Egotistische herinneringen
analyse van het menselijk hart
„Afbraak en opbouw" in het theater Carré
Henry Moore zoekt nieuwe wegen
EENVOUD. WAARHEID EN NATUURLIJKHEID
Autobiografisch meesterwerkje
van Stendhal in vertaling
Puntige humor in Duits
cabaret te Scheveningen
Dichtwerken van
Hugo de Grool
Henri Beyle (23 jan. 1783-23 mrt. 1812) die onder het pseudo
niem Stendhal een der beroemdste Franse schrijvers ge-
worden is, is een van de eerste grote figuren mens werk door
liet eigentijdse publiek niet werd geapprecieerd. Romans als „Le
rouge et le noir" en „La Chartreuse de Parme" die tot de hoog
tepunten van de romankunst worden gerekend, vonden tijdens
Stendlials leven weinig weerklank, al is bekend dat Balzac voor
al „La Chartreuse" zeer heeft geprezen. Stendhal leefde geheel
in de tijd van de romantiek, en hoewel hij in wezen zeer „roman
tisch" is (men leze „De l'Ainour" en ook „La Chartreuse de Par
me") was hij, op zijn beurt, met zijn tijd en met de romantische
stroming in het geheel niet ingenomen- Hij zocht vóór alles een
voud, waarheid en natuurlijkheid, en in wijze van denken en
schrijven sloot hij eerder aan bij de heldere stijl van de achttien
de eeuw: Voltaire, Montesquieu.
Wat o.a. veroorzaakte dat Hugo
beweren kon dat hij „geen idee
van stijl had". Kortom: men
heeft zijn genie tijdens zijn le
ven nooit erkend, en we moeten
in zijn bekende uitspraken, dat
hij pas in 1880 begrepen zou
worden en in 1935 beroemd zou
zijn, eerder een wat melancho
lieke zelfspot zien dan profetie,
hoezeer dit alles dan ook uitge
komen is. Want Stendhals ster
is steeds gerezen en zijn licht
overstraalt thans dat van Balzac
en Hugo, om van mindere goden
te zwijgen.
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
Hij geniet een voem die nauwelijks
te overtreffen is. en de grootste
schrijvers van deze eeuw eren hem;
zo zijn lofspraken bekend van o.a.
Proust, Gide, Valéry, Alain. Ook bui
ten Frankrijk is zijn roem steeds ge
groeid; te onzent heeft hij een
warm pleitbezorger gevonden in Du
Perron. Nu is het waar: wie eenmaal
in Stendhals ban komt. raakt daar
niet meer uit. Zijn romans en ver
halen, voltooid of onvoltooid, zijn
falie onvoltooide) autobiografische
en andere intieme geschriften, zijn
correspondentie en reisbeschrijvin
gen, ze zijn alie even fascinerend, al
zal natuurlijk ieder zijn voorkeuren
hebben.
Onze persoonlijke voorkeur gaat
uit naar de autobiografische wer
ken, en wel in de eerste plaats
naar „Vie de Henry Brulard" en
„Souvenirs d'Egotisme", en voorts
naar de roman „Le Chartreuse de
Panne''. Nu zojuist een Neder
landse vertaling van „Egotistische
Herinneringen" is verschenen,
grijpen we dan ook graag de ge
legenheid aan, dit prachtige boek
je onder de aandacht te brengen,
in de hoop dat via deze Herinne
ringen enkelen de weg' naar
Stendhal zullen vinden en daarna
levenslang evenzeer van hem zul
len genieten als wij.
