Boeken(week)markt met proza,
poëzie en essayistisch werk
Argusogen bezien orkesten-commissie
scheid van grootse collectie
Me
H'
ZATERDAG 4 MAART 1961
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
17
VAN VROMAN TOT VESTDIJK....
\)oor alk wat wils m
varjorcjde en in pocket- edities
\\7 audelend over de boekenmarkt in deze boekenweek heb-
ben we hier en daar in diverse stalletjes voor elk wat wils
gekozen. Ons zwak voor fraai verzorgde boeken deed ons aller
eerst grijpen naar een nieuwe uitgave van L. J. C. Boucher te
's-Gravenhage, en wel Longos' Herdersverhaal van Dafnis en
Cliloë, in dichterlijk Nederlands overgebracht door Jan Prins.
Het mooie antieke verhaal moge genoegzaam bekend zijn (we
wijdden er niet zo lang geleden een hele kroniek aan), deze
editie (crème getint papier, mooie letter, slecht 1500 ex. ge
drukt) verdient de warmste aanbeveling, daar zij bovendien
een lust voor het oog is.
Buitengewoon verheugd waren
we ook toen we bij Querido het
verzamelde proza van Leo Vro-
man ontdekten, bevattende „Ti
neke", „De adem van Mars" en
de „Snippers". Origineel,
concentreerd proza, nergens
mee te vergelijken dan met
Vromans eigen poëzie, alleen is
dit proza ons dierbaarder dan
de poëzie waarvan het kneute
rige ons nog al eens hindert.
Een verrukkelijk boek, niet om
achter elkaar uit te lezen, maar
telkens op te pakken en er dan,
na lezing, wat over na te den
ken.
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
We pakten bij Querido ook een
paar pockets mee, en wel aller
eerst „Bij het scheiden van de
markt", een bloemlezing uit de
Indische letteren van 1935 tot
heden, samengesteld en ingeleid
door R. Nieuwenhuys. De gewel
dige opgang die de Nederlands-
Indische letterkunde na de oor
log heeft gemaakt (het begon in
feite reeds voor de oorlog met
„Het land der herkomst" van Du
Perron dat nog steeds een der
beste Nederlandse romans is)
moet iedereen opvallen.
Maria Dermoüt, Beb Vuïjk, H. J.
Friederiey, Vincent Mahieu, Breton
de Nijs (alias Nieuwenhuys), Aya
Zikken, om er jslechts enkele te noe
men (die met nog een achttal an
deren vertegenwoordigd zijn) zijn
uit onze hedendaagse letteren niet
meer weg te denken. Deze salaman
derpocket geeft dus van 14 auteurs
verhalen, romanfragmenten, gedich
ten, en zal. naar we hopen, voor ve
len een stimulans zijn om verder
door te dringen in het werk van de
schrijvers, die van zo'n fragment of
verhaal de lezer hebben aangespro
ken. En is nog een ander Salaman
dertje waar wij mee ingenomen zijn:
het eerlijke, aangrijpende „Mijn
kleine oorlog", tweede druk (le
1947) van Louis Paul Boon, een
vroeg werk dus, compleet met de
pittige inleiding van Willem Els-
schot uit 1946: „lees het met uw
hart".
Nu we toch in de pocketsector te
rechtgekomen zijn, nemen we
„Literair Akkoord no. 4" mee
(keuze uit proza en poëzie, versche
nen in Nederlandse en Vlaamse tijd
schriften in 1959) te bekend en ge
liefd om er verder over uit te wij
den (Zwart Beertje 355, A. W. Bru-
na Zoon, Utrecht) en van dezelfde
uitgeverij ook het 335ste Beertje:
„Nieuwe Vlinders Vangen" van
Frans de Clercq, zijnde een verzame
ling curiositeiten waar men zich,
mits in de goede stemming, koste
lijk mee vermaken kan. Men kent ze
wel, de ongelukkig gestelde brief
jes aan woningbureaus („Er is een
nieuwe gasmeter geplaatst en als
we daaraan ruiken komt er gas uit",
hij heeft een baby van 4 maan
den en geen keuken en ook geen nor
male afvoer, zodat zijn vrouw zich
met alles moet behelpen"); dito ad
vertenties („Bulldog te koop. Goed
afgericht. Eet alles. Vooral dol op
kinderen"); dito verslagen, krante-
A. ROLAND HOLST
....winter aan zee....
berichten e.d. Kortom een amusant
gevalletje. Groter overgang van deze
pocket naar de volgende, Ooievaar
127 van Daamen/Bakker, Den Haag,
is haast niet denkbaar; dat is n.l.
een herdruk (de 9e druk) van „Een
winter aan Zee", kleine leidraad
voor een goed begrip van deze niet
gemakkelijke gedichtencyclus.
