S. VESTDIJK: „De filosoof
en de sluipmoordenaar
„Leesplankjes" onmisbaar voor het toneel
u
Werk van Wouters in Amersfoort
A1:
„De nieuwe Komedie" gaat
op toernee door Italië
ZATERDAG 12 AUGUSTUS 1961
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
13
EEN NIEUW WERK
Hisiorische roman met Voltaire,
Siquier en Karei XII van Zweden
Doorn, oktober 1959" staat er onder Vestdijks nieuwe roman
„De filosoof en de sluipmoordenaar" en de lezer staat
daarmee weer voor het haast verbijsterend feit, dat blijkbaar
biimen een maand een historische roman vorm kreeg die grote
bewondering afdwingt en die zich meten Iaat met zulke ge
slaagde voorgangers als „Het vijfde zegel", „Rumeiland" en
„De vuuraanbidders". Deze titels (er zijn er meer te noemen)
bewijzen dat Vestdijks historische romans in zijn oeuvre een
belangrijke plaats innemen: velen roemen de eerstgenoemden
onder zijn allerbeste werken en persoonlijk achten we ook de
„Vuuraanbidders" daartoe, terwijl we eveneens dit nieuwe boek,
waarvan de voorbereiding uiteraard heel wat langer dan een
maand geduurd moet hebben, bijzonder hoog schatten.
Het is beknopter dan Vestdijks I Siquier is 44, Voltaire 27, wederkerig
nndprp hi<;tnri<?rhf> rnman* pn er genegenheid maar ook wantrou-
anaere mstonscne ïomans, en wen Voltaire beweert van Siquiers
het heeft bij die geserreerdheid I onschuld overtuigd te zijn, maar re-
gewonnen aan helderheid
diepte. Het is niet bont en we-
melend, maar strak en precies.
Mogelijk is de filosoof uit de
titel, waarmee Voltaire bedoeld
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
blijkt, daar goeddeels de oor
zaak van: wie zich in Voltaire
verdiept scherpt zijn geest en
taal meer dan gebruikelijk, en
licht is de weerslag daarvan dan
in het eigen boek te vinden.
Het lijkt ons zelfs niet onmogelijk
dat Vestdijk, die, wanneer hij
evenals Voltaire 84 mag worden,
deze mogelijk in produktieve
kracht op zij zal streven, zich af
en toe met zijn filosoof-historio-
graaf heeft geïdentificeerd, b.v.
in deze passage: „Ook in de ka-
kent toch half en half op een opwin
dende ontboezeming, en Siquier voelt
dit aan en is op zijn qui vive. Deze
hooggespannen verhouding is prach
tig weergegeven. Het geheel wordt
nog gecompliceerd doordat Siquier in
het geheim verloofd is .met een tij
delijk te Parijs verblijvende Zweedse
gravin Oxenstierna, wier broer een
rehabilitatie wenst alvorens goed te
keuren dat zij en Siquier huwen. Vol
taire komt ook met hen in nauw con
tact, en de wens wordt uitgesproken
dat hij een apologie in zijn boek over
Karei XII zal inlassen, waartegen hij
zich aanvankelijk verzet.
Op grandioze wijze heeft Vestdijk
zich hier ingeleefd in de wonder
lijke rococo-sfeer: onwaarachtig,
huichelachtig-vals enerzijds, dode
lijk oprecht anderzijds. Langzaam
bntwikkelt zich tussen deze vier
mensen een conflict waarbij de
band tussen Siquier en de gravin
breekt, maar de vriendschap van
Siquier met Voltaire de orkaan
doorstaat.
iteraard zijn er nevenmotieven, zo
zijn de passages waarin de
„geestenschilder" Holm optreedt
hoogst interessant. Een paar zwakke
plekken zijn er ook, bijvoorbeeld de
wending van het gesprek tussen Vol
taire en Siquier op pag. 180, terwijl
het gesprek der Oxenstierna's met
Voltaire tegen het einde van het boek
(b.v. op pag. 212) af en toe wat on
aannemelijk wordt.
Maar dit zyn kanttekeningen: als ge
heel is dit een buitengewoon ge
slaagde historische roman, een boek
van zo'n spitsheid en hoogheid dat
men de bijzondere filosoof zowel als
de veronderstelde sluipmoordenaar
als scheppingen ten volle aanvaardt.
S. Vestdijk: De filosoof en de sluip-
moordenaar. Nijgh en Van Ditmar, j
's-Gravenhage.
