„Als water in de woestijn" een
nagelaten werk van Ida Simons
Bewegende' kunst in oud-ijzer..
BALLETwereld (beetje) in beroering
ZATERDAG 18 MAART 1961
PR0V1H0IALB ZBBUWSB OOUBANT
Vt
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
Mobiles' in hef
Stedelijk Museum
van Amsterdam
(Van een speciale
verslaggever)
Enkele suppoosten van jhr.
Sandberg's vermaarde
Stedelijk Museum in Amster
dam waren dezer dagen mis
schien wat onwennig, maar
naar hartelust met grote
moersleutels aan het knutse
len, terwijl collega's van hen
ononderbroken oud-ijzer aan
voerden, waarvan Amster
dammers beweerden dat het
uit de grachten gevist oud
roest was. Doel van dit alles:
de inrichting van de eerste
grote wereldtentoonstelling
van „bewegende kunst", -
„mobilis", zoals deze kunst
uitingen internationaal he
ten, sinds de nu 75-jarige Pa
rijse New Yorker of New
Yorkse Parijzenaar Marcel
Duchamp er deze naam voor
bedacht.
Op 10 maart werd deze merk
waardigste van alle tot nog toe
in het Stedelijk Museum gehou
den tentoonstellingen machinaal
geopend. Elf met glimmend par
ket belegde zalen zijn ervoor in
gericht. Vijf weken zullen de on
geveer tweehonderd geëxposeerde
stukken, waarvan er vijftig S. zes
tig gemotoriseerd zijn, in Amster
dam blijven. Daarna gaat de col
lectie naar het Museum voor Mo
derne kunst in Stockholm, het
Luisiana-Museum bij Kopenha
gen, naar Duitsland en ten slotte
naar New York.
Het idee voor deze curieuze expo
sitie werd vorig jaar te Zurich
feboren tijdens een gesprek van
tedelijk-Museum-directeur Sand-
berg met zijn Stockholmse colle
ga Huiten en directeur Knud
Jensen van het Luisiana Museum,
(30 km buiten Kopenhagen in
Hummlebach). De 41-jarige Pa
rijzenaar Daniel Sförrj, arran
geur van internationale tentoon
stellingen bleek alle mogelijkhe
den op dit uitzonderlijke terrein
te kennen. Tussen de montage-
werkzaamheden door heeft hij
ons verteld, dat zo'n vijftig jonge
kunstenaars over de hele wereld
tegenwoordig deze kunst beoefe
nen. „Na 1953 heeft hun werk een
nieuwe stimulans gekregen. In
deze bewegende kunst komt de
dynamiek van onze tijd tot uiting.
De Italiaanse futuristen hebben
er omstreeks 1909, toen er in de
Parijse „Figaro" een manifest
van hen verscheen, de grondslag
voor gelegd. In him schilderwerk
probeerden ze de beweging te
NA „EEN DWAZE MAAGD
Een der besie Nederlandse
boeken van de laatsie jaren
Y\7 ïe niet het voorrecht gehad heeft Ida Simons persoonlijk
te kennen, beseft pas na lezing van liaar nagelaten werk
„Als water in de woestijn" ten volle, welk een bijzondere per
soonlijkheid en begaafd schrijfster ons ontvallen is. „Een dwaze
maagd", het boek waarmee zij als romancière debuteerde en
dat algemeen weerklank vond, wordt in kwaliteit nog verre
overtroffen door de romanopzet en de verhalen in „Als water in
de woestijn", en het stemt na lezing van dit boek en de vriend
schappelijke inleiding die Pierre H. Dubois daarbij schreef, wel
bijzonder weemoedig te bedenken dat de schrijfster de grote er
kenning die dit boek ongetwijfeld ten deel vallen zal, niet heeft
mogen beleven. Zij stierf onverwacht op 27 juni 1960, slechts
49 jaar oud.
Ida SimonsRosenheimer werd
op 11 maart 1911 te Antwerpen
geboren in een nog al excen
triek Joods gezin. „Een dwaze
maagd", dat vele autobiografi
sche trekken heeft, geeft een
tegelijk navrant en humoris
tisch beeld van de omgeving van
het meisje Gittel, begaafd pia-
nistetje in de dop, kind met een
argeloos, lief hartje dat hard
geslagen wordt door het lot en
het oordeel der grote mensen
wereld. Een van de schokkend
ste momenten uit dit boek is wel
als dit meisje, dat de impulsen
van haar hart gevolgd is om
anderen die haar lief zijn te hel
pen, opeens schuldig bevonden
wordt aan het gemeenste ver
raad, en, alsof zij een volwasse
ne was, vervloekt wordt,door de
vader van haar oudere vriendin,
een man die haar overigens on
der alle omstandigheden als vol
wassene behandeld had.
