,STAD DES VERDERFS' van de :enaar dr. Kamel Hussein Egypt. RIJKSARCHIEF: rijke bron van kennis o£ HET GEWETEN ALS LEITMOTIV ver E M ZATERDAG 15 APRIL 1961' PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT IT Een Mohammedaans schrijver over de vrijdag der kruisiging I 11 menig opzicht behoort „Stad des Verderfs, een vrijdag in Jeruzalem" van dr. Mohamed Kame Hussein tot de merk waardigste en belangrijkste boeken, die we ooit lazen. De schrij ver ervan is een Egyptenaar, die aanvankelijk als chirurg werk zaam was. Doch zijn geschriften op het gebied van literatuur, wijsbegeerte en godsdienst maakten hem bekend tot in het bui tenland. „Stad des Verderfs" (Quarja Zalima) verschijnt o.m. in het Nederlands en Engels, beide uitgaven bij de Brug/Djam- batan te Amsterdam. Dit boek verwierf in 1957 de Nationale Literatuurprijs in Cairo. Op zichzelf is het reeds merkwaardig, dat een gelovig mohammedaan een boek schrijft als dit, dat hoewel het in grote trekken binnen het raam van de Islam blijft toch baanbrekend genoemd moet worden door de humanistische toon, die er lilt opklinkt, het pacifisme en anti-natïonalisme waar het van getuigt. Maar nog aparter is de vorm waarin dit literaire kunstwerk gegoten is. Het aantal romans waarin Goede Vrijdag op een of andere manier uitgebeeld wordt is legio. Maar nimmer nog la zen we een roman over dit on derwerp, die zo weinig „histo risch" was, en die zo origineel was van vorm. Niet dat er ana chronismen in voorkomen (die zijn wel te vinden), maar de auteur heeft er zich kennelijk in het geheel niet om bekom merd historische sfeer te schep pen. Alle personen dienen als zijn spreekbuis. Letterkundige kroniek door HANS WARREN En doordat de onderwerpen die hij aansnijdt van alle tijden zijn. is zijn boek buitengewoon actueel. Zijn jo den, discipelen en Romeinen zijn mensen van thans, die het gebeuren van twintig eeuwen her onder de loep nemen, en eigenlijk niet eens dat, want er bestaat nauwelijks differen tiatie tussen die groepen, het is steeds Hussein zelf die aan het woord is, en slechts hun groepen ge bruikt om op andere onderwerpen over te gaan. En dat op een wijze die meer aan een serie briljante, scherpzinnige essays en filosofische dialogen denken doet (zozeer dat de schrij ver-arts en observator hier en daar doodleuk in persoon om de hoek komt kijken zonder dat hij het schijnt te beseffen) dan aan een roman. Van de mogelijkheid, Christus ten tonele te voeren, maakt hij zo goed als geen ge bruik. en heel typisch is b.v. dat in het hoofdstuk uit de afdeling „Golgotha." (Toen duisternis de aarde bedekte) nergens de roman cier, maar enkel de essayist en de filosoof aan het woord is. Van de kruisiging-, de lijdende Chris tus. zien we niets; duisternis dekt drie uren lang de omgeving, en daar in horen we een wijze en een Griekse denker diepzinnig over het gebeuren praten. Als de zon weer doorbreekt is er niets veranderd en verlaten we het toneel waarop niets te zien is. Het is mogelijk; dat deze werkwijze samenhangt met de mohammedaanse opvatting dat Jezus die in de Koran met grote eerbied als één van de gro te gezanten van Allah genoemd wordt, niet zélf lichamelijk gekrui sigd werd, doch vooi'dien ten hemel voer, en dat Allah een ander in Zijn plaats stelde. Die opvatting wordt gebaseerd op de nog al raadselachti ge soera IV156-158, te vinden in de inleiding op dit boek. Maar de voor naamste reden is wel, dat Kamel Hussein in de eerste plaats denker, moralist en essavïst is. en pas daar na romancier. Zijn boek is ooit in ho ge mate belerend, zoals bv. de West- europese romans uit de eerste helft van de vorige eeuw lering en hogere opvoeding- brachten. Het moet dit bovenal zijn voor zijn geloofsgenoten, want. om de woorden van prof. dr. H. Kraemer te citeren die dit boek inleidt is „het feit dat deze moslimse schrijver het