stiff Geen sterren, maar wel goede films op festival van Venetië ,Het dagboek van de heer van der Putten' van Dirk Coster inVerzamelde werken' SATERDAG 2 SEPTEMBER 1963 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 13 EEN VERRASSENDE UITGAVE Samen met drie delen brieven VOOR IEDER DIE ook maar enigszins weet, hoe moei lijk het in ons land is Verzamelde Werken uitgegeven te krijgen, zal het een verrassing zijn, dat het thans reeds mogelijk gebleken is, te komen tot een uitgave van de ver zamelde werken van Dirk Coster (7-8-'87 8-10-'56). De vier eerste delen van deze uitgave kwamen gereed, en deze ber gen nogmaals een verrassing in zich: de drie eerste delen hiervan bevatten brieven, lopend van 19051960, het vierde deel is het nimmer als boek gepubliceerde „Het dagboek van de heer Van der Putten". j errassend dus in de eerste plaats omdat Dirk Cos- ter, bij zijn leven een zo om streden figuur, blijkbaar toch zoveel bewonderaars heeft weten te behouden dat deze uitgave mogelijk is gebleken, verrassend omdat het op zijn minst ongebruikelijk ge noemd mag worden Verza melde Werken te beginnen met drie delen brieven, pas vijf jaar na de dood van de auteur, verrassend tenslotte omdat „Het dagboek van de heer Van der Putten" zo'n goed, uniek boek is. Letterkundige kroniek door HANS WARREN Bezwaren kan men uiteraard ook opperen: zo meent de verzorgster en ïnleidster van de brieven, Henriëtte L. T. de Beaufort wat weinig reserve in acht, en maakt deze brieven-editie, hoe boeiend op zichzelf ook, een wat dilletantische indruk. We hopen on gelijk te hebben, d.w.z. we hopen dat mevrouw De Beaufort zo wetenschap pelijk mogelijk te werk is gegaan, want het lijkt wel uitgesloten dat er nog ooit een andere editie van Cos ters brieven zal kunnen verschijnen. Als andere inleidingen zijn er een korte verantwoording van Costers weduwe, mevr. M. G. Coster-van Kra nendonk, en voorts de „Rede" die prof. Donkersloot uitgesproken heeft bij Costers ere-promotie in 1951 wat uiteraard ook een lof-stuk is. Liefde, piëteit, vriendschap en be wondering leiden zo deze boeken wat hooggestemd in. en we vragen ons af of het niet beter geweest ware, iets meer objectiviteit te betrachten. Immers: Coster moet voor het hui dige geslacht zijn plaats opnieuw bevechten met deze Verzamelde Werken, dit geslacht is immers niet meer opgegroeid met hèm maar met Du Perron, die hem afmaakte, of lie ver: af trachtte te maken. En al had men van diens geruchtmakende en niet overal even sympathieke boek „Uren met Dirk Coster" nooit anders gelezen dan het motto („Glaukos: „Bij Zeus! zeg mij toch welk mon ster wij hier zien, dat de mond opent als wilde het de wereld verslinden en dat onze oorvliezen scheurt met een zo vervaarlijk gerucht?" Argos: „Het is een ezel"), er zou iets van blijven hangen; schrijft niet de heer yan der Putten: (pag. 122 boven) „Maar verachting heeft een merk waardige besmettelijkheid. De mens veracht graag, omdat hij zich daaraan groter voelt worden"Men weet niet hoe de gedachte gaat of sluipt, - een woord door de radio, een citaat in de kranten, soms heb ik het gevoel, dat die deeltjes gedachten als de spermatozoïden hun eigen as trale voortbewegingsdraadjes heb ben; ze zwemmen naar de oren waar voor zij bestemd schijnen. Die oren zijn in 'ons geval: die van de jeugd", etc. En nu moge de jeugd van toen volwassen geworden zijn en zich ook weer al goeddeels afgewend hebben van Du Perron, veel van wat hij in dat boek zei is waar en heeft een nogal dodende werking, b.v.: „Het verschil