Ontroerend relaas in nagelaten
werk van Anna Blaman
PLEIDOOI VOOR JEUGDTONEEL
PAUL HUF zeventig jaar
Haarlemse orgelmaand 1961
ZATERDAG 4 FEBRUARI 1961
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
„DB VBRUBZBRS
Een belangrijk boek over in hel
nauw gedreven mensen
Iedere schrijver verzint soms nog wel eens iets nieuws, hoe
moeilijk dat ook geworden is, en zo heeft Anna Blaman op
pagina 246 van haar roman „De Verliezers" de volgende aar
dige passage ingelast, waarin twee vriendinnen, de een in de
keuken, de andere bij de boekenkast, over boeken praten: „Ze
las de titels. En toen riep ze: „Zeg Bertha, „De Verliezers" van
Anna Blaman zie ik hier staan. Dat is pas uit, heb ik gelezen.
Is 't mooi?" Bertha riep terug: „Neem het maar mee, als je 't
lezen wilt." „Ach ja", zei Driekje aarzelend, „waar gaat het
over?" Bertha riep terug: „Over de verliezers natuurlijk". En
Driekje: „Wie zijn dat dan?" En Bertha: „De mensenvoor
al de mensen van goeden wille, die verliezen altijd hun partij
met het leven, van af hun geboorte tot aan hun dood." Driek
je zette het boek terug. „Dat weet ik", zei ze, „dat hoeft Anna
Blaman me niet te leren."
Zoals men weten zal, gaat het
hier om het nagelaten en niet
geheel voltooide werk van de
schrijfster, die op 13 juli 1960
gestorven is. In de eerste plaats
is te hopen dat het feit dat dit
boek onvoltooid is, de lezers
niet zal afschrikken. Persoon
lijk hebben we een voorliefde
voor onvoltooide boeken; we
kunnen er zó een paar opnoe
men die tot de schoonste ro
mans horen die we kennen:
„Bouvard et Pécuchet" van
Flaubert, „Die Mappe meines
Urgrossvaters" van Stifter,
„De neger van Peter de Grote"
van Pöesjkin.
Ook op andere gebieden van de kunst
heeft het „onvoltooide" een bijzondere
bekoring, terwijl het al te geacheveer
de afstoot.
Een roman die niet af is, gelijkt het
leven dat ook nooit af is; een slot
is tenslotte altijd min of meer kunst
matig, gecomponeerd. Anna Blaman
heeft geen slot meer aan haar roman
kunnen maken, en eerlijk gezegd kun
nen we ons niet voorstellen dat het
boek er door een slot beter op gewor
den zou zijn, integendeel: dat de
vriendschap tussen Driekje en Ber
tha niet vernield, doch enkel bedreigd
wordt, en dat ook het bezit van de
kostbare, ongewenste ring slechts een
dreiging blijft, lijkt ons eerder een
voor- dan een nadeel. En tenslotte
eindigt het boek zoals het voor ons
ligt nog heel plausibel met de zelf
moord van' Kostiaan. zoals het begon
met de dood van Kostiaans vrouw
Lucia opvallend dat Anna Blaman.
die tijdens het werken aan dit boek
door de dood overvallen zou worden,
zich zo intens met het probleem van
het sterven heeft beziggehuden in
„De Verliezers".
staat tussen Driekje en haar vrien
din Bertha, doordat Bertha's vriend
schap voor Driekje een bijzondere
nuance heeft. Hoe zich hier het dra
ma ontknopen zou, weten we dus
niet, en we vinden dat, eerlijk ge
zegd, geen gemis.
Ook al de bijfiguren zijn verliezers:
de miserabele meneer Das, een in
trigant en voyeur, bij wien Driekje
op kamers is, het echtpaar Loosjes,
dat boven Kostiaan woont, Kosti
aans onbeduidende zoon Louis. Al
len gaan zij neer in een onnoemelijk
triest moeras, en als lezer verzet
men zich, née, zo is het leven in
hoofdstrekking goddank niet, zelfs
al accepteert men eventueel dat het
eindpunt absoluut nul is.
