Een Schelde-directeur neemt
afscheid
Rechter waarschuwt
ouders van „nozems"
v
VRIJDAG 3 MAART 1961
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
7
Na veertig dienstjaren zal
ir. Kapsenberg de Kon.
Maatschappij „De Schel
de" te Vlissingen verlaten.
In de driehoofdige directie
van dit industriële groot
bedrijf vertegenwoordigt
(sedert 1952) hij het tech
nisch element.
Straks zal een vergade
ring van aandeelhouders
heni pensioen verlenen en
zijn opvolger benoemen.
Op 27 maart a.s. volgt dan
het afscheid van „De
Schelde".
Blijft in Zeeland j
Als we bij de heer Kapsenberg
een onderhoud aanvragen om te
praten over zijn loopbaan, doet hij
sterk afwijzend. Hij is er niet op
gesteld, want deze publiciteit ligt
hem niet. Een verslag van 't af
scheid op 27 maart vipdt hij ruim
schoots voldoende. ,,Ik voel mij
geen captain of industry", zegt hij,
„ik ben een ingenieur".
Na lange aarzeling wil hij dan
toch wel over een onderhoud na
denken en dan komt dat onder
houd enkele dagen later tot stand
in zijn op dat ogenblik zonni
ge directiekamer, waar afbeel
dingen van schepen de wanden
sieren.
Als de eerste vraag wordt gesteld
strijkt hij over het dunne, grij
zende haar. Hij strijkt nog eens
langs de kin en zegt plotseling:
„Wat moet dat nou....", want nog
is hij het er niet mee eens, dat
hij in de publiciteit zal komen.
De ingenieur
Dan zet hij even zijn bril recht en
kiest uiterst nauwgezet zijn for
muleringen, telkens even aarze
lend en denkend.
„Een ingenieur", zegt hij, „praat
niet veel over zijn werkhet
leven is te ernstiger is be
moeienis met vele details. Tech
niek is meer een kwestie van
doen en niet van praten. De in
genieur heeft tot taak te be
werken, dat de zaken er komen
op een verantwoorde wijze en
dat geeft hem een dermate be
zetting van zijn tijd en zoveel
zorgen, dat hij voor andere za
ken nauwelijks tijd heeft".
Glimlachend voegt hij daarbij:
„Wat overigens niet zeggen wil,
dat ik geen interesse voor ande
re zaken heb".
Op de vraag waarom hij in de
oorlogsjaren van '14'18 besloot
ingenieur te worden, geeft hij
snel en uitvoerig antwoord: „In
mijn familie zat meer een biologi
sche trek. Mijn broer werd medi
cus. Het bleek, dat hij een zeer
wetenschappelijk man was met
toch ook een technische inslag.
Later werd hij hoogleraar in de
bacteriologie te Groningen.
Zijn kinderen werden medici.
En wat de biologische inslag
betreft: mijn eigen zoon is
dierenarts geworden.
Voor mij echter stond het vast,
dat ik na het verlaten van de h.
b.s. in Den Haag naar de T. H.
in Delft zou gaan.
Scheikunde
Aanvankelijk had de scheikunde
mijn voorliefde, maar het bleek
mij, dat men de toekomst voor
scheikundig ingenieurs weinig
rooskleurig inzag. Er zou geen
droog brood in dat vak te verdie
nen zijn. Dat klinkt nu heel merk
waardig, want wanneer er één
voorspelling niet is uitgekomen,
dan was het deze.
Tenslotte koos ik werktuigbouw
en ik heb de studie met veel ani
mo gevolgd al was het met enige
onderbreking, omdat ik in militai
re dienst moest bij de grenadiers
in Den Haag, waar ik het tot
sergeant heb gebracht". Bij dit
laatste klinkt gelach.
Nadat een studieverlof uitkomst
had gebracht, kon de jonge Kap
senberg binnen redelijke tijd af
studeren. In januari 1921 stonden
drie betrekkingen voor hem open:
een als assistent bij een hoogle
raar, een bij de rijksstudiedienst
voor de luchtvaart en een bij „De
Schelde".
Naar Vlissingen
„Ik ging", zo vertelt de heer Kap
senberg, „naar Vlissingen met de
trein en kwam dus op het station
aan.