tussen de schrijver voor de happy few en die voor liet publiek, is niet een toevallig verschil van keuze, maar van wezenlijke stan ding, van karakter. Gelukkig de schrijver die voor de happy few schrijft en toch, buiten zyn schuld, het publiek bereikt; helaas voor de schrijver die zich direct tot bet pu bliek went en the happy few negeert. Het publiek is uiteraard ondankbaar, wenst snel ingelicht te worden en vergeet; de „waarheden" die men in deze omstandigheden uitbrengt-, zijn meestal binnen enkele jaren zonder kleur of smaak"... „De heer Coster is bijgevolg altijd iemand die ont dekkingen doet voor het publiek"... etc. Men leze er dit. overigens ook weer al vergeten boek nog maar eens op na, het is de moeite waard en Costers werk verdraagt het wel. In 1961 is het evenwel niet meer echt nodig, het geharrewar uit het verleden op te halen: dat Coster Kloos bestreed, dat Gerard Bru- ning en Du Perron elk op eigen wijze Coster aanvielen zien we thans als toeschouwers, niet meer als mede plichtigen, en het is ons ruimschoots voldoende te zien dat Dirk Coster zijn gezicht weet te redden. Niet aileen met deze goeddeels boeiende en belangrijke correspondentie met Nederlandse en Vlaamse letterkundi gen van naam, een correspondentie die menig fijn trekje of goede defini. tie bevat en die zoveel zijlichten werpt op de onderstromen van onze moderne letteren, maar boven alles door „Het dagboek van de heer Van der Putten", door Coster zelf als „het werk van zijn leven" beschouwd. Dit is een in vele opzichten groots en origineel boek waarin een door stu die en leven wijs geworden man op haast dramatische wijze zijn algeheel tekort bekent. Van der Putten, man die zichzelf „gelaten aanvaardt", sterker, die zichzelf niet meer aangaat, een duidelijke dubbelganger van Coster; hij heeft zich hier opzettelijk gebanaliseerd. Dit heeft voor een schrijver voordelen: hij kan dan even tueel banaliteiten te berde brengen waar hij zogezegd part noch deel aan heeft, en dat gebeurt hier ook wel eens. (Erg mis is het b.v. boven- pag. 101; onbegrijpelijk zijn fra ais „ja, ik herhaal het in volle ernst, want de eerste de beste radio uitvoering Concertgebouw is een bad- in-schoonheïd niet meer, niet minder" (158): bar slechte stijl vindt men b.v. pag 166: „Zo ligt nu de ongelofelijke tijger Hitier breeduit midden in Duitsland, midden in Europa, een vormgeworden nachtmerrie. Hij zou er niet liggen, met zijn bloeabeltwijlde muil, als niet het intellectuele ondier Nietzsche hem tot dat ongelofelijke het initiatief en de moed gegeven had en hem niet gichelend had voorgete kend, hoe men een concentratiekamp zou moeten inrichten om ziel en li chaam van een mens te brengen tot aan de uiterste grens van het lijden". Doch dit zyn byzaken, waar veel schone en diepzinnige passages tegenover staan. Een ernstiger bezwaar dan tegen zulke kleine, bij Coster wel nimmer te vermijden ont sporingen, hebben we tegen het na- maak-karakter van het gehele bock: de belangrijkste stukken ervan heten zogezegd geschreven voor de oorlog, naar aanleiding van krantenberichten e.d. die Van der Putten in zyn stam café onder ogen krygt, en dan denkt men als lezer: Van der Putten had te zijner tijd een scherp inzicht in de Europese situaties en conflicten. Doch kleine trekjes verraden (heel onschuldige soms, zoals de episode in de kruidenierswinkel op pag. 198dat het boek goeddeels na-oorlogs is, en dus als zogenaamd heet-van.de-naald boek een fake. Het stelt de lezer dan ook wel enigszins teleur dat het uit eindelijk in