kuiven) in karakteristieke hou
dingen.
Nu het hout steeds meer blader
loos komt te staan zullen de kan
sen hoger worden, vogels waar te
nemen, die de gewoonte hebben
ontwikkeld snel dekking te zoe
ken. Het helpt hen niet meer als
een pijl door de lucht te snorren
en dan in de struiken te vallen;
we kunnen hen nu met de ogen
volgen en hun silhouetten verra
den hen nu ook tussen de takjes.
Wezeltje
Hetzelfde geldt, hoewel minder,
voor de in de winter nog actieve
kleine zoogdieren. Ze hebben
meestal op de bodem tussen het
gras nog juist voldoende dekking.
Maar als ze schrikken en in hun
verbouwereerdheid vluchten over
een stoppelveld of omgeploegde
akkers, valt dit voordeel voor hen
weg. Zo konden we dezer dagen
weer eens genieten van de fraaie
kleur, de elegante sprongetjes, de
weergaloze nieuwsgierigheid en de
koene driestheid van een wezeltje,
dat zich veilig wanend achter een
afvalhoop op een stoppelveld op
eens in ons gezichtsveld kwam.
Het kreeg ons ook in het oog,
maar haastte zich volstrekt niet
om het vege lijf te bergen.
Niet één keer, maar herhaalde
malen richtte het diertje zich hoog
op de achterpootjes op, bewoog
het kopje licht op en neer, on9
steeds beglurend. Byna zo mak als
een huiskat. Ongetwijfeld was het
wezeltje op de muizenvangst en
was de stoppelhoop voor hem een
geschikt jachtterrein.
Toen het dier zijn nieuwsgierig
heid voldoende had botgevierd,1
verdween het zoals het was geko
men: met sierlijke sprongetjes
achter zijn stoppelhoop.
In gedachten wensten we hem een
goede vangst.
Ook onze „jacht" was niet ver
geefs geweest en ook wy vervolg
den opgewekt, met sierlijke spron
getjes vanwege het modderige
terrein onze weg.
Reeksen nieuwe
detective-verhalen
We zullen ons er maar niet in ver
diepen, waarom de mensheid van te
genwoordig zo gek is op detective
romans, een feit is in ieder geval dat
deze verhalen verschijnen in zo'n
grote getale, dat het haast niet meer
is bij te houden. De Prisma-reeks
van het Spectrum bijvoorbeeld zet op
dit terrein haar beste beentje voor
en levert moorden met de bijbeho
rende oplossing met de regelmaat
van een klok. En wij moeten erken
nen: over het algemeen zijn de ver
halen van goed gehalte.
De Nieuwzeelandse Schrijfster Ngaio
Marsh bijvoorbeeld levert uitmunten
de speurdersverhalen en deze nu zijn
vrijwel allemaal door het Spectrum
uitgegeven. De laatste die wij ontvin
gen was „De moord in de gelagka
mer", spannend, maar opvallend
vooral door rake karaktertekeningen.
Ook „Giftig parfum" van dezelfde
schrijfster in dezelfde reeks is een
boeiend verhaal, waarin de vermaar
de inspecteur Roderick Alleyn een
merkwaardige moord in de toneelwe
reld tot een oplossing brengt. Twee
oude bekenden in de Prismaserie
zijn John Dickson Carr en Cyril Ha
re. Van de laatste herinneren we ons
zijn „Moord op het rijksbureau",
waarin de advocaat Pettigrew een
opmerkelijke rol speelt. Deze zelfde
figuur helaas ouder geworden
treft men aan in het nu verschenen
„Het geheim van Mary Rose". Ook
al weer een vlot en vaardig verhaal.
John Dickson Carr laat zijn zéér in
telligente, zéér sympathieke dr. Feil
opdraven om een opvallende intrige
rond een moord op een tennisbaan te
ontwarren. Knap!
Prisma heeft voorts twee oude
paarden van stal gehaald, name
lijk Edgar Wallace's „Genoot
schap de Kikker" en „De rode
cirkel". Ze doen het nog best.
Eveneens oud, maar niettemin
voorreffelljk is G. K. Chesterton.
Van hem verschenen in deze
pocket-reeks: „De man, die don
derdag was" en „Father Brown
laat zich niet foppen". Vooral
het laatste boekje is de moeite
waard.
