De lente is in het WIJ BELEVEN DITMAAL EEN UITZONDERLIJK VROEG VOORJAAR DE LENTE VORDERT IN SNELTREINVAART Door Jan P. Strijbos DE LENTE is die periode in de jaarcyclus, waarin wij ons elk jaar weer kunnen ver heugen in het jonge nieuwe leven, dat aan alle kanten naar voren dringt. In de regel begint het met het verschijnen van de eerste reinwitte sneeuwklokjes en de bloei van de hazelaars met de sierlijk goudig-gele katjes. Lang daarvoor konden wij reeds genieten van de gele bloempjes van de winterjasmijn en de bizarre katjes van de toverhazelaar, want dat zijn eigenlijk echte winterbloeiers. De wilde eenden zijn dan al ge paard en als wij de eerste krokusjes kunnen begroeten, verschijnen de eerste kokmeeuwen met donkere zomerkop, een bewijs, dat ook bij deze vogels de lente haar invloed doet gelden. DEZE KEER beleven wij een uitzonderlijk vroeg voorjaar. De gehele februarimaand bracht ons temperaturen boven normaal en alle lente- verschijnselen zijn belangrijk vroeger, dan in de regel het. geval is. De kievit, de lenteheraut van formaat, brak een record, want het eerste ei werd reeds gevonden op 4 maart, dat is vijf dagen eerder dan de vroegst bekende datum. En als wij dan bedenken, dat de gemiddelde da tum omstreeks 20 maart ligt, dan was het deze keer wel bijzonder vroeg. In het laatst van fe bruari waren er al heel wat wilde eenden met eieren en ook de blauwe reigers waren al heel vroeg terug in de oude broedkolonies en druk doende met het restaureren van de oude nesten, die alle herfst- en winterstormen hadden ge trotseerd. De aalscholvers, en deze vogels be horen tot de voorlijkste, waren dit jaar even eens uitzonderlijk vroeg bezig met nestbouw en het leggen van eieren. Als menigeen denkt dat de lente nog beginnen moet, hebben deze zwarte viseters al jongen. Op langspeelplaat gevangen EEN MACHTIG MIDDEL om de verschillende soorten vogels te leren onderscheiden, vormt de zang. Deze trekt de aandacht en maakt ons hnn aanwezigheid dulde- AL'' de wiuteraconietjes uitgebloeid raken is de eerste episode van het voorjaar goeddeels weer voorbij. Dat is de sneeuwklokjeslente en daarop volgt de anemoontjeslente met bloeiende primula's of sleu telbloemen. De kieviten hebben dan gezelschap gekregen van tureluurs, en grutto's, die de lucht vervullen met hun lentekreten en dan duurt het niet lang meer of de kemphaantjes verschijnen weer op de oude stoei - plaatsen, die sotns een lange reeks van jaren elk voorjaar weer bevolkt raken met de bont uitgedoste mannetjes. Ook de blauwe reiger verscheen dit jaar bijzonder vroeg. broeden en het verzorgen van jon gen, ofschoon er een heel rijtje vo gelsoorten is op te noemen, die daar mede al in april begonnen waren. Blauwe reigers en aalscholvers heb ben al een stel jongen te verzorgen in de tweede helft van maart, ter wijl dan de echte lentevogels en zo- merklanten nog moeten terugkeren uit de zuidelijke streken waar zij de wintermaanden doorbrachten. Elk voorjaar volgen wij weer met grote belangstelling de vorderingen van de lentever- schijnseleu. Deze dagen dienen wij uit te buiten en goed te gebruiken. Want hoeveel lentes beleeft een mensenkind bewust met inte resse Het kost veel moeite alle lenteverschijnselen op de voet te volgen. Het verschijnen van nieuwe lenteklanten ont gaat de getrainde natuurlief hebber niet licht. Maar let ook op het vertrek van de winter- gasten, de koperwieken, de kramsvogels, de kepen en de in het vizier te krijgen, want meestal staan de bomen dan al gedeeltelijk in