artistieke
belegging
Jacoba van Velde en Brakman:
romans met zwakke compositie
Hoogconjunctuur en
met (ïclif
Het is samengesteld uit de
meest heterogene bestandde
len, onderdelen die nooit voor
dit doel waren gemaakt, afkomstig
uit weet ik welke rommelhoek van
de markt of van voor andere doe
len bestemde apparaten. Het ziet
er uit alsof 'n door het surrealisme
aangetaste cartoonist het na een
dronken nacht heeft ontworpen.
Maar het is ingenieus en de vorm
ervan is inharent aan geldgebrek.
Want het apparaat is momenteel
in een moderne efficiënte vorm te
vervaardigen, omdat een groot
concern, dat er best een smak geld
tegenaan wil gooien, er in geïnte
resseerd is. Maar Livinus wil het
geval in eigen hand houden, on
danks de bekoring die van de idee
van een perfecte apparatuur op
hem moet uitgaan. Zelf zal hij
wel nooit het astronomisch bedrag
kunnen opbrengen, dat er mee ge
moeid is.
Vmx de undt schiep eew
fwiistvtmn vah onje iijd
ZATERDAG 18 NOVEMBER 1961 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
NOGMAALS: TWEEMAAL OPUS TWEE
van musici is echter een meren
deels particuliere zaak. We heb
ben in vijftien jaar tientallen mil
joenen guldens belegd in een ope
racultuur cn in de Nederlandse
Opera. Maar een centrale gedach
te, die de voorziening van beno
digde executanten regelt, ont
breekt al evenzeer als een behoor
lijke opleiding zelf. We hebben
een bloeiend toneel, en we steken
enorme subsidies in de cultuur
spreiding. Maar middelen voor
behoorlijke toneelscholen, en een
welbewust systeem van aankweek,
ontbreken.
We zijn dezer dagen, vooral in de
partementale kring, begrijpelijk
een beetje trots op het feit, dat nu
ons Nationaal Ballet is ontstaan
en zijn carrière is begonnen.
Daarmee manifesteert zich dat
Nederland, dat tussen 1661 en
1945 geen deel had aan de inter
nationale cultuur cn traditie van
danskunst, in ongeloofwaardig
korte tijd dit gemis heeft inge
haald en een eigen, Nederlandse
balletkunst heeft ontwikkeld.
Danstalent echter is een zeer
schaars element in elke volksge
meenschap. In onze relatief kleine
gemeenschap telt dat dubbel. Bo
vendien i3 ballet een kunst, maar
vooral ook een vak, dat een onge
kend lange opleiding vereist: glo
baal gesteld vanaf het 9de jaar
tot het 19de, dus tien jaar van
scholing en training. Maar zo
druk als de overheid zich (overi
gens gelukkig), gemaakt heeft om
tot één Nationaal Ballet te ko
men zo gereed als die overheid nu
al weer een paar miljoen in het
„instrument van danskunst", de
balletgroep en haar repertoire,
heeft geïnvesteerd; zo onge
ïnteresseerd en onbegrijpelijk
staat die zelfde overheid tegen
over de noodzaak van een goede
school en scholing.
Vaklieden zelf, zoals directrice So-
nia Gaskell, zeggen: eerst behoort
er een balletscholing te zijn, dan
pas kan een ballet ontstaan
Zo is ook onze balletkunst ont
staan: uit de particuliere oplei
ding van onze voorgangers, van
Gaskell met name. Maar om een
groep van bijna 100 man op peil
te houden, juist in een vak waarin
men jong begint doch ook jong
al weer „te oud" wordt, afgezien
van het grote verloop door huwe
lijken. door lichamelijk niet opge
wassen blijken tegen de hoge ei
sen, juist voor zulk een instituut
behoorde allereerst de aandacht
ten de belegging van gelden en
energie) gericht te zijn op scho
ling.
Maar daarover praat slechts een
enkele deskuudige of betrokkene.
