»lw»f
Pa Selling, motorvader van de
Nederlandse zesdaagse-rijders
PILOOT STORM ontvoerd in de stratosfeer
HET JASON-MYSTERIE
10
PROVINCIAL» BBEUWSB COURANT
MAANDAG 2 OKTOBER 1961
Pa Selling gaat toch. Hij
kon het niet langer har
den. Zich in een luie stoel zit
ten te verkrengen, terwijl
ginds in Wales zijn zonen
Frits en Bob twee Mo-
kumse motorduivels slag
leveren met modder en weer
van het ergste soort: dat kan
pa Selling niet. Hij moet er
bij zijn. Dat is beter voor
zijn hart, dan in de Amster
damse Mijdrechtstraat ach
ter de huiselijke horren te
Met Pierre Huyskens
door de sport...
VWWAVVVVVVWWW
blijven. Hij zou er toch geen
vrede hebben; hij zou er zit
ten schuiven en donderjagen
en grondig de pest in hebben.
Of misschien wel opgewon
den denken aan het verre
Wales, met op het scherm
zijner gedachten het tafereel
van de ploeterende jongens,
en met in zijn oren het geloei
van hun geplaagde, sputte
rende machines.
Vader Selling houdt het
op vaderlandse bodem niet
uit, wanneer hij zijn zo
nen niet bemoedigen kan
in den vreemde. Maandag
2 oktober starten zij in de
internationale motorzes-
daagse. Zij hebben er naar
uitgekeken. En dit toer
nooi is hun lust en hun le
ven. Met de motorhelm op
geboren, zijn zij terreinrij
ders van het zuiverste ras.
Met alleen terreinrijders.
Een zesdaagse is niet zo
maar een „cross" in etap
pes. Het is een combinatie
van snelheidsraces, wed
strijden op zware grond
en betrouwbaarheidsrit-
ten. Een gewone terrein
rijder bedankt feestelijk
voor zo'n melange. Die is
hem echt te gortig.
Want er komt rekenarij met se
conden aan te pas, kaartlezen en
meer van dat verstandswerk, het
welk niet iedere „crosser" ligt.
Aan een zesdaagse nemen dan
ook renners deel, die men op de
zand- en moddercircuits der zo
merse zondagen niet vaak aan
treft. De gebroeders Selling zyn
een uitzondering. Zij rossen en
„raggen" in heel wat „gewone"
wedstrijden, maar zij zijn tevens
specialisten in het fijnere zesda-
gen-werk. Dat „fijnere" is erg be-
trekkelijk. Want nergens verande
ren coureurs zo snel in baarlijke,
bemodderde duivels als in deze
„vijfkamp" der motor-rijderij.
Haast altijd zijn zij veroordeeld
tot zwaar terrein. En altijd wordt
tot het najaar gewacht, vooraleer
zij er op worden losgelaten.
Het najaar moet eerst zijn werk
hebben gedaan: de grond vochtig
hebben gemaakt; het struweel
met welige dauw hebben door
drenkt; de beekjes en slootjes met
een surplus aan water hebben op
gescheept en de atmosfeer ver-
drietig-bewolkt of kil-neveiig heb
ben gemaakt. De zesdaagse moet
z\jn als „het waardige besluit van
het terreinseizoen" en moet wor
den gereden door de besten van
de stam der modder- en zandry-
ders.
Dan eerst is alles goed. Wat kan
men een deelnemer het beste wen
sen, wanneer hij naar zo'n toer-
FEUILLETON
I Door JOHN NEWTON CHANCE
tlu wankelde ze slechts even, hoofd
zakelijk omdat ze zich al te zeer op
de klank van het volgende schot hield
voorbereid.
„Ze proberen me door de schrik te
laten vallen," zei ze hard-op, alsof dat
zou helpen. „Nu, dat zal ik niet, ik
zal het niet, ik zal het niet
„Krak, krak l"
Ditmaal.twee schoten. Op enige af
stand hoorde ze voetstappen van ie
mand die blijkbaar heel hard liep. Het
geluid kwam dichterbij, maar was nog
een eind weg. Uit het huis klonk de
korte, felle stem van een vrouw, maar
Shirley kon niet verstaan wat ze riep.
