IDA GERHARDT- een der grootste levende dichteressen TONEELspreiding in de branding Duitse kerken van oud naar nieuw BEELDEND EN MUZIKAAL Nieuwe bundel „De Hovenier" mei een weemoedig accent Spanningen en conflicten Mariemma danst in Zeeland "Totale reorganisatie ZATERDAG 11 MAART 1961 PROVIN C I A LE ZEEUWSE COURANT 17 "D AZENDE ONRUST, oppervlakkigheid, nivellering, bepalen een groot gedeelte van de kunst en de letterkunde onzer dagen, maken ze voor de aandachtige proever vaak ongeniet baar of tot een vluchtig, snel vergeten gebruiksgoed. Bundels gedichten geven een knal; men schrikt even op en dan is het over, het effect is bereikt, het volgende nummer kan beginnen. Hoogstens even een praal van vuurwerk. Schilderijen, beeld houwwerken, bezorgen een moment een schok en laten U dan in de steek. Uit angst, niet voor vol aangezien te worden, niet modern, van de tijd te zijn, doen velen zich geweld aan zulke kunst te waarderen (en te maken!), maar steeds groter wordt als reactie ook weer de groep mensen voor wie „het heus niet meer hoeft", geen explosie, geèn brutale schok, mensen die ver langen naar de „joy for ever", naar kunst die verheft, die de mens opheft. Naar kunst die uitkomst biedt. Na het lelijke is het absurde ten troon geheven, alles is on dersteboven gekeerd, de nega tieve waarden dreigen de posi tieve meer en meer te overvleu gelen. Doch hopelijk groeien we door dit alles collectief lang zaam maar zeker naar een gro tere evenwichtigheid toe. Het luisteren naar mensen die deze evenwichtigheid bezitten of be vochten en in hun werk uitdra gen kan ons daar enkel maar bij helpen. Dat betekent niet dat we ons uitsluitend dienen te bezinnen op- en vermeien in ie kunst van het verleden, want ook onder ons zijn er nog steeds figuren die de nobelste traditie naar vermogen hoog houden en voortzetten, mensen die werkelijk wel van alle leed sn noden weten, maar die dé vijsheid en de goede smaak hebben hun emoties een goede vqrm te geven. Een ervan is de dichteres Ida Ger- hardt. Een nieuwe bundel van haar brengt altijd blijdschap en schoonheid, en ook dat schrijnen de, weemoedige verdriet dat1 nu eenmaal inherent is aan haast alle kunst, groot of klein. In haar nieuwe bundel „De Hovenier" is dit weemoedige accent (dat we eerder al eens definieerden als een facet van het vergankelijk heids- en doodsbesef) al heel sterk, opgedragen als hij is aan de nagedachtenis van Truus Ger- liardt, de begaafde zuster van de dichteres, die ruim een jaar ge leden stierf. et werk van Ida Gerhardt wordt gevoed door vele bronnen: haar liefde voor de natuur en voor de oudheid, haar goede gevoelens van verbondenheid met de medemens en met de jeugd (zij is lerares), haar diep religieus beleven van het zijnde, haar verlangen naar eenvoud, helder heid en zuiverheid. Op buitengewoon gelukkige wijze weet deze dichteres gedachte en emotie te versmelten: haar vers is zelden te cerebraal, zel den zonder gedachtenstructuur. Haar verzen hebben die éven-plechtige ge dragenheid die enige afstand schept, een groot beeldend vermogen (als om het beeld nog scherper te stellen verkleint zij haar visie wel eens bin nen de omraming van een venster of een verrekijker) en tevens vaak een mooie taalmuziek en een goede me trische structuur. Met vrijheden, fouten zo ge wilt, maar nooit schools of doods. Van bundel tot bundel is haar poëti sche kracht groter geworden, en met „De Hovenier" bewijst zij, een van de grootste levende dichteressen van ons taalgebied te zijn. De titel wijst al op haar warsheid van gewilde en snel verouderde moderniteit: het ar- chaische woord (afgezien nog van het feit dat het in deze bundel spe ciaal slaat op het slotgedicht „Chris tus