jeugdherinneringen en zelfbespiegelingen, hoe poëtisch soms ook, verloopt, want men had een nóg dieper graven in de Europese con dition humaine verwacht. (Bepaalde problemen als b.v. de rol van de niet- blanke rassen blijven geheel buiten beschouwing, tussen haakjes: ook aan de na-oorlogse literatuur is Coster blijkbaar zo goed als niet toegeko men). Kortom: de compositie is wat wankel, het geheel tweeslachtig en tóch heeft dit boek met zijn vele grootse fragmenten (de Russische fantasie, de bespiegelingen over God en godsdienst, om er enkele te noe men) ons ongemeen getroffen. Het is het bewonderenswaardige predukt van een levenslange worsteling op le ven en dood, van kunnen en niet kunnen, wéten en aarzelen en van een uiteindelijk versagen. En hoe men nu ook verder over het belang van Dirk Coster als literaire figuur moge denken: één ding staat voor ons vast: als men in onze twintigste-eeuwse letteren be lang stelt vormen de drie delen brie ven een ryke bron van informatie, terwyl dit „Dagboek van de heer Van der Putten" naar onze mening een der interessantste Nederlandse boeken van deze eeuw is, een boek dat niemand onbewogen kan laten. Dirk Coster: Verzamelde Werken, 4 delen, A. W. Sijthoff, Leiden. 3vurq, oase van Europa Geen dunne spoeling door Festival-overdaad (Van onze muziekmedewerker) Te veel festivals maken de ar tistieke spoeling dun, zo zou een modern Europees spreek woord kunnen luiden. De festi val-mode die na de laatste oor log zo sterk is opgekomen, en die in de eerste jaren nu die oor log de uitdrukking was van de vreugde dat de vernietiging ten einde was en de opbouw en liet leven weer nieuwe banen von den, die festival-mode is nu, ruim vijftien jaar nadien, een beetje in diskrediet geraakt. Overal in Europa maken de artistie ke gebeurenïssen weer zo'n belangrijk deel uit van het normale seizoen, dat een festival in veel gevallen onder gaan wordt als een wat overbodige toegift in de zomer wanneer de ver langens van de mensen meer op de natuur dan op de cultuur gericht zijn. Het is ook een feit, dat het grootste deel van de Europese festi vals de redenen van hun ontstaan in wezen veelal niets meer dan een propaganda-mïddol om toeristen aan te trekken een beetje trachten te maskeren door een artistiek vertoon, dat pretentieus aandoet. Men moet daarbij echter wel weten te onderscheiden. De Salzburger Festspïele zijn niet alleen veel ouder dan het gros van al die festivals, hun ontstaan, nu ruim veertig jaar gele den, heeft een heel andere basis. Die basis is meer te vergelijken met de rotsen, die deze wondermooie stad omringen, dan met het winstgevende akkerland van het moderne massa toerisme. Salzburg is: een idee, een artistieke conceptie van enkele van de belang rijkste Europese geesten, een Max Reinhardt, een Hugo een Hofmanns- thal een Richard Strauss, een Lilli Lehmann en anderen. Door Salzburg de stad van Mozart te noemen, heeft men wel een van de wortels van die idee blootgelegd, maar misschien niet eens de voor- e m overvo\ naamste. De grote dichter Hugo von Hofmannsthal heeft het ruimer, we zenlijker gesteld toen hij Salzburg, in het hart van Europa, het land van het midden noemde, het land tussen noord en zuid, tussen bergen en laag land, tussen het heroïsche en het idyl lische, tussen het barok-vorstelijke en het lieflijk boerse. Van dit alles, al dus Von Hofmannsthal, is Mozart de volledige uitdrukking, hier, in Salz burg, moest hij geboren worden. Getreidegasse nr. 9, Jiet huis waarin Mozart het levenslicht aanschouwde. Dat klinkt als een