,STAD DES VERDERFS' van de
:enaar dr. Kamel Hussein
Egypt.
RIJKSARCHIEF: rijke bron van kennis
o£
HET GEWETEN ALS LEITMOTIV
ver
E
M
ZATERDAG 15 APRIL 1961'
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
IT
Een Mohammedaans schrijver over
de vrijdag der kruisiging
I
11 menig opzicht behoort „Stad des Verderfs, een vrijdag in
Jeruzalem" van dr. Mohamed Kame Hussein tot de merk
waardigste en belangrijkste boeken, die we ooit lazen. De schrij
ver ervan is een Egyptenaar, die aanvankelijk als chirurg werk
zaam was. Doch zijn geschriften op het gebied van literatuur,
wijsbegeerte en godsdienst maakten hem bekend tot in het bui
tenland. „Stad des Verderfs" (Quarja Zalima) verschijnt o.m.
in het Nederlands en Engels, beide uitgaven bij de Brug/Djam-
batan te Amsterdam. Dit boek verwierf in 1957 de Nationale
Literatuurprijs in Cairo. Op zichzelf is het reeds merkwaardig,
dat een gelovig mohammedaan een boek schrijft als dit, dat
hoewel het in grote trekken binnen het raam van de Islam blijft
toch baanbrekend genoemd moet worden door de humanistische
toon, die er lilt opklinkt, het pacifisme en anti-natïonalisme
waar het van getuigt.
Maar nog aparter is de vorm
waarin dit literaire kunstwerk
gegoten is. Het aantal romans
waarin Goede Vrijdag op een of
andere manier uitgebeeld wordt
is legio. Maar nimmer nog la
zen we een roman over dit on
derwerp, die zo weinig „histo
risch" was, en die zo origineel
was van vorm. Niet dat er ana
chronismen in voorkomen (die
zijn wel te vinden), maar de
auteur heeft er zich kennelijk
in het geheel niet om bekom
merd historische sfeer te schep
pen. Alle personen dienen als
zijn spreekbuis.
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
En doordat de onderwerpen die hij
aansnijdt van alle tijden zijn. is zijn
boek buitengewoon actueel. Zijn jo
den, discipelen en Romeinen zijn
mensen van thans, die het gebeuren
van twintig eeuwen her onder de loep
nemen, en eigenlijk niet eens dat,
want er bestaat nauwelijks differen
tiatie tussen die groepen, het is
steeds Hussein zelf die aan het
woord is, en slechts hun groepen ge
bruikt om op andere onderwerpen
over te gaan.
En dat op een wijze die meer aan
een serie briljante, scherpzinnige
essays en filosofische dialogen
denken doet (zozeer dat de schrij
ver-arts en observator hier en
daar doodleuk in persoon om de
hoek komt kijken zonder dat hij
het schijnt te beseffen) dan aan
een roman. Van de mogelijkheid,
Christus ten tonele te voeren,
maakt hij zo goed als geen ge
bruik. en heel typisch is b.v. dat
in het hoofdstuk uit de afdeling
„Golgotha." (Toen duisternis de
aarde bedekte) nergens de roman
cier, maar enkel de essayist en
de filosoof aan het woord is.
Van de kruisiging-, de lijdende Chris
tus. zien we niets; duisternis dekt
drie uren lang de omgeving, en daar
in horen we een wijze en een Griekse
denker diepzinnig over het gebeuren
praten. Als de zon weer doorbreekt
is er niets veranderd en verlaten we
het toneel waarop niets te zien is.
