NESCIO: FESTIYAL verkeer in volle gang bizarre fantasie en nauwelijks bedwongen ontroering YHeme (?a( ZATERDAG 27 MEI 1961 PB0VINC1 ALE ZEEUWSE COURANT 17 Zijn iijd ver vooruit" AVIs VAH ,e „Boven hei dal", bundel mei enkele scheisen en fragmenien NESCIO („IK WEET NIET") is liet pseudoniem van J. H. Grönloh, geboren te Amsterdam op 22-6-1881. Er zullen weinig schrijvers in ons land te vinden zijn, die een zo grote roem te danken hebben aan een naar omvang zo bescheiden oeuvre. Zijn verhalen „De Uitvreter",Titaantjes" en „Dichter tje" verschenen vóór en tijdens de eerste wereldoorlog, en ble ken bij een herdruk in 1933 door een inmiddels opgegroeid ge slacht nog meer gewaardeerd te worden dan bij hun verschij nen. Zij worden thans nog steeds hoog gewaardeerd, ook door het sedert 1933 weer opgegroeide geslacht. We hebben nog nooit iemand, oud of jong, ontmoet, die zich anders dan met waardering over deze verhalen uitliet. Wie dit in onze letteren heeft weten te bewerkstelligen, mag met vrij grote zekerheid aannemen dat hij tot de onsterfelijken zal behoren, want de kloof in kunstzinnige appreciatie en smaak die gaapt vóór 1914 en heden is tamelijk groot. Hoewel anderzijds natuurlijk juist het feit dat Nescio van meet af als auteur „modern' en van zijn tijd geweest is, de oorzaak is dat hij wat het gro tere publiek aangaat „zijn tijd ver vooruit" was, zoals dat heet, en nu, om dit gegoochel met tijdsbegrippen te beëindigen „van alle tijden" blijkt te zijn. Hij deelt deze gunst van het na geslacht met veel beeldende kunstenaars uit die periode, maar het is een grote zeldzaam heid dat Nederlandse boeken van omstreeks de eerste wereld oorlog nog geapprecieerd wor den alsof ze door een tijdgenoot werden geschreven. Waaruit schrijft hij? „Uit niet tc kunnen wat ik wil, uit het niet te willen wat ik kon, uit te verlangen naar wat ik niet heb en naar wat ik niet ben. En uit niet te begeren wat ik heb en niet te willen wezen waar ik. ben, uit weemoed om verleden, dat voorbijging en eerst daarna werd begrepen en wachten op wat komen zal en nooit komt". Dit schreef hij in 1918. En dan: hij tekent met een precisie, een econo mie van lijnen, die meesterlijk zijn: „En Lien zat met haar ééne been over 't andere en zette de punt van haar paraplu tussen twee naden van de kale vloer en hield haar arm gestrekt en keek naar 't water en van 't water naar de punt van haar schoentje en daar vandaan naar Bavink z'n oogen". „Het Letterkundige kroniek door HANS WARREN In Nescio's verhalen is niets te be speuren van wat de „fraaie" letteren van kort na tachtig vaak zo bedorven heeft voor de hedendaagse lezer: de woordkunst, de praal, de mooidoene- l ij. De enkele tics (nix", „i" voor „hij" etc.) die Nescio zijn hele leven bij ble ven, zijn ons eigenlijk dierbaar ge worden. Alles wordt zonder ophef, met grote ironie en toch met nauw-be- dwongen ontroering verteld, en ge kruid met een vaak bizarre fantasie, maar die thans hoog geappricieerd wordt. Al deze eigenschappen vinden we terug in de pas verschenen bundel „Boven het dal", -.aarin opgeno men een aantal schetsen, fragmen ten cn het in 1946 verschenen werkje „Menc Tekel". Ook dit is vrijwel allemaal werk van voor en tijdens de eerste wereldoorlog, op één groot en zeer mooi verhaal na, „Insula Dei" dat uit 1942 dateert, en een paar stokjes uit 1947, een groteske uit 1963. Nescio voorzag het geheel van een mooie inleiding, en enkele stukjes van geestig com mentaar. Dat Nescio zo weet te boeien en blijft boeien, bewijst dat zijn probleem niet enkel dat van vóór 1914 was, maar dat dit nog steeds bestaat: zolang er mensen zijn zullen er idealisten zijn, dich tertjes, titaantjes, die met een schoon elan de wereld willen ver overen en verbeteren, maar die weldra