Al» overgang van de pockets
naar de „echte" boeken is daar
Literaire Reuzen-Pocket no. 9
van de Bezige Bij, Amsterdam,
zijnde de tweede druk van „Het
Afscheid" van de Vlaamse auteur
Ivo Michiels (geb. 1923). Contact,
Amsterdam, brengt In de beken
de reeks „De Onsterfelijken" een
mooie vertaling (van li. P. J.
Braat) van „Liefdessonates, her
inneringen van de markies de
Bradomin" van de Spaanse schrij
ver Ramon del Valle-Inelan
(1869-1935), een jaargetijdency-
clus (Lente-, Zomer-, Herfst- en
Wintersonate) in prachtig pro
za, waarop we nader terug zul
len komen, zoals tronwens op
meer werken die we hier noe
men.
Voor wie graag een goede bundel
gedichten leest, is daar „Drie op
een Perron", een verzamelbundel
simon vestdijk
herkauwen
'waarin de drie bekendste dichters
van de Amsterdamse School, Gerard
dc Brabander, Jac. van Hattum en
Ed Hoornik een bloemlezing gaven
van het beste uit hun tot nu toe ge
publiceerde werk. (Dit is dus geen
herdruk van de bundel uit 1938 met
dezelfde titel). Vestdijk schreef voor
deze uitgave een inleiding: hij was
er immers min of meer de schuld
van dat deze 23 jaar geleden jón
ge dichters het „Perron" geza
menlijk opgingen. De keuze, ver
moedelijk door de dichters zelf ge
maakt, is voortreffelijk, de uitgave
keurig (G. A. van Oorschot. Amster
dam).
Toen de eerste delen van de
Schrijversprentenboeken ver
schenen, hébben we nog al kri
tische geluiden laten horen, voorna
melijk omdat die aan nog levende
schrijvers waren gewijd. Deel 4 is
gewijd aan H. Marsman, en hier gel
den die bezwaren in veel mindere
mate. Het is bovendien een zeer
goed samengesteld deel, zowel wat
tekst als keuze der foto's betreft.
Deze reeks portretten, kiekjes, af
beeldingen en citaten brengt ons op
prettige wijze wat nader in contact
met de dichter Marsman, die, zoals
bekend mag worden geacht, in de
nacht van 20 op 21 juni 1940 de
dood vond toen de „Bérénice", op
weg van Bordeaux naar Engeland,
werd getorpedeerd. (Uitgave van
het Ned. Letterkundig Museum, in
de handel gebracht door de Bezige
Bij te Amsterdam).
Voor wie graag een goede novelle
leest, vestigen we de aandacht op
„De tafel van twee" van Victor
Spoor, wiens debuut, de roman
„Rood is de hemel" we nog niet
vergeten zijn (De Tijdstroom,
Lochem). Ook deze novelle die in
„De Gids" heeft gestaan, getuigt
van Spoors opmerkelijk talent.
Het is de biecht van een oude
man die voor hij sterft zijn gewe
ten ontlast door een verschrikke
lijke gebeurtenis te vertellen aan
de ambtenaar van Sociale Zaken
die hem in het ziekenhuis be
zoekt. Het verhaal van een
vriendschap tussen een eenzame
kapper en een Duitser, die beiden
aan een mooie notenhouten kap
tafel gehecht zijn. Deze vriend
schap eindigt door een tragisch
misverstand op allerongelukkig
ste wijze.
Voor wie tenslotte gaarne essays
leest is er (maar aanbevelen kun
nen we dit boek niet!) „Voor en na
de explosie", opstellen over moderne
Nederlandse poëzie door S. Vestdijk
(merendeels poëziekronieken uit „De
Gids"). De explosie hier min of meer
op te vatten als het werk van de ex
perimentelen, waar Vestdijk niet
veel steekhoudends over weet te ver
tellen. Trouwens ook over de oude
ren doet hij niet veel meer dan traag
herkauwenhet stuk, aan Roland
Holst gewijd, waarmee dit uiterlijk
zo mooi verzorgde boek n.b. opent,
is ronduit slecht en vervelend, Vest
dijk geheel onwaardig. Het ware be
ter geweest, deze besprekingen in
vergetelheid in „De Gids" te laten
rusten. (Daamen/Bakker, Den
Haag).