Het is mogelijk; dat deze werkwijze
samenhangt met de mohammedaanse
opvatting dat Jezus die in de Koran
met grote eerbied als één van de gro
te gezanten van Allah genoemd
wordt, niet zélf lichamelijk gekrui
sigd werd, doch vooi'dien ten hemel
voer, en dat Allah een ander in Zijn
plaats stelde. Die opvatting wordt
gebaseerd op de nog al raadselachti
ge soera IV156-158, te vinden in de
inleiding op dit boek. Maar de voor
naamste reden is wel, dat Kamel
Hussein in de eerste plaats denker,
moralist en essavïst is. en pas daar
na romancier. Zijn boek is ooit in ho
ge mate belerend, zoals bv. de West-
europese romans uit de eerste helft
van de vorige eeuw lering en hogere
opvoeding- brachten. Het moet dit
bovenal zijn voor zijn geloofsgenoten,
want. om de woorden van prof. dr.
H. Kraemer te citeren die dit boek
inleidt is „het feit dat deze moslimse
schrijver het initiatief neemt om de
actualiteit van het kruis voor het
zelfbegrip van elke mens. ongeacht
ras, nationaliteit of godsdienst, met
hartstochtelijke ernst te poneren een
indrukwekkende daad. een nieuw ge
beuren in de zo moeilijke verhouding
van do moslimse en de „christelijke"
wereld".
Heel diep gaat de schrijver in op
de taak van liet geweten bij de
mens. „Het Leitmotiv van het
gehele boek is het geweten" heeft de
schrijver zelf verklaard. Het gewe
ten dat ons het kwaad doet mijden.
Maar „het geweten van de enkelcling
weerhoudt de gemeenschap niet de
afschuwelijkste misdaden te begaan,
zolang ze maar gepleegd worden in
naam van de gemeenschap. Het ge
weten is de enige macht die een
mens terughoudt van het kwade, en
een collectief heeft geen geweten".
Met; oneindig veel variaties duikt
dit centrale thema op: door het
verdelen van de schuld van iets
zeer misdadigs over velen, wordt
die schuld draaglijk; gezamenlijk
begane misdaden veroorzaken
weinig onrust. Aanvankelijk lijkt
het of de auteur het geweten ook
nog wel aanvaardt als gids die
aanspoort het goede te doen (nag.
20)later valt de nadruk echter
meer op het vermijden van het
kwaad. Een der opgaven is, een
collectieve zedelijke verantwoor
delijkheid aan te kweken, een ge
meenschappelijk geweten.
Recht en geweld zijn twee andere
begrippen, die onder de loep geno
men worden. Geweld vooral naar
aanleiding van het geestelijk lijden
der discipelen, wanneer zij geweld
loos moeten gedogen hoe het onrecht
aan Christus voltrokken wordt. Op
dit feit, en op de diepe impressie die
volgens de schrijver dit werkeloos
toezien op het christendom gehad
moet hebben, wordt diep ingegaan.
(Hoogst interessant zijn ook.de be
schouwingen over anologe funda
mentele gebeurtenissen in het joodse
en mohammedaanse geloof). „Juist
omdat ze zich van gewelddadige hulp
hebben onthouden bewezen zij de
boodschap een grote dienst. Want op
die dag werden de grondslagen van
het christelijk geloof en denken vast
gelegd, en kreeg de nieuwe gods
dienst zijn karakteristieke vorm. De
ze gebeurtenissen waren de aanlei
ding tot het ontstaan van de indruk
wekkende dogma's van verzoening en
heil" (pag. 113).
En verderop: „Niemand weet wat
er met het christendom gebeurd
zou zijn als het hen gelukt was
hem met geweld te bevrijden".
Op pag. 115: „De christenen heb
ben dit scherpe zondebesef ge-
erfd en ook het neerdrukkende
bewustzijn dat elk onheil zijn oor
zaak vindt in een begane fout,
ook al is die alleen maar in ge
dachten begaan. Het heeft blij
vend een stempel gedrukt op het
christelijk denken, dat voortdu
rend beheerst wordt door vrees
voor de zonden en het verlangen
zichzelf en anderen voor misstap
pen të bewaren. Het vermijden
van de boze daad is voor hen be
langrijker dan het doen van goede
werken, hun vrees voor onrecht
sterker dan hun verlangen naar
gerechtigheid, hun angst voor het
hellevuur groter dan hun hoop op
de Hof van Eden". „Zelfs in de
grote tijd van het christendom
werd het door negativisme be
heerst".
ok wat de schrijver over vormen
van afgoderij, over oorlogen en
ander machtsmisbruik als
doodstraf e.d. schrijft is allemaal
even belangrijk. Vooral in het deel
over de Romeinen wordt het oorlogs
probleem van alle zijden bekeken.