Stendhal schreef deze herinnerin
gen in 1832 in Civita-Vecchia,
nabij Rome. waar hij tot con
sul was benoemd door Louis-Philip-
pe. Hij begon er aan op 20 juni, en
de vierde juli liet hij, tijdens een pe
riode van ondraaglijke hitte, het
manuscript in de steek om er nooit
meer naar om te zien. De mémoires
zijn heet van de naald en ongecorri
geerd, vol opengelaten data, vergis
singen, onvoltooide zinnen, onuitge
werkte gedachten en ze bevatten me
nige herhaling. Niettemin wordt men
er op slag door gegrepen, en neemt
men weldra het onsamenhangende
ervan voor lief. Zij beginnen met het
jaar 1821, toen het Stendhal (die
tussen haakjes een veelbewogen en
zwervend leven heeft gehad; hij
heeft Europa doorkruist vanaf Cum.
herland tot Moskou) wat te onveilig
werd in Milaan. De Oostenrijkse re
gering verdacht hem van carbonaris-
me (stroming die de eenheid van
Italië ten doel had). Bovendien woon
de in Milaan zijn verafgode Métilde
Dembowski, een vrouw die onbereik
baar voor hem bleef, maar die liij
zo hartstochtelijk liefhad dat het
maar heter was uit haar buurt te
verdwijnen, ook al bracht hem dat
in een geweldige depressie. Stendhal
vertrok naar Parijs, waar hij vele
salons bezocht, verbleef een goede
maand in Londen, en begint dan in
1822 aan het persklaar maken van
„De l'Amour", boek, ingegeven door
zijn liefde voor Métilde, en dus een
hachelijke onderneming. Daar bre
ken de „Souvenirs" weer al af, met
de mooie beschrijving van de ,,Gre-
nier de Delécluze".
envoud, waarheid en natuurlijk
zijn ook de kenmerken van dit
geschrift. Om daartoe te ko
men is zelfkennis nodig, een zo
groot mogelijke eerlijkheid tegen
over zichzelf. Egotisme is, zo vrien
delijk mogelijk omschreven, de ma
nier om voortdurend over zichzelf te
praten. „Je ne pretends pas peindre
les choses en elles-mémes, mais seu-
lement leur effet sur moi" leest men
ergens in „Vie de Henry Brulard" en
zo is het ook met de mensen: van al
le personen, die in deze „Souvenirs"
voorkomen zien we enkel De la Fay
ette enigszins voor ons, alle anderen
hebben geen gezicht, ook al lezen we
over hun mooie ogen, fraaie armen
of blonde lokken. Stendhal was overi
gens toch wars van beschrijvingen,
men ziét niet in zijn boeken, maar
men lééft er in, en dat is veel be
langrijker. „Als dit boek „vervelend
is, zal de kruidenier er na twee jaar
de boter in verpakken. Verveelt het
niet, dan zal men zien dat, het ego
tisme, mits oprecht, een manier is
om het menselijk hart af te schilde
ren dat we zoveel beter hebben le
ren kennen sinds 1721 (dat wil zeg
gen sinds het verschijnen 'van de
„Lettres persanes" van de grote
Montes-quieu die ik zo grondig be
studeerd heb)", (pag. 85).
Een van de hoogtepunten van dit
rijke boekje is voor ons het
haast aandoenlijk beschreven
bezoek aan enkele Londense meisjes
van lichte zeden; maar alle fijne
passages aanstippen zou betekenen:
het hele boekje overschrijven, men
leze het dus.
Maar, en nu volgt iets wat - ons zeer
spijt: die enigszins kan, leze het
origineel, want deze vertaling, van
C. N. Lysen, schiet jammerlijk te
kort. Wie Stendhal wil vertalen dient
zijn verre van gemakkelijke proza
accuraat en met groot gevoel voor
taainuances te herscheppen. Lysen
maakte er routinewerk van met bo
vendien menige grove misslag, waar
door allerlei fijnheden verloren gin
gen. Men vindt de voorbeelden op
haast iedere bladzijde. Het is een
bittere teleurstelling bij een boek
waar we zo zeer van houden, maar
het moet ons van het liart!
Stendhal: Egotistische herinneringen.
De Bezige Bij, Amsterdam,
(Literaire Pocket no. 57),
(Van een onzer verslaggevers)
De Duitser pleegt zichzelf nogal eens
verschrikkelijk ernstig te nemen.