SIMON VESTDIJK
....strak en precies....
mer was het stil, op een klein dol
zinnig klokje na aan de wand,
een erfstuk, dat veel te vlug tikte,
en toch een half uur per etmaal
achterliep. Niet zonder vertede
ring keek hij ernaar, want het had
aan een tante toebehoord, een zus
ter van zijn moeder, die hem als
jongen met suikergoed verwende,
en die, bijgelovig als een zigeune
rin, hem herhaalde malen dc kaart
had gelegd. Hij zou nooit trouwen,
en hij zou beroemd worden. Voor
al dit laatste had hij in zijn oor
geknoopt". (Pag. 68).
De roman speelt in Parijs, om
streeks 1722, vier jaar na de
dood van de Zweedse koning Ka-
rel XII (1682-1718), toen Voltaire in
zijn 28e levensjaar was. Voltaire
heeft een „Histoire de Charles XII"
geschreven (in 1731 uitgegeven) een
magistraal, in alle opzichten bewon
derenswaardig boek, en Vestdijk te
kent ons in zijn roman de jonge dra
maturg en beginnende historiograaf
(eigenlijk pas „filosoof" geworden
gedurende zijn verbanningstijd in En
geland, van 1726-1729) op zoek naar
gegevens voor dit boek. Men moest
daarvoor, naar zijn eigen uitspraak,
niets onbelangrijk achten en, indien
mogelijk, zowel koningen als huis
knechten uitvragen. Nu is het be
kend dat Karei XII, jeugdig militair
genie en wonderlijk, roekeloos vorst,
door sluipmoordenaarshand viel.
Hij werd neergeschoten in een loop
graaf bij Frederikshall; het raadsel
is, zoals zo vaak, nimmer opgelost.
Maar een hooggeplaatst Frans offi
cier in het leger en in zijn nabijheid,
Siquier, heeft daarop in een aan
val van koorts of overspanning in
het openbaar uitgeroepen dat hij de
vorst gedood had. iets wat men nim
mer heeft kunnen bewijzen, hoewel
men evenmin heeft kunnen aantonen
dat hij het niet gedaan heeft. Zeker
is slechts, dat Voltaire aan het eind
van zijn bock een apologie voor Si
quier heeft opgesteld, en daaraan
heeft men niet veel meer getornd.
Deze interessante stof heeft Vestdijk
uitgewerkt in zyn roman. Hij laat
Voltaire in Parys met Siquier in con
tact komen, maar Siquier blyft voor
lopig anoniem voor hem. Niettemin
vat hy een grote genegenheid voor de
onbekende op. Wanneer Voltaire dan
toevallig te weten komt dat deze man
Siquier is, de zogezegde sicaire (ge
huurde moordenaar) van Karei XII,
onderwerp van zijn historische onder
zoekingen, wil hij kost wat kost con
fidenties uitlokken.
-pv«Aie expositie in
2oMneAof
(Van een speciale verslaggever).
Is er deze zomer in Ne
derland ergens de zon
schijnt, dan is het wel te
Amersfoort in de Zonnehof,
waar van 21 juli tot en met
24 september werk getoond
wordt van de Vlaamse beeld
houwer Rik Wouters. De
kunstenaar die, ondanks te
genslagen in zijn jeugd, de el
lende van de eerste wereld
oorlog, die hij korte tijd als
soldaat meemaakte en een
tragische ziekte, die zijn ge
laat misvormde, zijn gezichts
vermogen aantastte en hem
tenslotte op 34-jarige leeftijd
ten grave sleepte, een oeuvre
heeft nagelaten van 200 schil
derijen, 50 beeldhouwwerken,
300 aquarellen. 30 pastels en
meer dan" 1000 tekeningen,
die allen getuigen van een
laaiende levensvreugde en een
hartstochtelijke liefde voor
de schoonheid van het leven.
Aanleiding tot het houden van de
ze tentoonstelling, die op initiatief
van de Amersfoortse Gemeen
schap samengesteld en ingericht
werd door de Nederlandse Kunst
stichting te .Amsterdam, zijn de
..Belgische weken", waarbij de
banden die de stad Amersfoort se
dert de wereldoorlog 1914-1918
met België verbinden, versterkt
en aangenaaid worden.
