ZELANDICA DE KERKENr- Boeiend relaas van expeditie naar nieuwe zendingsterreinen MUUR PILOOT STORM ontvoerd in de stratosfeer GEEN OPHEFFING VAN VLIEGBASES e„maatschappij DE VERDWENEN MINIATUUR l VRIJDAG 19 MEI 1961 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT nr oen wij onze vorige Zelandica schrevenwis-> I ten wij nog niet dat o.mover het ambts- bejag en kuiperij der Hollandse en Zeeuwse regenten een dissertatie zou verschijnen. Dit proefschrift roert een aantal punten awn, die een nieuw licht werpen op het politieke leven van de 17e eeuw. Vandaag promoveert de heer D. J. Roorda aan de Utrechtse Universiteit tot doctor in de letteren op het onderwerp: „Partij en factie. De oproeren van 1672 in de steden van Holland en Zeeland. Een krachtmeting tussen partijen en facties. Wij beginnen maar direct met een citaat. „De heren (regenten) werden allengs tweetalig en schreven „flament pour l'instruction du commun peuple, francois qui est pour les intelligents", dus de landstaal is alleen voor het onwetende volk, het Frans voor de heren. Nee, dat is geen opmerking in België, in het heetst van de taalstrijd, maar geschreven in ons land in de 17e eeuw, toen overdaad en daarmee verfransing steeds meer toenam. „Een opvoeding van een jongmens van goede familie behoorde in Frankrijk voltooid te worden" en „het taalgebruik van de toongaangcvende kringen verscherpte de contrasten, verdiepte de kloof tussen de elite en de gewone man". Moest naar de formulering van de middeleeuwen de regent behalve i-ijk in de eerste plaats wijs en „treffelijk" zijn, in de gouden eeuw begon men de regenten naar de grootte van hun vermogen te beoordelen. Enkele heren die hun carrière in armoe begonnen, werden uitgescholden voor „kale neet" en „asbeer". Volgens Roorda hadden vóór 1672 de laatste democratische over blijfselen in het stadsbestel alle werkelijke betekenis verloren of naar de cynische uitlating van een Thools regent: „Dat in alle regeringe faveur van eygen vrinden werd beooght, is notoir en oock natuurlïjek". De aristocratie begon zich reeds tot een soort oligarchie te ontwikkelen. De genoemde Thoolse regent, een van de zeven Vrijbergens op een totaal van yiertien regenten ter plaatse, bedoelde met „vrinden" familieleden. De burgers van dit stadje klaagden in 1672 over deze hegemonie. Van de familieclan naar de factie is maar één stap, omdat het familiebelang in de facties zeer sterk werkte. Onder factie verstaat Roorda een groep plaat selijke in Holland en Zeeland vooral stedelijke machtshebbers met hun onmiddellijke aanhang, terwijl 'met partij .een politieke groepering wordt bedoeld, die zo groot mogelijke groepen van de bevolking door een min of meer ideële binding bij de politiek van het gehele land tracht te betrekken. De schrijver „wil aannemelijk maken, dat de doorsnee-regent sterker aan zijn factie dan aan zijn partij gebonden was, en dat de strijd der facties voor de 17e eeuwse politiek van Holland en Zeeland meer typerend was dan de partij-tegenstelling". Wij kunnen in dit bestek niet vermelden wat er alzo in Zeeland in. 1672 is voorgevallen, maar wel ons met de schrijver af vragen, of de burgerbeweging nog enige successen heeft geboekt. In Zeeland werd in 1673 de eis dat „comptabele" beambten geen lid van de regering van stad of gewest mochten zijn. bij statenresolutie voor het gehele gewest aanvaard. „De Zeeuwse Staten namen bovendien allerlei papieren maatregelen ter beteuge ling van de kuiperij". Maar: „het factiewezen, instelling voor in