De vierde Indonesische infiltratie een verbijsterend jungleverhaal KNAP „INTELLIGENCE"-WERK VAN EX-STENEN-TIJDPERKER Dramatische vlucht van 23 infiltranten dwars door Nieuw-Guinea VRIJDAG 14 APRIL 1961 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 1T We ontmoetten ergens op de weg tussen Sentani en Hollandia de leider van de laatste groep Indonesische infiltranten op Nieuw- Guinea, de geestelijke vader van deze ongehoorde jungletocht: de Seroeier Henkie Antaribaba. Met handboeien verbonden aan een Papoea-politieman, staande naast een jeep van de politie, maakte de kleine, broodmagere luitenant van het Indonesische leger de indruk, of hem dit alles niet aanging. Hij stond er ver loren en wezenloos bij, schijnbaar onbewust van het feit, dat zijn aanwezigheid op die plaats en dat moment het definitieve einde betekende van een infiltratie, die bloed heeft gekost en ontbe ring en die het bovenmenselijke had gevergd van infiltranten en achtervolgers. Luitenant Henkie Antaribaba en zijn overgeble ven mannen bevinden zich thans in de gevangenis van Hollan dia. De gevangenis zal voor hen de hemel op aarde -betekenen, na alles wat ze hebben doorgestaan. Daar wachten hen in de eerste plaats injecties, voedsel en een normale slaapplaats. En bovenal: eindelijk rust. Wellicht, dat ze hier weer mens worden. Wellicht dat ze ook hier leren inzien, welk een fictie in feite deze hele monsteronderneming is geweest. Een onderneming, die vanaf het eerste moment een vlucht was. Maar wat voor een vlucht. 01* HET MOMENT dat wij dit schrijven (31 maart) zijn mog tal van details, bijzonderheden van deze infiltratie onbekend, maar vast staat dat er sprake is van een der meest spannende en dra matische achtervolgingen in de wil dernis van Nieuvv-Guinea, ooit on dernomen. Het begin van dit avon tuur van groot formaat vindt plaats op de 10e november van het vorig jaar, toen onder bescherming van de tropennacht 23 infiltranten zich ter hoogte van het Boeroe-gebergte aan de zuidwestkant van het eiland ontscheepten. Dank zij de waakzaam heid en loyaliteit van de kustbevol king werd' de landing snel doorge- praaid aan een politiepost in de Et- nabaaï, die ogenblikkelijk een ver kenningsactie inzette. De Koninklij ke Marine werd ingeschakeld, die terstond de kust, ter hoogte waar de infiltratie had plaatsgevonden, af schermde en op de 27ste november in staat was een Indonesische schoe ner op te pikken, die met versterkin gen van de Ivei-eilanden op weg was naar de landingsplaats van de groep. De 23 infiltranten stonden onder commando van de luitenant Henkie Antaribaba en waren allen militairen, behorend tot de lagere rangen. Een deel bestond uit ex-be woners van het eiland Seroei en uit de Waropen, die indertijd naar In donesië zijn vertrokken, gehoor ge vend aan de lokstem van Silas Pa- [»are, 'u Papoea, die zich tegen eigen and en volk heeft gekeerd. Zodra de landing die plaatsgevonden had ter hoogte van Kaap Nariki, was gesignaleerd, vertrok een verken ningsgroep van de politie naar het Boeroegebergte. Een tweede groep spoedde zich zo snel mogelijk over zee in de richting van Kokonau, ging aan land en trachtte in contact Het restant van de vierde infiltratie, op het moment dat deze de Dakota op het vliegveld Sentani verlaat. Een schamel hoopje men-selijk leven. DOOR ow\f VAtt -f-iAmpett Alles wijst er op: de bolknak van de dag is Karei I Elegant. Die roken alle fijnproevers. U toch ookij niiiiuiiiiiiiimiiiiiuiiiiuiiRiuiiuiiiuRi te komen met de infiltranten, waar van men vermoedde, dat ze zich ver borgen hielden in de spelonken en rotsholen van het strand, in af wachting van het bevoorradings schip uit Indonesië. Beide groepen werkten nauw samen, met gevolg dat al spoedig een eerste vuurge vecht met de infiltranten plaats vond. Daarbij werden twee man ge dood en twee gewond. Dat betekende dus, dat er op dat ogenblik nog 19 