initiatief neemt om de actualiteit van het kruis voor het zelfbegrip van elke mens. ongeacht ras, nationaliteit of godsdienst, met hartstochtelijke ernst te poneren een indrukwekkende daad. een nieuw ge beuren in de zo moeilijke verhouding van do moslimse en de „christelijke" wereld". Heel diep gaat de schrijver in op de taak van liet geweten bij de mens. „Het Leitmotiv van het gehele boek is het geweten" heeft de schrijver zelf verklaard. Het gewe ten dat ons het kwaad doet mijden. Maar „het geweten van de enkelcling weerhoudt de gemeenschap niet de afschuwelijkste misdaden te begaan, zolang ze maar gepleegd worden in naam van de gemeenschap. Het ge weten is de enige macht die een mens terughoudt van het kwade, en een collectief heeft geen geweten". Met; oneindig veel variaties duikt dit centrale thema op: door het verdelen van de schuld van iets zeer misdadigs over velen, wordt die schuld draaglijk; gezamenlijk begane misdaden veroorzaken weinig onrust. Aanvankelijk lijkt het of de auteur het geweten ook nog wel aanvaardt als gids die aanspoort het goede te doen (nag. 20)later valt de nadruk echter meer op het vermijden van het kwaad. Een der opgaven is, een collectieve zedelijke verantwoor delijkheid aan te kweken, een ge meenschappelijk geweten. Recht en geweld zijn twee andere begrippen, die onder de loep geno men worden. Geweld vooral naar aanleiding van het geestelijk lijden der discipelen, wanneer zij geweld loos moeten gedogen hoe het onrecht aan Christus voltrokken wordt. Op dit feit, en op de diepe impressie die volgens de schrijver dit werkeloos toezien op het christendom gehad moet hebben, wordt diep ingegaan. (Hoogst interessant zijn ook.de be schouwingen over anologe funda mentele gebeurtenissen in het joodse en mohammedaanse geloof). „Juist omdat ze zich van gewelddadige hulp hebben onthouden bewezen zij de boodschap een grote dienst. Want op die dag werden de grondslagen van het christelijk geloof en denken vast gelegd, en kreeg de nieuwe gods dienst zijn karakteristieke vorm. De ze gebeurtenissen waren de aanlei ding tot het ontstaan van de indruk wekkende dogma's van verzoening en heil" (pag. 113). En verderop: „Niemand weet wat er met het christendom gebeurd zou zijn als het hen gelukt was hem met geweld te bevrijden". Op pag. 115: „De christenen heb ben dit scherpe zondebesef ge- erfd en ook het neerdrukkende bewustzijn dat elk onheil zijn oor zaak vindt in een begane fout, ook al is die alleen maar in ge dachten begaan. Het heeft blij vend een stempel gedrukt op het christelijk denken, dat voortdu rend beheerst wordt door vrees voor de zonden en het verlangen zichzelf en anderen voor misstap pen të bewaren. Het vermijden van de boze daad is voor hen be langrijker dan het doen van goede werken, hun vrees voor onrecht sterker dan hun verlangen naar gerechtigheid, hun angst voor het hellevuur groter dan hun hoop op de Hof van Eden". „Zelfs in de grote tijd van het christendom werd het door negativisme be heerst". ok wat de schrijver over vormen van afgoderij, over oorlogen en ander machtsmisbruik als doodstraf e.d. schrijft is allemaal even belangrijk. Vooral in het deel over de Romeinen wordt het oorlogs probleem van alle zijden bekeken. Het is Husseins tactiek daarbij van het eenvoudigste uit te gaan en dan geleidelijk op te klimmen tot de fijnste schakeringen. De commandant denkt: „De soldaten die sneuvelen zorgen voor mijn pro motie. Zelf worden zij er niet beter van. Wij vertellen ze, dat na hun dood hun naam roemrijk zal blijven voortleven, maar ik ken geen enkele soldaat wiens naam na zijn dood nog genoemd wordt. Is het niet puur be drog, dat wij „de onbekende soldaat" eren? Dat is wel het ergste bedrog, dat het systeem pleegt, omdat het volkomen onschuldig is een onbeken de hoven koningen en vorsten te ver heffen. Het kost hen niets en ook