Karakteristiek vertegenwoordiger
van de huidige generatie
Venetië'handhaafde hoog peil
Perspectieven van het Nationaal Ballet
DE TOEKOMST LIGT
ROOSKLEURIG OPEN
Talrijke aanbiedingen
uil het buitenland
ZATERDAG 9 SEPTEMBER 1961
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
13
DEBUTERENDE A. L. SCHNEIDERS:
Langs het schrikdraad": proza
met autobiografische inslag
HET TWINTIGTAL prozastukken dat A. L. Schneiders
onder de titel „Langs het schrikdraad" heeft gebundeld,
is in alle opzichten karakteristiek voor deze tijd. „Prozastuk
ken", want verhalen zijn het eigenlijk niet, er is meestal geen
compositie, geen pointe, integendeel, het lijkt wel of de schrij
ver opzettelijk zijn werk vormloos en fragmentarisch heeft wil
len maken. Bovendien zijn deze prozastukken dan autobio
grafisch: herinneringen, veel oorlogs- en reisnotities, als brok
stukken van memoires. Persoonlijk, eerlijk, op de man af, maar
en dit is ons bezwaar tegen werk als „Langs het schrikdraad":
wat vroefer bijzaak was voor een prozaïst, bijzaak en bij
werk, is tegenwoordigd voor menig auteur hoofdzaak geworden.
In plaats van scheppende fanta
sie, in plaats van nieuwe ge
stalten, meer dan levensgroot
eventueel, krijgen we een serie
geslaagde instantaneetjes van
de auteur, d.w.z. in de meeste
gevallen van een intelligent, in
teger en gevoelig mens die op
slag onze achting weet te ver
werven, en die ook vele dingen
verrassend leuk weet te zeggen,
maar: is dat genoeg om te blij
ven boeien als er niet méér
komt? Want mensen met de bo
vengenoemde kwaliteiten die
ook nog uitstekend de pen voe
ren zijn er, en dat is gelukkig,
heel wat.
Letterkundige kroniek
door HANS WAIUtEN
Daardoor verschijnen er ook zoveel
van zulke boeken, niet zelden als
debuut; boeken die men niet anders
dan goed kan noemen, want er is
niets slechts of banaals in, en het
peil waarop zij zich bewegen is voor
naam Was een boek als „Langs
het schrikdraad" bijwerk, men zou er
enthousiast over kunnen zijn. Maar
dergelijke fragmentarischelectuur,
op het leven geschreven en de
vlucht der scheppende fantasie, en
vooral ook „adem" ontberend, wordt
tegenwoordig; als hoofdwerk gepre
senteerd. Een schrijver als Schnei
ders, niet meer piepjong (36) debu
teert er mee, en dat verschijnsel op
zichzelf lijkt ons typisch voor deze
tijd. „Langs het schrikdraad lijkt im
mers (helaas) geen aanloop tot gro
ter werk, maar de laconieke neer
slag van de nog nét overtollige ener
gie van een al wat gedesillusioneerd
man; denkt de „ik" niet tekenend,
als hij voor het laatst zijn ouderlijk
huis bezoekt".
„Voor een groot leven hoefde ik
in ieder geval geen moeite meer
te doen, daarvoor was het defini
tief te laat" (pag. 81). En wan
neer hij tijdens herhalingsoefenin
gen een excursie maakt (Schnei
ders is meester in de rechten) heet
het bijna sarcastisch: „Onze bus
kwam iets te vroeg aan in de
aardige oude provincieplaats waar
de nieuwe vormen van oorlogvoe
ring worden gedoceerd. Wij beslo
ten nog even een kop koffie te
drinken op een van de caféter
rassen aan het marktplein. Daar
streken wij dan neer, een groepje
verklede .advokaten, rechters en
assuradeuren, zich welgemoed de
handen wrijvend en babbelend in
de vroege morgenzon, ja bijna een
beetje uitgelaten. Sommigen wor
den al wat grijs aan de slapen en
de pakjes beginnen al te span
nen; nog maar twintig, vooruit
vijf en twintig jaar zonder bom
en de meesten van ons zullen wij
al heelhuids hebben kunnen weg
dragen".
Zo'n accent is, het moet gezegd,
van uitzonderlijke kwaliteit,
is het genoeg? Nog een ander
prachtig citaat werpt licht: „Wij
blijven in de Vogezen. Na een paar
dagen zonder mensen en in de open
lucht heb ik al moeite met lezen.