Tenslotte noemen we nog in deze
reeks: Kurt Singer, Spionage-ver
halen; Margaret Millar, De muren
hebben oren (een opvallend ver
haal); Margaret Ann Hubbard,
Moord in het ziekenhuis; Mary Ro
berts Rinehart, Miss Pinkerton, de
tective; Edgar Bohle, Spionage op
pasen (minder aantrekkelijk). Ten
slotte het spannende „Operatie
Walrus" van John Joy, minder een
detective dan een militaire avontu
renroman.
Wij willen deze bespreking eindigen
met het vermelden van twee boe
ken uit de (overbekende) Accolade-
rceks van Sijthoff in Lelden. Het
zijn er twee, die bekroond zijn met
een eerste prijs in de prijsvraag
„Only for Dons", welke in 1959
werd uitgeschreven om nieuwe ta
lenten aan te moedigen tot het
schrijven van speurdersromans. Om
het aantal inzendingen enigszins te
beperken besloot men de inzending
alleen open te stellen voor docenten
aan Britse en Ierse universiteiten
Twee professorale prijswinnaars
dus: K. J. White (hoogleraar ge
schiedenis) niet „Het schoonste
graf" en Cecil Jenkins (hoogleraar
Frans) met „Boodschap van Siri-
ua". Hun werk mag er zijn! Beiden
hebben een uitmuntende detective-
story geschreven, waarbij wij met
name geïmponeerd zijn door Jen
kins. Zijn „Sirlns" is een verhaal
waarop Agatha Christie jaloers kan
zijn.
En dan nog helemaal tenslotte: Ste
vensons klassieke „Jekyll en Hyde"
verscheen in een vertaling van
Vestdijk bij Contact, Amsterdam-
Antwerpen.
RUIMTEVAART
Een informatief boekje over de fy
sische, technische en biologische as-
pekten van de ruimtevaart verscheen
in de Prismareeks als nummer 611.
De schrijvers. Otto VV. Gail en Win-
fred W. Petri, zijn erin geslaagd op
voor de leek bevattelijke wyze de
diverse problemen en mogelykheden
van de ruimtevaart uit de doeken
te doen. Ook als naslagwerkje kan
deze pocket goede diensten bewijzen.
Gail liet in Duitsland verscheidene
populaire technische en wetenschap
pelijke boeken verschijnen en ver
zorgde voor de Beierse omroep we
tenschappelijke reportages. Petri be
werkte na de dood van Gail diens
werk „Weltraumfahrt" en vulde dit
aan met nieuwe gegevens.
In drie delen, getiteld „De stuwende
straal", „De kunstmaan" en „Het
leven in de ruimte", behandelen de
schrijvers onder meer de voortstu
wingsmogelijkheden, ruimtereizen en
welke problemen zich daarbij kun
nen voordoen. Een interessant hoofd
stukje is dat over de organisatie van
de ruimtevaart, waarbij de Interna
tionale Astronautische Federatie een
belangrijke rol speelt.
HOOG EN LAAG WATER
1 december +nap
uur meter
Vlissingen 8.08 1.38
Terneuzen 8.36 1.56
Hansweert 8.56 1.74
Zierikzee 9.08 1.07
Wemeldinge 9.34 1.27
+nap
uur meter
20.59 1.51
21.18 1.69
21.47 1.87
22.08 1.30
22.22 1.49
uur meter
1.47 1.27
2.11
2.42
2.36
2.49
1.43
1.57
1.09
1.25
14.40
15.03
15.32
15.18
15.26
1.61
1.77
1.91
1.46
1.61
1958. Nadat Solon zijn lui
tenant op enigszins hard
handige wijze het zwijgen
had opgelegd, was 't lange
tijd rustig onder de gevan
genen. De zon was onder
gegaan, maar het licht van
Jupiter maakte de nacht tot
dag. Onverstoorbaar had
Telmor, de taalkundige van
het gezelschap, zijn interro-
gaties voortgezet. Na aan
vankelijke onwil der schich
tige, „bleke", Gani's had hij
hen toch zover gekregen,
dat zij meewerkten om een
redelijke communicatie, ge
paard met veel gebaren, op
touw te zetten. Dank zij zijn speciale oplei
ding en bijna telepatisch begrip van vreemde
talen, kon hij de volgende morgen bij Solon
en Storm een uiteraard beperkt verslag uit
brengen. „Het schijnt", meldde Telmor, „dat
er twee rassen bestaan op deze planeet. De
donkerkleurige „Targani's" proberen op al
lerlei manieren het lichtere ras, de „Singa-
ni's", uit te roeien. Naar wat ik ervan begrijp
bestond er enkele eeuwen geleden slechts één
ras op Ganymedes, doch dat splitste zich in
twee takken, de één goed de ander kwaaraar-
dig. De donkere, agressieve Targani's para
siteerden op de anderen. Zij offerden hen voor
de pilaar. Onze bleke vriend hier, zegt dat
binnen luttele jaren zijn ras het oorspron
kelijke ras volledig uitgeroeid zal zijn!"