Tegenover het station aan de an
dere kant van de sluizen zag ik
huisjes en ik meende, dat daar
Vlissingen lag. Dus ging ik over
de sluis en kwam terecht in de
wijk, die de „Tachtig Plagen"
werd genoemd. Gelukkig wees ie
mand mij een uitweg uit de tach
tig plagen en kwam Ik bij het
hoofdkantoor van „De Schelde",
waar onder meer de heer Van
Tijen met mij sprak. Nou.... eh.„.
na die eerste wereldoorlog was er
al een streven naar salarisverbe-
terïng...... Als studenten hadden
we een afspraak gemaakt, dat we
niet beneden een bepaald mini
mum een baan zouden aannemen...
Ik deed mijn best, maar ik kon
het minimum toch niet bereiken!"
Gelukkige jaren
„lk mag wel zeggen, dat ik de
eerste vijf jaren bij „De Schel
de" beschouw als de gelukkigste
van mijn leven. Ir. 1922 trouw
de ik mijn vrouw kwam ook
uit Den Haag en we moes
ten toen ook al moeizaam zoeken
naar een huis, dat eindelijk ge
vonden werd in de Lampsins-
straat, een straat, die nu opge
slokt is dooi- „De Schelde".
Die gelukkige jaren moeten ook
zó begrepen worden, dat ze een
inwijding vormden in de praktijk
van de techniek. Als je van Delft
komt ben je daarin niet ingewijd.
De eerste vijf jaren waren de
praktische voortzetting van de
studie in Delft. Ik leerde cr iede
re dag en ieder uur iets bij en ik
werd sterk gegrepen door het
scheepsbouwbedrijf in het alge
meen.
Gemoedelijkheid
Het was de eerste maal, dat er
een Delftse ingenieur op een te
kenkamer van „De Schelde"
kwam. Die tekenkamer was toen
heel wat kleiner en het was er
gemoedelijker. Als we de kans
kregen werd nog wel eens even
gepraat over het nieuws ln de
Vlissingse Courant.
Het tempo in die dagen was niet
zo hoog opgevoerd als vandaag".
Constructiebureau
Het onderhoud wordt even onder
broken. De heer Kapsenberg
schenkt koffie iq, die uit de kan
tine is aangebracht. De telefoon
rinkelt en er volgt een telefoon
gesprek....
Als hij weer gaat zitten achter de
conferentietafel zegt hij met ken
nelijke liefde voor de tekenka
mer: „Het interessante van de te
kenkamer is, dat je als een der
eersten kennis maakt met het
voortschrijden van de techniek. Je
werkt uit de eerste hand mee aan
het ontwikkelen van voortstu
wingswerktuigen. Dat werk is bij
zonder interessant.... het is span
nend en het is óók moeilijk".
„Ik vind nog altijd, dat iedere
jonge ingenieur, die in een pro
ducerend bedrijf wil komen, zijn
weg moet zoeken via een con
structiebureau. Ook als hij daar
zijn carrière niet zal maken,
dan blijven de ervaringen, wel
ke bij daar heeft opgedaan, van
bijzondere waarde".
Hoogtepunten
Het gesprek richt zich nu op de
vraag wat wel het hoogtepunt is
geweest in de veelsoortige arbeid
van de heer Kapsenberg voor „De
Schelde".
„Er zijn", zegt hij op zijn nauw
gezette en toch ook weer bijzon
der bescheiden wijze, „vele din
gen geweest, die interessant wa
ren en voldoening gaven, maar als
ik iets moet noemen, dan noem
ik de \ooristuwing van de „Wil
lem Ruys".
Dat was een sterk progressief
ontwerp, waarvoor heel wat ge
studeerd en geconstrueerd is. Di
rect daarna moet ik toch ook noe
men de modernisering van de ge
hele werf kort na de jongste
oorlog. Die reconstructie heeft
naar mijn mening, veel nut afge-
woipen voor „De Schelde". Er
ontstond toen een modern
scheeps- en machinebouwbedrijf.
De schepen
Op een vraag naar de bouw van
grote passagiersschepen en mari
neschepen bij „De Schelde", komt
het antwoord vlot en levendig.
„Het is van technisch standpunt
bezien, zeker jammer", zo merkt
de heer Kapsenberg op, „dat we
in Vlissingen vrijwel geen grote
passagiersschepen meer bouwen.