De zinnen in een boek, gelezen tegen
een boom in een"donker ver bos, val
len uit elkaar als gedroogd letter
werk en ik moest er niet aan denken
wat een kunstmatige constructies ik
moeizaam uit de bomen zou moeten
toveren alleen al om één regel van
het papier zwart te krijgen. Een oude
maar altijd teleurstellende ervaring;
zo weinig van eigen bodem te kun
nen plukken, blijkbaar alles van bui
ten te moeten betrekken, uit gezich
ten, uit geklets, alles wat ik nu wil
ontvluchten".
Wie zo kan schrijven is in zekere zin
een begenadigde, we zouden met
voorbeelden door kunnen gaan, maar
volstaan met dit einde van een nacht,
tegen des schrijvers zin doorgebracht
mét het trekken van de ene Berlijnse
nachtclub naar dc andere:
„Tegen zessen begon het werke
lijk licht te worden. Hier en daar
scharrelden arbeiders met hun
broodzakje door de regen. Wij za
gen een autobus. Maar toen ik de
deur opentrok van een feestlokaal,
dat aan de buitenkant was ver
sierd met verfletst neonlicht,
moest ik tot mijn wanhoop con
stateren dat de nacht nog steeds
niet was afgelopen. Het begon
een chronische ziekte te worden.
Duizend Tirolers woedden, klats-
ten. en, stampten rond of zij zojuist
waien begonoeHj Eet* kolpssal» i
rose- wijfjeskabouter, met moeite
in groene bospakje gekramd,
maakte zich uit de menigte los
om mij te gaan overmeesteren,
maar met mijn laaste krachten
wist ik haar van het lijf te hou
den en naar de taxi te ontsnap
pen".
Die kabouter is onvergetelijk, maar
al die voortreffelijke brokstuk
ken maken nog geen geheel. Of
is het dit geheel: de van bewustwor
ding tot graf verontruste en daar
door onrustige, opgejaagde, fragmen
tarisch levende en steeds op zwerf
tocht zijnde hedendaagse mens?
Schneiders staat thans midden in het
leven, heeft dus van jongsaf oorlogs
dreiging, oorlog, koude oorlog mee
gemaakt. Hij was militair in Indië,
heeft thans 'zijn eigen gezin. Trekt,
blijkens stukken van land naar land,
Skandinavië, Oostenrijk, Duitsland,
Frankrijk. Gaat daar overal langs
het schrikdraad: monumenten, kam
pen, thans als lugubere musea inge
richt, herinneren tot in de afgelegen-
ste en schoonst beboste uithoeken
van Europa aan geweld, terreur, mis
daad, angst. Uiteengeslagen en stuk-
lijkt de wereld, uiteengeslagen en
stuk de mens; dit fragmentarisme,
het zich enkel nog verwezenlijken als
de Boheemse wouden waar de schrij
ver van vertelt is de mens, de mens
van Guernica en Flensburg, waar
Schneiders ook geweest is. En daar-
j om blijven we verlangen naar groot-
i se visies, en kleine, persoonlijke ver
splintering bij zoveel talent als van
een Schneiders, betreuren.
Mogelijk kan onze generatie dit
grootse boek niet schrijven, zullen
jongeren dit moeten doen, schaduwen
vooruit werpend, zoals ook Kafka dit
deed. Dit alles neemt niet weg dat
we het klimaat van het boek van
Schneiders uitstekend vinden en de
lectuur ervan zeer aanbevelen.
A. L. Schneider: :Langs het schrik
draad.
Querido, Amsterdam.
SOMA GASKELL
eminent leidster
m nmfesinVie vm\
grote ariisiiebe
beiebeMS
(Van onze filmmedewerker.)
Domenico Meccoli is ge
slaagd in de taak, die hij
zich heeft gesteld: het inter
nationale filmfestival te Ve
netië, waarvan hij nu de lei
ding heeft, opnieuw de naam
te geven, die dit oudste van
de internationale festivals in
het verleden had: een mani
festatie van grote artistieke
betekenis, waarbij commer
ciële overwegingen terzijde
zijn gesteld. Er zijn 'dit jaar
inderdaad slechts weinig
films in vertoning gekomen,
die niet op festivalpeil ston
den: twee Amerikaanse en
één Italiaanse, maar het ge
heel had kennelijk niveau.
