NOORD-BEVELAND ANNO 1984 „We zijn de verkeersrotonde van Zeeland geworden" Noord-Beveland: geen 1984 van Orwell BREED EN MASSIEF lag daar de dam: een grijze asfaltdijk met een groot strand ervoor. Cornell's Klap kneep zijn ogen tot kleine spleetjes, want de zilte zeewind joeg het korrelige zand in zijn gezicht. Hij ondervond de fijne prikjes op zijn huid als een aangename sensatie; het herinnerde hem aan zijn jonge jaren, nu ruim twintig jaar geleden. Ook toen had hij daar gestaan, een jonge kerel nog, die zijn ogen dichtkneep voor het zand, dat in wolken opstoof. Laat eens kijken. Dat zal zo rond 1961 geweest zijn, peinsde hij. Al drieëntwintig jaar was het geleden, dat hij samen met zijn vader had gekeken naar het invaren van de laatste caisson voor deze dam. Hij had de dam nooit gereed gezien, want kort daarop was hij naar een ander werelddeel getrokken. Hij overdacht wat hij al die ja ren had uitgevoerd. Het kon hem noch tot tevredenheid, noch tot teleurstelling stemmen. Wat drommels ook, denk aan wat anders, hield hij zichzelf voor. Denk aan dit mooie land aan het eind van de dijk: Noord-Beveland, waar je ruim 23 jaar niet meer bent geweest en waar veel veran derd moet zijn. Tenminste dat had Marien de Kromme hem ver teld, toen hij hem vanochtend had opgebeld. Hij vroeg zich nog af of dit nu juist wel een verstandige zet van hem was geweest. Zou het niet beter zijn geweest als hij niets van zich had laten horen en alles gelaten had zoals het was? Even haalde hij ongeduldig de schouders op. Hij had de afspraak nu eenmaal gemaakt. Die goeie, ouwe Marien zou toch zó moeten P! le „Kom mee", zei Marien en hij oakte Cornelis bij zijn arm en .eidde hem naar zijn auto, die hij aan de voet van de dijk had ge parkeerd. Bijna aan het eind van de dam hield Cornelis even zijn pas in: ,,Is dat nu de Banjaard? Die honderden bungalows, hotels, camping en sportterreinen? „Reken maar Cornelis. Dit is het begin. Ik ga je nog veel meer la ten zien". PANORAMA Beide mannen stapten in de auto van Marien en reden in de richting van het Veer- se Meer. „Wat ga je daar doen, Marien. Je bent toch niet van plannen eieren te gaan zoeken, zo als we vroeger altijd deden. Weet je nog die keer, dat de jachtop ziener ons achterop kwam en jij hem een ei midden in het gezicnt gooide". „Of ik me dat herinner Cornelis, maar het wordt nu echt geen re prise. Ik wil je ons beroemde ".-recreatiegebied laten zien". komen, overwoog hij, een snelle blik werpend op zijn horloge. Op hetzelfde ogenblik hoorde hij voetstappen achter zich en lang zaam draaide hij zich om. Hij kon een glimlach niet onderdrukken, want Marien was precies, zoals hij hem had voorgesteld: groot en zwaar gebouwd en joviaal, alsof dat alleen maar een eigenschap kan zijn van stevige kerels. De begroeting was enthousiast, maar toch niet zo enthousiast, dat een toeschouwer er uit zou kunnen af leiden, dat beide mannen elkaar in meer dan twintig jaar niet hadden gezien. Ze waren onmid dellijk in een druk gesprek ge wikkeld. E.E.G „E.E.G.? Wat voor nonsens wil je nou beweren?" „Kalm aan maar Cornelis! Als je hoort hoeveel talen daar 's zomers gesproken worden, zul je het echt een goeie naam vinden". Marien liet de auto inmiddels de oude zee dijk opdraaien en bovenop de kruin bracht hij zijn voertuig tot stilstand. Met een uitdrukking van trots op zijn gezicht wendde hij zich tot zijn passagier: „Nou-zeg- is-wat-kerel. Wat vind je ervan?" Met verbazing keek Cornelis naar hef panorama, dat zich vóór hem ontrolde: hij zag dui zenden zomerverblijven, blinkend wit in de warme voorjaarszon, hotels, restaurants, speeltuinen. campings en uitgestrekte bos sen. Honderden ranke plezier vaartuigen scheerden als meeu wen over het water, ,,'t is fan tastisch, hoorde Marien hem mompelen. „Twintig jaar gele den was het hier schor en zand. DE BRUG Marien schakelde dc versnelling weer in en reed in zuidelijke rich ting. „Waar ga je heen". „Oh, naar de brug". „De brug? Welke brug?" „Over het Noordsloe. Wist je niet dat daar al enkele jaren een brug ligt. Er zijn zelfs al plannen om via deze brug een spoorlijn over Noord-Beveland aan te leggen". „Werkelijk?" De brug was al gauw bekeken en toen oordeelde Marien het gewenst zijn jeugdvriend mee te nemen naar Kortgene. Al pra tend over de vele veranderingen op Noord-Beveland, waarover Cor nelis