Zelden had men een betere keuze
kunnen doen. Niet alleen dat Rik
Wouters één van de grote zonen
uit het land van onze zuiderburen
is, maar er zijn ook persoonlijke
banden met de mens Wouters, die
in 1915 geïnterneerd weitl in het
kamp te Zeist, wiens vrouw enige
tijd te Amersfoort in de Lange-
straat woonde en wiens altijd be
zige handen een aantal pittige
schetsen maakte van Amersfoort
en omgeving, waarvan er een zes
tal op de expositie te zien zijn.
Hoewel we een enkel belangrijk
stuk hier node missen, geeft de
tentoonstelling een fraai, afge
rond overzicht van Wouters' oeu
vre te zien, een oeuvre dat trou
wens in zijn geheel gaaf en afge
rond is, ontstaan in een zo kort
tijdsbestek dat sterke evoluties
niet mogelijk waren.
Het is één van de belangrijkste
exposities geworden, die de
Zonnehof tot nu toe geher
bergd heeft, een tentoonstelling
die ver boven plaatselijke, ja zelfs
landelijke belangrijkheid uit gaat.
Wane het is al weer lang geleden
dat we het werk van Rik Wouters
op een wijze als hier bijeenzagen.
Levensvreugde is het wat bijna al
het werk van Wouters uitdrukt.
Levensvreugde die plastisch een
bacchantische uitzinnigheid be
reikt in het fantastische beeld
..Het zotte geweld", ook wel „de
dolle Maagd" geheten, vol Vlaam
se vitaliteit.
Als zoon van een Mechelse hout
snijder voelt Rik Wouters zich
aanvankelijk het meest tot de
beeldhouwkunst aangetrokken.
Hij trachtte, in het begin vooral,
op impressionistische wijze het
licht vast te houden op de huid
der vormen. Hij boetseerde als het
ware met middelen aan de schil
derkunst eigen, door verbrokkel
de vormen contrasten van licht
en schaduw opwekkend. In het, in
1910 ontstane, prachtige portret
van zijn vriend en kunstbroeder
Tijtgat maakt de impressionisti
sche toets al plaats voor een
grote mate van eenvoud en in zijn
laatste grote beeldhouwwerken.
„Vrouw tussen rode
gordijnen"
monumentaliteit: het portret van
James Ensor en de „Huiselijke
Zorgen", dat op deze expositie
voor het tentoonstellingsgebouw
in de open lucht opgesteld staat.
Vooral dit laatste beeld heeft
naast grote eenvoud een plasti
sche monumentaliteit en een ex
pressie van stille bewogenheid.
Als voltooier van het impressio
nisme in de beeldhouwkunst wijst
de kunstenaar hier als vernieu
wer naar een toekomst van con
structie en expressie.
Ook als schilder ving Rik Wou
ters zijn loopbaan aan als een zui
vere impressionist. Hij behoorde
met o.m. James Ensor, die hij be
wonderde en Edgar Tijtgat, met
wie hij vriend was, tot de in 1884
opgerichte, beroemde en beruchte
groepering ..Les Vingt", waarvan
"de" tentoonstellingen jaren achter
een de felste kritiek verwerkten.
Na al eerder, middels foto's, ken
nis genomen te hebben van het
werk van Cézanne, ziet hij de
schilderijen van de meester uit
Aix in 1912 te Parijs.
Hoewel Wouters een eigen, ster
ke persoonlijkheid bezat en zijn
palet vóór alles een zang van
kleuren is, schijnt het toch dat
Cézanne van invloed geweest is
op de wijze, waarop hij na 1912
zijn schilderijen opbouwt, in bre
de kleurplans en misschien is ook
zijn methode om de olieverf bijna
doorzichtig, aquarellerend te ge
bruiken van Cézannes voorbeeld
afkomstig.
Wouters schijnt zich wel eens
beklaagd te hebben, dat hij
geen fantasie had en inder
daad ziet men zelden of nooit bij
hem imaginaire onderwerpen.
Maar hij had het niet nodig om
een groot kunstenaar te zijn, zo
vol was hij van de vormen en
kleuren van het leven om hem
heen. En ver behoefde hij ook niet
te zoeken om die levensverruk
king te genieten. Stillevens en in
terieurs vlak bij hem, een enkel
landschap, dicht in de buurt, por
tretten van vrienden en vooral
zijn vrouw Nel. zijn eeuwige mo
del. Hij heeft haar uitgebeeld in
alle mogelijke situaties, lezend,
schrijvend, gekleed, half naakt en
naakt, gezond cn ziek, rustend en
werkend in het huis.