G. David Thompson
houdt uitverkoop
(Van onze redacteur beeldende
kunsten.)
G. David Thompson houdt
op het ogenblik uitver
koop. Hij verkoopt geen in-
dustrieprodukten uit, geen
boter, geen kaas. Hij biedt
een kunstcollectie te koop
aan. Die wil hij niet in Pitts
burgh van de hand doen. De
Verenigde Staten krijgen
geen vierkante centimeter
schilderij en geen gram van
een bronzen plastiek als hij
zijn zin krijgt. G. David
Thompson heeft om de een
of andere reden wat tegen
zijn landgenoten. Wat dat
heeft hij niet geopenbaard.
Maar het is hém in elk geval
voldoende geweest om zijn
grote collectie moderne
kunst dikke driehonderd
in totaal naar Europa te
zenden.
G. David Thompson had er weinig
behoefte aan zijn bezit in musea op
te hangen. Hij heeft zijn museum
thuis. Want zijn bungalow „Steen
worp" dicht bij Pittsburgh heeft
hem lang tot museum en woonhuis
beide gediend. Toen er voor de col
lectie niet genoeg ruimte meer
was, heeft hij in de rotsen achter
het huis een paar zaaltjes laten
uithakken. Daarin werd in
steeds wisselende opstellingen
het almaar in kostbaarheid en aan
tal toenemende bezit getoond aan
vrienden en kennissen.
r en mag van Thompson
wat men wil, maar hij heeft
in waarheid zijn collectie zelf
opgebouwd. Hij heeft gekocht en
geruild, steeds wachtend of) het
moment waarop hij een vurig be
geerd en uitzonderlijk mooi stuk
zou kunnen bemachtigen. Hij heeft
in dat opzicht geleefd als een jager
op groot wild, die het avontuur
evenzeer mint als de buit. De buit
dat waren zijn vaak kostbare
schilderijen en plastieken. Het
avontuur het aankopen van
werk van kunstenaars, die nog on
bekend waren, die nog „gemaakt"
moesten worden. Zo kocht hij lang
zamerhand 'n dertigtal Picasso's,
een dertigtal Klee's, een vijftig
„Merzbilder" van Schwitters, in
een tijd, waarin men deze figuren
nog amper kende en nog minder
aanvaardde. Thans heeft hij zich
geworpen op de allermodernste
Amerikanen en Europeanen. Men
kan hem er natuurlijk van verden
ken, dat hij een fijne neus heeft
voor zaken, die in de toekomst veel
geld kunnen opbrengen. Er wordt
op het ogenblik om deze reden in
derdaad nogal wat moderne kunst
fekocht, zeker in de Verenigde
taten. Misschien zou men hem
ook een zeker snobisme kunnen
verwijten. Dat kan eveneens een
reden zijn om kunst aan te schaf
fen. Maar nogeens: het feit, dat hij
volkomen zelfstandig zij'n keus be
paalt, en zich daarbij duidelijk laat
leiden door de vraag of een ding
„karakter" heeft, bewijst toch,
dat deze man inderdaad uit een in
nerlijke noodzaak verzamelt.
Hij bezit onvermoede aantallen
Klee's en Picasso's en Schwitters
aantallen,, die van de eerste en
'dd'tweede 'n vrijwel volledig over
zicht van hun ontwikkeling waar
borgen en die de beschouwer bij de
derae dwingen tot de conclusie,
dat het gemodder met tramkaar
tjes, filmpapier en soortgelijk af
val bijtijden wonderlijk poëtische
zaken heeft opgeleverd.