Nog slechts een kort eindje. De voet
stappen kwamen ergens dicht naar
de voet van de muur. Als ze naar
omlaag keek, zou ze misschien op
nieuw wankelen.
Ze beet zich op de lippen en hield
vol, versnelde zelfs haar pas. Enige
ellen (yard öf Engelse el, vert.) ein
digde het stenen plaveisel en was het
terrein begroeid met zacht, weke
varens, die welig opschoten uit
vruchtbare zwarte aarde, een in de
loop der jaren door verteerde blade
ren en takken gevormde humuslaag.
Nog slechts acht voet omlaag en zes
yards voor zich uit
Krak!
Het trage tempo van de schoten liet
er geen twyfel aan of ze waren enkel
als schrikaanjagend bedoeld. Toen
echter klonk, ergens vlak onder haar,
een grove, barse stem„Kom er af of
ik zal je wat laten voelen!
Eindelijk waagde ze het erop en keek
naar beneden. Daar stond een zwaar
gebouwde man, wiens borst van de
hoogte af gezien een vat geleek, dat
uit zijn vuile hemd barstte. Zijn ge
weldige armen waren bloot, zijn ro
de haren onverzorgd en woest, ter-
wyl hij met de rechterhand een paar-
dezweep zwaaide, klaar om er mee
naar haar benen te slaan.
Het was de smid, die ze nog niet bij
klaarlichte dag had ontmoet; een
angstwekkende figuur, een soort mis
maakte, kwaadaardige reus.
Krak!
Ditmaal geen schot, maar een plot
selinge felle slag met het zweepkoorcl
tegen de muur precies onder haar
voeten. Onwillekeurig deinsde ze te
rug alsof ze erdoor geraakt was.
Nog een viertal yards (ruirn 3.5 m,
vei't.) en ze zou, althans voorlopig
zijn gered. Toch was ze van schrik
bnjven staan, terwijl de smid lang
zaam de zweep over zijn schouder
terugtrok; opzettelijk langzaam om
het dreigement meer kracht bij te zet
ten.
Vier yards!
Eensklaps zette ze het op een lopen.
Het deed er immers'niet verder toe.
Als ze uitgleed, zou dat haar niet
meer pijn doen dan een slag met die
zweep.
Nog tjvee of drie stappen, 'haastige,
gevaarlijke stappen, juist langs dc
rand van de muur.
De smid brulde. Tweemaal kraakte
de zweep vlak achter haar rennende
voeten, hij probeerde naar te raken.
Ze sprong zijdelings naar de zacht
met varends begroeide plek. Het was
een sprong in volle vaart, een wan-
hoopssprong, niet vooraf beraamd
of berekend.
Het leek alsof ze hals-over-kop zou
gaan, maar ze herinnerde zich tijdig
haar vroegere gymnastieklessen en
probeerde al springende haar lichaam
zelf om te draaien. Dit lukte en ze
kwam terecht in een grote massa va
rens bijna alsof ze in kabbelend
water dook om zich dan tenslotte
al rollend een soort pad te banen, aan
het einde waarvan ze roerloos bleef
liggen.
Een ogenblik lag ze doodstil tussen
het groen duister, dat evenwel plotse
ling vaneen week, zodat ze in een
min of meer onverwacht maar toch
allerminst verarssend gezicht staar
de. Vreemd dat het allebei tcgenlijk
scheen te zijn!
„Gelukkig!" fluisterde hij. „llt was
bang dat ze je zouden raken.
Shirley lag plat op haar rug zijn vrij
sombere, angstige gezicht gade te
slaan en barstte plotseling in een
triomfantelijk lachje uit, zodat hij
snel een hand op haar mond legde.
„Stil!" zei hij. „Er is daar een deur
in de muur. Blijf liggen waar je bent.
Ik hoor iemand, aankomen".
De varens sloten zich weer over haar
en ze vernam een zacht geritsel toen
Jason zich verwijderde.
Een paar seconden bleef ze bewe
gingloos, bijna pijnlijk de adem in
houden; toen echter keerde ze zich
op haar zij en boog voorzichtig de va
renbladeren uiteen.
Van waar ze lag kon ze Uc muur en
daarin een grote zwarte deur zien.
Jason stond even opzij ervan.
