„Haagse cahiers" en werk van
Alijd Brink en Edithe de Clercq
C
C
Belangrijke aanwinst voor Rijksmuseum
Letterkundige kroniek
door HAAS WARREN
ALS EEN TERRIER
„LEVEND BEZIT"
BEZIT MET HIATEN
ESTHETIEK DE DRIJFVEER
BEKRONING
ZATERDAG 22 APRIL 1961
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
17
DICHT EN ONDICHT
Keuze uit enkele
verschenen
Er zijn van die dingen die men
als dichter op zekere leeftijd
bepaald niet meer moet doen.
Wanneer we lezen dat Cor Stut
voet in 1906 te Achtkarspelen
(Fr.) geboren werd en nu in Den
Haag woont, en dus uit kunnen re
kenen dat hij ongeveer 55 is, weten
we ook dat hij, al had hij de eeu
wige jeugd en was hij Adonis ge
lijk, zijn Jiefste niet meer zó toe
mag spreken
Als jij je haren om mij slaat
ben ik een kind.
Wieg mij in slaap
ik ben een zeepbel,
zwevend kleurenspel.
Afgezien nog van het feit dat deze
vijf slappe regeltjes pretenderen een
„gedicht" te zijn en dan ook trouw
een hele bladzij in beslag nemen, is
zoiets alleen maar ridicuul en in alle
opzichten ondoordacht. Wanneer Cor
Stutvoet weer wakker geworden is,
of uiteengespat, spreekt hij in het
volgende gedicht de geliefde aldus
toe:
Je ziet mij aan gelijk een
[antilope,
die eensklaps hoogst verwonderd
[staat.
Dit is, op zijn zachtst uitgedrukt,
een ietwat afgezaagd beeld en ook
nog een soort pleonasme. Hetzelfde
vers gaat verder met de aanmoedi
ging:
Zet toch de poorten van je
[zinnen oped,
ontvouw de zijde van je
[nachtgewaad,
terwijl het in nog naarder maakwerk
(poëtisch bedrog) eindigt. Men heeft
dan werkelijk moed nodig om nog
verder te lezen. Men spare zich ove
rigens die moeite, het loont niet. Ge
lukkig is Stutvoet er zich van bewust
dat „wat (hij) schrijft, schreef eens
een andere hand". Inderdaad, dit on
doordachte en onvolgroeide poëtische
wartaaltje is van alle tijden, in de
slechtste zin van het woord. Het
aardigst is deze notitie: „Sloten slo
ten, door roeslhand gesloten, fluiste
ring binnen, geluiden buiten". (Het
Kasteel).
De lezers weten dat we altijd naar
het lovenswaardige zoeken in
een letterkundig werk, liever
één goede regel citeren dan vallen
over dwaasheden, liever een slecht
boek onbesproken laten dan het „af
te kraken". Daar wordt ons zelf wel
eens een licht verwijt van gemaakt.
Doch hoe vaak ontbreekt zelfs die
éne goede regel. Aflevering 2 van
de nieuwverschijnende „Haagse Ca
hiers", „Gevechten met een aarze
ling", debuut van Hans Janssen, geb.
1928, is dermate onbenullig dat we
er niets treffends in konden vinden.
„Methodische armoede" staat er er
gens, en dit lijkt wel een sleutel
woord voor de voortbrengselen van
vele hedendaagse letterlievenden. Of
dit, als motto:
Wij rijden samen
met de woorden
naar het land van
helemaal-niets-meer.
Héél eventjes passabel is „Zie ik je
nog", of „Verhaal", maar wat een
ontstellende armoede van geest, om
te zwijgen van de scheppings
kracht, blijkt er uit zo'n boekje. Het
begin van deze „Haagse Cahiers" die
onder redactie staan van Johan van
Nieuwenhuizen, Karei Doormanlaan
68, Rijswijk, Z.H. is allerongeluk
kigst.
Edithe de Clercq Zubli, van wie bij
Nijgh en Van Ditmar, Den Haag, de
bundel „Vogels en andere geluiden"
verscheen, beweert o.a.:
ik heb een hart
zo groot als een oceaan:
zij heeft voorts de „handen van
aluin" bij Rodenko weggenomen, is
bij Roland Holst en vele anderen vro
lijk te leen geweest, durft volgens
eigen zeggen van alles en nog wat
(in een lantaarn klimmen, schreeu
wen van eenzaamheid, lachen van
pijn, zélfs „met een verdrietige vin
ger kuiltjes drukken in de muur van
haar hart", het staat alles zwart op
wit gedrukt in „Pour moi-même";
kent zowaar nog wat Frans ook
dus): ze lijdt aan mateloze zelfover
schatting („Wat ik gaf") moeten
we nog verder, maar: van dichten
heeft zij niet het geringste benul.