roemloos overwonnen wor den door de massa en zich dan min of meer schikken in de bestaande maatschappij. Toch wordt hun le ven geen deprimerend compromis, zoals bij zovele andere schrijvers. Nescio weet ruimte te scheppen, zijn figuren behouden hun waar digheid en originaliteit. Daarbij, elke regel die Nescio schrijft, al is het over de simpelste dingen, trilt van nauwelijks bedwongen ontroe ring; onder dit proza vibreert een stem, leeft een mens. Dit maakt de eenvoudigste mededeling tot een gebeurtenis. Sommige auteurs ver. tellen ons de vermetelste avontu ren en vervelen ons daarbij dode lijk; Nescio begint: „We zaten te genover elkaar in den trein naar Uitgeest, Sam en ik. We hadden een coupé alleen, beide ramen had den we open, ik reed vooruit". En hoe het komt valt niet te verkla ren, maar: men is er „in", evenals bij dit begin van het portretje van „Flip": „Tien jaar lang hatti tegen iedereen beweerd, datti nog eens een boek zou schrijven. En wij hadden 't geloofd, maar het boel* kwam niet". titel op het stukje dal der plichten" dat hier in zijn geheel over schrijven, het is de prelude tot dit prachtige boekje met de late, welko me nalezing uit het kleine oeuvre van een onzer grootste schrijvers: „Ik zit op den berg en kijk in het dal der plichten. Dat is dor, er is geen water, het dal is zonder bloemen en boomen. Er loopen veel menschen door elkaar. De meesten zijn wanstal tig en verwelkt en kijken voortdurend naar den grond. Enkelen kijken nu en dan op en dan schreeuwen zij. Na eenigen tijd sterven zij allen, toch zie ik niet dat hun aantal mindert, het dal ziet er steeds eender uit. Verdie nen zij beter? Ik rek mij uit en kijk op langs mijn arm en naar de blauwe lucht. Ik sta in het dal op een pleintje van zwarte sintels, bij een kleine stapel afbraakplanken en een onbruikbare waschketel. En ik kijk en zie mezelf zitten, daarboven, en ik jank als een hond in de nacht". Van Oorschot maakte er een keurig boekje van. Wordt nu ook het andere werk nog eens heruitgegeven? Nescio: Boven het dal G. A. van Oorschot, Amsterdam Festival van het melodrama (Van een speciale verslaggever) CANNES. De drie grootste filnipro- ducerende hinden van Europa: Italië, Frank rijk en de Sowjet-Unie, voorts twee kleinere Europe se landen met een grote film- produktie, namelijk Spanje en Polen, benevens de Ver enigde Staten zijn dit jaar op 't internationale filmfestival te Cannes als de grote win naars uit de bus gekomen. Geen prijzen waren er voor landen als Japan, India, enz. die wel vertegenwoordigd waren en op tal van andere festivals herhaaldelijk prij zen verwierven, geen prijzen ook voor „outsiders", maar uitsluitend voor de beproefde centra van filmherkomst. Dat lijkt niet erg baanbrekend, maar het geeft precies de si tuatie op liet filmfestival weer, want daar kwamen in derdaad de beste films uit de genoemde landen. De jury heeft dus, om het met an dere woorden te zeggen, een goe de keus gedaan. Dit moge van zelfsprekend lijken, maar zo een voudig ligt de zaak niet. Juist te Cannes is er herhaaldelijk aan leiding voor het publiek en de cri tici geweest, misnoegen te uiten over jury-uitspraken en dat deed men dan ook trouw: de critici in hun artikelen, het publiek door Een beeld uit de Franse film Une aussi longue absence met Alula Valli in een der bei de hoofdrollen. Met deze bij drage verwierf Frankrijk in Cannes de Gouden Palm. gejoel, gefluit en boe-geroep. Dit maal hoorde men slechts applaus, vrijwel steeds daverend applaus, bij de prijsuitreiking. Op die ma nier vormt zulk een slotavond geen anti-climax, maar de feeste lijke afsluiting, die zulk een fes tival nodig heeft. Nu men er bo vendien een perfecte balletuit voering aan toevoegde, met ster ren van de Parijse Opera en het Ballet