BALLET gevraagd voor de provincie
J. Somerwill verzamelde Meesters
der Chinese vertelkunst'
Tekeningen uit Gouden Eeuw
op expositie in Brussel
Van Neijenhof: veertig
jaar achter de camera
ZATERDAG 29 APRIL 1961.
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
17
Een fascinerend deel in de
bekende Meulenhoff-reeks
E en van de prettigste eigenschappen valt de „Meesters der
Vertelkunst"-reeks van Meulenhoff is, dat deze boeken ons wer
kelijk in een veelzijdig contact brengen met vreemde landen.
Gemiddeld vijftien a twintig auteurs van de laatste honderd
jaar vertegenwoordigen in elk deel hun literatuur en hun land,
en geven ons door hun velerlei aard en verscheidenheid van on
derwerp een ruime blik in de zeden en gewoonten van de volken.
Het laatstverschenen deel, dat we reeds in het kort aankondig
den, brengt ons verder van huis dan ooit; het is „Meesters der
Chinese vertelkunst" en het werd samengesteld en vertaald door
J. Somerwil. Het is in zekere zin jammer dat de uitgeefster geen
vertaler heeft gevonden die het Chinees machtig was, want nu
was de heer Somerwil (wiens vertalingen overigens fraai zijn)
aangewezen op verhalen die reeds in Engels, Frans of Duits ver
schenen waren, en had er dus reeds een soort voorselectie
plaatsgevonden buiten hem om.
Maar wanneer we in aanmer
king nemen dat de moderne
Chinese literatuur ten onzent
zo goed als geheel onbekend is,
en dan zien hoe 'n rijke bloem
lezing van zeer mooie en boeien
de verhalen hier wordt geboden,
is er alle reden voor dankbaar
heid en mogen we de „omweg"
gerust veronachtzamen. Somer
wil heeft bovendien voor een
uitvoerige inleiding gezorgd,
waarmee hij de ingewikkelde si
tuatie waarin de moderne Chi
nese literatuur zich bevindt,
probeert uiteen te zetten.
Even onuiti'oeibaar als het in hel
buitenland heersende onbegrip om
trent ons, Nederlanders, met onze
Idompen, vissersbroeken, tulpen e.d.,
is onze eigen voorstelling van lite-
rair-China: ascetische wijzen die
haast onvatbare orakelen spreken,
buigende mandarijnen, mooie wou
wen in zijden gewaden die liefdes
brieven penselen op geurig rijstpa
pier, jonken op de Jangtse, reigers,
chrysanten... We weten wel van ont
stellende armoe, hongersnood, wa
tersnoden, verscheurende revoluties
en burgeroorlogen, maar passen die
in onze droom-over_China? Dit boek
brengt ons er met de neus bovenop,
toont ons de Chinese moderne mens,
ons zeer verwant, cn toch ook zeer
exotisch. Want hij leeft gedeeltelijk
vanuit een andere werkelijkheid dan
wij, staat anders tegenover de pro
blemen van leven, dood, geloof, lief-
Letterkundige kroniek
door HANS ÏÏARItEN
de, en ook anders tegenover de lite
ratuur. En hoezeer westerse ideeën
de laatste eeuw ook in China door
gedrongen zijn, toch is dit meer op
pervlakte, een bovenlaag. Gestudeer
de mensen zijn vaak verwesterst, het
landvolk is goeddeels gebleven zo
als het altijd was. Het verschrikke
lijke lijden van het eenvoudige, hard
werkende volk door oorlogen en re
voluties is een van de onderwerpen
waarnaar de Chinese schrijvers tel
kens grijpen.
Ook het verschil in emancipatie
komt scliril aan het licht. Zo kan
een student, op wens van zijn fa
milie op zijn zestiende gehuwd
met een meisje van veertien dat
dan op het land bij de schoon
ouders blijft, volkomen vervreem
den van zijn vrouw, doordat hij
modern wordt, zij bij de traditie
blijft. Hij trekt naar de stad, leert
het westerse leven daar kennen,
wordt los. De jonge wouw blijft
het slavinnetje van de schoonfa
milie, vervult nauwgezet haar
plichten. Tussen de echtgenoten
liggen twee jaren leeftijds- doch
een generatie ontwikkelingsver
schil. Zo'n onderwerp behandelt
Kin In-Yu in „De Echtscheiding",
een prachtig geschreven verhaal.