siders in de politiek, overleefde de crisis, werd er misschien zelfs door versterkt". Zelfs de bevrijdingsproclamatie van 1813 beloofde nog dat alle aanzienlijken in de regering zouden komen en dat het volk op gemene kosten een vrolijke dag zou krijgen. VVV^^^^*VW^AV^/W*V*V^A/VV^^^V*AW*^/W*^W*W*V De in november 1960 door een groot aantal inwoners van de Friese dor pen Jelsuni, Cornjum, Marssum en Engelum op het provinciehuis in Leeuwarden tót uiting gebrachte be zwaren onder meer tegen de aanwij zing van bepaalde terreinen rond de vliegbasis Leeuwarden als luchtvaart terrein ten behoeve van de militaire luchtvaart, zijn voor de staatssecre taris van defensie geen aanleiding geweest deze wijziging achterwege te laten. Dit blijkt uit een beschikking uit de Staatscourant van 15 mei. In een schrijven gericht aan Gedeputeerde Staten van Friesland en het gemeen tebestuur van Leeuwarderadeel heeft staatssecretaris Calmeyer zijn visie gegeven op de bezwaren, die door de dorpsbewoners naar voren werden ge bracht. Hij verklaarde onder meer dat de opheffing van vliegbases in Nederland niet kan worden over- Advertentie) DAGBOEK VAN DOKTER VRIEND VERTELT OVER: Rotjes en seinpistolen om Jalies op afstand te houden In het Jalimodal gelegen ten oosten van de Baliemvallei in het binnenland van Nieuw- Guinea wonen naar schatting 25.000 mensen, die nog nooit met andere mensen dan van dit binnenland in aanraking zijn geweest. Naar dit dal zijn thans de Papoese zen dingspredikant M. Jochu, de Duitse zendingspredikant S. Zöllner en de hervormde zen dingsarts W. H. Vriend on derweg, in opdracht van de Evangelisch Clir. Kerk in Nieuw-Güinea. Verleden jaar heeft de voorzitter van de Evangelisch Christelijke Kerk in Nieuw-Guinea, ds.- F. J. S. Ramainum, tijdens zijn verblijf in Nederland besprekingen ge voerd met de Hervormde Zending en de Rijnse zending in Wupper- tal, over de aanpak van nieuw zendingswerk in dit onbekende ge bied tezamen met de Ev. Cnr. Kerk. De Duitsers stelden twee predikanten beschikbaar en de Ne derlanders dokter Vriend. Reeds sinds oktober zijn deze mensen in Nieuw-Guinea. Vele maanden van voorbereiding gingen vooraf aan Advertentie het epos van Warschau*s ghetto de aangrijpendste aanklacht ,esenEICHMANNen zijn beulsknechten. 568 pg 15.90 verf! terwijl u met wast Vraag Uw drogist! verf was- wonder per pakje het tijdstip dat de expeditie kon vertrekken. Een radiozend- en ontvanginstal- latie moest worden gekocht om het contact met de buitenwereld te onderhouden. Contact moest worden opgenomen met de M.A. F., de Missionary Aviation Fel lowship, een Amerikaans zen dingsgenootschap waarbij oud vliegers in dienst zijn getreden, die hun vliegervaring ten dienste willen stellen van de zending om waar ter wereld dit maar nodig is, met kleine vliegtuigen het con tact te onderhouden tussen de buitenwereld en zendingsmensen, die diep in de binnenlanden pio nieren. Reeds verscheidene jaren vliegen deze piloten ook in Nieuw-Guinea. Slechts wanneer zij bereid zou den zijn telkens voorraden voor de expeditie te „droppen" zou het verantwoord zijn de toch al ris kante tocht naar dit stuk „ver geten aarde" aan te vangen. Voor raden medicijnen, levensmiddelen, bijlen, messen en andere goede ren, die als betaalmiddelen kunnen dienst doen, moesten worden aan gelegd. Dragers moesten worden aangeworven. Bij de bergbewo ners moesten inlichtingen wor den ingezameld over het gebied dat men in wilde trekken en zijn bewoners. Verkenningsvluchten over dit terrein moesten worden