Hoe ergerlijk, op het blasfemerende
af, overigens een dergelijk opper
vlakkig gegoochel met alllerlei be
grippen én gevoelens zijn kan (niets
is echt, alles is gespeeld) bewijst
het slot van een versje als het „Lied
je" op pag 16. En ach, hoe kan
iemand toch bombastische onzin la-
ten drukken als:
Duizelig en in een wildernis van
I wanhoop
storten wij ons bloed tegen de
[zee
de zon achter het sterven het
[verteren
neemt he. rood en kloppend mee
[voor later.
Wet heeft zo iets met poëzie van
doen? Noden verzen die begin
nen met „Ik ben wel dood. maar de
vogels kunnen het niet weten" of
pas
gedichtenbundels
„Ik wil de nacht vermoorden, ik ben
geen kind meer" nog tot verder le
zen? Het aardigst is nog het slot
van „Leiden-Hortus" maar zo.'n grap
je redt geen bundel.
„Deze vleugelloze vogels
zijn niet te harden",
staat er op pag. 35, en daar houden
we het op.
Werkelijk een verademing is na
zulke deprimerende lectuur de
meestal ongekunstelde, eerlijke
poëzie van Alijd Brink, van wie bij
Stols-Barth, Den Haag, een nieuwe
bundel „Het onbekommerd zwijgen"
verscheen. Hier spi'eekt tenminste
een vrouw die werkelijk dichteres
is, een vrouw die zich niet aanstelt
en die (wanneer zij zich althans niet
laat verleiden tot het navolgen van
voorbeelden, als in „Op een patiën-
tenfeest", „Bestaan", „Jeugd") heel
eenvoudig, zonder ophef iets goeds
tracht te maken. Niet groot, maar
zuiver en doordacht, en soms heel
treffend, als in „De verdoolde bruid"
of in:
MISSCHIEN LATER
Toen ik haar zag
door haar huid heen
werd de tijd stil
en vroeger
was een rimpelloos water
dat ons omstroomde,
een koel meer was het,
vol van later.
„Ken je me nog" vroeg zij
en sprak niet.
Ik zweeg haar een schuilplaats.
Ik zweeg mij een ruimte.
Treffend is ook van een qua vorm
zwak vers over paarden die naar
het slachthuis geleid worden dit slot:
O, verlaten paarden, die ik zag
[gaan,
was ik een godin,
ik omhulde U met nevelen
en ik schonk U het eeuwige
[leven.
Thans rest mij niets dan,
[gelijk gij,
te gaan naar de dood,
weerloos door de
[omstandigheden.
Leest men Alijd Brink, dan is men
in contact met iets levends en met
een levend mens; het werk van de
andere genoemden is morsdood, ja,
bedorven.
Ook Herluf van Merlet (geb. 1900)
is een dichter. Zijn nieuwe bundel
„Per Saldo" (eveneens bij Stols-
Barth, Den Haag verschenen) bevat
verzen verzorgd van vorm en geva
rieerd van thema. De grondtoon is
vaak somber: per saldo is ons lijf
„in de grafkuil lekkernij voor ma
den" („Per Saldo"); is van een
schip („Varen") „het einde toch
sloop of zinken met slagzij"; blijven
van „droomvogels" alleen „een lege
kooi met drek en dode veren". Doch,
en dit is het bemoedigende: in cel
en concentratiekamp klinkt een an
dere toon op:
Nauw is de cel en toch een
[wereld wijd,
een wereld schoner dan die werd
[verloren,
want al wat wrang en bitter
f scheen tevoren
zaktnaar de bodem der
T vergetelheid.
Ziekte, in dit concentratiekamp
opgelopen, bracht Van Merlet in
Davos, en uit dit sanatorium-
verblijf ontstonden ook enige goede
verzen. Minder goed is hij in het
anekdotische genre, hoewel „Oude
sleepbootkapitein" ver boven derge
lijke verzen uitsteekt door de knap
met 't onderwerp vervlochten beeld
spraak.