Ook in het algemeen worden ze
minder gebouwd. Bovendien er is
nog wel eens kans, dat de bouw van
die schepen niet lucratief is. Dit
neemt niet weg, dat „De Schelde"
toch nog verwacht grote passa
giersschepen te kunnen bouwen
als zich een goede gelegenheid
voordoet.... vooral wanneer de
nieuwe Sloewerf ontwikkeld is.
De marine
In Vlissingen als oude marine-
stad heeft het werk voor de
marine altijd onze grote aandacht
gehad. Het gaat daarbij om werk
van hoge kwaliteit, waarbij zeer
bijzondere eisen worden gesteld.
Bij de marineschepen vallen voor
al de enorme veranderingen op.
Als ik denk aan de geweldige
turbines, die jaren geleden in de
kruiser „Java" werden opgesteld
en ik vergelijk die met de kleine ge
perfectioneerde turbine-installa
ties met tandwielreductie
in de jongste onderzeebootjagers,
dan blijkt, dat de techniek in 40
jaren een enorme sprong heeft ge
maakt.
Het is er bepaald niet eenvou
diger op geworden, al ziet het
er eenvoudiger uit! Ik heb het
gevoel, dat we met de bijzon
dere constructie, de toepassing
van materialen en de bewer
king toch wel met de moderne
installaties een uiterste bereikt
hebben van de thans bestaande
mogelijkheden".
De toekomst
Als er een paar vragen gesteld
worden over het verleden en over
de overgang van de stoomschepen
naar de motorschepen, gaat de
heer Kapsenberg daarop maar
spaarzaam is. Die overgang was
nogal geleidelijk. Eigenlijk fas
cineert hem veel meer de toe
komst.
Het gaat hem aan het hart, dat
hij met direct betrokken zal zijn
bij de verwerkelijking van de
nieuwe Sloewerf. Toch vindt hij
het een wijs besluit van de Schel-
de-commissarissen, die destijds
vaststelden, dat een directeur op
65-jarige leeftijd met pensioen
moet gaan.
„De jongeren", zegt hij. „moeten
ook hun kans krijgen en ze zien
de nieuwe omstandigheden mis
schien wel juister en scherper dan
de ouderen".
„Men spreekt wel eens", gaat hij
voort, „over de eeuwige waarhe
den van het verleden maar of ze
zo waardevol zijn in technische
zin, wil ik nog wel eens betwijfe
len".
Ontwikkeling
Nadat hij nog eens nadrukkelijk
gezegd heeft, dat het stukje in
de krant bescheiden moet blijven,
Ir. C. Kapsenberg blikt terug op
veertig jaren technische arbeid
VOORUIT JONGENS, KRAKEN
komt opnieuw de toekomst ter
sprake;
„Het is heel moeilijk om te pro
feteren. Ik zie de ontwikkeling
van de kernenergie wel komen,
zowel op het land als voor de
voortstuwing van schepen, maar...
toch langzaam. Dat er veranderin
gen op til zijn geloof ik zeker
en als de kernvoortstuwing een
feit is, zal dat enorme invloed
hebben op de bouw van schepen.
Er wordt gestudeerd in vele
landen op grote onderwater-
vrachtschepen, die geen last
van de golfslag zullen hebben..
Wanneer ze komen valt niet te
voorspellen, want een oplossing
ligt nog niet voor de hand".
Onderwijs
Even komt dan aan de orde de
activiteit, welke de heer Kapsen
berg heeft ontplooid voor het on
derwijs en dan in het bijzon
der het middelbaar onderwijs in
Vlissingen. Hij is voorzitter van
het Zeevaartschoolbestuur te Vlis
singen en hij heeft de stoot gege
ven tot het oprichten van de h.t.s. v
in Vlissingen, van welks bestuur
hij eveneens de voorzitter is.
Heel nuchter constateert hij, dat
het verschaffen van goed middel
baar onderwijs te Vlissingen ook
een Schelde-belang is, want dan
behoeven mensen van „De Schel
de" hun kinderen niet naar el
ders te sturen voor het volgen van
middelbaar onderwijs.
„Maar", zo gaat de heer Kap
senberg voort, „afgezien daar
van blijft het belangwekkend
om iets te doen voor het on
derwijs aan jonge mensen. Ik
heb in de achterliggende jaren
het effect van beter onderwijs
in het bedrijf gezien.