het jonge blad. Ook de tortelduiven arriveren in de regel in de eerste dagen van mei en laten hun dromerig gekoer horen. De spotvogel is pas zo te gen half mei gearriveerd en sluit de lange rij. Buit voorjaar uit APRIL is de maand van stoeien en spelen, van minnen en vrij en, een periode waarin wij ogen te kort komen. De kieviten en wul pen hebben dan al eieren en zo te gen het mi-lden van de maand gaan de visdiefjes en de grote sterns weer de kolonies bevolken, evenals de kok meeuwen. De zilvermeeuwen ver schenen al in het laatst van maart in de broedkolonie in de duinen, maar het duurt in de regel tot in begin mei, voordat wij de gote eie ren in de diepe nestkom kunnen vin- den. Voor vele vogels Is mei de maand van nestbouw en eieren leggen, van! Lepelaars in de broedkolonie bonte kraaien. Plotseling kom je tot het besef, dat de bonte kraaien ziju afgereisd naar hun sombere naaldhoiitbossen int Scandinavië en Finland. Wan neer zagen wij ook weer de laat ste bonte kraai, vragen wij ons dikwijls at'. Na de eerste mei zien wij als regel geen bonte kraaien meer en dan zijn ook de buizerds, die maandenlang bo ven hun jachtveld op muizen jaagden, vertrokken. De prille lente is dan voorbij en voor wij j het weten is de zomer in het I land gekomen. Al heel spoedig na hun terugkeer gaan de kragen en kuiven zich bij de mannetjes ontwikkelen, rondom het oog en bij de snavelbasis gaan zich de oranjekleurige wratjes vertonen en in korte tijd zijn zij in vol ornaat. Geen twee mannetjes zijn gelijk gekleurd of getekend. Er zijn er bij met witte of bruine kragen, met zwarte en geelbruine kragen, in alle mogelijke schakeringen soms gevlekt, dan weer gestreept en in deze tooi komen zij elke dag tezamen op de tornooiplaatsen, waar zij zich verdiepen in een geheimzinnig en merkwaardig steekspel. Dat duurt dan tot in juni, daar na neemt de vechtlust af en hun aantal, dat regelmatig op de vechtplaat- sen verschijnt wordt kleinder en tenslotte verliezen zij hun bonte tooi, de kragen verdwijnen en dan gaan zij wat meer lijken op de wijfjes, al zijn zij altijd een flink stuk forser en groter. Maar dan is de lente al lang voorbij. lijk. Dat kost echter veel studie en de beste tijd is wel'de periode in het vroege voorjaar, wanneer de strui ken, heesters en bomen nog niet vol op in het blad staan. Later, wanneer het bladerdak gesloten raakt, zijn de vogels veel moeilijker op te sporen en ontgaan zij ons allicht. De be schrijvingen van de vogelzang kun nen ons wel een beetje helpen, maar wij bezitten nog steeds geen goed notenschrift voor de vogelzang, waardoor wij de verschillende zang van al die fluit- en zangmachientjes kunnen Ieren herkennen. De Neder landse Vereniging tot Bescherming van Vogels brengt echter sinds kort een drietal langspeelplaten in de handel, die ons wegwijs kunnen ma ken, waarbij wij de zang van een groot aantal vogelsoorten kunnen be luisteren. Deze platen zijn gemaakt door de Zwitser Hans Traber en hij heeft daarvoor enorm veel werk ver zet en er jarenlang aan gewerkt. Zangers op alle uren D E VORDERINGEN van de leu- verschijnselen gaan zo verras send snel, dat 't wel heel veel aandacht kost alles te kunnen vol gen. In het begin van het jaar is er al vogelzang. Meestal is de grote lijs ter de eerste die zich laat horen. Soms wint de merel het. Die zingt in de beginne heel zacht en ingetogen en voornamelijk in de zeer vroege ochtend en in de namid dag. Maar elke dag worden de uren van zang uitgebreid en zo gaat het ook met de zanglijster, en