De
Vliegende
Zeeuw
Het is aan de smalle Stavenisser havenmond, het fini-
sterre van Tholen waar het eiland zich in de grauwe
oneindigheid van de stormachtige oktobermiddag en
het Oosterscheldewater verliest. Daar is het, midden
in dit wilde herfstige feest van golven, regen en windstoten,
waar de lange man in leren jas hurkt op de glibberige keien
van de dijkglooiing. Een eenzame figuur, gebukt onder venij
nige regenvlagen die hem schijnen te doorsnijden. Onbewo
gen haalt hij een flesje uit zijn zak. Een flesje met zwarte
dop, dat hij opent en in het koortsige water dompelt. Tevre
den haalt hij het naar boven, schroeft de dop er weer op. Het
beetje water, in haastige golvenvlucht onderschept, in het
flesje gevangen en gekalmeerd, verdwijnt in de grote zak van
zijn jas. Met snelle sprongen klimt hij terug op de modder-
dijk. Als grillige vlerken wapperen zijn jaspanden achter hem
aan. Hij rent naar een droefgeestig betonnen wachthokje,
waar Engelse soldaten in 1944 kijkgaten in de muren sloegen.
Daar staat zijn brommer, daar laat hij het water van zijn
lange jas en neus afdruipen.
„Kijk", zegt hij en wijst op het flesje. Er zit geen etiket op.
„Water", verduidelijkt hij, „gewoon water".
Ma'
„ivi
arjan", heet zijn boot. Bij
van de hoge dijk ge-
zien een grappig vaar
tuigje, bij vloed ineens een flinke
schuit waar men tegenaan kijkt
en op woelig water een onweer
staanbaar raspaard met een krom
houten dieselnart. Een raspaard,
waarvan Jan Boomsluiter de teu
gels in zijn ijzeren vuisten
houdt. Het doet er niet toe hoe
laat het is, het doet er niet toe
of het stormt of niet, want altijd
vaart Jan Boomsluiter. Wanneer
er werkvolk van Tholen naar
Schouwen moet, wanneer een ver
late reiziger naar huis wil of een
Schouwenaar hunkert naar zijn
geliefde op Tholen, daii vaart Jan
Boomsluiter, weer of geen weer.
Dan laat de motor de huidplaten
rillen en de kapitein werpt de
boeg in de Schelde. Dan kruist
Jan Boomsluiter van Stavenisse
als een drieste Van der Decken
over het Oosterscheldewater, want
Jan Boomsluiter, de lange 38-
jarige kapitein met zijn harde
open glimlach is veerman. Kijk in
het telefoonboek: Boomsluiter,
veerman.
„Kijk uit!" roept hij door de wind
vlagen. „Kijk uit, ik ben liet ge
wend maar U nietHij gaat
voor over zijn boterglibberige stei
gertje, omlaag naar de „Mar
jan". Voetje voor voetje over de
doorzwiepende dubbele plank met
dwarslatten, modder, wier en zee
pokken. Over het dek loopt het
regenwater de spuigaten uit, maar
de stuurhut biedt bescherming.
De stuurhut: een eilandje van
droogte in de herfst, dat om een
laagje verf schreeuwt en overal
plaatsjes heeft voor peuken van
zelfgedraaide sigaretten, waarin
het vuur al lang geleden is afge
storven. Achter de bewasemde
regenruiten is de grijze herfstwe-
reld één groot vraagteken.
Boomsluiter zet het glazen flesje
met water aan de kant en haalt
hendels over. Een intieme tril
ling kruipt door het scheepje en
driftig maalt de schroef door het
donkere water van de smalle ha
ven. Boomsluiter gaat even aan
dek om snel trossen los te gooien
en de „Marjan" kan naar buiten.
Naar buiten, naar buiten, het
scheepje danst op de Oosterschel-
de en zet koers naar een ondui
delijke kustlijn in het noorden
Boomsluiter klemt het stuurwiel
in zijn grote vuisten en met de
routine van iemand die al tegen-
roer geeft voordat een nieuwe
golf de boeg wegdrukt, ment hij
zijn schip van eiland tot eiland.
De klap viel in de nacht van
drie op vier december 1960.