Zeer fraai is het vers „Wolk en aar
de" met zijn goed ontwikkelde, evo
cerende beelden en verrassende
slotwending. Een uitstekend vers,
helaas iets te lang om hier nog een
plaats te vinden. Daarom citeren we
een van zijn kortere religieuze ver
zen:
DE PROFUNDIS.
Waarom hebt Gij de weldaad van
[het aards bestaan
aan hen bewezen, die U om die
[weldaad haten
en ziende blind en horende doof
[Uw wil weerstaan,
tot zij verbitterd aan zichzelf
[ten gronde gaan,
ofschoon als kind zij toch Uw
[evenbeeld bezaten?
O God, die onze vader in de
[hemel zijt,
wat zij en wij, microben in een
[druppel tijd,
aan U en aan elkaar en aan
[onszelf misdreven,
wil het als ongedaan vergeten en
[vergeven,
voordat de druppel neervalt in
[Uw eeuwigheid.
Emmanuel de Witte: Interieur van
de Oude Kerk te Amsterdam
een schilderij dat deel uitmaakt
van de schenking De BnuynVan
der Leeuw.
Schenking
De Bruyn—
Van der Leeuw
(Van onze redacteur beeldende kunsten)
Waarom verzamelt men kunst Dat gebeurt
soms uit snobisme of uit verlangen naar
prestige, vaak bij wijze van geldbelegging.
Maar toch is ook niet zelden de vreugde,
verbonden aan de verovering van alweer
een mooi object, een machtige stuwkracht.
Hoe zouden anders al die particuliere col
lecties tot stand komen, waaraan ons land
nog zo rijk is Lang niet altijd zit er een
vaste lijn in de verzamelwoede. Men koopt
wat men mooi vindt. Maar bij de beste is
dat wel het geval daar zijn de verzame
laars dan ook halve vakgeleerden gewor
den. Zij zoeken een vaak zeer beperkt
terrein af naar zaken die van hun ga
ding zijn. Daar kiezen ze alleen het mooiste
en daarvan'weten ze dan ook ongeveer
alles af wat ervan te weten valt.
Dergelijke particuliere verzamelingen zijn
vaak van zeer grote waarde. Want zij be
vatten uitsluitend kunstwerken, die uit een
oogpunt van schoonheid of historisch be
lang de aandacht verdienen. De eigenaars
hebben zich in hun bezit verdiept en vaak
een aanzienlijke hoeveelheid wetenschap
pelijk speurwerk verricht.
twee van Hercules Seghers. Verder zijn er
ruim twintig zeventiende-eeuwse tekeningen,
waarvan tien van Rembrandt, een twintigtal
bijzonder mooie zeventiende-eeuwse schilde
rijen behoudens een paar die van vroegere
datum zijn en zestig meubelen en andere
stukken ambachtskunst.
Dat is nu zo gemakkelijk opgesomd. Maar
wanneer men bedenkt, dat alleen al de etsen
een „miljoenenzaak" vormen, dan krijgt men
enigermate een idee, van hoeveel belang deze
aanwinst voor het museum is. Niet zo heel
gemakkelijk krijgt men op het ogenblik-mooie
drukken van Rembrands prenten in handen
daarbij ligt dan het museum met zijn beperkte
budget altijd achter bij de particuliere koper.
Hierdoor ontlasten zij de toch al overbelaste
wetenschappelijke instellingen, maar zij ver-,
rijken er hun eigen leven op zeer bijzondere
wijze mee. Hun verzameling krijgt een extra
dimensie. Zij wordt „levend bezit". Men is er
niet slechts in de juridische, materiële, maar
zeker eens zo veel in geestelijke zin eigenaar
van.
Dat is bijvoorbeeld de waarde van de zeer
grote verzameling zeventiende- en achttiende-
eeuwse tekeningen van mr, Chr. P. van
Eeghen te Amsterdam. Het was de waarde
van de helaas verbrokkelde verzameling-
Dreesmann. Het is de betekenis van de schen
king De Bruyn-Van der Leeuw, die kortelings
het bezit van het Rijksmuseum van Amster
dam is geworden. Het is een schenking, die
in vier groepen uiteenvalt. De kern is een ver
zameling van 500 etsen van Rembrandt en
Nu dreigt in deze mededeling het accent op
het materiële element te vallen. Dat is ook
wel belangrijk. Want stellig heeft de lieer I.
de Bruyn een aanzienlijk bedrag voor deze
kunstwerken betaald. Vijftien jaar lang heeft
hij met grote hardnekkigheid geprobeerd, de
mooiste bladen uit alle hem bekende collecties
in handen te krijgen. Hij moet velen zijn voor
gekomen als een terrier, of als een maniak.