.Ook vele zelfportretten zijn er,
o.m. „Rik met de zwarte hoed".
„Rik met de groene hoed" en het
helaas hier niet aanwezige schil
derij „Rik met de ooglap". Dit
laatste' doek, gemaakt na het
tweede chirurgische ingrijpen,
geeft de schilder te zien met een
diep tragisch, gemarteld gezicht.
Maar daaromheen nog steeds een
zang van lichte, vrolijke kleuren.
Tot het einde toe zal hij blijven
werken, in een panische verruk
king, als wist hij dat de dood hem
op de hielen zat.
De toneelgroep „De Nieuwe Komedie" De Nieuwe Komedie neemt het, met
de naast „Arena" opgerichte groep dezelfde spelers, thans over. Het stuk
van de Stichting Nieuw Jeugdtoneel,
in welke naam in het komend seizoen
het woordje „jeugd" komt te verval
len gaat van 29 januari tot 10 fe
bruari 1961 een toernee door Italië
die in 1913 ontstonden, "kimt j !"a„k™^n.rt het stuk „De gescliiMie
Wouters tot een bezonken rust en 1 - soldaat
Rik Wouters beeld ,JZet Zotte
Gewéld"
vim uc su.uüui «au Charles Ferdi-
mand Rarnuz. Dit stuk, dat in bet af
gelopen seizoen gebracht werd als co-
produktie van de toneelgroep „Arena"
en het Brabants Orkest heeft bijzon
der veel succes gehad.
Baanbrekend werk van
,,Pucken Werkgroepen
(Van onze toneelmedewerker)
Het klinkt vreemd, maar „lees-plaukjes"
worden steeds onmisbaarder voor het Ne
derlandse toneel. Niet in de zin van aap,
noot, Mies, maar in de betekenis van „rea
dings". En daaronder wordt dan verstaan:
het proef-spelen van een stuk, niet door het
acterend op de planken te brengen, maar door
de rollen te „lezen" ten overstaan van pu
bliek.
Met name het Gezelschap Puck heeft zich
afgelopen seizoen beijverd om, op het kleine
toneel van Hypokriterion, lees-plankje te spe
len. Maar ook de jeugdige en enthousiaste
werkgroepen van het Rotterdams Toneel en
van De Haagse Comedie hebben in luiu vest
zak-theaters zulke „lezingen" gebracht. Le
zingen, waarbjj de rollen normaal zijn ver
deeld alsof men liet stuk zou gaan spelen,
en waarbij ook de regisseur reeds zijn stempel
op dit voorlezen heeft gedrukt.
Zo ontstaat toneel, dat nog geen toneel is
maar dat onmisbaar blijkt voor de dramatur
gie als scheppende kunst. Het schrijven van
een toneelstuk kan men in Nederland nog
nergens „leren" dan in de praktijk. Er is,
mede door de televisie, een schreeuwender
behoefte dan ooit aan Nederlandse toneel
schrijvers. Maar er is bij het gevestigde to
neel, onder de druk van de kosten, minder
dan ooit een mogelijkheid tot experiment met
stukken' van - beginnende schrijvers.
Zulk een stuk immers betekent een enorm
risico voor de beroepsgezelschappen, die
met moeite de eindjes aan elkaar krijgen
middels de in hun verliezen voorziene subsi
dies. Indien men een doorsnee toneelstuk in
studeert, van decors en kostuums voorziet
en er de vereiste publiciteit voor verzorgt,
zullen de te investeren kosten ergens liggen
tussen de f20.000 en f30.000 (salaris-afschrij
vingen meegerekend); voor historische stuk
ken, met veel kostuums en taferelen (een
genre, dat juist Nederlandse auteurs bij voor
keur lijken te beoefenen) worden de kosten
dubbel zo hoog.
Tegenover deze zware investeringen staat de
volstrekte onmogelijkheid om te voorspellen
of het stuk drie opvoeringen zal halen dan
wel de dertig, die minstens nodig zijn om uit
de kosten te komen. Bij een buitenlands werk,
gekozen uit het wereldrepertoire, weet de be
trokken toneel leiding op z'n minst in hoe
verre het stuk elders een succes was. Dat
wil nog niet altijd zeggen dat men er by liet
Nederlandse publiek mee uit de voeten komt,
maar het geeft althans een behoorlijke ver
mindering van he. risico.