Nu blijft een man, die zowel de
poëzie van Klee als de brute
kracht van Picasso ver
draagt, een raadsel. Deze gesple
tenheid wordt ook door Schwitters
op geen enkele wijze overbrugd
evenmin door de zo voortreffelijke
representanten van de impressio
nisten en hun nabloei: de hoogbe
jaarde Claude Monet, Degas, Re
noir, Bonnard vooral met een
prachtig zilverig staand naakt, dan
een paar zeer goede kubistische
^Provincie kan musici
wiet veel bieden
(Van onze muziekmedewerker)
Diep onder Amsterdams peil is
HET SLECHT WONEN, zei dezer dagen
de voorzitter van het Orkestenverbond
dat is het verbond waarin de leden van
de Nederlandse symfonie-orkesten zich mid
dels hun personeelsverenigingen hebben ver
enigd. Daarmee duidde hij op de situatie van
de provinciale orkesten, die door de commis
sie-Witteman zijn geklasseerd in een salaris
klasse, die enige verdiepingen lager ligt dan
die van het Concertgebouworkest. Als we,
aldus deze voorzitter, de heer Charles Have-
laar, op het landelijk congres van het Or
kestenverbond in Utrecht, ons het Concertge
bouworkest voorstellen op de beletage van
het classificatiehuis, dan wonen de andere
stedelijke orkesten het Residentie, het
Rotterdams in de benedenwoning, en via
het souterrain van het Utrechts Orkest be
landen we dan in de Hades van dc provin
ciale orkesten, waar liet, diep onder Amster
dams Peil, niet goed wonen is.
>pAttvnn$ei\ in oHje
muziekwereld
Overigens was op dit zeer druk bezochte
congres meer dan 300 orkestleden wa
ren aanwezig niet dc omstreden classi
ficatie als zodanig aan dc orde, maar wel
de salarispositie van de orkestmusici, die
yi een met algemene stemmen aanvaarde
resolutie gekenschetst werd als „in genen
dele in overeenstemming met de eisen die
het beroep van orkestmusicus stelt".
De spanningen, die er in de wereld van de
Nederlandse orkesten heersen waren al enkele
weken eerder tot uiting gekomen door een
verklaring van Willem ven Otfcerloo, de diri
gent van het Haagse Residentie-Orkest, die
zich fel keerde tegen de aan de commissïe-
Witteman verstrekte opdracht om o.m. na te
gaan of het gewenst is om ten behoeve van
het Concertgebouworkest als nationale instel
ling bijzondere maatregelen voor te stellen.
Andere dirigenten hebben daarop ook even
hun dirigeerstok neergelegd en verklaringen
afgegeven, die erop wezen dat men over de
bestaande toestand nergens tevreden is. Het
bestuur van de stichting, die het Concertge
bouw beheert, reageerde bij monde van jhr,
De Graeff op de verklaring van Van Otterloo,
drong daarbij aan op begrip voor de bijzon
dere positie van dit orkest en verklaarde, dat
het Concertgebouw nimmer andere orkesten
naar het leven zal staan.
oewel niemand aan onmiddellijk levens
gevaar had gedacht, werd het uit al deze
verklaringen wel duidelijk, dat er in het
vaderlandse orkestwezen allerwegen onrust
heerste. De commissie-Witteman. die dezer
dagen aan liaar beraadslagingen is begonnen,
verricht haar werk dus onder de argusblikken
van de ruim 1000 orkestmusici die ons land
telt. Dat zal haar moeilijke taak zeker niet
vergemakkelijken, te meer daar haar opdracht
dit keer zo beperkt is, dat zij tal van urgente
vraagstukken niet eens in haar advies aan de
staatssecretaris van o., k. en w. zal kunnen
behandelen.
De hele kwestie van de orkestsubsidiëring is,
wat men noemt, een moeilijke materie, het
geen verband houdt met het feit dat de
salariëring van de orkestleden en de grootte
van de overheidssubsidie direct aan elkaar
gekoppeld zijn. De rijkssubsidie aan de elf
gesubsidieerde symfonie-orkesten dekt 50
van de salarissen, die die orkesten krachtens
een beslissing van het college van rijksbemid
delaars, genomen op advies van de commis
sie-Witteman, aan liun leden mogen uitbe
talen. De andere 50 komt uit de subsidie
van de provincies en de onderscheiden ge
meenten. De rest van de kosten van het or
kest, zoals het honorarium van dirigenten en
solisten, de kosten van het administratief ap
paraat en de staf, moeten bestreden worden
uit de exploitatie-opbrengsten van het orkest.
Het grote probleem dat zich nu in de praktijk
voordoet, vindt zijn oorzaak ln de verdeling
van de orkesten in vijf verschillende salaris
klassen. Het .Concertgebouworkest staat bo
venaan, daarna volgen, ieder met een eigen
klasse, de orkesten van Den Haag, Rotterdam
en Utrecht en tenslotte volgt de vijfde groep,
waarin de provinciale orkesten van Noord-
Holland, Gelderland, Groningen, Brabant,
Limburg, Overijsel en Friesland zijn onder
gebracht.