Bovendien hebben we aan afge
studeerden van de Zeevaartschool
en van h.t.s. functies bij „De
Schelde" kunnen geven. We heb
ben zelfs zoveel gediplomeerde
machinisten en stuurlieden, dat
we desnoods een proefvaart ge
heel kunnen houden met eigen
mensen, die dan wat graag liun
vroegere uniformpet weer opzet
ten!"
In Zeeland
Bij de gebruikelijke slotvraag:
„Wat doet U na het neerleggen
van uw functie?" komt een ent
housiast antwoord. „Ik blijf", zegt
de aftredende directeur, „in Vlis
singen wonen. Zowel mijn vrouw
als ik hebben nooit spijt gehad,
dat we naar Zeeland zijn gegaan.
Wc hebben ons hier thui3 gevoeld
en we hebben vele goede vrienden.
Onze kinderen zijn echt weer op
hun gemak als ze bij ons in Vlis
singen zijn.
Ze hebben in hun jeugd het volle
profijt gehad van het strandleven.
Voor opgroeiende kinderen vormt
het eiland Walcheren een ideale
omgeving.
Ik blijf in Vlissingen. omdat het
stellig in een andere plaats niet
beter voor ons kan zijn.
Straks als ik met pensioen ben,
zullen we eerst wat op reis gaan
en dan zijn er nog wel wat bezig
heden over, zoals enkele bestuurs
functies en mogelijk nog wat werk
voor „De Schelde".
De deur van de directiekamer
wordt geopend.... bij het afscheid
nemen een laatste handdruk en de
woorden: „Maak het toch vooral
nietEn daarop volgt een lach
met de opmerking: „Nee ik zal
het toch maar niet voor de zoveel
ste maal vragen".
Rechtzaak tegen
„Ladies-gang"
De „gang" voor de rechtbank,
de „ladies" althans die bo
ven de achttien op de pu
blieke tribune. Zo was donder
dag de situatie op de recht
bank in Rotterdam, waar de
twintig jongens terecht ston
den, die de „ladies-gang" ge
vormd hebben, de bende met
het motto „stelen als raven en
zwijgen als goud".
Aan het begin van de zitting zei de
president van de strafkamer, mr.
P. J. C. Schipper:
„Vandaag worden de zaken be
handeld tegen de jongelui in de
leeftijd van zestien tot twintig
jaar, die in verschillende combi
naties tal van inbraken en dief
stallen hebben gepleegd. Dit
stempelt ze tot ernstige zaken.
Deze ernstige uitbarsting van
jeugdcriminaliteit is volgens
sommige mensen een teken des
tijds. De rechtbank wil zover niet
gaan, maar wil deze jongelui wel
zien als representanten van de te
genwoordige jeugd. Deze wellicht
incidentele gevallen moeten ech
ter niet alleen de aandacht heb
ben van de rechtbank, maar ook
van ouders en opvoeders van de
ze jongens uit alle maatschappe
lijke milieus. Want deze dingen
zijn voortgekomen uit gebrek
aan zinvolle vrije-tijdsbesteding,
door onvoldoende toezicht en een
zich thuis niet geborgen voelen.
Deze inbraken, diefstallen, roof,
sexuele misdragingen, hebben
een leegte in hun bestaan moeten
vullen. Over de hoofden van de
jongens heen richtte de president
een waarschuwing tot ouders, uit
deze zaken lering te putten.
De eerste zaken waren tegen een
assistent-tapper en een leerling-te
kenaar. Deze twee hadden respec
tievelijk 18 en 26 inbraken ge
pleegd. Ze kwamen met de anderen
geregeld in een ijssalon bij elkaar,
waar de plannen uitgebroed werden.
Volgens deze jongens was een 16-
jarige de officiële „hoofdman". De
buit van de inbraken bestond uit
geld en allerlei andere dingen: sie
raden, bonbons, rookartikelen, enz.
Spullen waar ze niets aan bleken
te hebben, werden zonder meer weg-
i leerling-tapper placht bij het bin
nenkomen van de ijssalon te roepen:
„Vooruit jongens, krakenDe
officier van justitie, mr. H. van
Buuren, vond hem het proto-type
van een nozem: de afwijkend doen
de jongen. De jeugdgevangenis wil
hem niet eens hebben, men ziet niets
in hem. Een jaar en vier maanden
gevangenisstraf luidde de eis.