gemaakt. Kqrtom aan allerlei za ken moest worden gedacht, voor dat men kon besluiten zich in het ...onbekende en wellicht zelfs vij andige gebied te wagen. Bij dit alles werd wel medewerking van het Nederlandse gouvernement ontvangen. Radiocontact Besloten werd dat één dei- Duitse zendingspredikanten, Paul Ahring. met zijn gezin voorlopig zou ach terblijven in de Baliem. Aan hem werd opgedragen dagelijks twee- 1792. Piloot Storm keek niet weinig verbaasd, toen Lean- der hem vertelde dat hij zich vroeger veel met machines en dergelijke had bezigge houden. Eigenlijk meer uit beleefdheid leidde hij zijn gastheer door de luchtsluis het schip binnen. Zij klom men naar de controlekoepel, waar Arend de instrumenten van de hyperdrive toonde, Welke door onbegrijpelijke oorzaak volkomen verkeerd gewerkt had en het schip lukraak door tijd en ruimte geslingerd had. De manier waarop Leander het mecha nisme en de geleidingen naar de generators on derzocht, maakte het Arend wel duidelijk, dat de oude man terdege kennis van zaken moest hebben. Eens te meer kon hij zich verbazen over deze zonderlinge mensen van de toekomst, Klacht van personeel inrichting ongegrond De klachtenbrief ,die het personeel van dc psychiatrische inrichting „Brinkgreven" te Deventer vorig jaar heeft gezonden aan Gedeputeer de Staten van Overijsel, de directeur- generaal van de volksgezondheid, de officier van justitie en het collego van b. en w. te Deventer, werpt vol gens de commissie van onderzoek een ongerechtvaardigde blaam op de ge neesheer-directeur van de inrichting. Het schrijven en openbaar maken van de brief moet volgens de com missie als een zeer laakbare daad worden beschouwd. Naar de mening van dc commissie zijn bepaaide achtergronden ten aan zien van het personeelsbeleid en de organisatie van de inrichting aanlei ding geweest tot het opstellen van de brief. De commissie zal deze ach tergronden onderzoeken en hierover rapport uitbrengen. Op verzoek van het bestuur van de inrichting zal de commissie met het bestuur overbet rapport overleg plegen, teneinde maatregelen te kunnen treffen die tot herstel van de normale verhou dingen kunnen leiden. maal per radio contact met de expeditie te onderhouden en ver der ervoor te zórgen dat de ex peditie geregeld door de vliegtuig jes van het nodige zou worden voorzien. Het is de bedoeling in het Jalimodal een vliegveldje aan te leggen. Zodra de vliegers van de M.A.F. daar kunnen Janden zullen zij het materiaal voor de opbouw van huizen, dat reeds ge reed ligt, daarheen vervoeren. Daarna zullen de gezinnen van de pioniers worden overgebracht en dan kan met het zendingswerk onder deze Jalies een begin wor den gemaakt. Het gedeelte van het dagboek van dokjter Vriend, dat op 14 maart begint en 11 april werd afgeslo ten. werd dezer dagen op het zen dingsbureau in Oegstgeest ont vangen. De eerste dagen konden ze on mogelijk vertrekken door voort durende regen, maar ook omdat Polimakwè een hoofdman van de Danies, de stam die de Baliem be woont en die heeft beloofd voor dragers, te zorgen- en mee te gaan naar Jalimo, telkens de zaak op de lange baan schuift. Waarom? Is hij werkelijk bang dat zij, zoals hij zegt, door de Jalies zullen wor den opgegeten, of wil hij de ex peditie met haar vele bijlen, mes sen en andere begerenswaardige artikelen liever in zijn gebied hou den? Het was dokter vriend niet helemaal duidelijk. Van wortel naar wortel Op 20 maart schrijft hij: Men wil weer niet mee. Maar als we door zetten blijkt een aantal dragers