Eep extra moeilijkheid wordt nog veroor
zaakt door het feit, dat de vijf provin
ciale orkesten niet alleen concurrentie
van de hoger geklasseerde orkesten te ver
duren hebben, maar ook de zuigkracht van
de in het geheel niet geklasseerde orkesten,
zoals het Nederlands Kamerorkest, het Kunst-
maand-Orkest en de radio-orkesten, die buiten
de door de commissie-Witteman ontworpen
regeling zijn gehouden. De redenen voor die
uitzonderingspositie liggen in verschillende
vlakken en staatssecretaris Scholten, die in de
Kamer die buitenbeentjes moest verdedigen,
is daar tegenover zijn interpellanten niet
steeds overtuigend in geslaagd. De steeds toe
nemende strijd tussen de orkesten om het
verwelven en behouden van goede krachten
moet voorts gezien worden tegen de dreigen
de achtergrond van het grote tekort aan
orkestmusici, een tekort dat ondanks het feit,
dat nu al ongeveer 10 buitenlanders in de
Nederlandse orkesten werkzaam is, bijzonder
nijpend blijft. Dat grote tekort wordt begrij
pelijk, voor wie zich indenkt dat hij een zoon
heeft, die zowel aanleg heeft om zich te be
kwamen tot violist als tot bijvoorbeeld leraar
aan een middelbare school. Die jongen moet
al een heel vurig idealisme voor de muziek
opbrengen als hij de veel betere kansen, die
het middelbaar onderwijs hem biedt (salaris
sen tussen acht- en veertienduizend gulden)
prijs geeft voor het inkomen dat hem in de:
muzikale sector wacht, waar hij na zestien
dienstjaren niet verder kan komen dan tien
mille! Daar ligt namelijk het hele kernpunt
van de zo precaire orkestsituatie.
Maar ook als men de regeling van dit kern
vraagstuk nog niet ter hand kan of durft te
nemen, dan blijft als een van de meest urgente
punten het opheffen van de discriminerende
regeling van de in de laagste salarisklasse
geplaatste provinciale symfonie-orkesten, die
zich in de huidige situatie moeilijk kunnen
handhaven tegenover hun meer biedende col
lega's uit het westen.
„Stierengevecht"een schilderij
dat Picasso in 193Jf maalcte, in
een tijd, dat hem dit thema
(symbool van noodlotsdrei
ging?) sterk bezighield. Het
is te vinden in de collectie
Thompson.
dingen van Georges Braque en
Juan Gris verder Matisse, fraai
vertegenwoordigd met een zittend
naakt en een fijn bloemstilleven...
en ga zo maar door; oog en geest
faan hier in gelijke mate te gast...
'an deze collectie nu houdt
Thompson uitverkoop. Daarom
zwerft deze prachtige verzameling
nu Europa door. Eerst heeft ze een
giar maanden in Zürich gehangen,
aar heeft de Duitse Bondsstaat
Nordrhein-Westfalen de hele col
lectie Klee voor een niet genoemd
bedrag opgekocht bijwijze van
„Wiedergutmachung" jegens de
eens als „entartet" verguisde mo
dernen. Nu herbergt 't Haagse Ge
meentemuseum de verzameling
voor een paar maanden. Lang niet
alles heeft men kunnen hangen en
plaatsen. Zo moesten bij alle mo
derne Amerikanen, die in de collec
tie zijn opgenomen, terzijde wor
den gelaten. Jammer genoeg, want
het zou een mooie gelegenheid zijn
geweest, eens kennis te maken met
een experimentele schilder als
Wols, die blijkens de afbeeldingen
in de uitzonderlijk mooie catalogus
een zeer gevoelig en dichterlijk
kunstenaar moet zijn.
„Ik zou het allemaal nog wel eens
over willen doen", heeft Thomp
son gezegd. Hij is 61 jaar en hij
gaat het over doen. Hij verzamelt
nu alleen nog maar het allermo
dernsteschonk Harvard Uni
versity ter nagedachtenis aan zijn
gestorven zoon een groep van veer
tig zeer moderne schilderijen, ter
aanvulling van het reeds bestaan
de bezit aan oudere kunst en zal
naar het zich laat aanzien de jacht
op dezelfde van inzicht en gevoel
getuigende manier beoefenen als
in de voorafgegane vijfendertig
jaar. Hij heeft alleen niet nog eens
een mensenleven de tijdj
.JSiaande figuur" van Henry
Moore, eveneeiis uit de collec-
iie-Thompson.