infiltranten over waren. Van kust tot kust DEZE 19 MANNEN trokken zich terug in het Boeroe-gebergte en trokken langs de zuidelijke hel lingen daarvan in de richting van het noorden. Geruime tijd vernam men niets van hen. Intussen vonden echter afsluitingen naar het westen en het zuiden plaats, werk dat ge schiedde door de nauw samenwer kende marine en politie. Op 25 januari werd men door be richten van (eveneens meewerkende) inheemse bevolking gewaar, waar de infiltranten zich ophielden. Dat was op drie dagmarsen van de missiepost Modyo. Door de politie werd daarop de toegang tot het district Wissel- nteren afgesloten. Dat de infiltran ten zich reeds zo diep in het bin nenland bevonden (ongeveer halver wege de afstand zuidkust-noördkust) mag een indrukwekkende prestatie heten. Vanaf de zuidkust is dit ge bied namelijk nauwelijks te berei ken. Hoewel de infiltranten zich toen reeds min of meer in paniek bevon den, kan niet worden ontkend, dat ze, wat hun vermogen betreft om zich een weg te banen door deze wil dernis, een enorm uithoudingsvermo gen demonstreerden. Verkenningen door de politie van de detachementen Enarotali eh Waghete (plaatsen bij de Wissel meren) vonden onder leiding van twee man Europese politie plaats, waarbij de Marine-Verbindings dienst belangrijke steun verleen de. De politie bestond deels uit Papoea's van de kust, deels uit berg-Papoea's. Tevens startten aan de noordkust, ter hoogte van de Geelvinkbaai, politiegroepen, die als hinderlaag fungeerden en konden bijspringen zodra dat no dig mocht zijn. De vervolgers vernamen van de be volking dat de infiltranten zich in middels ophielden in het dorp Kere- ta. De wegen naar het westen waren afgegrendeld en de achtervolging werd vanuit Kereta (waar de gr infiltranten bij aankomst alweer vertrokken bleek te zijn) ingezet. Ge- jaagden en jagers doorstonden hier, in dit verschrikkelijk zware bergter- rein, een der moeilijkst te belopen delen van centraal Nieuw-Guinea, de vuurproef. Men moet dit land uit ei gen aanschouwing kennen, om te be seffen wat hier van mensen wordt geëist, die verplicht zijn dit terrein in een zo hoog mogelijk tempo door te trekken. Hier werd een hoofdstuk geschreven van een jungleverhaal, dat tot de meest spannende van Nieuw- Guinea behoort. Begin februari kwamen er exacte be richten door over de plaats waar de infiltranten zich zouden ophouden. Dat was in de richting van de Me- noo-rivier, een zijrivier van de Wang- gar. Er waren geruchten over ziekte en lijden onder de infiltranten en dat was iets, waarop de bergbevol- king zich wel bijzonder verbaasde. De infiltranten hadden namelijk verteld dat ze „onkwetsbaar" waren en dat het dus zinloos was zich tegen hen te verzetten. Hen kon niets gebeu ren. Een hogere macht beschermde henAl spoedig ontdekten de berg-Papoea's echter, dat het met die zogenaamde onkwetsbaarheid der vreemdelingen niet zó best ge steld was De 6e februari was de groep ein delijk definitief gelokaliseerd. Men wist thans waar deze zich ophield. Met nieuwe energie werd de achtervolging ingezet en de afstand tussen vervolgers en vervolgden verkleinde zich rpet de dag. In 5 dagen liep de politie door onvoorstelbaar zwaar berg- terrein naar het doel, dat de infil tranten zich hadden gesteld: Na- bire, hoofdplaats van het district en voorzien van een vliegveld. Mapia Mote HET IS HIER, dat zich een der ongelooflijkste, meest verbijste rende episoden gedurende deze jacht door de wildernis van Nieuw- Guinea afspeelde. Een berg-Papoea, de veldwachter Mapia Mote, zag na melijk kans geheel alleen, op eigen initiatief, de rijen van vluchtende infiltranten binnen te dringen. Ter wijl dezen dachten dat het een on schadelijke, van niets wetende be woner van het gebergte was, ver richtte Mapia Mote in feite briljant Advertentie Luitenant Antaribabade man die maandenlang door het onherberg zaamste deel van Nieuw-Guinea