Ze hoorde het wegschuiven van gren
dels; toen ging de deur hevig kra
kend open en trad de smid, nog steeds
met de zweep gewapend, naar buiten,
rossig, vuil, dreigend en woest.
Het leek of Jason hem precies in de
weg stond, misschien even haar één
kant, maar niet veel. Toen de smid
hem zag, staakte deze zijn gegrom,
zodat het even volkomen stil was.
Shirley kreeg op dit vreselijke ogen
blik het gevoel, dat haar gehele li
chaam had opgehouden te leven.
Eensklaps scheen het haar toe, dat
Jason langzaam zijn rechtcrann en
schouder achteruit trok, als Iemand
die zijn spieren ontspant, maar daar
na schoten beide razend snel vooruit
en zag ze de smid ineenzinken, ter
wijl de zweep uit zijn hand viel. Op
nieuw sloeg Jason toe, nu met een
„linkse" tegen de kin en voor de ke
rel op de grond viel, pakte hij hem
beet en zwaaide hem over de schou
der. Precies als een brandweerman
die iemand uit de vlammen redt. Na
deze geslaagde manoeuvre rees Ja
son zelf heel bedaard overeind en
droeg man de vlug tussen de varens,
tot kort bij Shirley. Daar liet hij zijn
slappe last rustig liggen tot ze onder
de groene plantenzee verdween.
Na een blik op de poort en met
het oog van een deskundige op de
omgeving, dook Jason omlaag, zodat
er noch van de vluchteling, noch van
haaf vervolger, noch van haar be
vrijder iets te zien was.
„Er zijn weer een paar in aantocht
en deze keer natuurlijk de lui met de
revolvers", klonk Jason's kalme stem.
„Houd je vooral heel stil".
Voetstappen naderden de tuindeur
en weldra verschean Willard Keep.
Zijn revolver, die hij voor zich uit
hield, schitterde prachtig in de zom
Hij bleef in de deuropening staan en
keek langzaam rond over de roerlo
ze varenmassa, de revolver klaar
voor gebruik. Zijn gezicht had een
weifelende uitdrukking. Zich tot de
achter hem verschijnende Vicky Dar-
racott wendend, zei hij snel: „Zie je
het?"
Vicky tuurde naar het bos en knikte.
„Ik zie het", antwoordde ze.
„Ga achteruit", hernam Keep, haar
met zijn linkerarm zachtjes terugdu
wend. „Er wordt hier een spelletje
gespeeld en het dient nergens toe,
erin te trappen".
„Maar het meisje dan?"
„We zullen de anderen oproepen",
verzekerde Keep. „Allemaal. Als ie
mand er de eerste vierentwintig uur
in slaagt, uit deze streek te ontsnap
pen, ben ik een grote ezel".
Meteen sloot hij brommend de deur
en verdween.
ZESDE HOOFDSTUK
In het bos heerst: een onheilspellende
stilte. Na een poosje kwam Jason
uit de varens te voorschijn en sloeg
in het rondkijkend, achteloos stukken
groen van zijn mouwen.
„In orde", zei hij zachtjes. „Kun je
opstaan?
„Natuurlijk", antwoordde ze direct
overeind komend, „ik heb me hele-
niaal niet bezeerd.
„Daar mag je de grond voor bedan
ken", grinnikte hij. „Je hebt anders
je uiterste best gedaan, dat moet ik
zeggen. De grond gaf mee, zie je...
Ginds is het pad".
Hij nam haar bij de hand en leidde
haar om de gevallen reus heen. De
kerel haalde zwaar adem, snurkte
bijna, maar zou waarschijnlijk spoe
dig bijkomen.
(Wordt vervolgd).
LEZERS SCHRIJVEN
Vraag aan ds. Pennings
Mag ik de volgende vraag richten
aan ds. P. J. Pennings te Axel
Zou het niet nuttiger zijn om al dat
geschrijf in de rubriek „Lezers
schrijven" in de P.Z.Ct. te staken
Ik geloof, dat U de tijd, die U daar
aan besteedt beter kunt benutten in
uw ambt als Herder en Leraar van
de gemeente Axel der Hervormde
Kerk. Want al dat geschrijf staat
mijns inziens niet op een hoog peil.