De romanfragmenten „Als water
in de woestijn" sluiten qua
sfeer goed aan bij „Een dwaze
maagd"; gedeeltelijk treft men er
dezelfde personen in aan, al heeft
een verschuiving van de hoofdper
soon plaatsgevonden. Magnifiek zijn
brokken er uit (op zichzelf staande
verhalen) als „De laatste eer",
„Wraak".
Uit de losse verhalen treffen bo
venal „Moortje of de onvoordelige
kostprijsberekening", dat een sleutel
tot het hele oeuvre bevat, en „Puck"
twee meesterstukjes van dit zo
veelzijdige talent. Buitengewoon rijk
aan fantasie, knap van compositie.
Een wonderlijke mengeling van ge
kwetst-zijn, mededogen en humor be
paalt de toon. Ida Simons had ook
een grote gave, personen te creëren:
niet alleen de naar het leven geteken
de familieleden, ook de fantasiefigu
ren komen tot leven. Ze zijn soms
sterk gechargeerd, symbolen gewor
den voor een andere werkelijkheid.
Het is een afgezaagde frase, maar
hier van de volstrekste waarheid:
niemand die belangstelt in onze let
teren moge „Als water in de woe
stijn" ongelezen laten. Dit boek is
een gebeurtenis.
Ida Simons: Een dwaze maagd.
Ida Simons: Als water in de woestijn.
A. A. M. Stols/J.-P- Barth, 's-Gra-
venhage.
transformeren, eerst door een lo
pende man tien benen te geven,
maar later door de techniek te
hulp te roepen. Zo kwamen ze er
toe een motortje achter hun doek
te plaatsen, waarmee een bepaald
element uit hun schilderwerk
werkelijk in beweging gezet kon
worden. De belangrijke Franse
schilder Marcel Duchamp ging
vervolgens een stap verder. Hij
construeerde de eerste „mpbile"
door een fietswiel in een keuken
stoel te plaatsen, en vervaardigde
later „motorreliefs" om diepte
werking in zijn schilderingen te
brengen. Tweede pionier op dit
gebied werd omstreeks 1930 de
Amerikaanse surrealist Calder,
die draadfiguren ging creëren,
waarin hij beweging bracht. Toen
hij er niet in slaagde een voort
durend, wisselende beweging
een nóóit zichzelf herhalende be
weging te creëren, gaf hij het
op, om zich geheel te gaan rich
ten op „zwevende" (draad) voor
werpen, zoals we ze nu in elke
kunstnijverheidszaak ter wereld
kunnen vinden. Hij is de meest
geïmiteerde kunstenaar van deze
eeuw ermee geworden, want in
schier elk huis is tegenwoordig
wel een of andere soort draad-
Slastiek te vinden.
'a. 1953 heeft de Zwitser Tingue-
ley de door Duchamp en Calder
getrokken lijn voortgezet. Oud-
ijzerelementen, verwerkt hij tot
surrealistische constructies, die
met hulp van bromfietsmotortjes
of gedeelten daarvan tot schok
kende bewegingen gebracht kun
nen worden. Zijn creaties behoren
tot de meest extreme elementen
van de show in het Stedelijk Mu
seum. Een van zijn werken staat
gedurende de tentoonstelling voor
de Museumingang aan de Paulus
Potterstraat. Het is een acht me
ter hoge, twee meter brede en
twee meter diepe oud-ijzer con
structie, die in beweging is.
Behalve de constructeurs van
„real mobiles" omvat de
groep tegenwoordig ook
kunstenaars, die door lichtwer
kingen de gewenste beweging in
hun sculptures brengen. Speci
men daarvan, zogoed als van
werken, waar door perspectief
wisseling de beweging in het
beeld komt, completeren dan ook
deze hoogst curieuze collectie, die
werk van ongeveer 25 artiesten
uit de V. S., Engeland, Frankrijk,
IJsland, Zwitserland, Italië en
Zweden omvat, en een volledig
beeld geeft van de historie van
deze nog door weinigen begrepen
kunstvorm.