Luchtvaartboeken
De luchtvaart is een boeiend en dyna
misch ontwerp, dut nooit uitgeput
raakt en waarover de laatste tijd
steeds meer wordt geschreven. In
Nederland is de markt voor lucht
vaartboeken nog niet zo groot als bij
voorbeeld in Engeland het land bij
uitstek voor luchtvaartboeken en
Amerika of zelfs België en Frankrijk.
Maar toch verschijnen tegenwoordig
ook in Nederland deze, door de jeugd
graag gelezen boeken met technische
verhandelingen over gigantische
straalverkeersvliegtuigen en venijnig
snelle tactische straaljagers.
De nog jeugdie luchtvaartschrijver
Hugo Hooftman is één van Neder
lands meest produktieve schrijvers
over het „luchtvaartonderwerp in den
brede," want vrijwel niets heeft de
bereisde luchtvaartjoumalist onbe
schreven gelaten.
Het ene moment beschrijft hij de
stormachtige ontwikkeling van de ra
kettechniek, dan schildert zijn pen de
grestaties van de F-104 straaljager,
'pmerkelijk is, dat zijn luchtvaart
boeken veel aftrek vinden onder jon
gelui van 15 tot 18 jaar. Door zijn
veelzijdige pen is hij namelijk niet in
staat de kern van bepaalde problemen
te raken en blijft zijn geschrift een
slechts oppervlakkige verhandeling,
waarvan de waarde betrekkelijk blijft.
De jongeren evenwel zijn tevreden
lezers van Hooftmans luchtvaartboe
ken de rijpere jeugd en volwassen
lezers prefereren meestal een kern
achtiger schrijver met 'n deskundiger
en uiteraard een vlottere pen.
Zijn jongste boek „Met een sportkist
tussen de wolken" is van grote lucht
vaart propagandistische waarde voor
de jeugd, die verrukt zal zijn van de
schat van prachtig gereproduceerde
vliegtuigfoto's die het boek rijk is.
Niettemin is de eveneens grote 'schat
van informatie zo verwarrend en on
overzichtelijk in de meest uiteenlo
pende hoofdstukken verwerkt, dat ze
moeilijk te lezen en te verteren
Te veel verschillende vliegtuigtypen
behandelt Hooftman op één pagina en
hij schrijft er over zonder enig logisch
verband. De prachtige foto's in zijn
bock maken echter veel goed.
Geslaagd is voorts zeer zeker de Ne
derlandse versie van het bekende
Engelse „Observer's Book of Air
craft," dat Hugo Hooftman vlot be
werkte. Het is een bijzonder hand
zaam werkje, waarin enkele honder
den verschillende vliegtuigtypen wor
den behandeld, waarvan tevens een
foto met silhouettekening is opgeno
men. Liaisonvliegtuigen zouden wij
echter graag veranderd zien in vcr-
bindingsvliegtuigen, hetgeen toch een
goed Nederlandse type-aanduiding is.
Beide boeken zijn uitgegeven bij de
uitgeverij en drukkerij „HoUandia" te
Baarn.
De Italiaanse communistische partij
neeft in haar blad Unita een uitvoerig
document gepubliceerd over de destalini
satie. Hierin wordt onder meer gezegd
dat de omstandigheden waarin de eerste
socialistische maatschappij in de Sowjet-
Unie werd opgebouwd, grondig moeten
worden geanaliseerd, omdat de commu
nistische massa, die is getroffen door de
jongste onthullingen van Kroesjtsjew
over Stalin en zijn t|jd, oen dieper gaande
verklaring hiervan vraagt. In het docu-
ment wordt ook kritiek uitgeoefend op de
houding van de Italiaanse communistische
partij tijdens het Stalinistische tijdperk.