Laat hij deze houding varen, ko
men humor en zelfspot boven, dan
levert dit vaak verrassende resul
taten op, onder meer in cabaret-
vorm.
„Die Preffermühle" voor de oor
log en enkele na-oorlogse politie
ke cabaretgroepen zijn er voor
heelden van. Een van die na-oor-
logse groepen, die nog niet eerder
in Nederland optrad, is „Die Ka-
barettïclic", een ensemble van vier
mannen en een vrouw onder lei
ding van Charlie Müller, dat uit
zijn geboortestad München naar
Scheveningen ïs gekomen en daar
in het Kurhauspaviljoen optreedt
tot 14 juli met „Theater, alles
Theater".
Het groepje is vijftien jaar oud in
deze samenstelling. Dat is niet
jong meer in dit metier: alleen
zij, die werkelijk goed zijn, kun
nen het volhouden. „Die Kabaret-
tiche" is inderdaad goed. De
kracht ligt niet in de eerste plaats
in het politieke cabaret, ofschoon
de nummers met een politiek tint-
tje bepaald ook op peil staan. Men
zoekt het evenmin in het al te
wrange of weemoedige eerder
in een luchtige, puntige humor,
waarbij het accent steeds weer
ligt op het verrassingselement, de
volkomen onverwachte pointe.
Dat verrassingselement zit eigenljjk
al in de leden van het ensemble
zelf: drie mannen die men met de
beste wil geen adonissen zou kun
nen noemen en die hun eerste
jeugd ook al jaren achter de rug
hebben, treden samen op met' een
bijzonder charmante, in twee op
zichten heel knappe cabaretarties
te (Maria Reiter). Deze combi
natie legt op zichzelf in verschil
lende nummers al de basis voor
een zotte situatie. Opvallend is de
goede techniek en het vlotte tem
po, waarin de teksten van dr. Karl
Pacher worden gebracht, die soms
wat Kastnerachtig aandoen.
Overigens zou de „Kabaretti-
che" er wellicht goed aan doen,
de „spreeksnelheid" iets te ma
tigen; de zuidduitse tongval is
bq het rappe tempo niet altijd ge
makkelijk te volgen en juist in de
teksten is dit cabaret op zijn
sterkst. Tenslotte treedt men op
in Nederland, voor een Nederlands
publiek, ondanks de vele witte
nummerborden in Scheveningen,
Maar voor het overige: allerple
zierigst cabaret-amusement, dat
de traditie van het goede voor-
en na-oorlogse Duitse cabaret alle
eer aandoet. Aanbevolen voor wie
een avondje over heeft in Sche
veningen of Den Haag.
cxyosWxe m
fjtasfie/? cw ielzcuhuj
(Van onze redacteur
beeldende kunst)
Jn 1949 was het werk van de
Engelse beeldhouwer Henry;?
Moore voor het eerst in Neder- i
land te zien. Een groep van drie
meer dan levensgrote figuren:
beheerste toen enige maanden
lang het grootste gazon op Sons-?
beek in Arnhem. Het was een,
indrukwekkende aanwezigheid,
omdat zij het uitzicht opende op f
aspecten van de plastische
kunst, waarvan wij voordien
nog al te weinig vermoeden
hadden gehad. Hier was een;
nieuwe vorm met een nieuwe in- in
nerlijke spanning en een nieuwe
dramatische expressie. Maar te- f*;,
gelijkertijd zei dit werk, dat der*
maker afstand had gedaan van
alle idealisering van de mense
lijke vorm.
Visie op de mens als
ruimtelijke vorm"
Er was geen totale breuk met de
traditie, die de mens als uitgangs
punt van alle artistieke activiteit:
beschouwt. Maar er was wel in zo-:
verre een breuk met het verleden,
dat niet meer in de eerste plaats
werd gevraagd, hoe deze mens
móói kan worden weergegeven,
maar hoe zijn gestalte meer dienst-
baar zou kunnen worden gemaakt
aan wat de kunstenaar bezighoudt.:
Het werk van Moore wekte in:
sterke mate de indruk, dat bij hem
de mens als vorm slechts een van
de zeer vele vormen in de natuur
is en dat deze in gelijke mate als
de andere onderhevig is aan de in
werking van de elementen.