De jongeman, Sje-koe, 26 gewor
den, keert na tien jaar terug,
zijn studies zijn voltooid. Tien
jaar lang heeft zijn vrouw de schoon
familie toegewijd gediend. Maar zij
is niet bij do ontvangst van haar
echtgenoot aanwezig, dat zou niet
passen. Zij wacht op hem in haar
kamer. „Zij liet alles in het vertrek,
dat zij gedurende de hele middag
angstvallig precies in orde had ge
bracht, aan haar oog voorbijtrek
ken. Ook zij verlangde ernaar te zien
hoe haar man eruit zag na zo'n lange
afwezigheid, maar als welopgevoede
vrouw mocht zij zich niet zo gehaast
tonen. Het leven van een vrouw be
stond uit eeuwig wachten". Zij wist,
dat zij haar man niet kon behagen,
het maakt haar onzeker. En als de
man eindelijk binnenkomt, buigt zij
het hoofd, en durft hem niet aan te
zien. Hij voelt haar toewijding, haar
liefde niet. „Hij. Sje-koe, die zich
had bevrijd van elk bijgeloof, die op
elk moment zijn eigen leven wilde
scheppen, verafschuwde die vrouw
met haar kleine, spitse voetjes, die
niet eens wist hoe zij iets moest wil
len; die zelfs als men haar in een
graf had opgesloten in haar noodlot
zou hebben berust". De vrouw wacht
vergeefs op een teken van toenade
ring. De man verlaat het vertrek, en
verstoot haar. Zij, die een en al toe
wijding is geweest, moet naar haar
ouders terugkeren. Tegen haar zie
ke, wanhopige schoonmoeder zegt
zij, als alles in gereedheid is: „Ma
ma, uw schoondochter vertrekt. Ik
hoop dat een andere U beter zal die
nen dan ik". Zij verdwijnt, en hangt
zich in haar ouderlijk huis, getooid
in feestkledij, op aan haar rode
bruidssluier.
Sje-koe is dan toch wel even ge
troffen en beseft de diepte van
haar liefhebbende hart, „tegelij
kertijd kinderlijk en moederlijk,
roerend trouw en gevoelig, vol
van onuitputtelijke, preutse char
me en van een voortdurende dich
terlijke dromerigheid; zoals het
oude gedenkteken ter ere van de
huwelijkstrouw aan de oever van
de rivier, dat de voorbijgangers
hinderde doordat het in de weg
stond en stof verzamelde, maar
dat, als het de purperen weerspie
geling van de ondergaande zon
opving en het azuur van de gol
ven door zijn gulden silhouet tot
leven wekte, zo dikwijls het boot
je van de reiziger langzamer deed
varen".
Doch Sje-koes ontroering duurt
niet lang, verblind richt hij zich
weer op iets vluchtigs.
Zo'n verhaal, afgezien van het feit
dat het prachtig geschreven is,
brengt ons aan het hart van
China, van het Chinese volk.
En dat gebeurt in zo menig verhaal:
Chinese wijsheid spreekt uit het ver
haal over Lao-tse en zijn buffel van
Kwo-Mo-Zjo; de liefde van de Chi
nezen voor vogels is geestig uitge
beeld door Lin Yu.tang. Prachtig
evoceert Mau Toen de spanning
waarin een arm dorpje leeft tijdens
de kweek van de zijderupsen; met
Lau Sje maken we een tragisch ver
lopen treinreis. Heel diep boort weer
Sjen Tsoeng-Wen met „De echtge
noot", verhaal over het vreemde le
ven van een bootjes-prostituee die
plotseling met haar boerenechtge-
noot naar haar dorp terugkeert.
„Haat" van Tsjang Tjen-Yi verhaalt
van het verschrikkelijke lijden van
burgers en soldaten in een ontwrich
te tijd; suggestief is het watersnood-
verhaal van Ting-Ling, vol stemming
ook het verhaal over wakers en bo-
nendieven in een mistige maannacht
van Toean.Moe Hoeng-Liang. En zo
zou men ze allen op willen sommen:
de tragedie van de riksja-koelie, de
tragedie van de arme man met zijn
karbouw, het komieke „Zeep" van
Loe-Sjuun. Apart vermeld dient nog
te worden „De pleegmoeder" van Pa
Tsjin: ook deze beeldschone courti
sane waartegen het kind „mama"
zegt en die een acteur op zijn retour
blijkt te zijn is een facet van China.
Het verre oosten is overrijk aan
„meesters der vertelkunst" en nu de
ze bron eenmaal ontsloten is, kunnen
we slechts hopen dat nog vele delen
zullen volgen.