Het is Husseins tactiek daarbij van
het eenvoudigste uit te gaan en dan
geleidelijk op te klimmen tot de
fijnste schakeringen.
De commandant denkt: „De soldaten
die sneuvelen zorgen voor mijn pro
motie. Zelf worden zij er niet beter
van. Wij vertellen ze, dat na hun
dood hun naam roemrijk zal blijven
voortleven, maar ik ken geen enkele
soldaat wiens naam na zijn dood nog
genoemd wordt. Is het niet puur be
drog, dat wij „de onbekende soldaat"
eren? Dat is wel het ergste bedrog,
dat het systeem pleegt, omdat het
volkomen onschuldig is een onbeken
de hoven koningen en vorsten te ver
heffen. Het kost hen niets en ook de
onbekende dode heeft er niets aan.
Maar de levende soldaat ontvangt
zulk eerbetoon niet. Zij komen bo
ven hun maatschappelijke status
nooit uit".
Kortom, dit zeer belangrijke boek
roept zoveel gedachten op, dat het
onmogelijk is, in kort bestek een vol
ledige indruk van zijn ideeënrijkdom
te geven. Een ieder die van na
denken houdt, leze het. De vertaling
uit het Arabisch lijkt ons, mogelijk
doordat teveel naar de Engelse ge
keken werd, niet vlekkeloos, getuige
ontsporingen als „een mier-het",
„voorspoed-liet", „christ-endom-ze"
e.d. Te gemeenzaam zijn ook uit
drukkingen als „het uitzingen", „de
deur uitschoppen" (pag. 72) in het
verband waarin die werden gebruikt.
Maar die kleinigheden, die bij een
herdruk (die we het boek van har
te toewensen) gemakkelijk verbe
terd kunnen worden, zijn van geen
belang. De fundamentele boodschap
van dit grootse boek kan niet worden
misverstaan.
M. Kamel Hussein: Stad des ver
derfs. De Brug/Djambatan, Amster-
Aan het elfde internationale film
festival te Berlijn, dat gehouden zal
worden van 23 juni tot 4 juli a.s.,
zal Nederland deelnemen met de
speelfilm „Makkers staakt uw wild
geraas" van Fons Rademakers en de
korte film „De lage landen" van
George Sluizer.
©Donderdagavond 20 april zal de to
neelgroep „Comedie 1960" in de Am
sterdamse Kleine Komedie voor de
eerste maal Dimitri Frenkel Franks
komedie „Saldo mortale" opvoeren.
Na deze premi're volgt een serie
voorstellingen in hetzelfde theater
tot 7 mei a.s.
Het is hoogst onwaar
schijnlijk, dat wij
ooit de kunst van Bali vol
ledig zullen begrijpen.
Zelfs als wij de betekenis
van allerlei goden- en de-
monenbeelden, van be
schilderingen en toneel- en
dansmaskers kennen en
hun plaats in de mytholo
gie en litteratuur kunnen
aanduiden dan nog
blijft het feit bestaan, dat
deze kunst voortkomt uit
een cultuur, die ons in we
zen vreemd is. De gods
dienst van de Baliër is de
onze niet, zijn mensbe
schouwing is een andere
dan de onze. Bovendien
heeft veel populaire lec
tuur over het eiland het
grote euvel, dat zij het ei
land vooral als een plek
grond van toeristische be
tekenis afschildert. De
tempels zijn mooi, de lijk
verbrandingen. curieus.