(Advertentie}
GA FLITSEN
FEUILLETON
ff
18
Ik herinnerde me dat er een vreemde
huivering langs mijn rug was gelopen
toen hij die woorden zei, en nu draai
de ik me onrustig in bed om b(j die
gedachte.
Op de een of andere manier geluk
te het me in een onrustige slaap te
vallen, ,maar steeds bleef in mijn
droom de herinnering levendig aan
het enige ogenblik in myn leven waar
op ik wist wat het betekende, een
opgejaagde vluchteling te zijn.
Op een koude avond hadden wc om
zes uur het vliegveld in vrachtauto's
verlaten. Het plan was om ons met
tweeën of drieën op een afstand van
ongeveer dertig kilometer af te zet
ten en we moesten dan proberen om
bij de tennisbaan van de commandant
terug te zijn vóór zes uur de volgende
avond. De politie, de burgerwacht en
liet leger, een paar Amerikaanse on
derdelen inbegrepen, zouden jacht op
ons maken.
Toen we op de hoofdweg bij Temple-
combe aankwamen, keerden de twee
andere trucks naar het oosten en wes
ten, terwijl wij naar het noorden door-
door JOHN JOLY
reden langs de weg naar Wincanton.
Ik zou met Giles en Pete, de Nleuw-
zeelandcr, worden afgezet. De moes
ten van onze patrouille zaten in onze
vrachtauto samen met onze instruc
teur. Lindley zat voor bij de chauffeur.
Malone, de Ier, vloekte onafgebroken
ergens naast me in het donker. Hij
had dienst genomen om te vechten
en had er zijn buik van vol om in
structeur te spelen.
„Ik ga regelrecht de eerste de beste
kroeg in en wacht tot iemand me ar
resteert," zei hij kwaad en ik hoorde
Reggie giechelen in de hoek tegen
over me.
Mason stond achter in de truck met
Tony en staarde naar de weg achter
ons. Het was een heldere, koude nacht
en boven de achterplank schenen de
sterren door het vierkante gat naar
binnen. De banden bromden luidruch
tig over de wegen, steeds werd van
versnelling gewisseld terwijl we vlug
langs de met hoge heggen afgezette
wegen naar het noorden reden.
Nadat we waren afgezet liepen Gi
les, Pete en ik snel de weg langs tot
dat we aan Wincanton kwamen. Daar,
in het midden van de stad, terwijl
we van de ene portiek naar de andere
slopen, zagen we 'n paar Amerikaan
se soldaten in een vrachtauto voor een
café stoppen. Ze lieten de truck on
bewaakt achter, met z'n neus een stei
le heuvel afwijzend, en de verleiding
was te groot voor ons en we besloten
hem in te pikken.
Pete sprong er het eerst in en ging
aan het stuur zitten. Ik volgde hem
en tegen de tijd dat Giles de deur
achter zich gesloten had, reden we al,
maar we hoorden allemaal alarm
kreten die uit het café kwamen, toen
we geruisloos de steile helling afre
den.
„Waar zit het contact vroeg Pete
met z'n hoofd bijna onder het dash
board.
„Ik zal wel even kijken," zei ik. „Let
jij maar op de weg."
„Ze zagen ons," brulde Giles, maar
z'n stem viel in liet niet bij het ge
luid van mishandeld staal, toen Pete
de koppeling op liet komen. De truck
verminderde snel vaart.
„Dat is niks zo," schreeuwde de
Nieuwzeclander, „we moeten het con
tact hebben."
„Hier zit iets." Mijn tastende han
den hadden een schakelaar gevonden,
die we tot nu toe nog niet geprobeerd
hadden. Ik draaide hem om en Pete
liet weer de koppeling opkomen, maar
z'n gezicht vertrok pijnlijk bij het ho
ren van het afschuwelijk gillende ge
luid.
„Ook al mis. Hij moet in z'n achter
uit staan," zei ik.
„Ik kan de versnellingsliandel niet
verzetten," riep Pete.
We kregen hoe langer hoe meer
vaart naarmate de helling steiler
werd. De stem van Giles onderbrak
ons wild gezoek.