Meesters der Chinese vertelkunst,
uitgave J. M. Meulenhoff, Amster
dam.
In het moderne gebouw van de Al-
bert I-bibliotheek in Brussel is
een tentoonstelling geopend van
„Hollandse tekeningen uit de
Gouden Eeuw" ter gelegenheid
van de vijftiende verjaardag van
het Nederlands-Belgisch cultureel
akkoord. De tentoonstelling om
vat .153 tekeningen uit de periode
15751675 en is de volledigste
die tot dusverre kon worden inge
richt. Er bevinden zich beroemde
werken onder van Rembrandt,
Frans Hals, Jan van der Heyden,
Adriaan van Ostade, Jan Steen en
Ruysdael. De tekeningen zijn af
komstig uit grotendeels Neder
landse openbare en particuliere
verzamelingen en enkele werden
nog niet eerder voor een tentoon
stelling afgestaan.
De tentoonstelling werd geopend door
de voorzitter van de Belgische af
deling van de Nederlands-Belgi
sche cultuurcommissie, gevol
machtigd minister Julien Kuy-
pers. De tentoonstelling, zeide hij
in zijn openingstoespaak, is voort
gekomen uit een Nederlands ini
tiatief en is de tweede van een
drietal manifestaties. De eerste
was de tentoonstelling van land
schappen in de Nederlanden van
1550 tot 1630 in Breda en Gent.
Later dit jaar zal in Luik een ten
toonstelling worden geopend van
Nederlandse aquarellen.
Minister Kuypers prees in zijn toe
spraak de volledige samenwer
king en de goede verstandhou
ding, die op het gebied van de
kunst tussen Nederland en België
heerst. De openingsplechtigheid
werd bijgewoond door de direc
teur-generaal voor kunsten en
voor de buitenlandse betrekkingen
van het Nederlandse ministerie
van o. k. cn w., mr. H. J. Reinink,
die voorzitter is van de Neder
landse afdeling van de Neder
lands-Belgische cultuurcommissie.
De tentoonstelling zal in Brussel
- blijven tot 24 juni: Later dit jaar
zullen de tekeningen in Hamburg
worden tentoongesteld.
Over enkele (lagen zal in Amster
dam een nieuw internationaal jeugd
centrumgelegen naast het Anne
Frank"huis, officieel worden ge
opend. Onze fotograaf nam er een
kijkje en maakte (le bijgaande fo
to's van het exterieur met links
daarvan het Anne Frank"huis, en
de interieurs van de recreatiezaal
(rechts onder) en de gehoorzaal
(rechts boven).
Frans Liszl-herdenking
De stad van de Richard Wagner-
festivals zal dit jaar de enige plaats
in West-Duitsland zijn, waar de
150ste geboortedag en 75ste sterf
dag van de componist Franz Liszt
zullen worden herdacht.
Volgens de bekendmaking van het
stadsbestuur zal het hoogtepunt van
de herdenking een concert zijn in
het operagebouw van de voormalige
markgraven van Bayreuth, waar de
Hongaarse pianist Julian von Karo-
lyï een piano-concert van Liszt zal
vertolken.
Andere Liszt-herdenkingcn zullen
gehouden worden in Boedapest cn
Wëimar.
Frans Liszt, die op 31 juli 1886 over.
1, werd in Bayreuth begraven.
Honderden films op
zijn naam
(Van onze speciale verslaggever)
tto van Neijenhoff, ci-
neast sinds Willy Mul
lens in 1921 fotografisch
werk van hem zag bij Pan
der in Den Haag, schudt zeer
beslist het hoofd als het
waardige afscheid valt:
„Neen, ik ga gewoon door
met werken. Die huldiging,
vrijdag in het Scheveningse
Kurhaus, was er alleen maar,
omdat ik op die dag veertig
jaar geleden filmer werd. Ik
heb het trouwens zó druk,
dat er aan ophouden eenvou
dig niet te denken valt. Een
paar weken geleden moest ik
zelfs een vererende opdracht
van de U.N.O. afwijzen, om
dat ik tot over mijn oren in
het werk zit".