soort artistieke profetie après la lettre, maar toch, wie Salzburg kent, niet van één of twee keer doortrekken en zyn mees te tyd verdoend aan liet zoeken van een parkeerplaats, niet van een avondje goedkoop vermaak in het du re café Winkler, maar wie Salzburg kent van een nachtelijke wandeling- door de stille straatjes, wie de stad, als een symfonie in steen, heeft on dergaan als een decor voor de kunst, een Jederniann, een opera van Mo zart, die zal erkennen dat Von Hof mannsthal een visie heeft gegeven, die het cultuurbesef van de Euro- vorm geeft. Moeilijkheden om Frans werk, dat niet Frans mag heten Van onze medewerker Jan Koomen. LIDO Dl VENEZIA, augustus. In 1949 werd de Franse filmregisseur Claude Autant-Lara getroffen door berichten over de veroordeling yan een jonge landgenoot, die wegens gewetensbezwaren op grond van zijn (katholieke) godsdien stige overtuiging weigerde een militaire uniform te dragen. Omdat Frankrijk voor gewetensbezwaren tegen militaire dienst geen enkele wettelijke regeling kent, werd hij tot ge vangenisstraf veroordeeld. Autant-Lara stelde een nader on derzoek in en het resultaat heeft liij vastgelegd in een speel film, Tu ne tueras pas (Gij zult niet doodslaan), opgedragen aan de 36 dienstweigeraars die op het ogenblik in Franse ge vangenissen verblijven en dezer dagen vertoond in het inter nationale filmfestival te Venetië. Dut die film daar vertoond kon worden is een bewijs voor de zeer liberale geestesgesteldheid van de nieuwe directeur van liet festival, Domenico Meccoli, die voordien als filmcriticus werkzaam is ge weest. Deze film namelijk heeft nóch in Italië zelf, noch in Frank rijk de sympathie van de overheid, in beide landen was 't onmogelijk haar te vervaardigen door tegen werking van de censor en tenslot te hebben .Joegoslavische studio's en geld uithet kleine Liech tenstein uitkomst geboden, nadat Autant-Lara twaalf Jaar lang te vergeefs had gepoogd, een Franse filmproducent te vinden, die zijn werk zou willen produceren. Hij zelf en zijn acteurs werkten er zonder honorarium voor. De film is intei-essanter door haar voorgeschiedenis en haar opzet dan in haar uitwerking, want zij is niet helemaal geslaagd: zij is wat te traag en wat te theatraal, hetgeen juist voorkomt, dat ze haar publiek meesleept. Het ver haal voert een Duitse priester ten tonele, een jongeman, die in 1944 op bevel van zijn meerderen in militaire dienst een Franse parti- saan heeft gedood en die nu als nog terechtstaat voor een Franse militaire rechtbank. Op diezelfde dag berecht dit tribunaal ook een jonge Fransman, die op grond van gewetensbezwaren dienstweige raar is. De, jonge Duitser wordt vrijgesproken „Befehl ist Be- fehl", nietwaar de jonge Fransman wordt veroordeeld. De film toont de Duitser geens zins onsympathiek en ook de mi litaire rechters worden heel men selijk belicht. Autant-Lara, die ons verklaarde, zich in personen en situaties geheel op een ware gebeurtenis te hebben gebaseerd, heeft dus beslist niet in zwart-wit geschilderd; hij heeft diudelijk ge voel voor nuances getoond. Lau rent Terzieff, Horst Franck en Suzanna Flon spelen de voor naamste rollen. De film was oorspronkelijk aan gekondigd als produktie van Zwitserland, waarschijnlijk van wege het feit, dat Liechtenstein, ofschoon zelfstandig. daarmee vooral economisch zo nauw ver bonden is. De Zwitserse filmpro ducenten hadden daartegen echter bezwaren. Ook Frankrijk en Italië weigerden het vaderschap te er kennen. Toen heette de film een Joegoslavische produktie, maar