Ook bij de toekenning van de
prijzen is gebleken, dat de Vene-
tiaanse manifestatie vooral een
artistieke aangelegenheid wilde
zijn de jury heeft duidelijk elk
compromis afgewezen. Zo kende
ze dus de grote prijs toe aan een
film l'Année dernière a Marien-
bad (Verleden jaar te Marienbad),
die geheel nieuwe wegen inslaat
in de cinematografie, doordat zij
zowel in opzet als in stijl volko
men afwijkt van het gewone bio-
scoopwerk. In nauwe samenwer
king tussen scenarioschrijver
Alain Robbe-Grillet en filmer
Alain Resnais (bij ons bekend
door zijn meesterwerk Hiroshima
mon Amour, dat in 1959 te Can
nes onderscheiden werd) is een
film gemaakt, die de traditionele
eenheid van tijd en plaats, welke
als ideaal voor een toneelstuk
geldt, nog consequenter door
breekt dan de meeste films al ple
gen te doen. Zonder duidelijk ge
markeerde overgangen beeldt
Resnais zowel de omgeving uit,
waarin zich de hoofdfiguren be
wegen, als die waarover ze spre
ken of denken en scènes van he
den en verleden gaan in elkaar
over. Ook in het gewone leven
immers, zo redeneren de beide
Alains, zijn heden en verleden,
werkelijkheid en fictie niet duide
lijk van elkaar gescheiden, zeker
niet in onze gedachten.
De film vertelt van een man, die
in een luxueus hotel een jonge
vrouw ontmoet en haar ertoe wil
brengen hem te volgen en degeen
te verlaten, die tot op dat ogen
blik haar levensgezel is. Hij be
roept zich daarbij op een belofte,
die ze vorig jaar te Marienbad
heeft gedaan, of die hij haar al
thans wil „aanpraten", want zij
verklaart, hem niet eerder te heb
ben ontmoet. Het optreden van de
figuren in deze film, die een ma
ximum aan intellectuele concen
tratie of aangevoeligheid
vraagt, is gestilleerd. Het werk
doet ook daardoor soms denken
aan een ballet, soms aan een was
senbeeldenspel of aan een schil
derstuk, bijvoorbeeld aan sommi
ge schilderijen van de Belg Paul
Delvaux, van wie het lijkt of zijn
figuren dood zijn.
Op} een geheel ander plan,
maar artistiek ook van grote
waarde, bleken twee andere
films, die eveneens in het laatste
(Van onze balletraedewerker.)
Het Nationaal Ballet is geboren. Me
disch gezien was liet een tangver
lossing, in geforceerd tempo door de
staatssecretaris van o. k. en \v. verricht
te Amsterdam, toen de Haagse kraam
kamer om politieke redenen op slot
bleek te gaan. Maar goed, liet Nationaal
Ballet is nu geboren, per 31 augustus
notarieel verleden als in de hoofdstad
gevestigde stichting, en met als peet
ouders het Rijk en Amsterdam.
Dat daarmee een einde is gekomen aan
veel balletproblemen, mag bekend worden
geacht. Dat het, nog net op tijd, zekerheid
betekent voor onze dansers en danseres
sen, stemt tot voldoening. Dat de concen
tratie in één groot Nationaal Ballet, met
daarnaast als kleine groep het Dansthea
ter, zowel financieel als artistiek noodza
kelijk was, is al bij herhaling bepleit. De
toekomst ligt dus rooskleurig open. Hoe
rooskleurig
Dat wordt bepaald door de voorgeschiedenis,
en eigenlijk door de artistieke leidster van
het Nationaal Ballet, Sonia Gaskell, die ach
tereenvolgens met haar Ballet Recital en
daarna met het Nederlands Ballet de dans als
kunst een plaats heeft gegeven in de Neder
landse cultuur, die het uitgangspunt vormt
voor het Nationaal Ballet. Een uitgangspunt
van zodanig internationaal formaat als men in
eigen land soms nog maar amper bewust is.
Een formaat, dat in de afgelopen zomer zijn
erkenning vond in de perskritieken, in de
aanbiedingen van 's werelds grootste impres-
sarlo's en in de bijval van het publiek tijdens
voorstellingen in Duitsland en met name in
Venetië, waar Gaskell met haar groep de eer
te beurt viel om de grote Diaghilef-herden-
king te verzorgen.
Wat is het dan, wat het buitenland zozeer
treft bij onza jeugdige danskunstanaara^ In
de eerste plaats hun jeugd, gemiddeld jonger
dan welke befaamde balletgroep ook, en toch
technisch en artistiek van internationaal peil.