De organisator kost de opbouw
van deze tentoonstelling veel
hoofdbrekens. Ten eerste moest
hij ontdekken, dat Amsterdam
een elektriciteitsnet heeft, waar
een spanning op staat van 220
volt, terwijl de meeste gemotori
seerde kunstwerken ingesteld zijn
op 110 volt. Er moesten dus zo'n
zeventig transformatoren worden
geplaatst. Voor een probleem van
heel andere aard zorgde de Vene
zolaan Soto, omdat hij een grote
dode boom. compleet met wortels
en takken in het museum wil heb
ben, waarvan hij de takken wil
laten vibreren.
Van het andere expositiemateriaal
noemen we nog een „oud-roest-
tekenmachine", compleet met
mes, die aan de lopende band ab
stracte tekeningen produceert, die
nimmer zichzelf gelijk zijn. On
der de eenvoudiger constructies
viel ons op een door twee rubber
handen omklemd stuurwiel van
een auto, op een plankje, maar
ook microscoop op plank met
gipsoren" een uit 1934 date
rende produktie met surrealis
tisch effect. Niet al het geëxpor
teerde materiaal is zelf bewegend.
Veel is er ook, dat door ingrij
pen van de bezoeker in beweging
gebracht kan worden, of dat in
beweging komt, zodra de bezoe
kers er langs wandelen
De cyclograveurvan Tingue-
lyfameus specimen van ge
motoriseerde kunst.
Ida Rosenheimer was inderdaad mu
zikaal uiterst begaafd. Zij heeft een
opleiding- genoten als concertpianiste
bij Frenkel, Smeterlin en Loyonnet,
en zij is vaak niet succes opgetreden.
De tweede wereldoorlog heeft haar
carrière gebroken. Weliswaar heeft
zij Westerbork en Theresienstadt
overleefd, en zelfs na de oorlog nog
een succesrijke tournee als concert--
pianiste door Amerika gemaakt,
maar zij was lichamelijk te zeer ver
zwakt voor dit zware werk en moest
de concert-praktijk opgeven. In de
inleiding laat Dubois duidelijk uit
komen, wat dit besluit voor Ida Si
mons heeft betekend. Maar met een
onverwoestbare energie en geest
kracht heeft zij een andere uitlaat
gevonden voor wat er in haar leefde
en wat haar observeerde. Reeds vroe
ger had zij, in het Engels, een paar
verhalen en een korte roman geschre
ven, in 1946 een bundeltje verzen ge
publiceerd, en in 1956, onder de naam
C. S. Berchem de novellen „Slijk en
Sterren".
Een en ander was vrijwel onopge
merkt gebleven. Pas „Een dwaze
maagd" vond weerklank, een erken
ning die Ida Simons bitter nodig had.
„Als water in de woestijn" is het
posthume bewijs, dat zij bezig
was zich te ontwikkelen tot een
van onze belangrijkste prozaïsten.
We bekennen dat de lectuur van
dit boek ons een beetje van ons
stuk heeft gebracht. Nieuw werk
van deze kwaliteit krijgt men
maar eens in de zoveel jaar onder
ogen. Ida Simons is een schrijf
ster van de klasse van Maria Der-
moüt (hoe volkomen anders ook).
Marie-Claire Loupard behoorde er
ook toe, doch die heeft helaas zo
goed als niets nagelaten. Waar
mee we zeggen willen dat o.i. Ida
Simons' boek tot het allerbeste
behoort wat het Nederlandse pro
za heeft voortgebracht. Het ge
tuigt van zuiverheid en geestes
adel, van een ideale versmelting
van ingeboren en verworven cul
tuur.
Het accent is volkomen persoon
lijk (Ida Simons' werk valt
nergens mee te vergelijken) en
het werk draagt niettemin onmis
kenbaar het stempel van deze tijd.