Als men beseft hoe de spanning is
tussen Oost en West dan kan een
mens zich wel eens afvragen, waar
gaan wij heen. Dan gaat het niet
rrteer om dat geschrijf, maar enkel
en alleen dat God de Here het mag
verhoeden en tussenbeide treedt en
zegt: „tot hier en niet verder".
En als dan de gemeente het voor
recht heeft een Herder en Leraar te
mogen bezitten, die geroepen is om
het woord van God te mogen ver
kondigen Jezus Christus en dien ge
kruisigd dan pas kan zulk een
prediker de gemeente een riem onder
het hart steken. Dan valt al dat ge
schrijf weg, maar dan is het enkel
en alleen Jezus Christus is gisteren
en heden tot in der eeuwigheid.
Daar kan de mens op steunen, want
hij laat niet varen net werk zijner
handen. Ik heb eens een predikant
horen zeggen: „Nu ken ik die waar
heid zo diep als gewis, dat Christus
alleen mijn gerechtigheid is. Met
minder kunnen wij het niet doen (Hij
spreekt nog nadat hij gestorven is)".
Wel nu, Eerwaarde, hopende, dat U
licht en wijsheid van boven mag ont
vangen, dan kunnen we de toekomst
tegemoet gaan met de woorden van
Van der Waals 1868—1922:
„Wat de toekomst brengen moge
mij geleidt des Heeren hand, moedig
sla ik dus de ogen naar het onbeken
de land.
Leer mij volgen zonder vragen
Vader wat gij doet is goed, leer mij
slechts het heden dragen met een
rustig kalmen moed".
Indien wij bidden hebben wij geleerd
(niet enkel met de mond, maar ook
met het hart) dan kunnen wij elkaar
tot steun zijn in deze spannende da
gen. Niet Kroesjtsjew niet Kenne
dy heeft het laatste woord, maar
God de Here alleen.
Middelburg, P. J. v. d. Bosse,
Noot van de redactie.
Op bovenstaand „lezers schrijven"
gaf ds. Pennings ons het volgende
antwoord: Over de gewenstheid of
overbodigheid van allerlei geschrijf
kan men uiteraard verschillend den
ken. Overigens wilt U mij toch wel
niet alle privétijdsbesteding ontzeg
gen
Wat de „hoogte van het peil" betreft:
bedoelt dat het geloof een zaak
van „het innerlijk leven" is en zich
daartoe moet beperken? Mijns in
ziens legt het geloof, vanuit dat in
nerlijk leven ons medeverantwoorde
lijkheid op voor wat er „rondom
ons" gebeurt. Reeds voor 2500 jaar
vermaande Israël: „hoort, allé gij
volken", omdat immers „de aarde des
Heren" is. En God zelf: aarde, damp
kring en zee aan de heerschappij van
de mens heeft toevertrouwd. Dat God
uitgeschakeld wordt en in Hem onze
allesomvattende onderlinge saamho
righeid dat er dus van recht en
gerechtigheid op geweld en bedrog
overgeschakeld wordt dat is, waar
ieder christen bij zichzelf en buiten
zichzelf zich tegen keren moet. (met
deze grootse bijbelse visie hangen
mijn kleine ingezonden stukjes sa
men: op mijn manier).
Wanneer U zich op Christus Kruis
beroept, teken van onze schuld en
zijn vergeving, sluit ik mij daarbij
aan; maar ik heb er bezwaar tegen,
dat U het vermeldt, geïsoleerd van
de opstanding, waarin God tot zijn
vernieuwend vermogen ons oproept.
Hier dient naast „het innerlijke le
ven" weer „de verantwoordelijkheid
naar huiten" zich aan. Zo laat ik me
door een bange wereld beslist nog
geen oorlogsstuipen op het lijf jagen!
En verzet me tegen fatalisme en
zinloze flinlidoenerij beide.
Axel. P. J. P.
(Advertentie)
\RATTEN-
MUIZ£N\PASTA
VLOKKEN
ROEIT ZÉ GENADELOOS UIT
ding, zoals een dokter het n
lyk organisme kent. Hy is ee
de lieden, die een machine
wust iets als een ziel toeke
die het stuk mechaniek, wa
zij werken, toespreken als
het een trouwe hond.