bereid een pak op de schouders te nemen. Siegfried (d.i. ds. Zöll ner) "blijft achter bij de zender die niet mee kan. Later blijken 15 dragers ons te volgen met 10 stuks bagage. De rest droeg ba taten (een soort zoete'aardappel), wat erg weinig voedsel is. Het was onmogelijk dat goed te rege len. Je moet weglopen en hopen, dat het juiste inderdaad meekomt. Vertrek 10.30 uur. Om 11.15 uur aankomst bij een waterwel, die wel 100 meter hoog is. Even ver die in rieten hutten een middeleeuws, of veel eer nog een ou Grieks bestaan leidden!" Lean der schudde het hoofd. „Het is voor mij natuur lijk een zeer verouderde hyperdrive, maar het is zeker dat ge"" met deze machine onmogelijk terug kunt keren naar uw oude, vertrouwde omgeving!" Piloot Storm balde de vuisten en riep uit: „Dus dan zijn wij gedoemd voor al tijd hier te blijven?" Leander knikte. derop gaat de weg steil omhoog het oerwoud in. Hier stoppen we, er zijn weer moeilijkheden. Ik loop vooruit en heb weinig zip weer naar beneden te lopen, 11.36 uur op 2000 meter het oerwoud in. Hoge bomen, overal mos, op de stammen, de wortels, de grond. Hijgend stap voor stap. steeds maar hoger van de ene boom wortel naar de andere, die steeds weer hoger ligt. Om de vijf mi nuten moet ik even rusten en staan de aehterkomendc dragers rustig te wachten tot ik verder ga- 25 MAART. We zijn nog loom. Spieren en ge wrichten doen zeer. Er worden vijf varkens geslacht waarvoor wij vijf bijlen moeten betalen. In het „gesprek" dat wij met hen hebben wordt wel duidelijk, dat in de richting over de bergen, waar in wij verder moeten naar het volgende dal, waar de aanleg van een vliegveld mogelijk moet zijn, de vijand woont. Dit is een verve lende zaak aangezien dit onze' tocht aanzienlijk zal vertragen. Ik kan hier nog niets doen omdat de medicijnen er niet zijn. We ho pen dat de Jalies de rest van de bagage willen halen. Plaats voor dropping is ook moeilijk te vin den, alles is hier steil met vele bergriviertjes. Aanval 's Middags ben ik juist bezig met de motorzaag snel een grote hoe veelheid brandhout bijeen te ver garen als Jochu, de Papoese pre dikant, angstig naar ons toekomt met de mededeling, dat de Jalies er aankomen om ons op te eten. Het is intussen avond geworden en mistig. Jochu was met één der dragers meegegaan op uitnodi ging van enige Jalies, naar een mannenhuis. Iedereen keek boos en buiten werden pijl en boog klaargelegd. Hij is toen naar bui ten gegaan. Daarop is hij snel weggelopen. Grote consternatie in het kamp. Van alle zijden wordt bevestigd dat ze er in groten getale aanko men. Door de mist is echter niets te zien. Ook Polimakwè, het Da- nihoofd, dat bij ons is. wordt bang en wil dat we vluchten. Een ove rigens onmogelijke gedachte. Wij trekken onze leren jassen aan en leggen de rotjes klaar. Het sein- pistool wordt geladen (dit alles was om. zo nodig, angst aan te jagen). Ik probeer Polimakwè gerust te stellen en zeg dat Jezus machtig is. Ja, zegt hij, Jezus is Kokmèkè (groot). Hij blijft. Later stellen de aanwezige Jalies onder onze dragers ons gerust, dat er niets aan de hand is. Tijdens de avondwijding lezen we Johannes 17, waar Jezus voor de zijnen bidt in het hogepriesterlijk gebed. Om beurten bidden wij. Later op de avond brengt de be treffende „Kaïn" een varken voor ds. Jochu als een soort genoeg doening. We slapen pas laat en blijven in alarmtoestand. Wat er zich nu precies heeft afgespeeld, weten we niet; wel is duidelijk dat onze komst de nodige span ningen heeft teweeg gebracht. Het is