Het zou nooit anders geschreven kun
nen zijn dan na de tweede wereld
oorlog, in het midden van de 20ste
eeuw, maar het mist ten enenmale
de gewilde ruwheid, de vulgariteit,
breedsprakigheid en het onbeduiden
de gefilosofeer dat zoveel van wat
onze vrouwelijke (en mannelijke)
auteurs neerschrijven neerhaalt. Dat
zal wel komen doordat vele proble
men waar het gros der Nederlandse
schrijvers levenslang in verward
blijven, voor Ida Simons opgelost
waren toen zij met schrijven begon:
het internationale joodse milieu
waaruit zij voortkwam was ruim van
opvattingen, en haar levenservarin
gen hebben haar, ten koste van haar
geluk, gerijpt en gesterkt tot de niet
temin begenadigde staat van waaruit
zij deze verhalen heeft kunnen schrij
ven. De lectuur ervan vervult de le
zer niet alleen met bewondering en
eerbied voor deze buitengewone
vrouw en dit bijzondere talent, maar
ook met een diepe deernis dat zo'n
veelbelovende nieuwe carrière op
nieuw werd afgebroken.
Opname van het Nederland Ballet.
Nederlands Dans Toneel
wordt ontbonden
(Van onze balletmedewerker)
Het Nederlands balletwereldje is een beetje
in beroering. Naar buiten toe lijkt zoiets
heftiger dan het in wezen is. Want in alle
artistieke kringen pleegt de emotionaliteit
zwaarder te gelden dan in „normale" beroe
pen, zodat ook de jaarlijks weerkerende perio
de van nieuwe contracten een tijdvak pleegt
te zijn van demonstratieve gebaren en uit
latingen.
Onze balletwereld is echter ook op andere
wijze in beroering, en dat heeft eigenlijk al
evenzeer met die emotionaliteit te maken: een
vijftal danseressen is in aanraking met de
politie gekomen wegens winkeldiefstal. Nu is
winkeldiefstal een onder de jeugd momenteel
veel voorkomend verschijnsel, dat juist in ge
goede kringen onder de kinderen besmettelijke
allure lijkt te hebben. Zulks omdat het geen
diefstal is uit armoede of noodzaak, maar uit
onaangepastheid en uit sociaal verweer.
Alle jeugd in alle tijden heeft behoefte ge
had aan „avontuur", om er zijn groeiende
menswording aan te scherpen. Het avon
tuur is in de huidige tijd steeds moeilijker
te vinden. Daarnaast heeft de jeugd, voor
al als de verhouding met de ouders niet al
te best is, veelal behoefte aan „anti-sociale
gedragingen". Winkeldiefstal is zulk een
anti-sociale demonstratie en tevens een
vorm van avontuur. Voor de grote-stads-
jeugd lijkt zij de plaats in te nemen van
het appeltje, dat vele volwassenen in hun
jonge jaren wel eens uit de bongerd heb
ben gepikt.
Op zich zelf zegt winkeldiefstal bij jonge
meisjes dus niet zo erg veel tegen de moderne
jeugd. Zij spreekt hoogstens van gedaald
normbesef en van verhoogde spanningen.
Juist bij ballet, dat één der zwaarste beroe
pen in de huidige maatschappij is, tasten de
persoonlijke spanningen zich hoog op. Vele
buitenstaanders beseffen niet dat medisch
gezien het ballctvak op één lijn staat met
dat van mijnwerker of dokwerker. Ja, dat
in de jaren 1940-1945 bijv. in Engeland de
leden van het Sadlers Wells Ballet inderdaad
de hoogste rantsoenen aan bonkaarten kregen,
gelijk met mijnwerkers en commando's in
opleiding. Waar dan nog bij komt, dat dan
sers en danseressen veelal nog zeer jong ple
gen te zijn, zelfs nog in de groei.
Wie in een glazen huis werkt, moet zich extra
voorbeeldig gedragen. In zoverre is het be
grijpelijk, dat er méér nieuws steekt in ste
lende balletmeisjes dan in de kinderen uit de
beste Amsterdamse kringen, die geregeld in
de warenhuizen worden betrapt met onbetaal
de grammofoonplaten of boeken. De conclusie
echter, dat de balletmeisjes stalen uit ar
moede, is ten onrechte in een deel van de pers
getrokken. Bij onze twee grote gesubsidieer
de balletgroepen zijn de lonen de laatste twee
jaren snel naar een zeer aanvaardbaar peil
opgetrokken. Een jonge danseres van 16 tot
20 jaar, die al naar haar artistieke niveau een
maandloon ontvangt van ƒ250 tot boven de
ƒ500, behoeft bepaald niet uit nooddruft te
stelen!