We roepen hoera over het Natio
naal Ballet, maar vragen niet
naar straks... We juichen om onze
orkesten, doch denken niet aan de
toekomst.... We hebben kritiek op
onze t.v.-programma's, maar doen
niets aan de diepstliggende oor
zaak... Cnltoreel leven we uitslui
tend in het „nu", niet in morgen!
raat, dat wonderlijk genoeg
„werkt."
Hoe is Livinus tot deze photo-
peinture gekomen Wat heeft
„schilderen met licht" te maken
met zijn persoonlijkheid Als jong
schildertje moet hij kleurvisioenen
hebben gehad van een „stralende"
kracht. En hij heeft moeten wor-
- stelen om de verf straling te
verlenen. Het is bekend dat men
kleuren stralend kan schilderen.
Maai- dat is niet de straling die
Livinus voor de geest zweefde.
Want veel meer dan een schilder
in de geijkte zin is hij een expe
rimentator. Iemand die met nieuwe
uitdrukkingsmiddelen wil werken.
En dan is hij van nature een gra
ficus. En dat hangt nauw samen
met de lust tot experiment met
de materie, want grafische tech
nieken hebben veel van doen met
de onderwerping van de materie
aan experimentele technieken.
Ik heb het een en ander bekeken
bij Livinus, niet slechts dat merk
waardige apparaat. Ik heb ook het
„concert gezien" dat Livinus mid
dels een raar kastje dirigeert.
Want het gaat hem er niet om
„photopeinture" tot iets statisch
te maken. Hij laat zijn stralings
schilderijen bewegen en is door dat
kastje in staat een aantal vaste
gegevens te mengen, te kruisen,
van ander licht en een andere kleur
te voorzien. Ik heb met Livinus in
een verduisterde kamer gezeten.
Vóór ons een projectiescherm, 'n
soort transparant. En achter dat
scherm een projectieapparaat,
waar doorheen banden met ver
schillende photopeintures lopen.
H:t het kastje, door middel van
een aantal knoppen, regelt
hij de loop van dit kleine
planetarium, kan licht toevoegen
of wegnemen, kan een tempo ver
snellen of vertragen, kan een kleur
bijmengen of laten wegvallen. Li
vinus noemt dateen liedje spelen.
Ik heb gezien wat dat betekent:
vreemde werelden trekken hun
spoor over het transparant, soms
bevroren en traag, ijskoud, soms
in bloedrood gebaad. Ontstellende
maanlandschappen gaan over in
bleekgroene vegetaties. Soms is
het ritme gehaast, dan weer ma
jestueus. Het is duidelijk dat men
hiervoor niet slechts schilder moet
zijn, maar ook uitvinder.
Er zweven hem toekomstmogelijk
heden voor de geest. Het nieuwe
uitdrukkingsmiddel kan toegepast
worden bij televisie, in voorpro
gramma's van bioscopen, als een
nieuwe vorm van ruimte-kleur-be-
weging in grote wachtkamers van
stations, theaters enz. Er zijn mo
gelijkheden voor een kleur-licht.
Therapie ter behandeling van
lichamelijk en geestelijk zieken. En
tenslotte zal men het elektronisch
concert niet alleen meer kunnen
horen, maar ook zien, want het
ligt voor de hand dat uit de com
binatie van de nieuwe muziek met
het nieuwe stralende, bewegende
beeld de concertbezoeker van de
toekomst het ruimtelijk geluid om
hem heen vorm zal zien krijgen.
Een fantastische mogelijkheid met
fascinerende kanten. Livinus is er
al mee bezig. Maar dit eist nieuwe
studie, technisch en theoretisch,
omdat er een systeem van signalen
moet worden ontworpen, waarmee
beeld en geluid kunnen worden ge
coördineerd. Het gaat om een
lainstvorm, die voorbehouden Is
aan onze tjjd. De tijd van elektro
nische muziek, van radiotelesco
pen en van ruimtevaart.