Een man als pa Selling z
haperingen in het mótorgelu
derkennen en er onmiddelL"
scherpe diagnose aan
die raak is als een schol
roos. Welnu, wat moet er v
van jongens, die zo'n vader heb
ben? Die spelen als baby met
badjes motor-olie; die beschouwen
een bougie als een speen; die heb
ben hun hobbelpaard-idealen al
heel snel veranderd in motorfiets-
idealen en die proberen de machi
ne zelf reeds als minder motori
sche medekleuters nog maar aan
het driewielige fietsje toe zyn. Zo
ongeveer verliepen de prille jaren
van Frits en Rob. Pa nam hen als
wichtjes van nauwelijks een half
jaar oud reeds mee naar wedstrij
den, in de punt van het zijspan.
Daar legde hij een kussentje in,
en daar legde hij zijn Fritsje of
Robje pp, en roef weg vloden zij.
Toen de jongens voor hun vijf
tiende jaar er reeds in slaag
den, zelf een „stoomfietsje" te
bouwen, was dat mede het
werk van pa. Wat deze zelf
niet had willen bereiken, liet
hij zijn zonen bereiken: het ge
regelde wedstrijdperk. Hij
dreef er hen bij wijze van
spreken naar toe. Hij sleu
telde in de rennerskwartieren
met hen mee. En toen de eer
ste zesdaagse voor de Selling-
spruiten aanbrak kon pa bij
dat evenement afwezig zyn?
Hij ging mee: naar Tsjechoslowa-
kije, naar Oostenrijk, naar Duits
land. En behalve ma Selling nam
hij een wagen vol „verzorging"
mee; gehaktballen in blik, aard
appelen voor zes man voor
veertien dagen andijvie,
spruitjes, zalm, diepvriesbiefstuk
ken: alles. Want vader Selling
wilde tijdens een zesdaagse niets
liever dan een „benzine-post". Bij
zo'n post stoppen de rijders op
gezette tijden. Zij kunnen er tan
ken en mogen tevens worden ver
zorgd. Men kent dat wel: pa
houdt de benzineslang en ma het
washandje gereed.
De „jongen" komt er aan. Hy
stopt. Pa tankt. Ma wast. Pa sleu
telt even vliegensvlug. 31a geeft
een bekertje warme chocolade. Pa
geeft een schouderklop. Ma geeft
een zoen. De „jongen" start weer.
„Hier, nog een sinaasappel" roept
ma. Het verrukkelyke van de
oude lui Selling was, dat zy niet
slechts hun eigen, racende kroost,
maar ook dat van anderen ver
zorgden.
Alle Nederlandse deelnemers
profiteerden van de „post-
Selling". Dat deed de vader
van Rob en Frits met voorbedach
te rade, wel beseffende dat bij
voorbeeld de Tsjechische keuken
de Nederlanders niet zou smaken.
Nergens veranderen de coureurs zo snel in bemodderde duivels als in de
vijfkampder motorrijderij. De modder wordt soms even af gespoeld
als de rijders een beelcje doorkruisen, zoals hier het geval is.
Hij handelde, alsof al de zesdaag
se-rijders zijn zonen waren. En hij
is nu terecht een beetje teleurge
steld in de K.N.M.V., die zijn mo
torliefde nimmer naar waarde
heeft geschat. De met gewichtige
armbanden bewapende Neder
landse functionarissen beschouw
den pa Selling's effectieve bezoek
aan het grote motortoernooi vaak
teveel als een „toevalligheid", die
kon worden afgedaan met „he
Selling, ben jij er ook?" Of met:
„de benzineposten zijn al verdeeld.
Had je er nog een willen heb
ben?" Dat vindt deze sportvader
niet leuk. „Ze weten, wat ik er
voor over heb. Ze weten, welke
opvatting ik' koester- over een
benzinepost-functie. Moetèn ze
dan zo spreken?"
De „oude" Selling die overi
gens pas 57 jaar is zegt
me dat aan de vooravond van
zyn vertrek naar Wales, waar het
dit jaar „te doen" is. Hy zegt het
zorglyk en verongelijkt. De K.N.
M.v. zal het wel naïef vinden.