Men kan prettig huiveren
bij de gedachte, dat de
zelfmoord van weduwen
bij deze evenementen dan
toch majr verboden is.
Maar wat er aan wijsheid
en geloofskracht achter
steekt, blijft de westerse
toerist verborgen.
Trouwens: de meeste toeristen zien
het eiland Bali op geen andere wij
ze. Het exotische boeit hen opper
vlakkig. Maar zij zouden een Wa
jang-voorstelling niet tot het einde
toe uitzitten zelfs als zij het
verhaal zouden kunnen verstaan
omdat dit hun spoedig zou verve
len. De lijktoren boeit, niet de
mystiek van het Wajang-verhaai.
Nu vindt men op de tentoonstel
ling, die het Haagse Gemeentemu-
seum tot 1 mei onder de titel „De
kunst van Bali: verleden en heden"
houdt, wel de mystiek, maar niet
de lijktoren. Ditmaal is het niet
gegaan om het exotische, maar om
het wezen van een cultuur. Van een
kleine, bedreigde cutuur, mag men
wel zeggen. Want de twee miljoen
Baliërs, die met elkaar het eiland
zo groot als de provincie Gelder
land bevolken, vormen een Hindoe
enclave in een zee van Islam. Heeft
de Islam al de neiging andere reli
gieuze en. culturele „patronen" te
overspoelen, missie en zending
zijn bovendien op Bali actief, zodat
men nog maar moet afwachten,
-hoelang dit Hindoe-element zich
nog zal handhaven.
Is het eenmaal met de Hindoe
cultuur op Bali gedaan, dan zul
len de uitingen ervan niet lang
meer bestaan. Het warme en voch
tige klimaat is funest voor de
vele tempels. De versiering van de
woningen houdt rechtstreeks ver
band met de Hindoe-litteratuur.
Masker- en poppenspelen zijn zon
der Hindoe-teksten eenvoudig on
denkbaar. Daarom is deze tentoon
stelling „moeilijk". De bezoeker
kan er niet mee volstaan de voor
werpen louter als ogenstreling te
beschouwen. Want dan valt er veel
af, dat niet met zijn schoonheids
normen strookt, maar dat toch be
langrijk is. Hij zal zich bij het be
kijken van de zaken ernstig reken
schap moeten geven van de func
tie, die zij in het gehele leven van
de Baliër hebben.
Een dansmasker is niet alleen
maar een mooi voorwerp. Het re
presenteert een godheid, een goede
of boze geest of een vorst liever:
het i s deze op een mystieke ma
nier. Zelfs op de bedgordijnen
komt men, in vaak onbeholpen,
maar toch altijd sierlijke schilde
ringen, de belevenissen van goden,
helden en schurken tegen. Wa
jang-poppen, anders van karakter
clan de oververfijnde Javaanse,
maar toch altijd nog bijzonder
mooi, dragen evenzeer de littera
tuur over van generatie op genera
tie. Literatuur, ja. Want wel kun
nen maar betrekkelijk weinig men
sen op Bali lezen en schrijven,
maar de grote Tjalong Arang en
de oude volksverhalen zijn een le
vend bezit van het volk. dank zij
de vertelkunst van de poppenspe
ler, de dalang.
Er is op deze expositie het contact
met een cultuur, die er in slaagt
om zelfs duivels en demonen hun
dreiging te ontnemen, door hen
kwaadaardig te styleren en in een
uitbundige versieringslust tot
schoonheid te verheffen
en voorbeeld is het hier afge
beelde Wajang-wongmasker,
dat Ramana voorstelt. Wajang
Wong is een maskerspel, waarin
gedeelten uit het Ramajana wor
den gedramatiseerd. Hierin is Ra
mana een vorst, die tot het kamp
van de boze behoort, en die zich in
het opgevoerde fragment onder
meer aan vrouwenroof schuldig
I Wajang-W ongmasker, voor
stellende de boze vorst Ramana
Oudste stukken uit twaalfde eeuw
(Van onze Haagse redacteur)
en stelle zich een boekenkast voor we geven toe: het
is moeilijk van 370 meter lang en honderd planken
boven elkaar; dan heeft men enigszins een voorstelling van
de schat aan oude stukken, die het Algemeen Rijksarchief,
dat met ruimtegebrek te kampen heeft, zorgvuldig bewaart.