van Leningrad, was het feest helemaal volmaakt. Ten slotte is men, na meer dan zestig lange en korte films in twee we ken tijds voorgezet te krijgen, blij op de sclotavond geen film, maar ballet te mogen zien! De avond tevoren trouwens, toen de laatste filmvertoning van het festival werd .gegeven, was ieder een die allengs de film een beetje beu was geworden, ineens weer helemaal „in", want toen zagen we Viridiana, een werk van de grote cineast Luis Eunuel, door Spanje ingezonden en dat werk bleek, naar de vorm althans, een meesterwerk te zijn. De jury heeft die film de hoogste onder scheiding gegeven, samen overi gens met de prachtige Franse film Une aussi longue Absence (Een toch zo lange afwezigheid), een geschiedenis van een vrouw, die zestien jaar na de oorlog in een toevallig passerende zwerver die zijn geheugen heeft verlo ren in een concentratiekamp haar echtgenoot meent te herken nen, van wie men aannam, dat hij in zulk een kamp was omgeko men. Viridiana, een film met een uitermate wonderlijk ver haal, dat niet in enkele woor den is na te vertellen maar dat voor een film uit het katholieke Spanje nogal onverwacht was. zou men op grond van die inhoud een melodrama kunnen noemen. De vorm van de film, de beelden, de beeldopvolging, de wijze waar op Bunuel spanningen weet op te roepen, dat alles is indrukwek kend, maar het is niet helemaal duidelijk, wat hij met zijn ge schiedenis eigenlijk bedoelt te zeggen bij oppervlakkige be schouwing zou men er uitgespro ken anti-katholieke strekkingen in kunnen vinden, hoewel het dan toch niet aan te nemen is, dat Spanje zulk een film officieel zou inzenden. In elk geval heeft dat verhaal sterke melodramatische unst, ook literatuur (en ook wel een landschap, een gelaat) heeft meestal die ontroeringskracht te danken aan het feit dat zij sterk het gevoel van vergankelijkheid in ons weet te wekken. Dit besef van vergan. kelijkheid heeft Nescio altijd vervuld met een mijmerende nostalgie, een huivering, die hij op zijn lezers weet over te dragen. Hij beschouwt een landschap, ziet een witte wolk drij ven, hoort een bosduif in de ruisende boomkronen koeren, beseft hoe dit al tijd zo geweest is, lang vóór hij er was en blijven zal, lang na zijn dood, als of hij er nimmer is geweest en er nim mer van heeft genoten, en dat vult zijn hoofd met de schoonste dromen. Het is méér dan het voorbijgaan van de jeugd alleen, meer dan een klacht om de ontluistering van ons mooie land, waar elk fragiel brugje, elke eeuwenoude boom sneuvelt ten gerie ve van ronkend snelverkeer, waarin het platteland zelfs dag en nacht wordt overstroomd met een cacafonie van kunstmatig lawaai; rust, stilte, onherroepelijk verdreven worden. JHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllip De Duitse cineast Stanley EE H Kramer, die bezig is met de verfilming van zijn nieuwste H produkt, Oordeel in Neuren- M berg" is van Neurenberg met M zijn filmploeg naar Berlijn ge- -i reisd om daar opnamen te ma- z£ ken tussen de puinhopen, die ff alleen Berlijn nog in voldoende grootte bezit. Op de foto van een van de plaatsen, waar op- H namen zullen worden gemaakt H zijn zelfs ten behoeve van de film weer de „puinvrou- ff wen" bezig met het werk, dat M zij ook kort na de oorlog de- denhet schoonbikken van M bakstenen uit de puinhopen m voor het opknappen van haar vernielde woningen. „Doel van vreemdelingenindusirie (Van onze toneelmedewerker) LT et Holland Festival is weer aan de schriftelijke bespre- *1 king begonnen. Straks gaan ook weer de kassa's open voor de goedkopere rangen, en krijgt Amsterdam het jaar lijkse beeld te zien van de studenten en andere kunstmin naars met beperkte beurs, die een hele avond en nacht tevo ren kamperen voor de Stadsschouwburg om er het eerste