vluchtte. Zij werkten met 24 Papoea-agenten Aan de noordkust bevond zich de reserveploeg onder commando van de (Nederlandse) hoofdagenten Pie- pelenbos en Dezentje. Bij de groep Koopman-Ramakers was een aantal mariniers ingedeeld, dat voor de ra dioverbindingen zorg droeg. Het ge heel stond onder leiding van com missaris van politie F. Stroband, af delingscommandant van de Geelvink baai en Centraal Nieuw-Guinea, hier bij gesteund door de commissaris van politie De Kraker. De politie van de groepen Koop man-Ramakers en Piepelenbos-De- zentje bestond uit een groep Biak- kers en drie groepen van de politie- opleidingsschool te Hollandia. Daar aan werd later toegevoegd een verse groep van de politieschool onder lei ding van posthuis-commandant Ja- cadewa, die nog werd versterkt dooi de hoofdagent Schotvanger. Het is deze laatste groep, die de zaak uit eindelijk bezegelde door de ai-restatie van de 9 man. Men mag dit jammer vinden voor de anderen, die weken- en- wekenlang aan het spoor bleven kleven, organisatorisch was dit nu eenmaal een logisch gevolg van de toegepaste politionele strategie. Het is interessant te vermelden, dat het hier goeddeels Papoea's betrof, die nauwelijks 6 maanden in politie opleiding waren. Daar was enig risi co aan verbonden, maar ze doorston den de vuurproef schitterend. Van baai tot baai ALDUS het relaas van de vierde infiltratie, door Indonesiërs op Nieuw-Guinea ondernomen. Met welk doel Men weet het nog niet. Dat doel lijkt echter vaag. Zéker, om met zo enorm veel inspanning en zoveel offers dwars door Nieuw-Gui nea te trekken, van de Etnabaai, naar de Geelvinkbaai. Tenslotte: verwacht mag worden dat de politiemannen, die kans za gen de groep te grijpen, hun be loning daarvoor niet zullen ont gaan. Dat geldt dan voor de Eu ropeanen onder hen, maar niet minder voor de dappere berg-Pa poea's en hun collega's van de kust, die bewezen wat ze waard zijn in zulke omstandigheden en in zulk terrein. En liet geldt bo venal voor de kleine berg-Papoea Mapia Mote, de man die de ro mantische hoofdfiguur uit een jungle-boek zou kunnen zijn, en die aantoonde wat een ex-stenen tijdperker kan betekenen voor een twïntigste-eeuwse politiestrategie. inteiligenee-werk. Op een nacht bestond deze kleine politieman het (met als enig „uniformstuk" zijn schaamkor) twee stens weg te ne men, een bren onklaar te maken door de loop ervan in te pikken, en voorts een hoeveelheid munitie, handgrana ten en uitrustingsstukken mee te ne men. Bij wijze van spreken: van alles een „monster" Dat Mapia Mote dit kon presteren was te dan ken aan zijn grote trouw aan de po litie, aan zijn koelbloedigheid, zijn slimheid en aan de bijstand die hij van zijn vrienden, de berg-Papoea's ondervond. Geen van hen was name lijk niet loyaal ten opzichte van de politie. Een ander hoogtepunt gedurende de achtervolging was het moment dat Mapia Mote zich geheel alleen op stelde tegenover de 19 infiltranten en deze met de sten (inmiddels door hem ingepikt) bedreigde. Waar schijnlijk waren de mannen reeds dermate gedemoraliseerd, dat ze in paniek wegvluchtten. Niemand werd bij deze eenmansactie gedood of ge wond. De vlucht vond plaats in noordelijke richting en wel in twee groepen. De politie vond het spoor van de ene groep en zag na een aantal maxi maal snelle dagmarsen kans de infil tranten te achterhalen. Op de 2e maart vond een treffen plaats, waar bij drie infiltranten gevangen geno men werden door de politiegroep van inspecteur Koopman. Eén man ontkwam (deze werd echter later op het strand aan de noordkust gearres teerd). De andere groep, groot 12 man, poogde een rivier over te ste ken. Van boomstammen werd een vlot geconstrueerd, waarmee men trachtte de woeste bergrivier over te komen. Tijdens deze operatie is waarschijnlijk een der infiltranten verdronken. Op de 22e maart ontstond contact met deze 11 of 12 infiltranten door de