De beroering in de balletwereld, rondom dief
stal en rondom de nieuwe contracten, berust
dus niet op de lonen. Wel op die emotionali
teit, die juist onder dansers extra groot pleegt
te zijn. Een prikkelbaarheid en kwetsbaarheid,
die de gemoederen vaak opdrijft tot vrij dras
tische stappen. Het soort stappen, dat twee
jaar geleden een aantal van do beste solisten
uit het Nederlands Ballet deed treden om als
Nederlands Dans Theater een eigen groep te
vormen. Een groep, die nu weer uiteen valt
en zich oplost in Amsterdams Ballet (o.a.
Jaap Flier, Willy de la Bye en Aart Verste
gen) en in Nederlands Ballet (waarheen o.a.
Marianne Hïlarides en Rudi van Dantzïg zijn
teruggekeerd). De jonge choreograaf Hans
van Manen, die het laatste jaar tot Dans
theater was toegetreden, is eveneens naar het
Amsterdams Ballet overgegaan, en wel als
tweede artistiek leider, naast Mascha ter
Weeme.
Deze winst voor het Amsterdams Ballet
wordt echter overschaduwd door het feit,
dat Mascha ter Weeme mede in deze
benoeming aanleiding heeft gevonden om ha,ar
ontslag aan te vragen en dat vrijwel alle so
listen de groep verlaten. Het merendeel gaat
naar het Nederlands Ballet (Robert Kaesen,
de jonge choreograaf, zijn broer Philip, en
verder o.a. Ben de Rochemont, Panchita de
Péri en. Chris Toorenbosch). De „onvrede"
die hieruit blijkt, is ten dele misschien ar
tistiek, ten dele vooral emotioneel. Omgekeerd
immers zullen ook enkele leden van het Ne
derlands Ballet in het nieuwe seizoen naar het
Amsterdams Ballet gaan, zoals weer anderen
hun geluk in het buitenland willen beproe
ven... allemaal vrij normale zaken in een be
stel, waarin de artistieke gewetensvrijheid
van de kunstenaars wordt gewaarborgd door
het feit, dat de contracten van jaar tot jaar
wederzijds opzegbaar zijn. Dat geldt bij ons
toneel, en bij onze balletten.
Zo kan men dus de balletberoering terugbren
gen tot zijn juiste proporties: de jaarlijkse
paar krampachtige' weken, waarin de onder
handelingen over de contracten voor volgend
seizoen leiden tot verschuivingen van de ge-
engageerden, begeleid door een soort examen
zenuwen, dat soms zijn uitweg zoekt in forse
uitspraken tegenover de buitenwereld of in
een drastisch „dan ga ik maar weg..." Als
voorlopige conclusie kan de dansliefhebber
vaststellen, dat onze balletwereld zich meer
en meer consolideert in twee behoorlijk ge
subsidieerde groepen. Enerzijds het Amster
dams Ballet, dat naar leiding, naar repertoire
en naar danspersoneel zwakker staat, mede
omdat het wegens zijn verplichting van op
treden in de Nederlandse Opera naar verhou
ding minder kansen kan bieden aan ambi
tieuze talenten, anderzijds het Nederlands
Ballet, dat in aantal en kwaliteit van dansers
en repertoire nog steeds groeit tot op behoor
lijk internationaal niveau, en dat nu een soort
dochteronderneming in Enschede bezit, tot
steun van Opera Forum en van de balletbe
langstelling in het oosten des lands.
Dat de betere leiding, het omvangrijker reper
toire en de grotere kansen van optreden bij
het Nederlands Ballet een sterke zuigkracht
zouden uitoefenen op de beste Nederlandse
talenten, werd al jaren geleden door ingewij
den voorzien en voorspeld. Dat het zich dit
maal demonstreert in het belangrijke aantal
„overlopers" uit Amsterdam naar Den Haag,
betekent nog niet het einde van het Amster
dams Ballet.
Wel is men bezig uit binnen- en buitenland de
gelederen aan te vullen, maar het weggaan
van Mascha ter Weeme schept toch grotere
problemen dan men schijnt te denken het
aantal „overlopers" betekent wél dat het Ne
derlands Ballet nu zó omvangrijk wordt, dat
Sonia Gaskell een oude wens in vervulling kan
gaan brengen (en via Enschede ten dele al
brengt): het afsplitsen uit het grote gezel
schap van kleinere „werk-eenheden", die in
de vorm van kamerballet tegemoet kunnen
komen aan de behoefte van de provincieplaat
sen, en die als „demonstratie-eenheid" deel
kunnen nemen aan het zo noodzakelijke werk
yan schoolvoorstellingen en kindermatinees.