3iaar Selling senior is een eenvou
dig man, met het „motor-hart" op
de rechte plaats en wie zo in
eenvoud des harten iets goed
meent te verrichten, moet in een
voud des harten worden gewaar
deerd.
Selling was bovendien niet slechts
de motorvader zjjner jongens, hij
was ook „vader" van alle zes-
daagse-Nederlanders. Dit jaar
hadden Frits en Rob hem ge
vraagd thuis te blijven, omdat
hun moedér een beetje sukkelt.
Maar net toen de zonen naar En
geland vertrokken waren, knapte
ma weer op. En pa mocht ook
gaan. Te elfder ure. Vandaag
zaterdag stapt hij op Zestien
hoven in het vliegtuig, niet zeker
van een „benzine-post". Maar pa
Selling zou pa Selling niet wezen,
als hij ginds, in het struweel van
Wales, niet een tentje opzet met
hartigheden, met warme ballen,
jus d'orange en scheutjes cognac
„voor tegen de kilte". Hij moet
zijn stamhouders in actie zien en
Rij wil oranje weer verzorgen. Al
kost het hem handen vol geld. En
hoeveel kapitalen heeft de motor
sport deze sportvader al niet ge
kost? Het is niet bij benadering
te zeggen.
Goede reis, pa Selling.
nooi vertrekt? Men kan het beste
zeggen: „Nou joh, doe je best. Ik
wens je verrot slecht weer." Het
„joh" zal lachen en vriendelijk
voor die heilwens danken. Vrien
delijker te meer, wijl hij zich op
rijn waarde voelt geschat. Want
kijk: bij goed weer, met de spiege
ling van een lief herfstzonnetje
op de helm en op het stuur, met
een weggetje of een paadje, dat
ongesausd en nog hard het laatste
jaarkwartaal in mocht, met stru
weel waarvan het groen nog vi
taal is en door geen bruiningspro-
ces is aangevreten bij zulk
weer is het behalen van een gou
den plak zo'n grote kunst niet.
Een zesdaagse moet bar zijn; het
weer moet aan de machine en aan
het uithoudingsvermogen der -be
rijders vreten. Dan is de gouden
plak een „nauwelijks haalbare
kaart". Wie die toch haalt, is een
bollebof. En het team dat 'n vaas
te grazen krijgt, is een „ploegie
van sterke binken."
Vader Selling nu heeft nooit
een zesdaagse gereden. Maar
hy voedde er zyn jongens
voor op. Zelf sleutelde hij vroeger
aan gangmakers-motoren en een
enkele keer „rommelde" hy wel
eens In een wedstrijd mee. Dat
laatste had zoveel niet te beteke
nen, het eerste het sleutelen
des te meer. Pa Sellings tweede
-leven was: de motor. Hij kent het
Met de motorhelm op geboren,
terreinrijders van het zuiverste
ras.
1907. De aarde en haar
trouwe satelliet waren
reeds lang tot kleine licht
vlek j es achter het voort
ijlende schip gereduceerd.
De tijd aan boord van de
Pionier leek te kruipen, wat
voor drie zulke energieke
mensen als Arend, Sandra
en Buck natuurlijk een be
zoeking was. Met een soort
kamergymnastiek probeer
den zij hun spieren zo goed
mogelijk in conditie te hou
den. Maar veel capriolen
konden zc niet maken, v/ant
zodra hun magnetische zo
len contact met de vloer
verloren, zweefden zij soms hulpeloos door de
cabine. Op gezette tijden werd de koers ge
controleerd en zonodig opnieuw bepaald aan
de hand van uitgebreide sterrenkaarten. Hoe
wel de Pionier met een ontzagwekkende vaart
door het heelal flitste was er daarbuiten niets
stuurkamer leverde steeds hetzelfde beeld op
van myriaden koud-glinsterende sterrentros-
sen. Gelukkig was er een kleine bibliotheek
aan boord, waarmee althans grotendeels de
verveling verdreven kon worden.
nabij genoeg om die snelheid naar af te me
ten. Het zou even goed kunnen zijn dat zij
doodstil op dezelfde plek bleven hangen, want
de sterrenformaties rondom ondergingen nau
welijks enige verandering. Een blik door de
patrijspoorten of de grote vensters van de