Alle belangrijke verzamelingen kende hij op
zijn duimpje. Overal wist hij de mooiste druk
ken te vinden, de belangrijkste „staten" van
een prent op te sporen. Van Rembrandts
techniek wist hij alles af, van elke prent
kende hij het aantal „staten" en hun onder
linge verschillen vaak zelfs de verschillen
tussen de drukken van eenzelfde „staat".
Daardoor werd de verzameling-De Bruyn niet
alleen een kostbare, maar ook uit een oog
punt van schoonheid en wetenschap een zeer
belangrijke collectie. Want stuk voor stuk be
horen deze prenten tot het allermooiste, dat
ons nog van Rembrandts werk rest. Maar zij
verdiepen bovendien onze kennis van de wor
dingsgeschiedenis der afzonderlijke prenten
in niet onaanzienlijke mate.
Het Rijksprentenkabinet bezat zelf al een dui
zendtal etsen van Rembrandt. Maar het was
een bezit met hiaten, vooral omdat in de
vorige eeuw vele „dubbelen" waren opge
ruimd. Men dacht met één exemplaar van
elke prent te kunnen volstaan. Nu zou men
het verloren bezit graag terug willen
hebben
Daarvoor is ten dele gezorgd. Want de heer
De Bruyn heeft zich bij zijn aankopen steeds
laten leiden door de gedachte aan de hiaten
in de Amsterdamse verzameling. Deze wilde
hij opvullen, om zo het beeld van Rembrandts
grafisch werk naar de mate van het mogelijke
te detailleren en af te ronden, Want vrijwel
van het begin af heeft het vastgestaan, dat
deze verzameling een rijksbezit zou worden.
Dit gevoegd bij de zorgvuldige wetenschappe
lijke bewerking ervan, maakt de collectie-
De Bruyn tot zulk een waardevolle aanwinst.
Men komt er opeens veel verder mee, ook al
omdat de prenten in zulk een bijzonder mooie
toestand verkeren.
Maar er is nog meer. Buiten deze prachtige
etsen - ik noem er-maar een paar van-* het
landschap van de goudweger, een zeer mooie,
tot dusverre onbekende staat van het portret
van Jan Six, door De Bruyn zelf ontdekt en
beschreven, een fraaie eerste druk van de Die-
merdijk, twee mooie drukken van de Drie
Kruisen, niet minder dan negen drukken van
tenminste drie staten van de Graflegging van
Christus is er nog die bijzonder mooie
groep tekeningen, die in haar beperktheid een
prachtig overzicht biedt van de tekenkunst
der zeventiende eeuw. Alweer is Rembrandt
rijk vertegenwoordigd. Maar daarnaast zijn
er prachtige bladen van Goltzius, Jan
Brueghel, Aelbert Cuyp, Jan van Goyen, Wil
lem van de Velde de oude en de jonge en
als verrassingen studies van Tiepolo en Wat-
teau. Het is hier al minder een zaak van we
tenschap en meer van schoonheid.
De esthetiek is vooral de drijfveer geweest,
dunkt me, bij de aankoop van de groep schil
derijen. De Bruyn heeft deze gekocht met
een fijn gevoel voor de schilderkunstige waar
den. Want anders zou hij nooit de beide prach
tige Terborchjes hebben gekocht, nooit zijn
oog hebben laten vallen op het fijn-afgewo
gen, pittig-geschilderde „Toilet" van Jan
Steen, of het kostelijke „Moeder en Kind"
waarin Nicolaes Maes zichzelf overtreft heb
ben laten schieten. Dan zou hij ook niet de
beide Van de Capelle's hebben gekocht of die
bijzonder mooie kerkinterieurs van Emmanuel
de Witte.
De heer De Bruyn heeft de schilderijen bij
eengebracht los van enige invloed. Stimu
leerde eerst Jan Veth, later dr. Schmidt De-
gener zijn speurtochten naar Rembrandts
etsen, was er ook nadien een intensief contact
met de belangrijkste kenners van het oeuvre
van de grote Amsterdamse meester de
schilderijen kocht hij zelf. Dat was zijn eigen,
bijzondere vreugde. Dit deel van de verzame
ling geeft daarom zulk een goed beeld van
de persoonlijkheid van de bezitter. De meube
len en andere zaken heeft hij gekocht uit be
hoefte aan een „achtergrond". Zij kwamen
voor op de schilderijen die zijn liefde hadden.