beter dat we bij elkaar blijven. En hier voldoende lang blijven om tot een goede verstand houding te komen. Hmm FEUILLETON door Erich Kastner 25 De draden, die aan hoge palen door het land trekken, zoemden. Het be richt van de roof van de Holbein- miniatuur en de hoge beloning, ver breidde zich zo snel als de wind naar alle richtingen. In de gebouwen dei- dagbladen werden de rotateperseh stilgezet. De nachtredacteuren dicht ten koppen van twee regels en lieten het nieuws invoegen. De kelder van Lieblich ligt in een van die straten in Rostock die steil berg af naar de haven voeren. Omdat er betreurenswaardige! wijze overal mensen zijn, wier handel en wandel er schuld aan is, dat de wet boeken van strafrecht niet kunnen worden afgeschaft, bestaan er ook in iedere stad lokalen, waarin verdachte individuen elkaar ontmoeten, ten ein de hun beroepsondervindingen aan elkaar mede te delen en de alcohol te eren. Professor Hom trad als eerst© bij Papa Lieblich binnen en liet zich di rect in de achterkamer brengen, waar op de deur een bordje hing. „Kleine vergaderzaal" stond op het Dordje. Papa Lieblich scheen de witgebaarde gast te kennen, knapte van nieuws gierigheid en verstijfde van eerbied. „Er uit!" beval professor Hom. „Mijn mensen zullen dadelijk komen. Wij wensen niet gestoord te worden". Papa Lieblich trok zich devoot terug. De professor nam plaats. Langzamerhand verschenen de ande re leden van de „vereniging" in kleine groepjes, die kris kras in het lokaal waren neergezet. Papa Lieblich be diende in eigen persoon. Zij rookten en dronken. „Wij zijn voltallig", zei eensklaps de kleine mijnheer Storm. „Alleen de twee die i in de badplaats Warne- münde hebt achtergelaten, ontbre ken". Het is goed", professor Horn wenk te de waard. Papa Lieblich maakte dat hij wegkwam. De chef keek het vertrek rond. „Ik neem aan, dat de politie reeds op de hoogte is. We heb ben geen ijd te verliezen. Ik haast mij naar Hotel Blllcher, haal m'n kof fer, betaal en geef voor naar Hamburg te reizen. Daarna kom ik weer hier heen en doe mijn baard af. Jullie knij pen zo spoedig mogelijk uit. Storm en Achtel kunnen dat arrangeren. De .hoofdzaak is, dat jullie gescheiden af marcheert. Dinsdag is iedereen in Ber lijn. Ik zal als Engels toerist enkele Noordduitse steden bezoeken. Dat zal in het belang van Holbein de Jongere noodzakelijk zijn." De anderen meesmuilden. „Mischien wijk ik van mijn route af", verklaarde de chef. ,Het kan nood zakelijk blijken dat ik uit het zuiden in Berlijn kom. Dat zullen we wel zien. In ieder geval ontmoeten wij el kaar dinsdag in Berlijn. Tot óan heb ben jullie immers geld genoeg". Ik weet het niet precies", meende Storm. „Maar ik weet het", antwoordde pro fessor Horn. „Heeft nog iemand iets te vragen?" De anderen zwegen. „Goed", zei hij. „Geef me nu het pak je èn verdwijn". Hij verhief zich en bleef afwachtend staan. Niemand verroerde zich. .Schiet op hier met de miniatuur". De mannen keken elkaar zwijgend aan. Ieder wachtte er op dat een an der het pakje uit de zak zou halen. Zij wachtten tevergeefs. Professor Horn stampte met de voet. „Wie heeft de miniatuur?" „Ik heb haar niet", zei Philipp Ach tel. „Ik dacht dat Klopfer haar had. Hij was het dichtst bij de tafel, toen liet licht uitging". „Dc heb haar niet", antwoordde de man, die Klopfer heette. „Toen het licht uitging, dacht een vrouw, dat ik haar man was. Zij hield me vast en noemde me aan een stuk door „Arthur". Toen ik eindelijk bij het tasje kon komen was het leeg. Toen dacht ik dat