de onbekende dode heeft er niets aan. Maar de levende soldaat ontvangt zulk eerbetoon niet. Zij komen bo ven hun maatschappelijke status nooit uit". Kortom, dit zeer belangrijke boek roept zoveel gedachten op, dat het onmogelijk is, in kort bestek een vol ledige indruk van zijn ideeënrijkdom te geven. Een ieder die van na denken houdt, leze het. De vertaling uit het Arabisch lijkt ons, mogelijk doordat teveel naar de Engelse ge keken werd, niet vlekkeloos, getuige ontsporingen als „een mier-het", „voorspoed-liet", „christ-endom-ze" e.d. Te gemeenzaam zijn ook uit drukkingen als „het uitzingen", „de deur uitschoppen" (pag. 72) in het verband waarin die werden gebruikt. Maar die kleinigheden, die bij een herdruk (die we het boek van har te toewensen) gemakkelijk verbe terd kunnen worden, zijn van geen belang. De fundamentele boodschap van dit grootse boek kan niet worden misverstaan. M. Kamel Hussein: Stad des ver derfs. De Brug/Djambatan, Amster- Aan het elfde internationale film festival te Berlijn, dat gehouden zal worden van 23 juni tot 4 juli a.s., zal Nederland deelnemen met de speelfilm „Makkers staakt uw wild geraas" van Fons Rademakers en de korte film „De lage landen" van George Sluizer. ©Donderdagavond 20 april zal de to neelgroep „Comedie 1960" in de Am sterdamse Kleine Komedie voor de eerste maal Dimitri Frenkel Franks komedie „Saldo mortale" opvoeren. Na deze premi're volgt een serie voorstellingen in hetzelfde theater tot 7 mei a.s. Het is hoogst onwaar schijnlijk, dat wij ooit de kunst van Bali vol ledig zullen begrijpen. Zelfs als wij de betekenis van allerlei goden- en de- monenbeelden, van be schilderingen en toneel- en dansmaskers kennen en hun plaats in de mytholo gie en litteratuur kunnen aanduiden dan nog blijft het feit bestaan, dat deze kunst voortkomt uit een cultuur, die ons in we zen vreemd is. De gods dienst van de Baliër is de onze niet, zijn mensbe schouwing is een andere dan de onze. Bovendien heeft veel populaire lec tuur over het eiland het grote euvel, dat zij het ei land vooral als een plek grond van toeristische be tekenis afschildert. De tempels zijn mooi, de lijk verbrandingen. curieus. Men kan prettig huiveren bij de gedachte, dat de zelfmoord van weduwen bij deze evenementen dan toch majr verboden is. Maar wat er aan wijsheid en geloofskracht achter steekt, blijft de westerse toerist verborgen. Trouwens: de meeste toeristen zien het eiland Bali op geen andere wij ze. Het exotische boeit hen opper vlakkig. Maar zij zouden een Wa jang-voorstelling niet tot het einde toe uitzitten zelfs als zij het verhaal zouden kunnen verstaan omdat dit hun spoedig zou verve len. De lijktoren boeit, niet de mystiek van het Wajang-verhaai. Nu vindt men op de tentoonstel ling, die het Haagse Gemeentemu- seum tot 1 mei onder de titel „De kunst van Bali: verleden en heden" houdt, wel de mystiek, maar niet de lijktoren. Ditmaal is het niet gegaan om het exotische, maar om het wezen van een cultuur. Van een kleine, bedreigde cutuur, mag men wel zeggen. Want de twee miljoen Baliërs, die met elkaar het eiland zo groot als de provincie Gelder land bevolken, vormen een Hindoe enclave in een zee van Islam. Heeft de Islam al de neiging andere reli gieuze en. culturele „patronen" te overspoelen, missie en zending zijn bovendien op Bali actief, zodat men nog maar moet afwachten, -hoelang dit Hindoe-element zich nog zal handhaven. Is het eenmaal met de Hindoe cultuur op Bali gedaan, dan zul len de uitingen ervan niet lang meer bestaan. Het warme en voch tige klimaat is funest voor de vele tempels. De versiering van de woningen houdt rechtstreeks ver band met de Hindoe-litteratuur. Masker- en poppenspelen zijn zon der Hindoe-teksten eenvoudig on denkbaar. Daarom is deze tentoon stelling „moeilijk". De bezoeker kan er niet mee volstaan de voor werpen louter