gedurende maart kunnen wij deze zangers op alle uren van de dag beluisteren. Een vogel die ook heel vroeg in het voor jaar met zingen begint, is de hegge- mus. Een weinig opvallend en stem mig bruin gekleurd vogeltje met de kop, hals en borst een beetje blauw grijs, op de schedel en nek bruin ge vlekt, de onderzijde vuilwit. Deze kleine tuinvogel en bewoner van par ken wordt vaak voor een huismus versleten, maar zij zijn slanker en eleganter en kunnen aan de karak teristieke wijze waarop zij onder het lopen de staart spreiden, gemakke lijk onderscheiden worden. Een echte winterzanger is de winterkoning, die door de zeer kleine afmetingen en het grappig korte en rechtop gedra gen staartje direct te herkennen is. Ook de roodborst, een vogel die le- De dotterbloemen bloeien: liet is voorjaar. dereen kent, laat zich midden in de winter horen. En hetzelfde is vaak het geval met de boomkruiper, een boombewonende klant, geheel in het bruin gestoken en met een fijn, iets omlaag gebogen snaveltje. -Het - volksgeloof wil dat op Vrou wendag, dat is 2 februari, de eerste leeuwerik zich laat horen. Deze keer werden op verschillen de plaatsen al zingende leeuwe riken geconstateerd in het laatst van de maand januari, vier of vijf dagen eerder dan normaal. Bij zonder vroeg was dé tjiftjaf, een kleine zanger die zo omstreeks half maart weer terugkeert uit zijn winterkwartier. .Zo werd er reeds op 3 februari een exemplaar gehoord in Apeldoorn en in het laatst van deze maand waren zij al terug op meerdefe plaatsen. Vogelmaand bij uitstek April is de vogelmaand bij uit stek. Dan keren tal van vogels terug uit het warme zuiden, waar zij de wintermaanden door brachten. De eerste in de lange reeks is de kleine fitis, een neefje van »de tjiftjaf. Een bijzonder ijverige zan ger, die overal talrijk voorkomt, tot zelfs in stadsparken en nu het voor jaar zo vroeg in het land gekomen is, zal deze zanger stellig met het paasfeest overal zijn liefelijk gezang weer laten horen. In het begin van april trekken ook de tapuiten en de gele kwikstaarten weer het land bin nen en niet lang daarna ook de ge- kraagde roodstaartjes. Er verschij nen weer boerenzwaluwen en huis zwaluwen, de oeverzwaluw is mees tal de voorlijkste van het drietal en arriveert niet zelden reeds in de laatste dagen van maart of begin april. Zo omstreeks half april kun nen wij twee belangrijke figuren be groeten. Dat zijn de "nachtegaal en de koekoek. De nachtegaal, die de wintermaanden doorbrengt in tro pisch Afrika ten zuiden van de Sa hara tot de Kongo, Ethiopië en Li beria, laat onmiddellijk na zijn te rugkeer zijn heerlijk gezang horen. Als het weer tenminste een beetje meewerkt. Is het guur, koud en win derig weer, dan zwijgt de vogel voor lopig. De beste tijd om een speciale nachtegalentocht te maken.' valt in de laatste weken van april en in de eerste weken van mei. DE VOGELZANG is een typische mannelijke uiting, die Sn verband staat met de voortplanting en een biologische betekenis heeft. Het mannetje geeft door zijn zang te kennen dat hij een wijfje zoekt. Daarmede bereikt hij elk wijfje, dat binnen zijn gehoor valt. En dan natuurlijk alleen de wijfjes van zijn eigen soort. Bovendien heeft de zang nog een tweede be tekenis. Het mannetje paalt daar mede zijn territorium af en be duidt het wijfje, dat hij de be schikking heeft over een geschikt hroederf, dat als nestelplaats en voedseloord kan -dienen. Tevens Is het een waarschuwing aan De zingende mannetjes trekken na tuurlijk door hun