„De burgemeester van Ouwer-
kerk belde me op, om het te zeg
gen
„Wie belde op?"
De veerman moet schreeuwen om
zich in wind en motorgeronk
verstaanbaar te maken. De re
gen scheert over het dek en langs
de stuurhut.
„De burgemeester van Ouwer-
kerk. Die belde op! Toen ben ik
gaan kijkener was bijna niets
meer van over!"
Boomsluiter ging kijken. Op
maandag vijf december 1960. Van
de steiger aan de dijk bij Ouwer-
kerk, waaraan hij 's zomers drie
maal en 's winters twee maal per
dag zijn passagiers afzette, was
niet meer over dan enkele een
zame melancholieke palen. Scheef
en troosteloos gaapten ze hem
vanuit het Scheldewater aan
„Kachelhout", mompelde Jan
Boomsluiter.
Op die dag keerde het getij in
zijn leven. Keerde het getij op de
lange lijn van generaties veerlie
den, waarlangs het geslacht
Boomsluiter zich anderhalve eeuw
heeft voortgezet. Want zijn va
der was veerman, zijn grootvader
zijn overgrootvaderallemaal
veerlieden. Het veerhuis annex
café stond vroeger warmpjes in
de havendjjk genesteld. Hier was
het, waar de Boomsluiters van
Stavenisse ter wereld kwamen.
Maar stormen en een. harde oor
log gingen over hef huis heen en
Jan Boomsluiter moest-de wrakke
resten ontruimen.
Hij zal niet mijmerend bij het
verleden stil staan. Het is gewoon
voorbij. Elke dag hobbelt hij en
kele malen van het dorp naar de
havenmond om zijn brommer in
het betonnen wachthuisje te zet
ten en te gaan varen. Verschillen
de keren, zonder dat hij wellicht
aan het oude veerhuis denkt als
hij langs de plaats gaat waar het
heeft gestaan, net zomin als hij
er bij stilstaat dat in 1953 acht
gaten in die havendijk sloegen.
Op maandag vijf december 1960
keerde dus het getij voor
Boomsluiter. Op die koude
St. Nicolaasdag had hij zich een
ander presentje voorgesteld dan
een tot kachelhout geslagen aan
legsteiger bij Ouwerkerk, waar
dolzinnige golven bij ongeveer één
meter verhoging overheen waren
geraasd. Tenslotte greep ook Jan
Boomsluiter naar de hengel.
„Je kan't op den duur niet meet
laten", roept hij verontschuldigend
en met zijn lange arm geeft hij
het stuurrad enkele graden extra
voor een bijzonder zware golf, die
zich moeizaam onder het scheepje
doorwringt.
De veerman heeft brieven geschre
ven naar de burgemeesters van
Ouwerkerk en Stavenisse. Toen
naar rijkswaterstaat voor steun
bij herstel van de aanlegsteiger.
„Ze hebben er geen belang bij!
Geen belang bij!"
Hij greep dus naar de hengel:
Boomsluiters symbool van de
nieuwe tijd. „Ik had hem al zo
lang aan boord liggen, maar ik
keek er nooit naai om. Nooit...!"
De grijze kustlijn van Schouwen
begint model te krijgen. Nat-
glimmende binnenvaartschepen
varen onder de kust bij Ouwer
kerk richting Zijpe. Meeuwen
scheren als witte stippen langs de
loodgrijze lucht en de Schouwse
buitendijk wordt een lange strak
ke lijn op het water.
„Kijk! Daar lag de aanlegstei
ger". Boomsluiter zet zijn vinger
tegen de natte voorruit van de
stuurhut. Hij tuurt scherp in het
herfstige grijs, zijn ogen vernau
wen zich tot donkere spleten en
zijn neusvel staat strak gespan
nen. Hij wijst op een vage plaats
aan de dijk, een vlek in de donke
re dag.
Een half uur duurde de overtocht
en als de „Marjan" de steven
wendt lijt Tholen plotseling door
de zeearm verzwolgen.
Ik kon mijn veerdienst dus niet
meer regelmatig varen", gaat
Boomsluiter op de zwaar rol
lende „Marjan" verder. Dan zwijgt
hij even. Onbewegelijk staat hij
als een reus achter zijn stuurwiel
en kijkt hij voor zich in het wa
ter.