zich steeds weer opnieuw verbaasde, naderden ze Kortgene, waar ze plotseling voor de jacht haven stonden. „Hé Marien, zijn die lui uit Ant werpen dan toch gekomen. Ik meen me te herinneren, dat die hier een jachthaven wilden op de schorren". Marien ging er eens goed voor zitten. „Antwerpenaren? Welnee man, die zijn hier nooit gekomen. En ze hebben daar nooit spijt van gehad in Kortgene. Overtuig je zelf". NOORD-BEVELAND anno 1984: een toekomstbeeld van dit pas aan het vasteland ge- klonken eiland. In tegenstelling H tot George Orwell's „1984" geen |l sombere toekomstvoorspellin- -- gen, maar een optimistisch H beeld van een dynamische H streek. 1 NOORD-BEVELAND anno 1 1984: een fictie? Mogelijk, maar niet waarschijnlijk. De |f hqidige ontwikkeling op Noord- BèVeiand en de grootse plan- |i nen, die men met dit eiland voor heeft, kunnen wel eens tot de hierneven geschetste situa- f§ tie leiden. Misschien eerder H dan menigeen denkt1. l¥lllllllllllllllll[lllllllllllllllllllllllllllllllllllll!lll!IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII!Ür Weer wendde Marien de auto en het eerstvolgende uur reed hij met een snelheid van meer dan hon derd kilometer per uur over de nieuwe wegen van Noord-Beve land. Intussen gaf hij tekst en uitleg. „Dit is de centrale weg dwars over het eiland. Nu zijn we op weg naar de Oosterschelde brug". „Als we deze weg nemen, rijden we naar de dam door de Oos terschelde". Cornelis gaf zijn ogen goed de kost. Want wat hij zag verbaasde hem. Hij had wel verwacht veranderingen te zien. Maar zó. Neen, dat had hij zich niet kunnen voorstellen. „We zijn de verkeersrotonde van Zeeland geworden", zei Marien trots. „Een echt doorgangshuis. Er komen hier gemiddeld tien duizend wagens per dag langs". „Hoe is het nog met de brug over de Oosterschelde afgelopen, Ma rien. Ik herinner me, dat een of andere minister van waterstaat de zaak nog al tegen heeft gehou den". „Nou, dat is achteraf erg meege vallen, Cornelis. De minister Is hier tijdens de Z.L.M.-manifesta- tie van 1961 voor de boeren ko men praten en bij die gelegenheid heeft hij zich vóór de aanleg van een brug verklaard. „Sinds enkele jaren ligt er alweer een aftakking van de brug naar Tholen". „Tegenwoordig staan we voor niets!" TOERISTEN Marien raakte op zijn praat stoel en uitvoerig wijdde hij uit over de verbeteringen in de landbouw, de vlucht van het toerisme en vele andere onderwer pen, die Cornelis in feite maar matig interesseerden, hetgeen hij echter niet liet merken. Zelfs dwong hij zich er toe aandachtig te luisteren en hij kon zowaar nog enkele vragen stellen. „Jullie hebt nu een brug over de Oosterschelde, Marien, maar wat hebben je dan in vredesnaam met de nieuwe veerhaven van Kats ge daan?" Oh, dat? Nou, daar hebben zich enkele kleinere industrieën geves tigd en verder doet de haven dienst voor de landbouw. We zijn echt niet voor één gat te vangen hoor". „Weet je dat zeker?" „Ja, héél zeker. Kijk naar Co- li jnsplaat. Ook daar lag een nieu we haven. De Oosterschelde is af gesloten en de vissersschepen, die deze haven bevolkten je weet wel, de garnalenvissers uit Veere en Arnemuiden zijn verdwenen. In olaats daarvan is Colijnsplaat een drukke jachthaven". „En hoe staat het met de aanwas van de bevolking? Of is het nog geen haar beter als in 1961?" „Ja. daar zeg je zowaar wat. Cor nelis. We groeien weer man. 't Gaai wel niet met honderden te gelijk, maar de lijn is toch weer omgebogen". „Je zou eens moeten komen in het toeristenseizoen Dan verblijven tienmaal zoveel mensen op dit eiland als normaal.' „Wist je Cornelis, dat in 1961 slechts 3 pet. van de Nederland se bevolking in Noord-Beveland was geweest en dat nu een enquête heeft uitgewezen, dat 3 pet. Noord-Beveland nog nooit heeft gezien?" Cornelis leunde behaaglijk ach terover in de confortabele auto. „Wat een veranderingen. Ma rien. Als je alles niet zo goed had uitgelegd, zou ik zo nu en dan gedacht hebben in een an dere streek te vertoeven. Is er nog meer te zien?" „Je hebt het belangrijkste wel gezien en gehoord, Cornelis. Maar misschien deed |e er goed aan hier eens een dag of veer tien te verblijven. Als je dan over twintig jaar weer terugkomt, kun je tenminste een goede vergelij king maken met hetgeen er dan weer veranderd is

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1961 | | pagina 13