Men zou normaal doorstappend vier minuten nodig hebben
om langs deze boekenkast te lopen.
Vijfentwintig strekkende kilome
ter archiefstukken zijn opgesla
gen in liet gebouw van het Alge
meen Rijksarchief aan litet Bley-
enburg in Den Haag en twaalf
kilometer in een door de Duitsers
gebouwde bunker in Schaarsber-
gen. Bovendien bevindt zich in
elke provincie een rijksarchief,
clat oude en nieuwe rijksarchieven
bewaart.
Er zijn heel interessante en waar
devolle archiefstukken bij, waar
over de zorgen van de algemeen
rijksarchivaris, mr. H. Harden-
berg, zich uitstrekken. Al op de
lagere school stampte men het er
bij ons in: 1648. Vrede van Mun
ster en 1579, Unie van Utrecht.
In een afzonderlijke safe liggen
onder meer de originele akte, die
ruim drie eeuwen geleden in Mun
ster werd opgesteld en die de Ne
derlandse gewesten hun zelfstan
digheid schonk en het Uniever
drag uit 3579, clat als de grondwet
van de Republiek der zeven ver
enigde Nederlanden beschouwd
kan worden, veilig opgeborgen.
De_ administratie van de over
heidslichamen vormt een schier
onoverzichtelijke papieren romp
slomp; het zij met alle eerbied
voor de regeringspersonen en de
vele ambtenaren, die ijverig bla
den papier zitten vol te schrijven,
gezegd. Veel van de paperassen-
winkel heeft geen blijvende waar
de: niemand zit om de ondergang
ervan te treuren. Maar er zijn ook
talrijke stukken bij, die wel dege
lijk betekenis hébben, ook voor
het nageslacht. Het zijn de bouw
steentjes van Nederlands geschie
denis.
De oudste stukken in het Alge
meen Rijksarchief dateren
van het begin der twaalfde
eeuw. De allervroegste Neder
landse stukken, die bewaard zijn
gebleven, zijn uit kloosterarchie
ven uit de tiende eeuw; men vindt
ze in Limburg. De archieven in de
ons omringende landen gaan
evenals in Nederland tot ongeveer
de tiende of de elfde eeuw terug.
Italië echter kan met trotts stuk
ken tonen uit de zesde en de ze
vende eeuw.
Het Rijksarchief is verdeeld in
vier afdelingen, aan het hoofd
waarvan een rijksarchivaris staat.
De eerste bevat de centrale rege
ringsarchieven uit de tijd van de
Republiek tot omstreeks 1795: de
tweede afdeling der centrale rege-
ingsarchieven van 1795 tot onge
veer 1914; de derde afdeling fun
geert als rijksarchief voor de pvo-
vincie Zuid-Holland, belangrijk
omdat de staten van Holland 'in
het bestuur van ons land altijd
een vooraanstaande plaats hebben
ingenomen. Sinds korte tijd be
staat een vierde afdeling, die zich
bezighoudt met de voorbereiding
van de overbrenging van de mo
derne archieven naar de algemene
rijksarchiefbewaarplaats en met
de opstelling van de lijst van
stukken die vernietigd kunnen
worden. Men moet namelijk met
het oog op de beschikbare 'ruimte
wel schiften.