zojuist hoor ik, dat de Joegoslavi sche festivaldelegatie daarmee geen genoegen neemt. Signor Mec coli heeft zich wat dit betreft in een wespennest gestoken, naar het schijnt, maar hij is niet be vreesd voor wespen Van „onverdacht" Fransen huize», is een andere film, die op een de zer eerste dagen vertoond werd: La Fille aux Yeux d'Or (Het meisje met de gouden ogen) van de jonge Jean-Gabriel Albicocco. Het betreft hier een eerste speel film van een 24-jarige cineast, die een verhaal verfilmde dat op De Bazac geïnspireerd is, maar in onze tijd speelt. Het gaat over de verhouding tus sen drie mensen: een gehuwde man, diens echtgenote en een jong meisje, een verhouding, die in een catastrofe eindigt. Hoewel het verhaal in onze tijd is gesi tueerd, brengt het de romantische sfeer uit het verhaal van De Bal zac ongerept over. De personen echter zijn stuk voor stuk on echt (hoe goed de rollen ook ver tolkt worden door resp. Paul Guers, Frangoise Prevost en Ma rie Laforet) en in hun situaties kan men moeilijk geloven. Dat de film niettemin de bewondering wekt lijkt mij een bewijs voor de stelling, dat Albicocco zijn vak verstaat. Als hij een volgende keer een beter thema in handen krijgt, zal hij wellicht een meesterwerk scheppen, vooral als hij ook dan de steun heeft van het waarlijk verrukkelijke camerawerk van zijn vader, Quinto Albicocco, die een oude rot in het vak is. Het Venetiaanse festival stelt zich nooit tevreden met middelmatig werk. Het was al op hoog peil in gezet: in de openingsvoorstelling vertoonde men de nieuwste film van de zeer produktieve Japanse meestercineast Aldra Kurosawa. Dat werk, De Lijfwacht, vertelt een in de negentiende eeuw spe lend misdadigersverhaaltwee gangsterbenden vernietigen elk aar en het gehele dorp, waarin ze ..opereren". Zet voor gangsterben den de twee militaire machtsblok ken die onze tijd kent en voor het dorp de wereld en u begrijpt, wat Kurosawa heeft willen betogen met zyn prachtige film. Er is een aaneenschakeling van onvergete- lijk-mooie scènes, met o.a. beel den van een strijd tussen de beide groepen, die op een ballet lijkt. Het werk is indrukwekkend van massaregie en de regisseur heeft ook met zijn afzonderlijke figuren prachtige resultaten bereikt. Zijn hoofdrolspeler Tosjiro Mifunc, wellicht Japans grootste acteur, Een jonge Fransman (Laurent Terzieff) staat voor het militaire gerechtshofdat hem wegens dienstweigering veroordeelt een scène uit de door Joegosla vië te Venetië vertoonde film Gij zult niet doden". vormde trouwens het best-denk bare materiaal waarmee een re gisseur kan werken. Mifune, in persoon te Venetië aanwezig, le verde een schitterende creatie. Zoals steeds is de belangstelling voor het festival groot. Filmster ren worden hier in mindere mate aangetrokken dan bij de andere festivals, die wat meer nadruk leggen op de uiterlijkheden van de manifestatie, maar cineasten zijn er by de vleet. Het publiek was op de openingsavond in groten ge tale naar het Lido getogen het. was zondagavond en dan bevinden zich toch altijd al grote hoeveel heden Venetianen op dat bad plaatseiland en het kreeg dan wel niet zijn meest-gelièfde lieve lingen te zien, maar in elk geval was de mooie en in Italië zeer populaire Hosanna Schiaffino er, waren er de Japanners in hun na tionale kostuums en... zag men Salvador Dali. Die Spaanse schilder mag clan bij het grote publiek niet zo bekend zijn, zeker niet bij de gewone man in Italië, maar hij zorgde wel, in de gaten te lopen, een karwei trouwens, waarmee hij altijd al veel