IK VOCHT TEGEN.... Notities uit het dagboek van Manuel Peiuibaz II Oud roest Eerste verliezen Uitgeput Volgend artikel De terugtocht en contra Gewoon bang Ze zeggen... ze zeggen... DINSDAG 15 AUGUSTUS 1961 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT T Ik schrijf dit aan boord van ons schip, de Atlantico van de Garcia Lyn, een Cubaan se onderneming. Het is een dry- vende hoop oud roest, een opge lapt vrachtschip uit de tweede we reldoorlog, dat er uitziet of het zyn laatste reis maakt. Plotseling zijn de levenloze dekken van het schip bedekt met slaapzakken, met mannen, beladen onder uit rustingsstukken, machinegeweren en mortieren, en ze weerkaatsen de schuine moppen en vloeken. De taferelen van de laatste paar uur flitsen door m'n geest als een film. Toen we Retalhuleu (Guate mala) vanmorgen in zeven transportvliegtuigen verlieten, Het ziet er somber uit... vermoedde niemand van ons, dat onze bestemming Nicaragua zou zijn. Onze groep bestond uit het derde bataljon zware mortie ren en stafleden. Allen zouden we aan boord van dit schip, de Atlantico, gaan. Van het schip af kunnen we de wachtposten zien onze mannen, Nicaraguaanse politie en soldaten die het dok bewaken het enige in deze kleine stad. Niet alleen verhinderen ze de toegang aan iedereen, maar zij houden ook de mensen, die het schip willen verlaten, tegen. Niet van boord r.nkele van de eerst aangeko- menen slaagden er in aan land te gaan en „de ronde te doen" langs de cafés, en nu wil praktisch iedereen hetzelfde doen. Maar onze leiders zeggen nee en de schildwachten zien er naar uit, dat ze deze order met kracht zul len naleven. 13 APRIL. We wachten nog steeds. Tweemaal hebben we de haven verlaten en open zee geko zen, alleen maar om 's nachts te rug te keren en nog meer ammu nitie en materiaal aan boord te ne men. We zijn al vaarwel gezegd MANUEL PENABAZ IS EEN CUBAAN IN BALLINGSCHAP, die deel nam aan de verbeten en wanhopige strijd van het Cubaanse revolutionaire leger tegen het regime van Fidel Castro. Hij was een van de mannen die zich in Miami meldden, ingescheept met bestemming Cuba. In drie artikelen vertelt hij de P.Z.C.- lezers wat hij heeft meegemaakt, hoe hij met zijn kameraden voet aan wal zette, hoe zij de troepen van Fidel Castro aanvan kelijk met succes bestreden om tenslotte echter wegens het uit blijven van steun uit de lucht hals over kop te moeten vluchten. In dit tweede artikel schrijft hij hoe de invasiegroep op het „blau we strand" door de Castro-luchtmacht wordt bedreigd. DE CUBAANSE REGERINGSLEIDERS HEBBEN HET EILAND IN STAAT VAN VERDEDIGING LATEN BRENGEN. LANGS DE KUST ZIJN STELLINGEN VAN ZANDZAKKEN AANGE LEGD. HET LEGER HEEFT DE BESCHIKKING OVER LICHT AFWEERGESCHUT. 11 APRIL, 1961 Puerto Cab'ezas, Nicaragua Ondanks de lange periode van wachten, die aan deze dag voorafging, lijkt hij ons niet veel anders dan andere dagen. Kan het zijn, dat onze lichamen en gevoelens al een beetje gestorven zijn? De weken, waarin de ene hevige emotie de andere opvolgde, hebben zeker hun littekens achtergelaten en de huid, die ons nu omgeeft, lijkt op die van een krokodil. Toch ontgaat de be tekenis van deze dag in de geschiedenis van Cuba en mis schien in die van de hele wereld ons niet. Hier zijn wij een geoefende en gewapende macht, klaar om toe te slaan. door Anastasio Somoza, leider van de strijdmacht van Nicaragua. We rustten op het dek, toen we enige beweging hoorden en een groep Nicaraguaanse officieren bij het dok zagen. Een stak er boven uit een lange, sterke man, met een „simpatica" gezicht, een gemak kelijke glimlach en sterren op zijn epauletten. Van alle kanten wordt gefluisterd: „Het is Tachito, Ta- chito" (de bijnaam van Somoza). Velen klapten in hjin handen en een priester, die naast me zat, zei droogjes: „we maken een reisje langs de democratische landen van Amerika." „Geef ze er flink van langs" zei Tachito. Velen op de schepen er lagen er drie langs het dok bleven stil de gezichten van de passagiers weerspiegelden de afkeer, die ze voor deze onverwachte bezoeker voelden. Het treft me, dat dit een van de concessies is, die we moe ten doen om de communistische tyranie aan te vallen. Slechts twee onzer gingen van boord, om Ta chito te begroeten Pelayon Cuervo en Sefarino Prez Carril. 