Er zijn voorts onder de directe
leiding van de algemeen rijksar
chivaris enige afdelingen ge
vormd, zoals het secretariaat, de
comptabiliteit, de leeszaal en de
uitlening, de technische dienst,
bestaande uit een reproduktie- en
een restauratie-afdeling, en de
kaarten en zegelcollecties. Deze
laatste vormen aparte verzame
lingen. aangezien de kaarten en
de zegels anders over verschillen
de afdelingen verspreid hadden
moeten worden. Het Algemeen
Rijksarchief heeft 50.000 kaarten
onder zijn berusting, waarvan de
oudste uit de zestiende eeuw
stammen. Bovendien heeft het Al
gemeen Rijksarchief een biblio
theek.
Dc archieven zijn openbaar. Ie
der kan de stukken raadple
gen en bovendien kan men er
uiteraard op eigen kosten
afschriften en foto's van bestel
len.
maakt. De Baliër kent 's mans
verworpenheid in de eerste plaats
aan de bruinrode kleur van zijn
gelaat cn aan de bolle, uitpuilende
ogen. Het hele gelaat is tot een
grijns vertrokken, waarin de ge-
styleerde snor en bakkebaarden
meespelen. Toch krijgt het geheel
eerder een grote fijnheid dan een
afschrikwekkende werking mee.
Want uiteindelijk is de uitbeelding
van de boze vorst volkomen stereo
tiep geworden: de manier waarop
het gelaat is gesneden, verraadt
eerder een grote versieringslust
dan de behoefte, de demonie van
Ramana extra te laten uitkomen.
Want meer dan het gelaat trekt
de versiering de aandacht: het dia
deem boven de wenkbrauwen, de
oorhanger van de in leer uitgevoer
de hoofdtooi met haar prachtige,
ranke lijnen.
Bij andere beelden kan de versie
ring even uitbundig zijn. Zo staat
er op de tentoonstelling een prach
tig houten beeldje, een gevleugelde
Garoeda voorstellende. Garoeda is
een vliegende geest, die een god
heid tot „vervoermiddel" en die
naar is. Dit beeldje is een en al
verfijnde versiering. Zelfs de open
gesperde, snavelachtige bek met de
grote tanden is tooi, evenals hef
gewaad, het hoofddeksel of de
vleugels. De versiering is weelde
rig, maar met een groot maatge
voel is aangebracht.
De sty lering gaat zelfs door in
werk. dat toch in de eerste plaats
een realistische benadering van de
natuur heet te zijn: in eenvoudige
sculptuurtjes van mannen, vrou
wen en kinderen in hun dagelijkse
doen. Hierin kan de vervorming
van de werkelijkheid tot bepaald
humoristische effecten leiden
effecten die stellig als zodanig
zijn bedoeld. Zoais men de demonie
bezweert door haar te versieren,
zo ontneemt men de wijsheid haar
zwaarte, door haar te vermengen
met humor.
Heel vaak gaat het hier om ge
won e gebruiksvoorwerpen
krisdragers, lampsteunen
wachterbeeldjes en dergelijke. Zo
is er een bijzonder geestig wach-
terbeeldje in de vorm van een zit
tende Europeaan in laat-achttien-
de-eeuws kostuum. Die heeft eens
aan de trap van tempel of paleis
gezeten, om de boze geesten te ver
jagen
Heeft nu deze kunst een toe
komst? Leeft er van deze traditie
nog genoeg, om een vernieuwing
mogelijk te maken die het eigene
onverlet Iaat?
Westerse kunstenaars als Rudolf
Bonnet, Walter Spies en de gebroe
ders Neuhaus zijn daarvan diep
overtuigd geweest en zij hebben
dan ook in verschillende streken
van Bali de ontwikkeling aange
moedigd van een teken- en schil-
derskunt, die van de traditie uit
ging. Een verwante ontwikkeling
deed zich bij de plastische kunst
voor: alleen verliep de ontwikke
ling in de richting van persoonlij
ker stijlvormen hier sneller.