De drukte zit 'm voor een belang
rijk deel in een opdracht van
Esso-Nederland om een 25 minu
ten "durend filmpje over Limburg
te maken, waarin het karakter
van deze provincie, via beelden
Otto van Neijenhoff op de
plaats, waar hij zich het mees
te thuis voelt: achter de ca-
Kamerballet' zou een
oplossing kunnen zijn
(Van onze balletmedewerker)
Drie jaar geleden bestond het Ballet
der Lage Landen nog. Het gaf per
jaar meer dan honderdvijftig voorstel
lingen, waarvan ongeveer 120 in de pro
vincie (waaronder in dit geval te ver
staan: alles van Nederland wat geen
Amsterdam of Den Haag heet). Daar
naast bestond het Nederlands Ballet,
dat maximaal 120 voorstellingen per
jaar gaf, waarvan ongeveer tachtig
buiten de grootste steden. Dat was dus
samen zowat 200 voorstellingen voor
„de provincie".
Hoe lijkt dit te gaan worden in komend
seizoen? Mager! Want dan is er nog het
Nederlands Ballet, dat echter zozeer is
gegroeid in omvang en in groot-bezet
repertoir, dat liet met, de beste wil niet
meer kan optreden in kleinere schouw
burgen. Van de 120 voorstellingen zullen
er waarschijnlijk niet veel meer dan der
tig beschikbaar komen buiten Randstad
Holland, en dat dan nog alleen in enkele
regionale centra met grote theaters.
Daarnaast is er, indien het althans in
omvang kan worden hersteld, het Am
sterdams Ballet. Dat bedient in de eers
te plaats de Nederlandse Opera en Am
sterdam. Dat wil óók grote werken, groot
gemonteerd en bezet, brengen. Dat zal
per seizoen eveneens hooguit dertig
voorstellingen buiten de Randstad kun
nen geven, en dan bij voorkeur in grote
centra.
Zestig voorstellingen in plaats van tweehon
derd van vorig jaar of van de reeds tot
omstreeks honderdvijftig gedaalde voor
stellingen in het seizoen 1960-1961, waarin
immers het Nederlands Danstheater nog be
stond en met name juist de kleinere steden
kon voorzien. Dat Danstheater verdwijnt nu
definitief, merendeels naar Amsterdam, waar
tachtig procent van de dansers de groep om
interne redenen heeft verlaten. Tachtig pro
cent, pak weg, een kleine veertig man, die
grotendeels naar de groep van Gaskell zijn
overgegaan, en die verder hun heil zoeken in
het buitenland of in het lesgeven.
Zestig voorstellingen voor „de provincie" is niet
veel, en zeker niet als dit slechts aan enkele
grote centra ten goede kan komen. Het wordt
nog minder indien men. op artistieke en orga
nisatorische gronden mag verwachten dat het
Amsterdams Ballet, dat immers geheel nieuw
moet worden opgebouwd, voorlopig niet voor
voorstellingen beschikbaar komt. Want dan
resteren er voor de provincie slechts hooguit
veertig van de minstens tweehonderd, die men
zou kunnen afnemen
M'
oet de dansliefhebber buiten Randstad
Holland dan maar zonder? Ogenschijn
lijk wel. Maar er is bij het Nederlands
Ballet een mogelijkheid aanwezig, die realisa
tie waard lijkt. Waard ook in financieel op
zicht, in die zin, dat de betrokken provincies
steden of samenwerkende gebieden enige sub
sidie in uitzicht zouden moeten kunnen stellen.
Het is namelijk een oude wens van Sonia
Gaskell om uit haar groep een soort „kamer
ballet" samen te stellen, een aparte werkeen
heid zoals de toneelgroepen werkeenheden
vormen, om het doublure-systeem te vervullen.
Dat kamerballet zou dan ook in kleinere
plaatsen, op eenvoudig-toegeruste tonelen kun
nen optreden, en het zou tevens op dezelfde
middag instructieve voorstellingen kunnen
geven voor de rijpere jeugd. Zoiets kost geld.
met name omdat jeugdvoorstellingen nooit
exploitatief lonend kunnen zijn. Maar juist nu
in komend seizoen, mede door de toeloop van
Amsterdamse dansers, het Nederlands Ballet
groter zal zijn dan ooit, juist nu lijkt het mo
ment voor de belanghebbenden om Den Haag
en het Nederlands Ballet een beetje onder druk
te zetten. Onder druk van de klemmende argu
menten, waarmee men de „provinciale behoef
te" aan goed ballet kan verdedigen: onder de
druk van de cultuurspreiding, die in Den Haag
en zeker op het ministerie een warme genegen
heid houdt; onder de druk tenslotte van zake
lijke bijstand, die regelmatig optreden van zulk
een „kamerballet" niet ten laste zou brengen
van groter wordende tekorten.