In één opzicht bleek de mens anders
te zijn dan andere verschijningsvor
men van de levende en de dode na
tuur. Hij is bij Moore bovendien een
vegetatief wezen een aspect, dat
op de tentoonstelling van zijn werk
in 1953 in museum Boymans te Rot
terdam treffend werd onderstreept,
toen men naast een van zijn liggende
figuren een knoestige boomtak neei -
lèi. Er was een verrassende parallel
tussen het lijnenverloop van het dode
hout en dat van de bronzen vrouwen-
vorm. En in de liggende figuur was
bovendien elke herinnering aan de
psychische verschijningsvorm van de
mens weggevaagd, doordat het hoofd
was gereduceerd tot een knop, een
expressieloze domme vorm.
Dat zijn sindsdien de meest opvallen
de elementen in Moore's werk geble
ven: zijn door de ruimte aangevreten
abstracte vormen, zijn visie op de
mens ais ruimtelijke vorm en als ve
getatief verschijnsel. Dat vegetatieve
bleef, ook waar men in zijn gezins
groepen nog andere, meer geestelijke
aandriften als saamhorigheid, gebor-
geheid en bescherming mocht vermoe
den. Wat er nadien op Sonsbeek in
Arnhem en op Middelheim in Antwer
pen van hem werd getoond, leverde
geen wezenlijke nieuwe gezichtspun
ten op. De ontmoeting met een nieuwe
grote schepping, drie staande motie
ven, was een verrassing, omdat hij
hierin een reminiscentie aan bepaal
de Keltische steles scheen te introdu
ceren. Maar een wezenlijk ander as-
§ect van zijn oeuvre openbaarde ook
eze groep niet. Abstracte vormen
maakte hij al eerder en de relatie tus
sen enkele vrij in de ruimte staande
eenheden was ook geen motief, dat
nooit eerder te zien was geweest.
Nu brengt bet Stedelijk Museum in
Amsterdam (tot 10 juli) 'n voor
treffelijke samenvatting van z'n
oeuvre in plastiek en tekening. Het
is van belang dit laatste te vermel
den, want Moore is een belangrijk
tekenaar, voor wie de lotgevallen
van de mens in de collectiviteit en als
individu een bron van ononderbroken
inspiratie vormen. Zijn meesterwerk
in dit opzicht is de lange reeks schet
sen, die hij tijdens de Blitz (1940
1941) in opdracht van de Britse re
gering jn de schuilkelders van Lon
den maakte de zogenaamde Shel
ter Drawings. Het is in 1953 in Rot
terdam te zien geweest maar de
schetsboeken met deze tekeningen
zijn thans niet in Amsterdam. Hier
zijn studies' van mijnwerkers te zien.
Verder heeft het tekenwerk vooral be
trekking op plastiek; de schetsen zijn
voorstudies of eerste invallen, die
steeds worden gevarieerd.
De plastiek bevat nieuwe elemen
ten. Moore, die zich herhaaldelijk
met de decoratie van wanden heeft
beziggehouden zo ontwierp hij
voor het Time-Life-gebouw in Lon
den een prachtige balustrade met
beweegbare abstracte versierings
motieven en voor het Bouwcen
trum in Rotterdam een gehakte
baksteenwand heeft de laatste
jaren herhaaldelijk de relatie tus
sen een of meer figuren en een
staande wand onderzocht. Van dit
zoeken zijn enkele uitingen ten
toongesteld.