als Hovenier" en op een jeugd- cmotïe) zal niemand aantrekken die voortjacht naar een nieuwe prikkel, een andere verdoving'. Doch wie be koord wordt door de beslotenheid van buis en hof, wetend dat van daar de diepste wortels reiken naar de rijkste voedingsbodem en naar het eeuwige, die zal, in stilte, met deze verzorgde bundel veel goeds genieten. Hoewel Ida Gerhardt een geheel eigen geluid heeft (wonderlijk is in de eer ste twee regels van „Forlorn" het mengsel Achterberg-Roland Holst moet men vaak denken aan de grote Leopold, een dichter die Ida Gerhardt naar weer sterk uit deze bundel blijkt, ten zeerste bewondert. Zij wijdde o.a. een van baar fraaiste ge dichten aan hem. het sapphische ..Leopold", met het magnifieke beeld van dc adelaar in het hooggebergte: Onverschrokken kantelend [langs ravijnen, vochtomvlaagd door daverend [levend water, schrijvende zijn vederenschaduw [daar waar eeuwige sneeuw ligt. Elders vergelijkt zij hem met een pharao dat wij persoonlijk Leo pold, die ook naar onze mening een onzer allergrootste dichters - is, niet zo kunnen zien, doet aan de schoon heid en innerlijke waarheid van deze verzen niets af. Het zou te ver voeren, alle gedichten van deze ruim 80 blz. tellende bundel hier na te gaan. We schrijven „Tha- sos" voor U over, een prachtig vers, zo typiseh-vrouwelijk in zijn scherpe, spitse, bijtende plastiek: THASOS Een eiland als een ezels- [ruggegraat. De geiten rukken aan het [wrede gras, de zee komt sissend langs [de spitse kust. Mij is het goed, het meest bij [noordenwind. Op deze stenen wordt de voet [gehard, hier, hoog tegen de rotsen, [wet zijn kracht op ruimte en licht, ontstegen aan [het nest, roofvogeljong, het scherp [gevlerkte vers. Hoewel het bij een bundel die zo veel schoons te genieten geeft en die ons zo verheugt, kleinzielig mag lijken, een aanmerking te ma ken, moet het ons van het nart dat Ida Gerhardt waar zij enige invloed onderging van de moderne poëzie (experimentelen, Van der Graft e.d.) het zwakst is. (Verzen als „Na de regen". „Het ontspringende", „Schlüszli", b.v. trouwens het hele intermezzo „Schlüszli" lijkt ons min der geslaagd). Tot slot volge hier het prachtige vers dat ontstond door het luisteren naar Mozarts pianoconcert in a-dur, ge speeld door Clara Haskil: Gebracht langs donkervlietende rivieren, langs ravijnen van brokkelig gesteente naar de eindelijke weiden van rust. De beek spreekt in zichzelve, [gentianen dragen de droppels op het [ernstig blauw, varens zijn nog gefronst. En steeds het prevelen, prevelen [van water. Zijt gij daar, die op aarde [naast mij was? O liefste, liefst, hoe aanzie [ik thans uw eigen staat, en weet ik wie [ik zelve mag zijn. Herken het [tekenschrift der vlinders en der purperen [honingmerken: strofen op aarde onontraad- [selbaar. Dit is het, wat wij nimmer uit [te spreken vermochten, wat thans op de [lippen ligt van zelve. Hoor, het water vraagt wat wij nog zwijgen, want de [wind heft aan, vlagen van snaren, ruisend, [en daarachter een donker stromen, waar de [oorsprong verholen is. Ida G. M. Gerhardt: De Hovenier Van Gorcum Comp. N.V., Assen 1961. (Van onze redacteur beeldende kunsten) De kerkbouw is het beste mid del om het zuivere functio nalisme te boven te komen, heeft een Duitse architect gezegd. Nu heeft de hedendaagse archi tectuur in de Bondsrepubliek al lerminst last van een te veel aan functionalisme. Integendeel: wat op het ogenblik in Westduitse ste den als Aken, Düren en Keulen wordt gebouwd, vertoont eerder een neiging tot opschik en protse righeid, die met de „schaal" van de stedebouw allerminst overeen komt. Want wel groeien de afme tingen van de gebouwen- Maar men heeft blijkbaar het oude