„Toen kwamen de sportvissers.
Sportvissers, begrijpt U wel? Ik
doe de laatste tijd veel met sport
vissers varendan huren ze
de boot voor de hele dag. Met mij
erbij".
Op een goede dag kwamen ze, de
sportvissers. Belgen. Boven de
Stavenisser havendijk verschenen
hengelpunten, toen hoofden en
tenslotte de complete sportvissers.
Ze gingen aan boord van de „Mar
jan" en ze zeiden: „Jan, we va
ren vandaag de Schelde op".
Steeds meer sportvissers kwamen
er. Hun glimmende auto's lieten
ze achter op de modderige dijk en
Jan Boomsluiter bracht de henge
laars naar diep water, waar ze
vrolijk lachend hun lijnen in de
Schelde gooiden en ernstig ver
klaarden dat de vis nergens zo
goed is als juist daar.
„Eerst namen ze brood en kof
fie mee!"
„Wat namen ze mee?" Een wind
vlaag giert over de „Marjan",
Boomsluiter schraapt zijn keel:
„Koffie! Koffie in thermosflessen!
Later wilden ze aan boord vis
bakken. Maar dat wordt niets,
zei ik toen. Aan boord wordt dat
niets, vis bakken! Petat wilden
ze ook bakken. Maar dan wordt
het op den duur een varend hotel,
dan is er geen einde meer. Laatst
kwamen ze zelfs al aandragen met
een pan met konijnEen pan!
Met een konijn erin!"
Boomsluiter houdt het eenvoudig:
gewoon varen en vissen. Maar dan
ook altijd varen, zelfs al kan hij
soms bij een felle zuidwester niet
op de Schouwse kust aanleggen.
Blijven varen, blijven varen.
Als het spookt op de Oosterschel-
de verschijnen er bezorgde rim
pels "op het gezicht van mevrouw
Boomsluiter. Vanaf de hoge dijk
kijkt ze hem na, ziet ze hem weg
varen: „Je zat meer onder dan
boven water", zegt ze als hij te
rug komt en de veerman zal dan
verklaren dat in de stuurhut het
water in zijn klompen stond.
„Het is hier geen slootje", wijst
hij breed over de Oosterschelde.
„Geen slootje, als je ouder wordt
ga je meer je verstand gebrui
ken". Hij lacht breeduit, want de
veerman is niet bang voor een
windstoot of een hoge golf. Hij
zal meer zijn verstand gebruiken
en rustig blijven doorvaren
„Zelfs in de winter staan ze soms
's morgens om vier uur voor mijn
deur".
„Voor je deur?"
„De sportvissers! Soms varen we
in een sneeuwstorm, ijs aan de
hengel. Soms worden er zeeziek,
maar vissen doen ze. Ze zijn gek
op dat vissen
In de plaats van de regelmatige
veerdienst kwam voor Boom
sluiter de hengel, de sportvis-
serij als zijtak van het toerisme.
Niet dat de dienst tussen de twee
eilanden nu is opgeheven. Want
wie Boomsluiter belt zal toch een
parate veerman blijven vinden, een
veerman in al zijn aderen.
„Om de waarheid te zeggen doe
ik toch liever mijn dienst varen!"
schreeuwt hij boven de wind uit.
„Als ik maar palen op de kop
kon tikken. Goeie palen, die spuit
een kennis van me wel de grond
in. Ja, op dezelfde plaats anders
wordt het te ver varen
Als ik maar palen had
Met een scherpe draai
scheert hij de „Marjan" de
nauwe haven van Stavenisse
binnen. Dan volgt een knel
lende handdruk met Jan
Boomsluiter, de man die al
tijd vaart, bij storm regen en
zonneschijn. De man die voor
rijkswaterstaat twee maal
per dag watermonsters
neemt in het flesje met de
zwarte dop, de man die
stormrapporten opmaakt en
het kustlicht controleert, de
veerman in trui met hoge col
en alpinopet op zijn hoofd.
De veerman die met zijn
„Marjan" als een „Vliegende
Zeeuw" over de Oosterschel
de tussen twee eilanden
vaart. Een eenvoudig man.
Boomsluiter, zonder meer
Boomsluiter.