„Kijk uit," brulde hij, maar de waar
schuwing kwam te laat. Dc aandacht
van Pete was van de weg afgeleid en
de truck reed de stoep dp, miste het
raam van een viswinkel op een paar
centimeter, schampte 'n lantaarnpaal
en draaide de weg weer op toen het
stuur omgegooid werd.
„Waar zyn de koplampen vroeg ik
terwyi ik weer rondtastte.
„Verrek met je lampen, let maar
liever op de versnelling."
Ik voelde de versnellingshandel en
toen ik mijn handen erlangs liet glij
den, raakten ze een obstakel.
„Pete," riep ik, „hij zit op slot in zijn
achteruit."
De Nieuwzeclander vloekte welspre
kend en zette zijn voet op de rem.
„Rij door," drong Giles aan, „rij door,
ze zijn vlak achter ons."
We reden verder en we hoorden het
geroep en de zware voetstappen van
onze achtervolgers tot de truck stil
stond en we eruit sprongen en hard
begonnen te lopen.
Naderhand was ik me er vaag van
bewust, dat Giles en Pete bijna direct
ingerekend werden. Lichten versche
nen uit het niet en de weg leek in
eens vol met Amerikanen en politie
mannen. Luide en verontwaardigde
stemmen met overzees accent be
klaagden zich over de diefstal van de
truck en kalmere Engelse stemmen
raadden pogingen tot lijfelijke wraak
neming ten sterkste af. We zaten in
de val op het stationsemplacement
waar geen andere uitgang was.
Ik ben er nooit achtergekomen hoe
ik dit allemaal wist, want ik rende
zoals ik nog nooit tevoren gerend
had. Ik ontdook een hele massa uit
gestrekte armen en rende maar door,
op dc een of andere manier ervan
overtuigd, dat ik niet gevangen zou
worden. Ik kwam bij een muur en
klom er vlot over met een half dozijn
achtervolgers op myn hielen. Ik was
nu in een boomgaard en liep nog
steeds hard. Ik drong door een ope
ning in de heg, geen acht slaand op
de dorens die aan myn kleren en haar
trokken. Ik sprong over een sloot,
klauterde een helling op en kwam bij
een spoorlijn. Zonder aarzelen sloeg
ik linksaf en begon kalm en vastbera
den in zuidelijke richting te lopen,
van dwarsligger op dwarsligger sprin
gend.
Niet lang daarna zag ik vaag dat
ik een station voorbij kwam. Ik hoor
de een stem dringend roepen, maar
deze verstomde weldra achter me. La
ter kwam ik nog een ander gebouw
voorbij en een hond blafte me aan.
Ik had intussen, alle gevoel van af
stand en tyd verloren. Ik voelde me
eenzaam, en elk levend wezen in de
buurt zag ik voor een vijand aan. On
der normale omstandigheden zou zo'n
situatie me beangst hebben, maar ik
werd voortgedreven door een karts-
tochtelijk verlangen om te slagen, en
mijn benen dreven me steeds voort
in het maanlicht over de dwarsliggers
totdat ik tenslotte met zo'n vast ritnie
liep, dat de gedachte aan stilhouden
of uitrusten niet bij me opkwam. Na
een tijdsverloop, dat net zo goed een
paar seconden als een uur geduurd
kon hebben, kwam ik aan de stad
waar mijn spoorlijn en de hoofdlijn
naar Londen samenkwamen. Niet ze
ker hoe ik verder zou gaan, verliet ik
hier de spoorlijn tenslotte, liep de
spoordijk af, klom een schutting over
en ging in de beschutting van een
hooiberg liggen om hijgend uit te rus
ten.
Naderhand kon ik me maar weinig
van m'n heldhaftige tocht meer te bin
nen brengen. Er waren nog vage her
inneringen aan spoorlijnen en heggen,
plotselinge bedreigingen in het don
ker, een stem die riep: „Halt! Halt!"
en „Sta of ik schiet!' Dan weer strui
kelen en vallen en weer haastig op
staan en met barstende longen verder
snellen en altijd maar de dwinsrencie
noodzaak voort te gaan en te ontko
men, want achter in mijn hoofd spook
te nog maar steeds de gedachte aan
de selectiecommissie en de admiraal
in het midden van de rij ernstige ge
zichten, die zei: „Je wiskunde is maar
matig, kerel, en van vliegtuigen schijn
je helemaal niets af te weten. Hoe
verwacht je piloot te worden
.(Wordt vervolgd).