Wat de westerse kunstenaars de
Baliërs dan ook in de eerste plaats
hebben bijgebracht, was een grote
re tekenvaardigheid. Overigens
hebben zij de esthetische opvattin
gen van de Baliërs "ol komen on
verlet gelaten en in geen enkel op
zicht geprobeerd er westerse
kunstenaars van te maken. Waar
in een enkel geval de westerse in
vloed toch sterker is geweest dan
het eigen karakter, verliest het
werk meteen aan gehalte.
Die openbaarheid is belangrijk,
want zij maakt kennisneming mo
gelijk van akten en bescheiden
van historische, van juridische en
van administratieve aard. Het Al
gemeen Rijksarchief vormt voor
de geschïedvormïng. voor rechts
kundigen en voor regeringsperso
nen een rijke bron van kennis.
Met bet oog op een gemakkelijke
raadpleging worden wetenschap
pelijk verantwoorde inventarissen
samengesteld en bijgehouden. Dat
is mede een van de taken van de
ambtenaren van het algemeen
rijksarchief.
Regelmatig ook ontvangt men
oude archieven van overheidsin
stellingen of families. Dan is er
niet zelden al enige orde in ge
schapen. Anders moet men die er
in aanbrengen. Het Algemeen
Rijksarchief bevat in de eerste
plaats rijksstukken. Dat neemt
niet weg dat men er ook wel ar
chieven van particuliere instellin
gen en bekende families in op
neemt en wel omdat zij een waar-
devolle aanvulling vormen op de
van nationaal belang zijnde oude,
officiële archieven.
Heel belangrijk zijn de archieven
van de Oostindische en van de
Westïndische Compagnie. Zij
worden veelvuldig dooi» buitcnlan-
Vrede van Munster16J/8.
Ratificatie van het vredesver
drag tussen. Koning Philips IV
van Spanje en de Staten-Gene-
raal der Zeven Verenigde Pro
vinciëndoor Philips IV met
ondertekening en verguld zil
veren zegel bekrachtigd. Be
rust in het Algemeen Rijks
archief te 's-Gravenhage)
ders geraadpleegd. Het Algemeen
Rijksarchief levert omvangrijke
bestellingen afschriften, fotoko.
pieën en microfilms onder andere
aan India en Japan, die ze gebrui
ken voor de kennis van hun eigen
geschiedenis. De archieven van de
meest geraadpleegde ministeries
berusten in Den Haag, de overige
zijn overgebracht naar Schaars-
bergen.
Van wat uien van vóór 1850
1900 gekregen heeft is niets ver
nietigd. Doordat van na deze ja
ren en vooral uit de twintigste
eeuw veel in kranten, rapporten,
nota's enz. is terug te vinden gaat
men tegenwoordig niet meer alles
bewaren en wordt liet minder be
langrijke vernietigd. Daartoe
noodzaakt tevens het tekort aan
ruimte.
„Onverdraagzaamheid
1960" voor velen
onverdragelijk
De wereldpremière in Venetië van een
dodecafonische opera is donder
dagavond geworden tot e^n caco-
i'onie toen net publiek met gesmijt,
uitroepen en gejuich de dissonan
ten uit de orkestbak bijna over
stemde. Zij. die bij voorbaat tegen
het twaalftonensysteem zijn, be
gonnen zich al énkele maten na
de aanvang van Luigo Nono's
„Intolleranza 1960" (onverdraag
zaamheid 1960), heftig te roeren.
Zij floten, gooiden voorwerpen
naar het toneel en redetwistten
gepassioneerd met degenen, die de
dodecafonie wel een kansje willen
geven, of zich als snobïsteu eigen
tijds willen voordoen
De chaos in de zaal duurde de hele
eerste akte van de chaos van to
nen uit de orkestbak en het toneel,
akte, en kwam tot een apotheose
verminderde iets tijdens de tweede
tegen het einde. Componist, diri
gent en solisten traden na de val
van het gordijn manmoedig naar
voren om het applaus van hun. me
destanders in ontvangst te nemen.