stra- ienpartoon niet kunnen loslaten. Daardoor worden de verhoudin gen soms zeer storend. In dit op zicht is men minder radicaal te werk gegaan dan bijvoorbeeld in Rotterdam: mogelijk bleek. Het is, alsof men de sprong naar een vol- i komen nieuw begin toch niet heeft aangedurfd. De spanning tussen oud en nieuw heeft men aanvaard, soms met een triest re sultaat. Dat spreekt met name bij vele kerken in de Bondsrepubliek. En kele korte bezoeken aan Duitse steden eri dorpen geven een heel merkwaardig complex van in drukken omtrent de Westduitse kerkbouw heel andere indruk ken vaak 'dan een kleine fototen. toonstelling enkele jaren geleden in het museum voor religieuze kunst in Utrecht achterliet. Daar is aan de ene kant een stre ven, om waardevolle oude kerken in hun oorspronkelijk vorm en H Van 13 tot 30 maart maakt de befaamde Spaanse danseres Mariemma met haar ensemble j§ een tournee door Nederland,, m waarin op dinsdag 28 maart onder auspiciën van de Z.V.U. Goes bezocht zal worden. ÜI Naast Mariemma treden op de danseres Conchita Fernandez H en de danser Paco de Ronda. Het gezélschap wordt gecom- pleteerd door de pianist Enri- E que Luzuriaga, de flamenco- zanger Alvaro de la Isla en de gitarist Luis Pastor. j§ Op de foto: een fragment uit H een der dansen uit het uitge- H breide repertoire van Morie?n- Hlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltllllllllllllllllll' rijkdom te herstellen. Hoeveel kosten en arbeid daaraan worden besteed, ontdekt men het best, wanneer men ziet, hoe weinig er soms van het bouwwerk nog over eind staat. Een paar kale muren, een half ingestorte vlieringkoepel, de gescheurde romp van een toren in Keulen en elders schept men er weer het evenbeeld van het ori gineel uit. Maar ook heeft men met zulke res ten experimenten ondernomen. Soms met bepaald schokkende re sultaten, zoals o.m. de kapel van Sankt Foyllann in Aken of de Minoritenkirche in Keulen la ten zien- Men heeft in dergelijke gevallen de oude Gotische resten zonder meer modern „aangevuld". Het kerklichaam kreeg dan wel weer ongeveer zijn oude vorm. Maar ramen, deuren, altaarpartij, koorgalerij werden heel nadruk kelijk hedendaags gehouden. Be glazing en versiering werden aan vaak jonge kunstenaars opgedra gen. Zo kwam bijvoorbeeld in het geval van de Sankt Foyllann in Aken een geheel tot stand dat men rustig „gespleten" kan noemen. De beglazing van de zijra men, in een tracering die slechts in de verte herinnert aan de Go tische, werd uitgevoerd in zeer koele kleuren: wit, heel lichtgroen en heel lichtblauw, in een volko men abstracte verdeling van kleur en belijning, die uitgesproken frafisch aandeed. Slechts achter et hoofdaltaar werd in een glas- in-betonraam rood en donker blauw gebruikt in een bijzonder mooie, eveneens abstracte comco. sitie van grote monumentale kracht. Het geheel zou waar schijnlijk niet zoveel moeilijkhe den opleveren, wanneer niet de koorgalérij zo nadrukkelijk als een grote,' dwingende vuist de ruimte in stak. De nadrukkelijk heid, waarmee dat massale, volko men vrijdragend geconstrueerde onderdeel de ruimte overheerst, laat voelen, hoezeer men dit her stel inderdaad als een breuk met het verleden heeft gezien, zonder dat men zich van dat verleden is noodzakelijk (Van onze toneelmedewerker). Steeds nijpender worden de problemen rondom de typisch-Nederlandse to neelconstellatie, die gebaseerd is op de twee begrippen „standplaats-toneel" en „toneelspreiding". Begrippen, die sedert 1946 moeizaam met elkaar in evenwicht zijn gehouden, maar die zich het laatste jaar steeds strijdiger met elkaar tonen. In 1946 is het Nederlands toneel een ge subsidieerd toneel geworden, gesteund door de rijksoverheid