als ogenstreling te beschouwen. Want dan valt er veel af, dat niet met zijn schoonheids normen strookt, maar dat toch be langrijk is. Hij zal zich bij het be kijken van de zaken ernstig reken schap moeten geven van de func tie, die zij in het gehele leven van de Baliër hebben. Een dansmasker is niet alleen maar een mooi voorwerp. Het re presenteert een godheid, een goede of boze geest of een vorst liever: het i s deze op een mystieke ma nier. Zelfs op de bedgordijnen komt men, in vaak onbeholpen, maar toch altijd sierlijke schilde ringen, de belevenissen van goden, helden en schurken tegen. Wa jang-poppen, anders van karakter clan de oververfijnde Javaanse, maar toch altijd nog bijzonder mooi, dragen evenzeer de littera tuur over van generatie op genera tie. Literatuur, ja. Want wel kun nen maar betrekkelijk weinig men sen op Bali lezen en schrijven, maar de grote Tjalong Arang en de oude volksverhalen zijn een le vend bezit van het volk. dank zij de vertelkunst van de poppenspe ler, de dalang. Er is op deze expositie het contact met een cultuur, die er in slaagt om zelfs duivels en demonen hun dreiging te ontnemen, door hen kwaadaardig te styleren en in een uitbundige versieringslust tot schoonheid te verheffen en voorbeeld is het hier afge beelde Wajang-wongmasker, dat Ramana voorstelt. Wajang Wong is een maskerspel, waarin gedeelten uit het Ramajana wor den gedramatiseerd. Hierin is Ra mana een vorst, die tot het kamp van de boze behoort, en die zich in het opgevoerde fragment onder meer aan vrouwenroof schuldig I Wajang-W ongmasker, voor stellende de boze vorst Ramana Oudste stukken uit twaalfde eeuw (Van onze Haagse redacteur) en stelle zich een boekenkast voor we geven toe: het is moeilijk van 370 meter lang en honderd planken boven elkaar; dan heeft men enigszins een voorstelling van de schat aan oude stukken, die het Algemeen Rijksarchief, dat met ruimtegebrek te kampen heeft, zorgvuldig bewaart. Men zou normaal doorstappend vier minuten nodig hebben om langs deze boekenkast te lopen. Vijfentwintig strekkende kilome ter archiefstukken zijn opgesla gen in liet gebouw van het Alge meen Rijksarchief aan litet Bley- enburg in Den Haag en twaalf kilometer in een door de Duitsers gebouwde bunker in Schaarsber- gen. Bovendien bevindt zich in elke provincie een rijksarchief, clat oude en nieuwe rijksarchieven bewaart. Er zijn heel interessante en waar devolle archiefstukken bij, waar over de zorgen van de algemeen rijksarchivaris, mr. H. Harden- berg, zich uitstrekken. Al op de lagere school stampte men het er bij ons in: 1648. Vrede van Mun ster en 1579, Unie van Utrecht. In een afzonderlijke safe liggen onder meer de originele akte, die ruim drie eeuwen geleden in Mun ster werd opgesteld en die de Ne derlandse gewesten hun zelfstan digheid schonk en het Uniever drag uit 3579, clat als de grondwet van de Republiek der zeven ver enigde Nederlanden beschouwd kan worden, veilig opgeborgen. De_ administratie van de over heidslichamen vormt een schier onoverzichtelijke papieren romp slomp; het zij met alle eerbied voor de regeringspersonen en de vele ambtenaren, die ijverig bla den papier zitten vol te schrijven, gezegd. Veel van de paperassen- winkel heeft geen blijvende waar de: niemand zit om de ondergang ervan te treuren. Maar er zijn ook talrijke stukken bij, die wel dege lijk betekenis hébben, ook voor het nageslacht. Het zijn de bouw steentjes van Nederlands geschie denis. De oudste stukken in het Alge meen Rijksarchief dateren van het begin der twaalfde eeuw. De allervroegste Neder landse stukken, die bewaard zijn gebleven, zijn uit kloosterarchie ven uit de tiende eeuw; men vindt ze in Limburg. De archieven in de ons omringende landen gaan evenals in Nederland tot ongeveer de tiende of de elfde eeuw terug. Italië echter kan met trotts stuk ken tonen uit de