„Een blad in de wind" en
„Die ene mens"
tACOBA VAN VELDE lieeft, nu weer al acht jaar geleden,
J gedebuteerd met een kleine, ontroerende roman die sedert
dien in meer dan tien andere talen verscheen en vrijwel overal
waardering' vond: „De grote zaal", roman over een moeder,
een dochter en de eenzaamheid. Aan dit boek hadden we een
zeer goede herinnering, en met verwachting begonnen we aan
„Een blad in de wind", in de overtuiging dat Jacoba van
Velde na een dergelijk debuut en na acht jaar wachten (ver
taal: rijpen) met iets héél bijzonders voor de dag zou komen.
Immers: op een geslaagd debuut pleegt, al dan niet op aan
drang van de uitgever, onmiddellijk een opus twee te volgen,
en vóór de schrijver er erg in heeft is zijn naam weliswaar
gemaakt, maar zijn dosis talent verwaterd.
Voor dit gemakkelijke suc
ces heeft mevrouw Van Vel
de zich behoed, maar toch
heeft „Een blad in de wind"
ons teleurgesteld, het is een
stap terug bij haar debuut,
geen stap vooruit. Een boek
van onmiskenbare kwalitei
ten, maar had zij bij wijze
van spreken hiérmede gede-
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
buteerd, het ware niet opge
vallen. Het zwakste punt is
de compositie, en de reden
van deze geringe overtui
gingskracht zoeken we in het
feit dat de schrijfster in dit
boek waarschijnlijk realiteit
en fantasie met elkaar heeft
willen verzoenen tot een gaaf
geheel.
Het is voor egotisüsche schrij
vers een zware opgave de
werkelijkheid zódanig te ca
moufleren dat zij niemand (van
de zich herkennenden) al te zeer
kwetsen en ook zichzelf buiten
dodelijk schot houden. Toelï is hun
drang om over zichzelf te vertel
len, zichzelf uit te beelden en de
wereld naar deze maatstaf te be
oordelen zó sterk dat zij liet niet
kunnen laten, en dan ontstaat er
vaak een discordantie die" slechts
gebrekkig, dat wil zeggen zicht
baar, bij te lappen is. Zo is Hele
na Berger uit „Een blad in de
wind" ongetwijfeld Jacoba van
Velde, en dat geeft hagr een kern
van waarachtigheid; de kern van
Helena Berger is waar en weer-
lijk: een gedesillusioneerde, van
kind af door nachtmerries gehan
teerde vrouw die de balans van
haar leven opmaakt en daarbij
vele verliezen boeken moet.
Doch de „veranderde ik", de He
lena Berger die terwille van de
conventie, welke dan ook, Jacoba
van Velde niet mocht of kon zijn,
is een onaanvaardbare schim die in
onwaarschijnlijke omstandigheden
leeft en eindigt, zó zeer zelfs, dat
het door de schrijfster gesugge
reerde tijdsverschil tussen Heie
na's voorlaatste en huidige be
zoek aan Parijs er bij de lezer
eenvoudig niet in wil, om van het
gestolen spaarpotje voor de ar
men, het schimmige wonen in het
huisje van Bernadette en meer
onhandigheden maar te zwijgen.
Een blad in de wind" zijn de
memoires van een niet meer
jonge, maar ook nog niet
oude vrouw die. teruggekeerd in
Parijs, waar zij lang gewoond
heeft, in een hotelletje haar vrij
wel mislukt leven oproept door
het op schrift te stellen. Het
eigenzinnige kindje, een wees
(nog steeds!) was opgevoed door
een tante en opgeleid voor dan
seres. Hoewel Helena talent ge
noeg had om door heel hard tc.
werken een groot danseres te
'worden, was zij na een kort ver
blijf in Parijs een gemakkelijker
weg gegaan en danseres gewor
den in wat men de „betere" ge
legenheden pleegt te noemen. Van
kind af werd zij gekweld door
vreselijke nachtmeries. Hoewel we
het roerend eens zijn met de re
censent die onlangs schreef dat
het voor dc komende halve eeuw-
verboden moest worden om nog
dromen, interieux-e monologen e.d.
in boeken in te lassen, en we in
deze voman van de ene cursief
gedrukte nachtmerrie in de ande
re vallen, moet het ons van het
hart dat die nachtmerries hier wel
een overtuigende functie hebben
in het geheel, al springt er wel
eens een stuk uit. (Waarom er
zo'n drama gemaakt moet worden
van de droom over Bernard b.v.
is, gezien de romancompositie,
weinig te verdedigen).