Nieuw zijn ook de dierenkoppen
merkwaardige scheppingen, waarin
zich inderdaad de kop van een dier
laat herkennen, maar die in wezen
evenzeer vorm zonder meer zijn als
welke uitgeholde steen of andere
ruimtelijkheid ook. Het gaat Moore
nu eenmaal niet om het dier. maar
Drie staande motieven van
Henry Moore
Van een speciale verslaggever)
j\J a 163 Amsterdamse voorstellingen heeft „My Fair Lady"
Carré verlaten. Tot begin december zal het gezelschap
door het land trekken om dan 21 december weer in liet Am
sterdamse Circustheater terug te keren voor weer een onbe
paald aantal reprises van deze vrolijke musical.
Maar intussen zal Carré (zoals
gemeld) weer een nieuw vermaak
bieden. Eerst een goede veertien
dagen de fameuze Amerikaanse
musical „West Side Story" van
componist-dirigent Leonard Bérn-
stein en choreograaf Jerome Rob-
bins en dan vanaf 21 juli tot 1 de
cember traditiegetrouw René
Sleéswijk's weer naar nieuwe top
prestaties strevende Snip en Snap
revue.
Terwijl de laatste decors van „My
Fair Lady" nog van het grote
Carré-toneel gesjouwd werden,
konden de eerste van de West-
Side Story" maandag ai op de vrij
gekomen plaatsen gemonteerd
worden. „Geen levendiger bedrrjl'
dan showbusiness", zegt chef
toneelmeester „Ome Cor" Ridder
hof, die al meer dan veertig jaar
meeloopt achter de schermen van
Carré en nog altijd even enthou
siast is.
van musical
lot musical
/•-Vu. scène nil; de Amerikaanse
musical „West Side Story'',
waarvan dinsdagavond in thea
ter Carré in Amsterdam de
Nederlandse première is ge
gaan. Links de bende van de
„Sharks" aangevoerd door Ber
nardo (Jay Norman). In don
ker pak midden, tijdens een
ontmoeting op het bal met de
bende van de .Jets" (rechts),
aangevoerd door Riff (Thomas
flasson). Tussen beide op vech
ten beluste leiders staat de
tussende baUeider-,
Drie veertien-tons trailers van
een Parijse expediteur staan
voor de achterdeur van Car
ré. De nacht van zondag op maan
dag snelden ze van Stuttgart naar
Amsterdam met een duizelingwek
kende hoeveelheid stukken. Zater
dagavond werd in Stuttgart nog
een voorstelling gegeven van deze-
wereldvermaarde musical, die een
kleine drie jaar nu al avond aan
avond volle zalen weet te trekken
op Broadway in New York. Met
de requisleten kwam ook een ei
gen staf naar Amsterdam. Behal
ve Amerikanen maken er Fransen
Israëliërs en Duitsers deel van uit.
..Nauwelijks binnen, waren ze al
bezig m'n theater af te breken",
vertelt Carfé-directeur Wunnink
ons tussen vele telefoontjes door.
.,En moest sen speciale zjjhelich-
ting komen met twintig schijnwer
pers aan iedere kant. Hoewel de
nieuwe rijdende lichtbrug achter
de coulissen een knutselwerkje
van ome Cor bijzonder gewaar
deerd werd".
Niet minder dan twintig man
technisch personeel werkten
aan de toneelopbouw. Met
ijzer en staal verstevigde decors,
die ménig stootje kunnen verdra
gen werden in de takels gehangen
en met vereende krachten tegen
het hoge toneelplafond gehesen.
„Van deze mensen heb ik nog
weer eens wat kunnen leren", zegt
de heer Wunnink tevreden. „Niet
alleen werken ze met zwaar hout
en metaal, waar wij gewoonlijk
lappen en linnen gebruiken, maar
met weinig moeite weten ze het
toneel technisch bruikbaarder te
maken. Boven op de staande to
neelvloer schroeven ze vaksgewiis
een eigen vloer van multiplex. Er
zijn sleuven in gemaakt, waar de
décors in passen. Haast blinde
lings kunnen de attributen erin
geschoven worden en de requisie-
ten geplaatst worden op de merk
tekens die overal onuitwisbaar
werden aangebracht".