Begrijpelijk dus, dat men tegenover de uiter
aard nog onvolmaakte werkstukken van be
ginnende of op dit gebied onervaren Neder
landse schrijvers zeer huiverig moet staan,
zolang de subsidies niet voorzien in een spe
ciale bijdrage voor „experimenten". Begrij
pelijk eveneens, dat dit een funeste cirkelgang
levert. Want die beginnende auteurs kunnen
slechts beter en gespecialiseerder leren
schrijven indien hun werkstukken worden ge
toetst aan de praktijk: aan de levende inter-
prestatie door diverse spelers, en aan de reac
ties van publiek en pers daarop. Slechts zó
blijken de technische en dramatische tekort
komingen, in de levende theater-werkelijkheid
nimmer op het geschreven blad.
De „readings", de lezingen dus. helpen die
funeste cirkelgang doorbreken. Men in
vesteert geen directe kosten in uitmon
stering en repetitie-ruimte; men investeert
slechts een naar verhouding klein bedrag in
tijd (en salaris), en een grote dosis enthou
siasme. Op die wijze ontstaat een voorbe
reide lezing, waarbij de toehoorders-kijkers
met een werkzame eigen fantasie toch het
stuk min of meer gestalte zien krijgen. En
mede doordat men meestal de „reading" be
sluit met een discussie tussen publiek en cri
tici enerzijds, regisseur, schrijvers en spelers
anderzijds, ontstaat zó een behoorlijke en
leerzame toetssteen, niet name voor de auteur.
Het Nederlandse televisie-publiek is nog te
zeer verwend met volledige „vertoningen" om
eveneens een toetssteen te vormen; Maar toch
lijkt het ook in de t.v. tot „readings" te zullen
komen, sinds onlangs een stuk van Hans
Keuls, gebracht als „lezing" en ingebed in een
doenmentair program, tegen alle verwach
ting in znlk een groot succes gehad heeft.
Het baanbrekend werk van Puck en de Werk
groepen vindt gehoor!
waarin niet alleen een actrice en drie
acteurs een vol spelen, maar ook de
zeven musici van het Brabants Or
kest, kwam tot stand door de samen
werking. in 1918, vah de Zwitserse to
neelschrijver Ramuz en diens vriend
Igor Strawinsky, die toen juist naar
Zwitserland was uitgeweken. De rol
len worden vervuld door Nannie Ver
meer, Jan van Kasteren, Joop van dei-
Donk en Peter van der Linden. Erik
Vos heeft de regie. Evert van Tright
dirigeert het zeven man sterke en
semble uit liet Brabants Orkest. De
artistieke leider van „Arena" en
„Nieuwe Komedie", Erik Vos, be
schouwt het als een bijzondere eer,
deze uitnodiging te hebben ontvan
gen. Men zal het stuk in het Frans
brengen.
„De spelers krijgen hiervoor speciale
lessen, makkelijk zal het niet zijn,
maar we zijn er niet bang voor", ver
telde Erik Vos. De beide gezelschap-
ren, die te zamen in het komende sei
zoen 13 acteurs en 13 actrices tellen,
zullen in doublure blijven doorspelen
tijdens de tournee met „De soldaat".
Erik Vos meent, dat nog niet eerder
een Nederlands toneelgezelschap een
dergelijke uitnodiging heeft ontvan
gen. De spelers zullen grote afstan
den moeten afleggen. Tot in Bari en
Palermo toe worden voorstellingen
gegeven.
De oprichting naast „Arena" van de
„Nieuwe Komedie" is het gevolg van
het feit, dat „Arena", dat speciaal
als kinder- en jeugdtoneel gesubsi
dieerd werd, stukken bracht, welke
ook de belangstelling trokken van
volwassenen. De taken worden nu zo
verdeeld, dat „Arena" in het komende
seizoen het lager onderwijs met spe
cifiek kindertoneel gaat bedienen en
de „Nieuwe Komedie" de voorstellin
gen voor de middelbare scholen en
volwassenen gaat verzorgen. „Er is
geen verschil tussen het spelen voor
middelbare scholieren en volwasse
nen". aldus Erik Vos; „wel moet er
verschil gemaakt worden ten aanzien
van de keuze der stukken. De stich
ting krijgt nu een hogere subsidie
voor de beide groepen. Bovendien is
het gemakkelijker acteurs aan te
trekken voor jeugd- en volwassento
neel dan voor kindertoneel. Voor kin
deren spelen is ook moeilijk cn in
spannend".