Helena's liefdeleven was nok niet
bepaald gelukkig tc noemen, en
na ecu ernstige misstap wordt zij
uiteindelijk zo door spookbeelden
gekweld dat z\j haar toch al dn-
bieueze carrière opgeeft. Z\j keert
terug naar Holland en sluit een
overhaast huwelijk dat evenmin
kans van slagen heeft en dan ook
breekt, Zu gaat ze langzamerhand
te gronde. Het boek is tamelijk
lichtloos en uitzichtloos, de draag
kracht ervan niet groot.
Anders dan Jacoba van Velde
heeft Willem Brakman, die
eveneens niet zijn debuut
„Een Winterreis" veel waardering
vond, op slag (binnen hetzelfde
jaar!) voor een tweede boek ge
zorgd, „Die ene mens" waarin we
Akijn, de hoofdpersoon uit „Een
Winterreis" weer ontmoeten, thans
in een vroegere periode van zijn
leven, namelijk als medisch stu
dent. Ook Brakman heeft, al is
..Die ene mens" beslist een ver
dienstelijk werk met uitstekende
pagina's en scènes, zijn debuut
niet geëvenaard in kracht. De
drang naar het absolute, onver
vangbare bovenal in de mense
lijke verhoudingen die dit boek
kenmerkt geeft het af en toe een
dwingend accent, maai' toch zijn
de figuren tamelijk schimmig ge
bleven, mogelijk ook doordat dit
verlangen naar het absolute een
nogal experimenteel karakter
heeft. Sterk is de compositie van
dit boek evenmin. Heel in het
kort komt de intrige hierop
neer: de uit een kleinburgerlijk
milieu afkomstige medisch stu
dent Akijn zoekt een oude jeugd
vriend weer op, Tom, die in de
handel is gegaan, inmiddels ge
trouwd en vader. Akijn wordt er
huisvriend. Tom verongelukt en
wanneer zijn vrouw Trix na be
trekkelijk korte tijd bij Akijn toe
nadering zoekt wijst hij haar, in
zekere zin redeloos, af een
episode, maar tevens een levens
houding, die al eerder gebleken
was bij het doden van een katje
of tijdens gesprekken (o.a. het
boeiende gesprek met de majoor,
Trix' vader, aan tafel.
Akijn is een liyperkwetsbaar,
maar integer mens en weet als
zodanig de volle sympathie van de
lezer te verwerven. Het boek is ge
drenkt in een wat vreemde sfeer
(te vergelijken met die van boe
ken van Helma Wolf-Catz, soms
moesten we ook aan „Leve Joop
Massaker" en aan andere boeken
denken) zowel in de gesprekken
als in de verhalen; het heeft iets
somnabulisch, soms niet geheel
vrij van opzettelijkheid. Steeds is
er evenwel afstand, ruimte, men
voelt dat de schrijver een ruime
armslag had. „Die ene mens", hoe
wel dus minder boeiend dan „Een
Winterreis" is zeker de moeite
van het lezen waard.
Jacoba van Velde: Een blad in de
wind.
Willem Brakman: Die ene mens.
Uitgaven van Querido, Amster
dam.
In het Amerika-Tiuis in Münclien is op een expositie van
kunstwerken een bijzondere houten wand ondergebracht, die
is samengesteld uit kisten met gebroken stoel- en tafelpoten.
Het „kunstwerk", dat wordt geëxposeerd onder de titel Roy
al Tide V" is van de Amerikaanse kunstenares Louise Nevel-
son. De verzekerde waarde is 38.000 gulden.
Culiureel geldt slechts het heden
(Van onze ballctmcdewerkcr)
Cultureel leiden is vooruit denken en vooruit zorgen. Dat
geldt uiteraard ook voor economisch leiden, maar klemt
in cultureel opzicht temeer. Omdat men, bij een verwachte
ontwikkeling op het gebied van handel, industrie of nijver
heid, gemakkelijker personeel van de ene sector naar de an
dere kan overbrengen, eventueel kan omscholen, dan op het
gebied van kunst en wetenschap.