zang ook de aan dacht van roofvijanden en niet alleen van kleine roofdieren, maar vooral van roofvogels. Om aan dat gevaar te ontkomen zien wij vaak, dat een zingende vogel een hoog punt uit kiest. Vele vogels zingen daarom ter wijl zij gezeten zijn op een topje van een boom, een staak, de nok van een huis of een schoorsteen. Zij kun nen dan de gehele omgeving over zien en hoeden zich voor een plotse linge overval. In streken waar geen bomen voorkomen, zoals in het hoge noorden, zingen de mannetjes, ter wijl zij zitten op een steen of een aardkluit en altijd zodanig dat zij een vrij uitzicht hebben. De leeuwe rik heeft er iets anders op gevonden en brengt zijn gezang ten gehore terwijl hij met trillende vleugels de lucht in stijgt, zodat zij de wijde om geving in het oog kunnén houden. Ook verschillende andere soorten zingen een gedeelte van het lied, terwijl zij zich in de lucht ver heffen. Dat zien wij bij de boom leeuwerik, de boompieper en de grasmus. Niet zelden wordt de zang nog begeleid door allerlei vliegvertoon, waarmede zij de aandacht trekken. Dat laat de spotvogel, een zomervogel, die meestal pas midden mei ver schijnt, heel mooi zien. Maar er zijn ook tal van andere vogel soorten die zang en aan dacht trekkende vliegdemonstra- ties combineren. De nachtegaal, die bekend staat als een nachttrekker, zingt ook In de nachtelijke uren, om daarmede de overtrekkende wijfjes te dwingen neer te strijken. De mannetjes arri veren het eerst, zoals wij dat ook bij tal van andere vogelsoorten zien. De wijfjes die later ons land binnen vallen, worden nu tijdens de nachte lijke reis aangetrokken door zingen de mannetjes en zo ontstaat tenslot te een paar. De paarvorming heeft bij vele soorten heel wat voeten in de aarde en de zang is daarbij een zeer belangrijke factor. Die zang is vocaal, maar er zijn ook enkele soor ten die éen instrumentale zang we ten voort te brengen. Dat zijn bijvoorbeeld 'de spechten, die een dode tak door herhaalde sna- velhouwen in trilling weten te bren gen. Daardoor ontstaat een soort rof fel, die ver hoorbaar is. De ^vater- snip „blaat". Men noemt het ook wel „mekkeren", een geluid, dat ontstaat tijdens een duikvlucht door het vi breren van degespreide buitenste staartpennen en wordt dus niet vo- vaal en door middel van zingspieren voortgebracht. Soms worden de ge luiden die een mannetje voortbrengt niet herkend als zang, maar toch hebben zij de dezelfde betekenis. Zo is het „ratelen" van de nachtzwa luw, een lang aangehouden snorrend geluid, dat wij vooral op warme en zoele avonden kunnen horen, inder daad als zang te beschouwen. In de laatste decade van april ver schijnen de vliegenvangers, de grau we klauwier en tenslotte ook de gro te en kleine karekiet. Op 1 mei kun nen wij gaan uitzien naar de gier zwaluw en meestal krijst dan weer de eerste boven de stad. Tegelijk met deze is ook de wielewaal present. De xculp bij tijn nest. mannelijke concurrenten dat bij een bepaald terrein in bezit heeft genomen, waar hij geen andere mannetjes kan dulden. De eerst aankomende heeft de oudste rech ten en verdedigt zijn territorium met élan en niet zelden ontbran den er hevige territoriumgevech ten. Een prachtig gekleurde vogel in geel en zwart en met een zeer melodieus en Jodelend geluid. Deze vogel weet zich echter steeds uitstekend schuil te houden in het loofhout en ofschoon wij zijn gefluit vaak genoeg horen, kost het altijd veel moeite de vogel

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1961 | | pagina 5