bij te zijn. Wat men niet ziet van zo'n fes tival is het koortsachtig hanteren van spoorboekjes en luchtvaart- gidsen. Want de huidige Europese serie festivals is eigenlijk één aaneengesloten keten van uitvoe ringen, waarbij dirigenten, gezel schappen en individuele solisten zich van hoofdstad tot hoofdstad spoeden. Zo komt deze zomer bij voorbeeld de beroemde zangeres Teresa Berganza, behalve in het Holland Festival, nog in acht an dere festivals op de planken. Soms zit daar maar één dag tus sen. Vandaar al die spoorboek jes en vliegtuigtabellen op de bu reaus van de festivals. De Europese Associatie van Mu ziekfestivals omvat momenteel 22 festivals, uiteenlopend van Aix- en-Province tot Praag, van Hol land tot Griekenland, van Helsin ki tot Granada, tezamen omvat tend de periode van 1 mei tot 10 oktober, als de serie sluit met de bekende Berliner Festwochen. Dat zijn een kleine duizend concerten, toneel- en balletvoorstellingen, opera's en recitals, en daarbij zijn dun nog niet eens meegerekend grote eii langdurige festivals als de niet-aangesloten cultuurweken in het Théatre des Nations te Pa rijs of in Salzburg. Alleen al het Holland Festival omvat een dikke negentig uitvoeringen, die allemaal in tijd en plaats keurig in elkaar moeten grijpen als de tandrade ren van een rekenmachine. Het Holland Festival heeft het daarbij moeilijker dan do andere festi vals, die meestal slechts in één enkele stad plaatsvinden. Vorig jaar bracht het Holland Festival 98 uitvoeringen in Amsterdam en Den Haag, plus nog eens 51 voor stellingen in „de provincie", uit gesmeerd over 18 verschillende steden: dit jaar zullen de getal len in dezelfde orde van grootte liggen. De samenwerking tussen de Europese festivals bestaat niet alleen in het voeren van collec tieve propaganda, met name ook in Amerika, en evenmin in het on derling uitwisselen of dóórgeven van dirigenten en solisten, maar ook, in groeiende mate, in het samenwerken aan bepaalde pro- dukties. Zo ontstaat bijvoorbeeld de meest spectaculaire opera-uit voering van het Holland Festival, de met sterren bezaaide Le nozze di Figaro, in nauwe samenwer king met Aix-en-Provence. Hol land stuurt zijn Nederlands Ka merkoor naar de uitvoeringen in Aix; Aix stuurt de kostuums en decors, ontworpen door Clavé. naar Nederland: de sterren zoals Berganza zijn in heide series uit voeringen hetzelfde, evenals de Italiaanse dirigent Giulini en de door Aix beschikbaar gestelde re gisseur Sarrazin. Zo groeit dus een artistieke sa menwerking, waaraan Euro pa op politiek en economisch gebied nog niet toe blijkt. Een samenwerking, die ten nauwste verbonden is met de evenzeer sa menwerkende Verenigingen van Vreemdelingenverkeer, die ten dele de grote steunpilaren van dergelijke festivals zijn. Want al deze zomerse kunstfeesten zijn immers gericht op die nog steeds toenemende miljoenen vakantie gangers, die hun ontspanning zoeken buiten eigen land en aan wie men, behalve de lokale aan lokkelijkheden van de natuur en de steden, ook avondverpozing wil bieden van een dermate uitzon derlijk niveau, dat dit méde de aanleiding kan worden dat de toeristen juist deze steden of stre ken verkiezen boven andere mo gelijke recreatie-oorden. Dat deze „culturele industrie" een belangrijk aandeel heeft in ge heel de vreemdelingenindustrie, bewijzen alleen al de cijfers in Holland, waar vorig festival werd bezocht door 86.500 bezoekers in Amsterdam en Den Haag alléén, en zulks tegen toegangsprijzen die variëren van omstreeks 25 tot ƒ4. Het precieze aandeel van de bui tenlanders hierin is niet na te gaan, maar men schat dit op minstens 20 waarin de Ameri kanen een meerderheid vormen. Amerikanen, die vaak in groeps verband een culturele rondreis door Europa komen malven, van festival