14 APRIL. De vloot stoomt onze ontmoeting met het noodlot tege moet. Onze schepen varen in de rij. Twee torpedojagers ik ge loof dat ze Noordamerikaans zijn flankeren ons. Wij hebben het gevoel, een authentiek oorlogskon vooi te vormen. Alle schepen zyn 's nachts verduisterd en sinds we twee dagen geleden Puerto Cabe- zas verlieten, mag er niet meer gerookt worden, omdat we een drijvende ammunitie-opslagplaats vormen. Zelfs de scheepskeukens werken niet en onze maaltijden zijn koud. Vandaag riep Jose San Roman ons naar de officiersmess en bracht de staf op de hoogte van het aanvalsplan. We waren allen verbaasd, dat de Varkens baai uitgekozen was voor de lan ding het was de eerste keer, dat een van ons erover hoorde. Ik zelf had gedacht dat we in Pi- nar Del Rio zouden landen. Nadat ik echter naar de details van liet plan had geluisterd, meende ik dat het perfect in elkaar zat. San Ro man vertelde ons ook, dat we de Hij zegt dat het vijfde bataljon, onder leiding van Montero Duque, met alle uitrusting en manschap pen in een moeras verdwaalde. Hij zegt, dat door Oliva radiocontact met hen werd bewerkstelligd, die hen zei op te rukken en zich in de strijd te mengen. Maar Montero weigerde en Oliva vertelde hem, dat hy van zijn commando was ontheven en zou worden doodge schoten. Het schijnt, dat het ba taljon in vijandelijke handen is ge vallen of vernietigd. Het verlies van dit bataljon 180 man en bewapening was onze eerste grote tegenslag. Ik kan me niet voorstellen, wat er met Montero is gebeurd, want ik heb veel met hem te maken gehad en ik weet, dat hij een kundig en dapper offi cier is. Dit is echter, wat me is verteld. In de middag duikt een straalja ger uit de wolken op ons af en be gint ont te beschieten. H\j concen treert het vuur op de jeep, waar San Roman in rijdt langs de kust weg. Gelukkig weet hij zich te red den door onder de jeep te duiken. Maar voordat het vliegtuig ver dwijnt doodt hij een van onze men sen in de commandopost en ver wondt hij een ander, Morin. Nieuws komt tot ons van een gevecht in een stad, die San Bias heet, 18 kilometer het binnenland in. Het front werd ver dedigd door troepen van de lucht macht en een pantserbataljon. Vier van de pantserwagens, die tot dit bataljon behoren, zijn verloren gegaan bij het tot zinken brengen van een van de schepen. Roberto San Roman steunde ze met mor tiervuur. De vijand bracht Stalin-tanks te gen onze troepen in de strijd en Montero Diaz moest zich met zijn bataljon snel naar het gebied be geven om het pantserbataljon te vervangen. He twas een te snel in elkaar gezet bataljon, dat voorna melijk uit slecht getrainde men sen bestond. De paratroepen leden zware verliezen, maar konden niet worden vervangen en waren op de rand van uitputting. Die nacht gingen we met lan taarns naar de kust in de belache lijke hoop, dat onze schepen, waarvan we dachten, dat ze nog steeds een mijl uit de kust lagen, ons de uitrusting zouden sturen, die we zo hard nodig hadden. Ik was zo moe, dat ik op een rif in slaap viel, met de lantaarn nog steeds in mijn hand. De jonge San Roman Josema en ik zelf bleven praktisch de hele nacht op het rif. San Roman was zo wanho pig, dat hij tenslotte in een sloep sprong en zei dat hij de schepen zou zoeken. Ik trachtte hem te overreden, niet te gaan en zei dat het krankzinnig was om dat mid den in de nacht te proberen en dat bovendien de schepen vermoedelijk toch al weggevaren waren. Garcia Montes (voormalig Cubaans am bassadeur in Japan) trachtte San Roman te helpen bij het lanceren van de sloep, maar ze konden het niet gedaan krijgen. Toen ik 's morgens wakker werd, waren ze al weg. Hulp uit de lucht kwam niet op dagen, maar we blijven doorgaan de troepen moed in te spreken. Het ziet er somber uit...... vliegvelden in Rancho Boyeros, San Antonio de los Banos, Campo Leber tad, Managua, San Julian, Camaguey, Santiago de Cuba, Santa Clara, Cienguegos en Bata- bano zouden