Daarom wilde hij ze tast- en zichtbaar om
zich heen hebben.
Het is geen wonder, dat de leiding van het
Rijksmuseum bijzonder ingenomen is met
deze aanwinsten. Er is ook reden tot grote
dankbaarheid. Er is zelfs reden tot uitzonder
lijk grote erkentelijkheid, omdat deze schen
king de bekroning is van zovele goede daden,
in voorgaande jaren in het verborgen jegens
het museum verricht.' Want het zelfportret
van Rembrandt als apostel Paulus, was al
jaren als bruikleen deel van de collectie.
Wie verbaast er zich dan nog over, dat het
museum zijn schatten in de eregalerij heeft
tentoongesteld Men kan ze er tot eind mei
zien. De schilderijen en de tekeningen zijn er
alle te zien. uit de etsen is een kleine keus
van de mooiste stukken gemaakt. Het is de
bedoeling, dat de etsen te zijner tijd nog eens
alle in zalen van het Prentenkabinet te zien
zullen zijn.
A \y\er\ke\iw\se critici
over Concertgebouworkest
Het Concertgebouworkest maakt een
tournee door de V.S. Over het optre
den van het Concertgebouworkest in
New York schreef de New York He
rald Tribune: men voelde zich intens
voldaan te kunnen luisteren naar de
zeer voorname klank van de strijkers;
vol van toon en zacht, maar steeds
hoorbaar.
De New York Journal American: de
homogene wijze van musiceren die zo
karakteristiek is voor het Amster
damse Concertgebouworkest maakte
de terugkeer van dit orkest in Car
negie Hall tot een intens genoegen.
De New York Times: de klank van
het orkest was gedurende het gehele
concert bijzonder doorzichtig. Het or
kest blijft toch een van de beste ter
wereld. De strijkers produceren het
zelfde weelderige geluid dan men zich
herinnert van hun eerste optreden in
1954: oud goud, vergeleken met het
platina van onze Amerikaanse orkes
ten. De aan de eerste lessenaar spe
lende musici zijn feilloos spelende
kunstenaars van topklasse. De klank
eenheid van het Concertgebouworkest
is opvallend goed, een werkelijke een
heid waarin geen enkel groep domi
neert.
Over Bernard Haitink schrijft de New
York Times: hij is in ieder opzicht
een belangwekkend en verfrissend
musicus. Hij musiceert met verve,
werk alles goed af en bezit al het tem.
perament dat men zich kan wensen.
Een uitstekend vakman, hij besteed
de alle zorg aan een juist evenwicht
van klank.
Over de uitvoering van Beethovens
Achtste Symfonie zijn niet alle re
censenten even enthousiast.
ullurele
avalcade
JORGE BOLET
Op 1 mei zal de Amerikaanse pianist
van Cubaanse afkomst Jorge Bolet
als gast-solist optreden bg een con
cert te geven door het Rotterdams
Philharmonisch Orkest in dc grote
zaal van het Concertgebouw te Am
sterdam. Het Rotterdams Philharmo
nisch Orkest zal bij deze gelegenheid
gedirigeerd worden door Jorge's
broeder^ Alberto Bolet.
Jorge Bolet maakt een Europees
tournee, waarbij hij ondermeer ge
speeld heeft in de Londense Royal
Albert Hall, in Berlijn en in Oslo. In
Trondheim maakte hij deel uit van
de jury van het Trondheim Piano
Concours, waarvan prinses Astrid
van Noorwegen beschermvrouwe is.
FESTIVAL
Op het Festival van Cheltenham voor
Hedendaagse Britse Muziek, dat van
2 tot 14 juli a.s. zal worden gehou
den, zullen dertien nieuwe werken
ten gehore worden gebracht. Boven
aan staat een symfonie van Malcolm
Arnold, zijn vijfde, die speciaal voor
dit festival is gecomponeerd. De sym
fonie zal worden uitgevoerd door het
Halie Orkest, onder leiding van de
componist. Het Halle zal ook de Zes
Stukken voor Orkest van John Wilks
spelen,