politiemacht, die vanuit het noorden opereerde. Een vuur gevecht volgde, waarbij geen do den of gewonden vielen. Wel wei'd een grote voorraad geweren en munitie buitgemaakt op de infil tranten. De groep splitste zich, om zich na enige, tijd weer te verenigen. Haar einde was echter nabij. Vrij dicht onder de kust werden na een kort gevecht 9 man gearresteerd. Dat was op de 24e maart. Eén infiltrant werd hierbij gewond. Aan het strand ar resteerde de marine de weggevluchte man. Eén man was tijdens de vlot- tocht verdronken en één door uit putting overleden. Zo spoedig mogelijk werden de mannen via Biak naar Hollandia afgevoerd. De balans luidt aldus: van de 23 man die de onderneming begonnen, zijn er 6 of 7 omgeko men. De overige 16 zullen binnen kort in Hollandia vernemen wat hun verder lot zal zijn. Een lot dat in elk geval oneindig milder en mens waardiger zal zijn dan hun bestaan in het woeste bergland, met voort durend de achtervolgers op hun hie len, en doorgaans omringd door een bevolking, die hoogstens een „die nende neutraliteit" in acht nam. De beproevingen die de infiltranten voor hun doel (wélk doel is niet be kend) moesten ondergaan zijn onbe schrijflijk. Die hebben onder meer iets te maken met het overtrekken van bergruggen van 3500 meter hoogte. In dit opzicht zou men kun nen zeggen, dat de groep een com plete expeditie, dwars door Nieuw- Guinea, van kust tot kust, achter de rug heeft. Een prestatie, die alleen maar \vordt overtroffen door die van de achtervolgende politie, die als eerste en enige taak had de groep zo snel mogelijk in te halen. Dat de politie kans zag in dit terrein, uit sluitend bestaand uit oerbos en ge bergte, het spoor te vinden en, wat nog belangrijker is, te houden, mag als bewijs gelden van het werkelijk formidabele uithoudingsvermogen van deze Papoea-politiemannen, die als menselijke terriers aan hun prooi bleven hangen, óók toen deze nog on bereikbaar ver leek. Met nadruk mo.et er op gewezen worden, höèzeér de bergbevolking meehielp. Maarlang niet overal bevindt zich bevolking in het ge bergte. WIE waren deze manhen? Daar was de groep onder leiding van de Nederlandse politie-in- specteur Van Schaik en de hoofd agent Dengering, bestaande uit man nen van de detachementen Wissel meren, totaal 24 man; voor het grootste deel berg-Papoea's en kusfc- Papoea's. Voorts de groep van in specteur Koopman en hoofdagent Ramakers, eveneens Nederlanders. HET EINDE VAN HET AVONTUUR. OP HET VERREGENDE VLIEGVELD van Sentani bij Hollandia landde dezer dagen een Dakota van de „Kroonduif". Dit vliegtuig ver voerde een uitermate schamel troepje mensen. Acht mannen, die het trieste restant vormden van een groep van 23 infiltranten, die op 17 no vember van liet vorige jaar aan de zuidkust van Nieuw-Guinea de vierde Indonesische infiltratie uitvoerden; de vierde, tevens de grootste en best voorbereide. Dat dit restant kans zag voor een deel nog op eigen benen te staan, mag een won der worden genoemd, gezien de ongelooflijke be proevingen die men zich eigenlijk alleen voor de geest kan halen, als men iets afweet van de enorme wildheid en ruigheid van het bergter- rein, dat werd doorgetrokken door deze man nen, die zich waarschijnlijk „kwartiermakers" van Soekarno waanden. Acht mannendie in boeien geklonken door Papoea-politieagenten uit liet toestel werden geholpen. Eén ervan lag op een brandcard, volmaakt apathisch alsof ie dere vorm van leven uit hem verloren was ge gaan. Een ander met een schotwond in zijn dij. Allen met baarden van maanden. Allen meer dood dan levend. Allen uitgeput, aan het einde van hun fysiek en geestelijke uithoudingsver mogen. Menselijke wrakken. Mensen, die de hel van Nieuw-Guinea aan den lijve hebben beleefd en die al die maanden wisten, dat ze geschaduwd werden door de nooit aflatende Papoea-politie.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1961 | | pagina 9