vernietigen de laatste twee op de dag, dat we werkelijk aan land zouden gaan. Ons wercl verteld, dat de onder grondse de bruggen zou vernieti gen en een algehele staking op het eiland zou uitroepen. We zouden de hele tijd een lucht-paraplu over ons hoofd hebben als garantie, dat de lucht altijd van ons zou zijn. 15 APRIL de invasiestrijd- krachten lijden hun eerste verlies. De zoon van onze Spaanse kapi tein probeerde het kaliber 5Q ma chinegeweer op de achtersteven. Het geweer viel van z'n stand plaats en drie schoten werden af gevuurd, waarbij een man werd gedood een radio-operateur van het derde bataljon en twee an deren werden gewond. Wij begroe ven hem in zee. Die kogels, die een van ons doodden en twee an deren raakten, hadden ons allen het leven kunnen kosten, als ze door het dek waren gegaan en de explosieve stoffen in het ruim hadden geraakt. 17 APRIL De landing verliep rustig. We waren dicht onder de kust, toen we de schepen verlieten en in de verduisterde landingsbo- ten klommen voor de. eigenlijke aanval. De meesten van ons waren bang, maar we maakten de ander half uur durende tocht naar het strand, zonder dat één schot werd afgevuurd. Nu konden we begin nen. De 180 mannen van bataljon twee, dat onder commando staat van Ëneido Oliva, de meest ervaren officier van onze krijgsmacht, waren de eersten, die de vyaud ontmoetten. Versterkt met 75 millimeter ka nonnen en 50 mm machinegewe ren en een 4.2 mortier van het zware geschutsbataljon, raakten ze slaags met een militia-strijd- macht van 15 of 20 trucks en zes tanks waaronder 'n aantal Sta lin-tanks een paar uur, nadat ze op het rode strand (de aandui ding van de rebellen voor een deel van het Giron-strand) waren geland. Hoewel de vijandelijke strijdmacht vUit een paar duizend man bestond, werd zij volledig op de vlucht ge dreven en wy namen twee tanks ongeschonden en zonder enige te genstand in beslag de militia- mannen waren blijkbaar gewoon bang geworden van onze aanval. Toen we ontdekten dat we de tanks niet konden berijden, moes ten we ze ter plaatse verbranden. Rapporten stromen binnen bij on ze commandopost op het blauwe strand en alle rapporten zyn be moedigend de vijand is gedes organiseerd en biedt een belache lijk geringe weerstand. De stem ming is goed in de commando- post. 18 APRIL Vanmorgen in de vroegte trok bataljon twee zich terug op het blauwe strand om on ze strijdkrachten, die al te ver spreid en te ver van de bevoorra dingslinie zijn, te versterken. Voor de eerste maal is de vijande lijke luchtmacht erg actief. Slechts één enkele Sea Fury en een B 26 verschenen tijdens de landing, maar de Sea Fury bracht een van onze schepen met een raket tot zinken en beschoot onze troepen. Nu zyn vijandelijke vliegtuigen Sea Furies en B 26 met straalaan drijving constant bezig onze landingsstrip op nog geen 500 me ter van hier te bombarderen en te beschieten. We wachtten af en verbaasden ons maar onze vliegtuigen verschenen niet, ondanks de voortdurende be moedigende beloften dat de lucht in onze handen zou zijn. Iedereen blijft ons maar vragen: „Waar zijn de Amerikanen? Ik zie, liier geen Amerika nen". Ze zyn ervan overfifcigd, dat de Amerikanen landen, en geen woorden ter wereld kunnen ze van die gedachte afbrengen. Tydens de pauzes in de bombardementen praten we met mannen van batal jon twee, die als eersten van de strijd zyn teruggekeerd. Onder hen is Jose Miro Torra (Pepito), zoon van de president van de Cu baanse Revolutionaire Raad. Men zegt dat hij gisteren tijdens de eerste aanvallen heldhaftig heeft gestreden. Ze zeggen, dat ongeveer veertig mannen zich bij onze strijdmacht wilden voegen, maar dat ze hen niet hebben geaccepteerd. De mannen zagen er uitgeput uit, maar hun moreel is hoog en ze spreken op levendige en zekere toon. Napoleon Villa Boa, uitvoe rend officier van het bataljon vraagt me om een warme maal tijd. Ik vind iets voor hem en-no dig hem in mijn cabine. Hy ver telt me. dat we tegen een over macht van meer dan honderd maal ons aantal vechten, maat»; by

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1961 | | pagina 7