en door gemeen ten. In de eerste plaats uiteraard door die gemeenten, waar men vanouds een vas te bespeler van de plaatselijke schouw burg had gekend: Den Haag, Rotter dam en Amsterdam. Het aantal steunende gemeenten is in de loop der jaren snel uitgebreid. Niet langer subsi dieerden de steden waar een gezelschap was gevestigd, maar ook de steden, die belang had den bij een regelmatige toneelvoorziening. Re gionale centra dus, die hetzij per gegeven voorstelling, hetzij per gezelschap/per jaar, bij droegen in de noodgedwongen tekorten van de erkende toneelgroepen. Naast het begrip „standplaats-toneel" bespe ling dus van. een .vaste schouwhurg in een „eigen" standplaats, kwam het begrip cultuur spreiding, meer in het bijzonder de „toneel- spreiding", in actieve werking. De grote ge zelschappen immers moesten niet alleen hun standplaats-subsidiegevers dienen, maar ook de regionale geldgevers. e groeiende behoefte in „de provincie" Ij maakte het al spoedig noodzakelijk, dat de grote gezelschappen nog groter werden; dat zij in doublure zelfs in triplure konden spe len, meer plaatsen op één avond bedienend met werk-eenheden uit hun gezelschap. Tevens maakte dit steeds meer i'eizen noodzakelijk, alsmede ccn repertoire-keuze die soms meer werd bepaald door de eisen van doubleren dan door artistieke norm: tegenover een stuk met tien man zocht men er een met drie, ongeacht de mindere kwaliteit. Die expansie in aantal en in speeldata heeft nu zijn natuurlijke grenzen gevonden. Gren zen, die nog zijn vernauwd door de eisen van de televisie, die immers put uit hetzelfde ontoereikend aantal spelers waaruit ook die steeds groeiende toneelgezelschappen werden voorzien. En zoals overal in de eco nomie een overspannen arbeidsmarkt de condities van de werknemers doet verscher pen, zo geschiedt dit ook bij het toneel. In grotere salarissen kan die verscherping am per gevonden worden, omdat de salarissen zeer dwingend door de overheid in de hand worden gehouden. De krappe artistieke arbeidsmarkt uit zich derhalve op twee andere manieren: in het verlangen van de spelers om vaker voor de t.v. te kunnen spelen, aldus bij-verdienend maar vooral ook bevrediging vindend voor hun natuurlijke behoefte aan publiek succes en in hun daarmee samenhangende verlangen oom minder, te reizen, minder: onproductieve tijd in autobussen door te brengen en derhalve méér produktieve tijd over te houden voor hun normale toneelrollen en voor hun t.v.-werk, Dat verlangen van de spelers wordt versterkt door dè groeiende wanhoop van de toneel directies, die niet meer voldoende kwali tatieve stukken kunnen vinen voor hun dou blerende of triplerende gezelschappen, en die ook om economische redenen niet gelukkig zijn met de versnippering van krachten en met de ling van kleinere theaters in de provincie, weinig opbrengende doch veel kostende bespe- Zelfs al zou de televisie geen groter beroep op hun groepen gaan doen, en al zou er geen tweede t.v.-net komen, dan nog achten zij de huidige toestand zowel artistiek als menselijk te zwaar voor een goed en kwalitatief toneel. Zo groeien „standplaatstoneel" en toneelsprei ding" uiteen. Den Haag overweegt reeds om zich los te maken van de Rijksregeling en om de Haagse Comedie geheel voor eigen rekening te nemen. In eigen standplaats kan dit gezel schap met minder reizen beter verdienen en artistiek op hoger niveau werken. Maar zulk een louter Haags toneel zou per seizoen om streeks 250 voorstellingen doen wegvallen in de toch reeds onbevredigde provinciale afzet gebieden. Ook in Rotterdam en Amsterdam zijn er veel betrokkenen, die „standplaats" primair willen gaan stellen boven „spreiding". Omgekeerd groeit de markt in de