Pietsch de minia tuur had". Pietsch was de kerel, die er als een worstelaar- uitzag. I-Iij schudde de be schadigde schedel, ,,Ik heb ze ook niet Ilc greep naar de tas. Maar voor ilc haar te pakken had, knalde iemand met een hard voorwerp op mijn kop, zodat ik ongeveer na de vierde slag, omviel. Ik dacht det Kern ze had". „Neen", ik heb haar ook niet" .be weerde deze. „Maak me niet gek!" riep de chef. „Twaalf mensen van ons waren in het lokaal. Tien stonden er buiten. Het was alles tot in de kleinste kleinighe den voorbereid. En nu zal niemand de miniatuur hebben? Wie heeft ze!" De mannen bleven stom. Het zwij gen werd beangstigend. „Wie heeft haar!" herhaalde de chef. Hij wenkte Storm en Achtel. „Fouil leren!" Terwijl Storm en Achtel de diverse zakken van hun verenigingsbroeders omkeerden, onderzocht professor Horn zijn revolver. Hij deed het met de grondigheid van de vakman. Toen knikte hij, in gedachten verzonken. De diagnose scheen bevredigend te zijn verlopen. Hij zag op. De heren Storm en Achtel - hadden hun bezigheid beëindigd. Ze keken hun chef aan met een veel zeggende blik en haalden hun schouders op. „Niets te vinden", zei de kleine Storm. „Niets bevestigde Philipp Achtel. Zijn gezicht, met uitzondering van de neus, was zeer bleek geworden. „De miniatuur is zonder twijfel uit het tasje gestolen!" zei Storm. „Maar niet door ons". „De politie zal ons achtervolgen", meende mijnheer Achtel. „Maar we- zijn jammer genoeg onschuldig". Professor Horn hield zich aan een knoop van zijn jas vast. Of had hij last van zijn hart? Eindelijk zei hij: „Ik ga naar Hotel Bllicher en telefo neer met Warnemünde. „En wij?" vroeg Storm. „Iedereen blijft hier!" bromde de chef. „Alleen Karsten gaat mee! Hij knalde de deur dicht. Karsten volgde hem haastig. Professor Horn liep als een tijger in zijn hotelkamer op en neer. Karsten bracht de toiletartikelen uit de bad kamer binnen en pakte de koffer. „Kalmeer toch eindelijk eens, chef!" verzocht hij. „Een miljoen hebben we toch al binnen. Leopold is sinds giste ren in Holland. Van Tondern heeft de schilderijen overgenomen. Het spoor is uitgewist." ,Ik moet weten, hoe de Holbein ver dwenen is! Dat moetik weten!" „Misschien is hij helemaal niet ver dwenen", merkte Karsten op. „Als deze uffrouw Trübner hem nu eens helemaal niet meer in haar tasje heeft gehad?" „Praat geen onzin! Ze had hem na tuurlijk in haar tasje! Toen ze naai de dansvloer ging om te dansen, nam zij de tas mee. Zo'n meisje neemt zo'n grote tas niet mee naar de dansvloer als daar niet een goede reden voor is. Terwijl bovendien die St. Bernard van een slager bij de tafel bleef! Uitge sloten!" Karsten sloot de koffer af. „En hoe verklaar je dan, dat de tas leeg was, toen onze mensen er bij kwamen?" „Als ik dat kon verklaren, was ik niet zo woedend!" De telefoon belde. De professor nam de hoorn op. „Hier professor Horn Aha! Leven jullie nog! Ik dacht al dat jullie een tochtje in het maanlicht op zee maakten!" Hij zweeg en luisterde naar de mededelingen, die men hem deed. Eensklaps werd zijn gezicht on gewoon lang. Hij vroeg haastig en hees weten jullie dat zeker?" Hij luisterde weer. Daarna vroeg hij: „Je komt zo snel mogelijk naar Rostock en blijft de eerstvolgende d^en in de kelder van Papa Lieblich. En je gaat niet van de telefoon weg! Begrepen? Leichsen- ring blijft het meisje op de voet vol zin! rat? Ja zeker! Zelfs wanneer ze naar China wil reizen!" Hij legde de hoorn neer. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1961 | | pagina 13