zesde en de ze vende eeuw. Het Rijksarchief is verdeeld in vier afdelingen, aan het hoofd waarvan een rijksarchivaris staat. De eerste bevat de centrale rege ringsarchieven uit de tijd van de Republiek tot omstreeks 1795: de tweede afdeling der centrale rege- ingsarchieven van 1795 tot onge veer 1914; de derde afdeling fun geert als rijksarchief voor de pvo- vincie Zuid-Holland, belangrijk omdat de staten van Holland 'in het bestuur van ons land altijd een vooraanstaande plaats hebben ingenomen. Sinds korte tijd be staat een vierde afdeling, die zich bezighoudt met de voorbereiding van de overbrenging van de mo derne archieven naar de algemene rijksarchiefbewaarplaats en met de opstelling van de lijst van stukken die vernietigd kunnen worden. Men moet namelijk met het oog op de beschikbare 'ruimte wel schiften. Er zijn voorts onder de directe leiding van de algemeen rijksar chivaris enige afdelingen ge vormd, zoals het secretariaat, de comptabiliteit, de leeszaal en de uitlening, de technische dienst, bestaande uit een reproduktie- en een restauratie-afdeling, en de kaarten en zegelcollecties. Deze laatste vormen aparte verzame lingen. aangezien de kaarten en de zegels anders over verschillen de afdelingen verspreid hadden moeten worden. Het Algemeen Rijksarchief heeft 50.000 kaarten onder zijn berusting, waarvan de oudste uit de zestiende eeuw stammen. Bovendien heeft het Al gemeen Rijksarchief een biblio theek. Dc archieven zijn openbaar. Ie der kan de stukken raadple gen en bovendien kan men er uiteraard op eigen kosten afschriften en foto's van bestel len. maakt. De Baliër kent 's mans verworpenheid in de eerste plaats aan de bruinrode kleur van zijn gelaat cn aan de bolle, uitpuilende ogen. Het hele gelaat is tot een grijns vertrokken, waarin de ge- styleerde snor en bakkebaarden meespelen. Toch krijgt het geheel eerder een grote fijnheid dan een afschrikwekkende werking mee. Want uiteindelijk is de uitbeelding van de boze vorst volkomen stereo tiep geworden: de manier waarop het gelaat is gesneden, verraadt eerder een grote versieringslust dan de behoefte, de demonie van Ramana extra te laten uitkomen. Want meer dan het gelaat trekt de versiering de aandacht: het dia deem boven de wenkbrauwen, de oorhanger van de in leer uitgevoer de hoofdtooi met haar prachtige, ranke lijnen. Bij andere beelden kan de versie ring even uitbundig zijn. Zo staat er op de tentoonstelling een prach tig houten beeldje, een gevleugelde Garoeda voorstellende. Garoeda is een vliegende geest, die een god heid tot „vervoermiddel" en die naar is. Dit beeldje is een en al verfijnde versiering. Zelfs de open gesperde, snavelachtige bek met de grote tanden is tooi, evenals hef gewaad, het hoofddeksel of de vleugels. De versiering is weelde rig, maar met een groot maatge voel is aangebracht. De sty lering gaat zelfs door in werk. dat toch in de eerste plaats een realistische benadering van de natuur heet te zijn: in eenvoudige sculptuurtjes van mannen, vrou wen en kinderen in hun dagelijkse doen. Hierin kan de vervorming van de werkelijkheid tot bepaald humoristische effecten leiden effecten die stellig als zodanig zijn bedoeld. Zoais men de demonie bezweert door haar te versieren, zo ontneemt men de wijsheid haar zwaarte, door haar te vermengen met humor. Heel vaak gaat het hier om ge won e gebruiksvoorwerpen krisdragers, lampsteunen wachterbeeldjes en dergelijke. Zo is er een bijzonder geestig wach- terbeeldje in de vorm van een zit tende Europeaan in laat-achttien- de-eeuws kostuum. Die heeft eens aan de trap van tempel of paleis gezeten, om de boze geesten te ver jagen Heeft nu deze kunst een toe komst? Leeft er van deze traditie nog genoeg, om een vernieuwing mogelijk te maken die het eigene onverlet Iaat? Westerse kunstenaars als Rudolf Bonnet, Walter Spies en de gebroe ders Neuhaus