provincie nog steeds, in behoefte aan goede voorstellingen en in aantal theaters. Slechts een totale reorganisatie van het- Nederlands toneelbestel lijkt de breder wor dende kloof een beetje te kunnen overbruggen. Mits men znlk een reorganisatie tijdig onder- neemtj jyjsde NUi Interieur van de kerlc van St. Anna in Keulen-Ehrenfeld. De architect, ïr. Gottfried Böhm, heeft een zuiver gevoel voor het sacrale karakter van het kerkgebouw. Bij hem bestaat de vernieuwing niet alleen in uiterlijkheden. overigens helemaal heeft kunnen losmaken. Telkens, waar men in een kerkge bouw oude en nieuwe elementen heeft gepoogd te verenigen,, is die gespletenheid ontstaan. Men heeft de oude vertrouwde kerk niet te ruggekregen, maar men heeft de nieuwe toch weer belast met de smartelijke herinneringen aan het verleden. Dat andere oplossingen mogelijk zijn, bewees Keulen onder meer, waur de ruïnes van de uitgebran de Sankt Allian een moderne ka pel ter nagedachtenis van de ruim zestigduizend slachtoffers van dc bombardementen is gesticht- Een oplossing dus, verwant aan die van Coventry, waar naast de ruï nes van de oude een moderne ka thedraal verijst als een verma nend teken. Ook in die gedachte niskapel dus de spanning tussen oud ennieuw- Maar het nieuwe is eerder een afsluiting dan een aan vulling; het oude wordt duidelij ker als onherroepelijk en onher stelbaar aanvaard. Voorlopig overwegen echter nog dc pogingen om oud en nieuw te combineren, liever dan maar de breuk te aanvaar den of door streven naar herstel van het oude de schijn te wekken alsof er nooit iets gebeurd is. Vandaar stellig, dat in oude mo numenten als de dom van Aken en die van Keulen de verwoeste beglazing niet gerestaureerd is, maar zonder meer modern werd. Soms viel daarbij de keus op een simpel decoratief motiefje, dat al dan niet gevarieerd werd her haald. De kleuren zijn dan. zoals in Keulen, betrekkelijk gedempt gehouden, om de sfeer niet al te zeer aan te tasten. Soms aan vaardde men ook zonder meer koele, lichte kleuren in abstracte composities, als in enkele zijka pellen van de dom te Aken. Het resultaat was hier nogal ontnuch terend, al worden de gelovigen daardoor blijkbaar evenmin van hun stuk gebracht als door het haast Expo-afmetingen aanne mende toeristenbezoek. Grootscheepse verwoestingen, uit gebreide evacuaties en hervesti gingen, een nog steeds aanhou dende stroom van vluchtelingen uit het oosten dat alles maakte de vestiging van nieuwe parochies en evangelische gemeenten en de bouw van honderden nieuwe ker ken noodzakelijk. Dat stimuleerde een vernieuwings beweging, die in het Rijnland al voor de oorlog was ingezet met experimenten als Otto Bartings Stahlkirche voor Essen intussen helaas ver woest. Niet het kerkgebouw was langer primair, maar de zielszorg niet het uiterlijk vertoon van een ondermijnde machtspositie, maar het samen beleven van het geloof- Kleinere kerken dus. waarin de gelovigen meer dan de mis konden „beleven", de ge meente sterker bii Woord en Sa cramenten werd betrokken. Dat leidde alleen al in de aggloma ratïe Keulen tot de bouw van eni ge tientalen nieuwe kerken, me rendeels katholieke, maar ook en kele evangelische en zelfs van een nieuwe synagoge. Maar ook elders ontstonden veel nieuwe kerken. Zo veel zelfs, dat het nauwelijks mogelijk is van deze bouwactivi teit een meer dan oppervlakkige indruk te krijgen. De Britse raad voor de kunst heeft aangekondigd een internationale wedstrijd te hehhen uitgeschreven voor een nieuwe Engelse versie van Gounod's opera „Fau.st". De sluitingsdatum voor deelneming is 1 september. De prijzen zijn: 5U, 80 en 20 pond.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1961 | | pagina 9