Het aantal grote schouwburgen in de provincie
groeit, de markt bij de kleinere schouwburgen
blijft eveneens groeien, maar het aanbod van
toneel en ballet vermindert. Bij toneel zijn nog
onoverzienbare problemen. Maar inzake ballet
zou er iets te doen zijn. Mits men het tijdig
doet, want de begroting en zakelijke opzet
voor volgend seizoen worden reeds in déze pe
riode gemaakt.
over cultuur, onderwijs, land
schap, toerisme, architectuur, in
dustrie en allerlei typische merk
waardigheden, tot uitdrukking
komt.
Althans: Otto van Neijenhoff
dacht een paar dagen geleden dat
't 'm daar in zat. Nu weet hij be
ter: zijn opdrachtgevers hebben
namelijk besloten het niet bij
Limburg alleen te laten, maar al
le provincies door de jubilerende
cineast op het celluloid te laten
vastleggen. Het voorbereidende
werk voor de Limburgse rolprent
is inmiddels achter de rug en Van
Neijenhoff verwacht daarom op
zeer korte termijn met het eigen
lijke filmen aan de slag te kun
nen gaan.
Een van de eerste dingen, die
hij dezer dagen zal doen, is
afdalen in een van de Lim
burgse mijnen en dan is hij weer
precies even ver als zo'n dikke
dertig jaar geleden, toen hij aan
zijn eerste grote opdracht begon.
Want nadat hij bij Willy Mullens
de kneepjes van het vak grondig
had geleerd, zette hij een eigen
laboratorium op, dat het eerst de
aandacht van de Staatsmijnen
kreeg. Daarna kwam er met grote
regelmaat werk uit binnen- en.
buitenland, zodat hij thans moet
piekeren om het juiste aantal
produkten van zijn hand te kun
nen geven: „Ik weet het echt niet
meer .maar enige honderden zijn
het toch in ieder geval wel ge
weest".
Otto v. Neijenhoff heeft films ge
maakt, die in brede kring grote
bekendheid hebben verworven:
„Rijksmuseum", „Bezige han
den", „Jonge harten", „Vrij bui
ten". „Los de vang". ..Veertig
jaar" en voorts tal van bedrijfs
films en documentaires, die niet
alleen hier, maar ook buiten de
grenzen verscheidene prijzen ver
wierven. De jubilaris mag zich
dan ook een succesvol cineast
noemen, al zal hij zich zelf dat
predikaat succesvol niet hebben
toegedacht, toen hij aan de Haag
se toren hing te bengelen, na van
het topje van het haantje af op
namen te hebben gemaakt en op
de terugweg naar beneden keek.
„Dat had ik nooit moeten doen",
zegt hij nu, „maar gelukkig had
ik een veiligheidsgordel van de
brandweer om. De haak mikte ik
net op tijd op een uitstekend
guirlandetje of zo en een schil
der, die er met zijn kwast in de
weer was gooide me een touwtje
toe. Ik kwam bleek maar heel be
neden en was toch altijd nog niet
zó geschrokken of een paar uur
later zat ik het diee uit te wer
ken voor de film „Da-da", waar
we bijzonder veel succes mee heb
ben gehad. Ik kan eigenlijk maar
één term vinden om die film te
kwalificeren: mesjoche".
De nieuwe opdrachtenreeks
brengt Van Neijenhoff ook
naar Friesland, waar hij eens
met camera en al en in gezel
schap van leermeester Willy Mul
lens door het dak van een rie
ten jurytentje duikelde, waar
hoog-gehoede heren bezig waren
aan het beoordelen van Friese
meisjes op de schaats. Die bezig
heid heeft men, naar verluidt,
even onderbroken. De schrik werd
met champagne afgedronken.
Schrik is de heer Van Neijenhoff
ook in de oorlog niet bespaard ge
bleven. Seyss Inquart verzocht
hem eens een film over de bezet
ting te maken. Er kwam daar
voor zelfs een blanco cheque ter
tafel. Hij kon elk gewenst bedrag
invullen. Maar hij zei neen. tot
twee keer toe. en toen was het de
Duitsers te veelzij namen Neijen-
hoffs apparatuur in beslag en
maakten hem daarmee brodeloos.
Dat dachten ze tenminste, maar
Van Neijenhoff ging met ge
leende camera's gewoon door
met filmen: over de bezetting,
ditmaal echter in opdracht van
de regering in Londen.-,
HET VERRE OOSTEN ONTSLOTEN