De leerling-tekenaar deed zijn werk
voortreffelijk, en werd in zijn werk
kring een aardige jongen gevonden.
Maar als hij 's avonds thuis kwam,
ging het zwarte leren jack aan, en
werd hij een ander mens, zei de of
ficier. Hij kwam wel voor de jeugd
gevangenis in aanmerking, en wel
voor de tijd van een jaar en zeven
maanden, aldus de eis van de offi
cier.
De wijze waarop deze jongens
meisjes gebruik hebben gemaakt
van de afwezigheid van hun ouders
om tot sexuele uitspattingen te
kunnen komen, is volgens de offi
cier zodanig, dat hij er niet verder
op in wilde gaan. Daar is ook geen
begrip voor op te brengen, zei hij.
„En de meisjes, die van alles mee
geprofiteerd hebben? Wanneer staan
zij terecht?" vroeg mr. Van Buuren.
Zij zullen niet vervolgd worden, om
dat deze feiten op het grensgebied
van het strafrecht liggen.
Ook de officier van justitie richtte
zich over de hoofden van de ver
dachten tot de ouders, van wie er
eveneens vele op de publieke tribune
aanwezig waren.
Wel erg
Hij wilde een vrije opvoeding niet
veroordelen, maar dat deze kin
deren zo laat thuis kwamen, vaak
in de nacht, terwijl men niet wist
waar ze waren geweest, vond de
officier toch te gek. De ouders
hadden er ook geen interesse
voor, volgens hem. De jongens
hadden geld, radio's, bromfietsen,
maar hoe dat allemaal kon, daar
werd niet naar gevraagd. Of men
liet zich met een smoesje af
poeieren.
Sommige ouders zeggen nu: „Zo erg
is het niet geweest". „Maar het is
wel erg geweest, en het is nog erger
dat U het niet hebt geweten", zei
mr. Van Buuren.
Een winstpunt van deze zaak noem
de hij. dat het een uitdaging bete
kent tot zelfonderzoek voor ouders.
De verdedigers van de verdachten,
wilden niet alleen de ouders schuld
verwijten, maar ook de bioscopen,
waar alles maar wordt vertoond, de
televisie, en boeken als „Bob en
Daphne".
LANDARBEIDER WILDE
ZIJN VROUW UIT TREIN
GOOIEN
Voor de rechtbank te Groningen had
zich donderdagmorgen te verant
woorden de 29-jarige landarbeider L.
H. uit Nieuwersehans, die ervan
werd beschuldigd te hebben gepoogd
zijn vrouw uit de trein te gooien.
Het gebeurde op 22 oktober van het
vorig jaar. Verdachte was met zijn
vrouw in de trein naar Winschoten
geweest en had bij dat bezoek zes
flesjes bier en vier glazen jenever
gedronken. Toen het tweetal met de
laatste trein naar huis terugkeerde,
bleef verdachte, onder invloed van
alcohol, in de doorgang bij de portie
ren staan. De vrouw zat aanvanke
lijk in de coupé, maar toen zij naar
hem toekwam, greep verdachte haar
beet en probeerde haar tweemaal
achtereen uit de rijdende trein te
gooien.
„U had de bedoeling haar van het
leven te beroven?" vroeg de presi
dent, mr. K. T. Dorama. „Ja zei
verdachte. Zijn antwoorden beperk
ten zich overigens tot ja en nee.
Verdachte is al eens gescheiden ge
weest van zijn wouw en daarna met
haar hertrouwd.
De officier van justitie eiste één jaar
gevangenisstraf met aftrek, waar
van twee maanden voorwaardelijk
met een proeftijd van drie jaar.
De raadsman, mr. Zuidema, vroeg
zich af, of zijn cliënt verminderd
toerekeningsvatbaar zou zijn ên
vroeg een psychiatrisch onderzoek.
Maar hiertoe achtte de rechtbank
geen termen aanwezig.
Uitspraak over veertien dagen.
Dit is het Beth Ha'am, het volks
huis, in Jeruzalem, waar op 11
april a.s. het proces begint tegen
de 'jodenvervolger Adolf Eich-
vnann. De terreinen bij het gebouw
zijn door gaas-heiningen van de
openbare weg afgesloten. Er
wordt nog hard gewerkt om het
gebouw geheel gereed te krijgen
voor de grote drukte, welke 'het
proces er zal veroorzaken.