Dan de zeldzame stijlzuiverheid waarmee di
verse stijlen worden gepresenteerd, de klas
sieke stijl van het grote Russische ballet
evenzeer als ultramodern werk van Ameri
kaanse huize, de romantiek evenzeer als het
expressionisme of modern realisme.... geen en
kele groep in geheel de wereld is in staat de
ze veelzijdigheid te tonen!
at hangt niet alleen samen met de oplei
ding van onze dansers, met het keur
korps van internationale balletpedago
gen dat uit geheel de wereld naar Gaskell is
gekomen om hun specifieke stijl of kennis aan
onze jeugd te onderrichten, maar het volgt
W1
D'
ook uit de opbouw van het repertoire bij het
Nederlands Ballet. Want ook dat is een uni
cum, dat juist in het buitenland de grootste
aandacht trekt. Omdat Gaskell, vanaf het be
gin, stelselmatig en met visionaire kracht let
terlijk alle belangrijke balletten uit de ge
schiedenis van de dans, vanaf het oudste nog
bestaande tot op representatief modern werk,
„verzameld" heeft zoals een museumdirecteur
dat zou doen voor een historisch volledige col
lectie.
Zo heeft nu het Nederlands en straks het Na
tionaal Ballet een repertoire van rond zestig
choreografieën, grotendeels in de authentieke
aankleding, en zo zuiver mogelijk gerecon
strueerd door de beste internationale deskun
digen. Dat heeft geen enkel ballet ter wereld,
en dat alleen al heeft Nederland een eigen
plaats in de internationale cultuur verschaft.
Het sluit aan bij de traditie van onze beroem
de orkesten, die eveneens befaamd zijn om
hun veelzijdigheid van repertoire en van stijl
kennis. Rlaar het is nog belangrij'ker dan bij
muziek, want dMr kan men de historie bewa
ren in de originele partituren.
Bij ballet, zelden in papier te vatten, kan de
cultuurgeschiedenis slgehts worden bewaard
in het soort, levend museum, dat Gaskell voor
Nederland en de wereld heeft geschapen. En
net op tijd geschapen, want de balletmeesters
en choreografen, die nog kennis droegen van
de grote werken uit het verleden, sterven in
snel tempo uit.
ij Nederlanders plegen niet zo erg chau
vinistisch te zijn omtrent onze cultu
rele schatten. Maar wie leest wat de
grootste internationale critici bij het Diaghi-
lef-festival schreven naar aanleiding van hun
kennismaking met het Nederlands Ballet,
mag zich eigenlijk een beetje trots en dank
baar gevoelen voor het feit, dat Sonia Gas
kell nu juist in Nederland terechtkwam en
daar een dansjeugd vond, die de talenten en
de onuitputtelijke ijver kon opbrengen om in
zes jaar tijds een kunst, die eigenlijk nooit se
rieus in ons land beoefend was, niet alleen te
leren beoefenen op hoog niveau, maar om te
gelijkertijd een repertoire op te bouwen, dat
tot leerstof en voorbeeld is gaan dienen voor
balletleiders uit alle landen, uit het toch
waarlijk op dit gebied verwende Rusland in
cluis.
Zo zijn dus de vooruitzichten voor het nieuwe
Nationaal Ballet inderdaad rooskleurig. Het
zal, meer dan tevoren bij de gespleten ballet
wereld, onze beste krachten onder de beste
omstandigheden bijeenbrengen. Het erft de
artistieke boedel van het Nederlands Ballet,
en daarmee dus dat unieke repertoire. Het
wordt geleid door Sonia Gaskell, de „onge-
gemakkelijke", de veelomstreden Nederlandse
van Russische afkomst. En daarmee krijgt
het de waarborg van haar onuitputtelijk élan,
van haar opzienbarende visie op dans als
kunst, van haar onbetwist en nu ook interna
tionaal erkend meesterschap als pedagoge en
als artistiek leidster.
Reeds zijn de aanbiedingen voor tournees in
Italië, Frankrijk, Duitsland en zelfs Amerika
zó talrijk dat onze voornaamste zorg slechts
kan zijn, of Nederland zijn Nationaal Ballet
zelf wel raak genoeg te zien zal kunnen krij
gen! Want juist omdat dans zulk een interna
tionale knnst is, zijn de mogelijkheden van in
ternationaal vlagvertoon en bijbehorende
goodwill in hoge mate verleidelijk. Mede voor
onze dansjeugd zelf, die deze buitenlandse
successen oprecht verdiend heeft, en die er
bovendien snel door rijpt naar nog beter kun
stenaarschap,
gedeelte van het festival ver
toond werden. In de eerste plaats
dient de bijdrage van de Sowjet-
Unïe dan te worden vermeld: Vre
de voor hen die geboren worden,
een werk van de jonge regisseurs
Aleksander Alof en Vladimir
Naumof, dat te Venetië de spe
ciale prijs van de jury verwierf.