Aan de toekomst
wordt niet gedacht
In zoverre is het merkwaardig,
om niet te stellen huiveringwek
kend. dat onze culturele leiders,
met name ook de overheden, op
het gebied van de wetenschap
slechts aarzelend de nodige stap
pen ondernemen om in de toe
komst te voorzien in de behoeften,
die ons volk dan zal moeten heb
ben om mee te blijven tellen, en
dal men op artistiek gebied zulke
stappen zelfs geheel achterwege
laat. Alsof de toekomst van ons
volk als levenskrachtige gemeen
schap slechts afhangt van indus
trialisatie en ruilverkaveling, cn
niet evenzeer (moreel zelfs méér)
van wat men de „geestelijke eco
nomie". de cultuur, mag noemen.
We hebben er onlangs aLop gewe
zen dat men, na tien jaar televisie,
nog geen enkele vorm van scho
ling heeft gesticht. En zulks bij
een medium, dat opvoeder-num
mer-één zou kunnen zijn om ons
gehele volk deel te doen hebben
in de culturele en geestelijke
groei, die wc nodig zullen heb
ben om ook louter economisch on
ze plaats in de veranderende we
reld te behoudenEn dat dan
bovendien in een samenleving,
waarin dc hoeveelheid vrije tijd
on de besteding daarvan in tien
jaar tijd? ingrijpender wijziging
ondergaat dan in vijftig jaar
daarvoor;
Maar ook op de specifieke on
derdelen van ons cultureel
bezit blijkt er weinig interes
se van hogerhand voor investe
ring in de toekomst. We hebben
prachtige, ten dele zelfs wereld
vermaarde orkesten. De opleiding
JnMtsfeUAAI* SC Ixildert
(Van een bijzondere
medewerker)
Schilderen met licht".
Dat klinkt als een
eeuwenoude schildersdroom
en zeer zeker wordt er niet
't handig en onhandig gema
noeuvreer met gekleurde
schijnwerpers mee bedoeld,
dat we, meestal tot ons ver
driet, bij show-specktakels
zien. „Schilderen met licht"
heeft een andere en ernstige
re ontwikkeling achter zich,
alhoewel die niet van geeste
lijkheid gespeend is. Schil
ders hebben altijd veel met
licht te maken gehad, ze zijn
er altijd hardnekkig verliefd
op geweest, omdat schilde
rijen er afhankelijk van zijn.
Een hartstocht die zover ging, dat
op een goed moment de impres
sionisten de oude vorm van het
schilderen overboord gooiden om
„het licht" te benaderen. Zo gezegd
klinkt het bijna religieus. Ze schil
derden de realiteit niet meer als 'n
aantal vaste vormen, maar als een
aan trilling en wisseling onder
worpen lichtvanger. Maar hoe
dicht men de kwaliteit van het
licht in een schilderij ook benadert,
het is en blijft benadering, het is
nooit het licht zelf. maar een soort
tweedehandse vorm ervan.
In een schilderij vinden we de
suggestie van licht, maar niet het
stralende licht zelf. Het rood in
een schilderij is een weerkaatsing
van het rood in het licht. En daar
om is rood licht altijd nog iets heel
anders dan een rode kleurvlek. En
een witte krijtlijn op een zwart
bord is iets anders dan een witte
lichtstreep in het donker. Er wordt
nu met licht geschilderd door Li
vinus- van de Bundt (schilder,
graficus, fotograaf, directeur van
de Vrije Academie voor Beeldende
Kunsten in Den Haag) en daar is
niet slechts kunstenaarschap maar
ook uitvindersgeest voor nodig ge
weest. Want het zal een ieder wel
duidelijk zijn, dat men met de
conventionele schildersmiddelen in
deze richting niets begint. Elek
tronische muziek eist tenslotte ook
Tehuis voor musici
De stichting het internationaal
toonkunstenaarscentrum Eduard
van Beinum heeft meegedeeld
voornemens te zijn een tehuis
liet „Eduard van Beinumhuis"
in te richten, dat „de musicus de
mogelijkheid moet bieden zich
voor enige tijd van de rumoerige
wereld af te zonderen". De buiten
landse kunstenaar zal er zijn toer-
nee voor enige dagen kunnen on
derbreken, de jonge virtuoos vindt
er de rust om zich voor te berei
den op een concert of een con
cours, de componist zich zich on
gestoord kunnen wjjden aan zijn
compositie-opdracht.