naar festival en van mu seum naar museum... In zover re staan die festivals, hoe onaar dig het ook klinkt, toeristiek op één lijn met bezienswaardigheden als Manneke Pis of Marken: ze zijn blikvangers in een vreemde- lingenindustrie met een omzet van een paar honderd miljoen dollar! Een anarchist, met twee kof fertjes vol bommen in de hand, in de komische Italiaanse film „Che gioia vivere" Wat 'n vreugde om te leven) van de Franse regisseur René Cle ment. Mede dank zij deze film kreeg Italië in Cannes de prijs voor de beste selectie. trekken en nu deed zich het merk waardige feit voor, dat verscheide ne festivalfilms melodrama's wa ren, films met vreemde sentimen ten. Dat gold bijvoorbeeld ook voor drie van de vier Italiaanse festivalfilms. De mensen, die aan de liefde ten onder gingen, para deerden dit jaar en masse over het bioscoopdoek! Het komt herhaaldelijk voor, dat tal van festivalfilms karakter trekken gemeen hebben. Het vo rig jaar kon men, met betrekking tot de vertoonde films, te Cannes spreken van een festival van de gewelddadigheid en de geestelijke ontwrichting; dit jaar zou men het een festival van het melodra matische sentiment kunnen noc- De enige Italiaanse film, die er een uitzondering op maakte, op die melodramatiek, was van de Franse regisseur René Clément: Che Gioia vivere (Wat 'n vreugde om te leven). Dat bleek een hoogst aantrekkelijke film, origineel, vol humor, met verruk kelijke typen in een kostelijk ver haal. De koldergeschiedenis speelt zich af te Rome in 1921 onder een groep anarchisten, vriendelijke, goedwillende mensen, die zich on ledig houden met de fabricage van bommenAlain Delon be wijst in deze film, dat hij een uit stekend acteur is; hij kan voort aan teren op andere roem dan dat hij de man in, die Romy Schnei ders liefde heeft gewonnen! Een Amerikaanse film, die wat buiten het gewone Hollywoodse kader viel. The Hoodlum Priest, met Don Murray in de titelrol on der regie van Irvin Kershner, was geen glad studiowerk, maar een in de realiteit opgenomen, zeer menselijke geschiedenis. Don Murray speelt er een prachtige rol in als de priester, die werkt aan de zelfkant van de maat schappij. Het internationale ka tholieke filmbureau, het O.C.I.C.. bekroonde die film. Ook de inter nationale federatie van filmcritici, de FIPRESCI. bekroonde naar traditie een film: zij liet haat- keus vallen op een Argentijnse film, die buiten het kader viel van de gebruikelijke Zuidamerikaanse produktie: Met de hand in de klem van Leopoldo Torre Nilssen. Tore Nilssen verfilmde een ge schiedenis van puberteitsmoeilijk heden van een meisje, zonder de vergaande concessies, die de Zuid amerikaanse filmproduktie aan het publiek pleegt te doen. Hij deed in zijn werken wel eens een misgreep, maar hij poogt althans telkens opnieuw films van niveau te maken en dat is heel wat in een werelddeel, waarin men het op cinematografisch gebied over wegend pleegt te zoeken in de sadistische gewelddadigheid, de pornografie of de keukenmeiden- romantiek. Het festival is, als geheel gezien, stellig geslaagd. Hoe goed het ge middelde peil was blijkt wel uit het feit, dat een toch uitstekende Nederlandse film als „Het Mes" er bij de jury geen voet aan de grond kreeg en dat ook nie mand dat had verwacht, omdat er zoveel te bekronen viel dat beier was. Daarom ïs het jammer, dat Nederland niet ook één van zijn beste documentaires had ingezon den, bijvoorbeeld de film van Ge orge Sluizer over de strijd tegen het water. Dan zou cr vermoede lijk een goede kans op een prijs zijn geweest, want op documen tair gebied produceren onze va derlandse filmers werken boven de middelmaat cn ook boven het peil,der-doeümentaïres-te Cannes,

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1961 | | pagina 9