Van de Sowjet-Unïe kan men
geen films verwachten, die zich
slechts richten tot een uitverko
ren deel van het publiek en het
hiervoor genoemde werk bevat
dan ook geen experimentele ele
menten, maar men beweegt zich,
al richt het zich dan tot een
groot publiek, steeds op een hoog
artistiek niveau. Zich richten tot
de brede massa en toch geen ar
tistiek verwerpelijke concessies
doen aan die massa is op zichzelf
natuurlijk al een prestatie van
betekenis.
Deze film, die door haar stijl
enigszins doet denken aan de fa
meuze Ballade van een Soldaat,
speelt op de dag waarop Duits
land capituleerde en vertelt een
uitermate humaan verhaal waar
van enkele Russische militairen,
een Amerikaanse sergeant en een
Duitse vrouw de hoofdfiguren
zijn. Zij maken een tocht door een
hevig door strijd getroffen gebied
in het ontredderde Duitsland. De
geest van het werk blijkt uit de
volgende scène: een jeugdige
Duitse militair, een jongen nog,
zoals Duitsland ze in het laatst
van de oorlog naar het front
stuurde, vuurt op de Russische
militairen zijn geweer leeg. De
Russen schieten hem niet neer als
ze ontdekken wie op hen gevuurd
heeft; een van hen geeft de jon
gen letterlijk een pak vo'or zijn
broek, hoofdschuddend over zulke
kidnerenHet gaat er niet om
kinderenHet gaat er niet om
in de oorlog kon gebeuren, het
is belangriik dat de film de zaken
zo menselijk stelt en dat men erin
kan geloven als men het werk
ziet.
Niet bekroond werd een film van
de grote cineast Vittorio de Sica:
II Giudizio Universale (Het laat
ste oordeel), het laatste van de
werken, die in de internationale
wedstrijd werd vertoond. Vol ver
wachting had mén het tegemoet
gezien. Dat een film van allure
als dit werk niet bekroond werd
wijst erop, welke strenge maat
staven de jury heeft aangelegd.
De film speelt te Napels, waar
de mensen in afwachting zijn
van „Het Laatste Oordeel",
dat zij op een bepaalde dag om
zes uur *s» middags verwachten.
In buitengewoon boeiende scènes
wordt nu verteld, hoe de mensen
op zulk een dag handelen. Die
scènes zijn haast alle meester
stukjes, maarhet geheel
heeft wel de ernstige ondertoon,
maar juist niet de diepgang,
waarom een verhaal op deze ba
sis vraagt. Men heeft enigszins
de indruk, dat er meer is uitge
gaan van de afzonderlijke tafe
reeltjes dan van de film als ge
heel, die een lijn moest vertonen.
Dat die indruk wellicht juist is,
blijkt uit een onthulling van Za-
vattini, de scenarioschrijver: hij
heeft allerlei scènes aangegeven,
die hij „over" had van vorige
films
Niettemin moet men bewondering
hebben voor de uiterst aantrek
kelijke wijze waarop De Sica al
die volkstafereeltjes tot leven
heeft gebracht, zowel als voor
zijn regie van vele tientallen van
de beroemdste actrices en acteurs
van Italië, Amerika en nog ande
re landen, die heel hun vakman
schap ten dienste van de film
stelden en zich toch volkomen
voegden naar de bedoelingen van
de cineast.
Het is buitengewoon verheugend,
dat bij de toegenomen hoeveel
heid festivals het laatste van deze
serie grote manifestaties in 1961
een zo hoog peil kon handhaven.
Er is dus nog geen tekort aan
goede films, zoals men wel eens
heeft gevreesd het gaat er
maar om, dat men weet waar men
ze moet zoeken en dat men zich
daarbij niet laat leiden door wat
de filmwereld graag aan de festi
vals kwijt wil, maar door eigen
artistieke maatstaven. Door zo te
handelen heeft het Venetiaanse
festival toch ook het filmbedrijf
een dienst bewezen, al zal nog
niet iedereen uit dat bedrijf dit
beseffen.