uren voor zichzelf aange naam doorbrengt. Nu verscheen hij in een ouderwets koetsje voor het Palazzo del Cinema. Dat is op zichzelf niet zo bijzonder want die rijden er nog bij massa'sop het Lido, maar bij zulk een gala voorstelling vol pracht en praal plegen de gasten toch met andere voertuigen te worden aangevoerd of komen ze te voet. Heel onge woon was echter, dat hij een heel grote pistool torste... Men zag hem beslist niet over het hoofd. De voorstellingen In het Palazzo del Cinema zijn uitverkocht, on danks de toegangsprijs van ruim 35 gulden. Dat deel van het pu bliek, dat niet zulke kapitalen voor bioscoopbezoek beschikbaar heeft ziet dezelfde films op dezelf de avonden in het openluchtthea ter, achter het paleis. Het rea geert wat spontaner dan de gala bezoekers in de zaal. Ik schrijf u dit vanuit Salzburg, van uit het huis waar in augustus 1825 Schubert enige dagen verbleef met zijn. vriend, de zanger Johann Mi chael Vogl. Hier, in dit huis. zullen enkele van zijn onsterfelijke liederen waarschijnlijk voor de eerste keer ge klonken hebben, toen de vrienden hier hun concert voorbereidden. Salzburg was in die dagen natuurlijk ook al de geboortestad van de grote Mozart Maar, merkwaardig, Schubert die toch een groot bewonderaar van de grootmeester was, is zich dat kenne lijk niet bewust geweest. Het bijwonen van een Mozart-opera in een van de vele theaters, of, nog subliemer, op de binnenplaats van de „Residenz", is een belevenis, die met niets te vergelijken is. Ik zag en hoorde „Die Entführung aus dem Serail", dat wonderlijk lichte spel van de twee geliefden, die elkaar vinden in een vijandige omgeving een weerspiegeling van Mozarts eigen hu welijk op die door hoge muren omringde binnenplaats. Het was een reis naar de volmaaktheid. Alles wat men van Mozarts kunst meent te begrijpen wordt hier opeens tot betrekkelijkheid, de aangedikte effecten waartoe men bijna overal zijn toevlucht moet nemen, de ver schansing in het virtuoze vertoon, waardoor bijvoorbeeld de Mozart- vorstelling in het Holland Festival gekenmerkt werd, al die bijkomstig heden die men elders voor het wezen probeert te laten doorgaan, verdwij nen hier om plaats te maken voor de eenvoud van het sublieme. Een or kest, 't Mozarteum-Orchester, waar van de klank, ijl en zuiver, uit het niets geboren wordt, een decor dat niets meer beoogt dan een ragfij ne suggestie van de sfeer, stemmen die niet voor zichzelf zingen, maar meezingen in het ensemble, een be grip dat hier, in Salzburg, nog veel verder reikt dan een samen-musice ren, maar dat het wezen van de stad en van zijn grote zoon mee omvat. Voor wie weet wat hy zoekt en waar hij het kan vinden, is Salzburg nog steeds, ondanks het gewemel van de toeristen, een oase, een stilte in een overvol Europa, waar men een van zijn allermenselijkste mensen, Wolf gang- Amadeus Mozart, kan ontmoet ten. Bestuur van Nationaal Ballet benoemd Het bestuur van „Het Nationale Bal let" heeft medegedeeld dat te Am sterdam is opgericht de stichting „Het Nationale Ballet". De staatsse cretaris van O.. K. en W. heeft ïn overleg met burgemeester en wethou ders van Amsterdam tot bestuurslid benoemd: mejuffrouw P. Balma, en de heren dr. Jos Wouters en Th. A. H. Delbrueck. In afwachting van de benoeming van overige bestuursleden die zo spoedig mogelijk zal volgen, zullen voorlopig de heer Wouters als vice-voorzitter, mej. P. Balma als eerste secretaris en de heer Delbrueck als penning meester fungeren.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1961 | | pagina 13