Het I.T.C. stelt zich als verder-
reikend doel: Het doorbreken van
het isolement waarin de jonge
musicus, alleen met zijn werk, ge
vangen dreigt te raken. De eisen
waaraan de toonkunstenaar in de
ze tijd van radio en televisie, vart
concoursen, festivals en grammo
foonplaten moet voldoen zijn veel
dwingender dan vroeger. Omdat
die eisen evenals de problemen die
zich voordoen overal vrijwel gelijk
zyn, is onderling contact tussen
musici, nationaal en internationaal
in hoge mate bevorderlijk voor de
ontwikkeling van hun talent. In
zijn tehuis wil het I.T.C. die con
tacten tussen musici bevorderen
door het organiseren van cursus
sen en weekendbijeenkomsten
De stichting zal binnenkort een
folder verspreiden met het doel
de hulp te verkrijgen, die zij voor
de verwezenlijking van haar plan
nodig heeft.
LIVINIUS VAN DE BUNDT
...techniek in dienst van
nieuwe kunstvorm...
een eigen instrumentarium, dat in
niets lijkt op de verzameling ge
rokte heren, die met sierlijke in
strumenten gewapend, de concert
podia bevolken.
Nee, met penseel, verf en doek
begint Livinus niets meer.
Het penseel is vervangen
door een „lichtpenseel," een ge
niaal uitgekiend buisje, van een
geheimzinnig materiaal waardoor
't licht bestuurd en gericht wordt;
het doek is vervangen door licht
gevoelige materialen met een foto-
chemisch karakter, de verf door
de kleuren in het licht. Het is dus
een soort fotografie, een soort
„schilderende" fotografie, die zo
ver van kiekjes maken afstaat als
mogelijk is. Het is ook niet zo, dat
men de materialen, de apparaturen
van de lichtschilderkunst alleen
nodig heeft om met de kennis van
de oude schilderkunst aan 't werk
te gaan, om „photopeintures"
of zoals Livinus ze graag noemt
„stralingsschilderijen" te ma
ken. Want omdat het uitgangspunt
en de materialen anders zijn, lig
gen de problemen ook anders. Wie
gele en blauwe verf mengt, moet
niet denken dat hij met de ver
menging van geel en blauw licht T
zelfde effect sorteert. Er moet dus
een geheel nieuw scala van kleur-
mogelijkheden worden opgebouwd.
En dan is de „stralende" werking
van de kleur, van „kleurlicht," een
ruimte doordringende,plastische
kracht, die een andere ruimtelijke
werking schept. Want in een „ge
woon" schilderij, is elke ruimte
lijke werking ook suggestie, maar
in het stralingsschilderij wordt er
in onze richting gestraald. Ik heb
dan ook dingen van Livinus ge
zien die eenzelfde vreemde ruimte
werking uitoefenden als bijv. de
sterrenhemel.
Hoe ziet nu zo'n stralingsschilderij
eruit? Het is tengevolge van zijn
fotochemisch ontstaan alleen maar
zichtbaar te maken door middel
van dia's, projectie, of via trans
paranten, de laatste dan als ver
vanging van liet conventionele
schilderij aan de wand. Het gaat
hier niet om landschappen of por
tretten, natuurlijk niet. Er ont
staan uitsluitend experimentele
vormver wan tscliappen met de na
tuur. De leek zou aardig tevreden
kunnen zijn met de omschrijving
experimentele abstracties. Ik heb
bij Livinus het „ding" gezien,
waarmee hij het maakt, een grillig
en bijna komisch aandoend appa-