Heeft Carré-directeur Wunnink
dus bepaald bewondering voor de
pijnlijk nauwkeurige organisatie
1>Ü dit Amerikaanse gezelschap,
dc Amerikanen op hun beurt heb
ben bewondering voor de techni
sche staf van Carré. Terwijl ze
eikaars taal niet verstaan, is de
geringste aanwijzing voldoende om
de spullen op hun plaats te krij
gen, zegt de Amerikaanse toneel
meester.
om een bepaalde plastiek. Het gaat
Moore ook niet om 'n liggende vrouw,
maar om een bepaalde plastische wer
king, die er van zulk een liggende
vorm uitgaat. Vandaar, dat hij in zijn
jongste liggende figuren meer en
meer afstand heeft gedaan van de
natuurlijke vorm.
De ontzagwekkende tweedelige mas
sa's, die nu als liggende "Iguur wor
den aangeduid, zouden het resultaat
kunnen zijn van werking van welke
onmetelijke natuurkracht ook. Het
zijn grote, vrijwel amorfe brokken
brons, met een haast impressionisti
sche behandeling van de huid,
maar desondanks toch niet meer zo
overtuigend voor zijn visie als zijn
vroegere werk. Daarin is hij een der
grootsten van onze dagen.
De Nederlandse organisatie voor zui
ver wetenschappelijk onderzoek heeft
de stichting voor de uitgave van de
werken van Grotius een subsidie ver
leend om de complete dichtwerken
van deze grote rechtsgeleerde het
licht te doen zien.
Bedoelde uitgave wordt verzorgd
door prof. dr. G. Kuiper, hoogleraar
in de Nederlandse literatuurgeschie
denis aan de Vrije Universiteit te
Amsterdam en door dr. J. M. Hoek.
rector van het Erasmiaans gymna
sium te Rotterdam. Door de ver
strekte subsidie is het prof. Kuiper
en dr. Hoek mogelijk geweest een
drietal assistenten aan te stellen. Zo
wordt de Amsterdamse hoogleraar
ter zijde gestaan door drs. J. E.
Rijnsdorp een zoon van de prot.-
christelijke essayist C. Rijnsdorp
die als leraar Nederlands en geschie
denis verbonden is aan het christelijk
lyceum Buitenveldert in Amstelveen.
Dr. Hoek mag rekenen op de hulp
van de classicus drs. P. Kohnhorst.
leraar aan het Barlaeus gymnasium
in de hoofstad. Ook verleent dr. L.
Ph. Rank, verbonden aan het insti
tuut voor vergélijkend literatuuron
derzoek in Utrecht, op allerlei pun
ten zijn medewerking. De uitgave
van het complete dichtwerk van Gro
tius zal een zogenaamde „editie ma
jor" worden, dat wil zeggen, zij zal
een apparaat bevatten, waarin de
verschillende varianten te vinden zijn.
Ook worden de verschillende hand
schriften beschreven en men zat een
Nederlandse vertaling van Grotius'
Latijnse en Griekse gedichten tegen
over de tekst afdrukken.
Dr. B Meulenbroek uit Voorburg
verzorgt voor de stichting voor dc
uitgave van de werken van Grotius
een editie van diens brieven, waar
voor Z.W.O. eveneens subsidie heeft
verleend.
Prof. Kuiper en dr. Hoek streven
er naar om nog dit jaar met een
eerste deel van dc uitgave gereed te
komen. In dit deel zullen dc versprei
de „Poeniata" voornamelijk La
tijnse en enkele Griekse van Gro
tius uit de jaren 1591-1602 worden
opgenomen. Daarna komen in een
tweede bundel de verspreide gedich
ten uit de jaren 1602-1645 aan de
beurt en vervolgens zullen prof. Kui
per en dr. Hoek Grotius* reeds ver
zamelde gedichten opnieuw en ook
weer in twee delen uitgeven.
ZATERDAG 8 JULI 1961 PROVINCIALE ZEEUWSECOURANT