zijn daarvan diep overtuigd geweest en zij hebben dan ook in verschillende streken van Bali de ontwikkeling aange moedigd van een teken- en schil- derskunt, die van de traditie uit ging. Een verwante ontwikkeling deed zich bij de plastische kunst voor: alleen verliep de ontwikke ling in de richting van persoonlij ker stijlvormen hier sneller. Wat de westerse kunstenaars de Baliërs dan ook in de eerste plaats hebben bijgebracht, was een grote re tekenvaardigheid. Overigens hebben zij de esthetische opvattin gen van de Baliërs "ol komen on verlet gelaten en in geen enkel op zicht geprobeerd er westerse kunstenaars van te maken. Waar in een enkel geval de westerse in vloed toch sterker is geweest dan het eigen karakter, verliest het werk meteen aan gehalte. Die openbaarheid is belangrijk, want zij maakt kennisneming mo gelijk van akten en bescheiden van historische, van juridische en van administratieve aard. Het Al gemeen Rijksarchief vormt voor de geschïedvormïng. voor rechts kundigen en voor regeringsperso nen een rijke bron van kennis. Met bet oog op een gemakkelijke raadpleging worden wetenschap pelijk verantwoorde inventarissen samengesteld en bijgehouden. Dat is mede een van de taken van de ambtenaren van het algemeen rijksarchief. Regelmatig ook ontvangt men oude archieven van overheidsin stellingen of families. Dan is er niet zelden al enige orde in ge schapen. Anders moet men die er in aanbrengen. Het Algemeen Rijksarchief bevat in de eerste plaats rijksstukken. Dat neemt niet weg dat men er ook wel ar chieven van particuliere instellin gen en bekende families in op neemt en wel omdat zij een waar- devolle aanvulling vormen op de van nationaal belang zijnde oude, officiële archieven. Heel belangrijk zijn de archieven van de Oostindische en van de Westïndische Compagnie. Zij worden veelvuldig dooi» buitcnlan- Vrede van Munster16J/8. Ratificatie van het vredesver drag tussen. Koning Philips IV van Spanje en de Staten-Gene- raal der Zeven Verenigde Pro vinciëndoor Philips IV met ondertekening en verguld zil veren zegel bekrachtigd. Be rust in het Algemeen Rijks archief te 's-Gravenhage) ders geraadpleegd. Het Algemeen Rijksarchief levert omvangrijke bestellingen afschriften, fotoko. pieën en microfilms onder andere aan India en Japan, die ze gebrui ken voor de kennis van hun eigen geschiedenis. De archieven van de meest geraadpleegde ministeries berusten in Den Haag, de overige zijn overgebracht naar Schaars- bergen. Van wat uien van vóór 1850 1900 gekregen heeft is niets ver nietigd. Doordat van na deze ja ren en vooral uit de twintigste eeuw veel in kranten, rapporten, nota's enz. is terug te vinden gaat men tegenwoordig niet meer alles bewaren en wordt liet minder be langrijke vernietigd. Daartoe noodzaakt tevens het tekort aan ruimte. „Onverdraagzaamheid 1960" voor velen onverdragelijk De wereldpremière in Venetië van een dodecafonische opera is donder dagavond geworden tot e^n caco- i'onie toen net publiek met gesmijt, uitroepen en gejuich de dissonan ten uit de orkestbak bijna over stemde. Zij. die bij voorbaat tegen het twaalftonensysteem zijn, be gonnen zich al énkele maten na de aanvang van Luigo Nono's „Intolleranza 1960" (onverdraag zaamheid 1960), heftig te roeren. Zij floten, gooiden voorwerpen naar het toneel en redetwistten gepassioneerd met degenen, die de dodecafonie wel een kansje willen geven, of zich als snobïsteu eigen tijds willen voordoen De chaos in de zaal duurde de hele eerste akte van de chaos van to nen uit de orkestbak en het toneel, akte, en kwam tot een apotheose verminderde iets tijdens de tweede tegen het einde. Componist, diri gent en solisten traden na de val van het gordijn manmoedig naar voren om het applaus van hun. me destanders in ontvangst te nemen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1961 | | pagina 9