Afgezien hiervan hebben we ook
nog kritiek op de figuur van
Driekje. We weten uiteraard
niet, welke retouches Anna
Blaman nog aangebracht zou hebben,
had zij haar werk kunnen voltooien,
en detailkritiek laten we dan ook
achterwege. Doch we betwijfelen of
de grote tegenstrijdigheid in Driekjes
karakter ooit weggewerkt had kun
nen worden, n.l. deze, dat zij een aller
onwaarschijnlijkst mengsel van be
schavingslagen is. Zij wordt ons
voorgesteld als een arbeidersdochter,
een eenvoudige, wat stugge, goede en
verstandige vrouw, en zij roept dlen-r
overeenkomstig b.v. als zij op Ber
tha's kamer komt en haar schilderijen
ziet verrukt uit „echte olieverf" e.d.
(Men leze ook het gesprekje van de
vriendinnen op pag. 55 e.v.). Maar in
de meeste gevallen geeft zij blijk van
een kennis en een cultuur die hier
niet bij passen.
Ook het milieu der Kostiaans blijft
hoogst onduidelijk, evenals diens
geestelijke habitus. Tenslotte is het
anticiperen dat de schrijfster herhaal
delijk doet (bijvoorbeeld op pagina
251 nog: „Het ging ook niet goed,
het liep eerder en op een heel andere
en veel afschuwelijker manier mis
dan ze ooit had kunnen denken") hin
derlijk: een schrijver dient een derge
lijke doem zonder het nadrukkelijk
te zeggen, in het verhaal te incorpo
reren. Nogmaals: veel had de schrijf
sters mogelijk nog herzien, al was
het boek dan, volgens nawoord, tot
en met pagina 301 persklaar.
Ontroerend zijn de conflicten der
kleine mensen uitgebeeld, vaak grijpt
het de lezer naar de keel, zoals ae
scène met de vertrapte bonbondoos.
Ontroerend de strijd van de op aller
lei manieren in het nauw gedreven
kleine mensen die er niet meer tegen
op kunnen. Mededogen, begaan-zijn
met hun lot stralen van zulke trieste
passages niettemin verwarmend uit.
Het is een belangrijk boek, ook al is
het dan niet af, en, erger: ook al is
het niet gaaf.
Anna Blaman: De Verliezers.
J. M. Meulenhoff, Amsterdam.
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
I het werk van Anna Blaman,
erg pessimistisch het is de
ontroerende en overtuigende,
maar eenzijdige getuigenis van
een mens die zelf. hoe hoogst be
gaafd ook, een verliezer was in
het leven. We hebben er bij be
sprekingen van haar boeken va
ker op gewezen: Anna Blaman,
hoe belangrijk ook als schrijfster
was nog steeds in volle ontwikke
ling. Haar vroege dood heeft die
ontwikkeling ontijdig afgebroken,
en daarom was haar dood voor
de Nederlandse literatuur zo'n
groot verlies: schrijfsters van
haar formaat zijn uiterst schaars.
Zij had nog niet de rust en de
wijsheid gevonden om te wachten
tot alle troebelheden waren be
zonken, tot ze helder kon zijn als
een kristal. Een enkele maal be
reikt zij die afstand tot haar on
derwerp in haar novellen, die dan
ook ongetwijfeld haar beste werk
zijn. In haar romans, ook in deze
laatste, hoe indrukwekkend die
ook is, verdoezelt die troebeling
de contouren, erger: de atmosfeer
waarin zij ons ademen laat, heeft
vaak iets verstikkends. We wei
geren eenvoudig te accepteren dat
de mensen op déze manier verlie
zers zijn, zoals we in andere boe
ken van Anna Blaman ons heb
ben gestoord aan de wijze waarop
daarin het menselijke leven als 'n
uitzichtsloos compromis werd
voorgesteld, een surrogaat voor
wat het zou moeten zijn.
De Verliezers" toont ons een
trieste galerij van mensen die
elkander gewild of ongewild,
met goede of minder goede bedoe
lingen ongelukkig maken en ten
onder brengen. Hoofdpersoon is de
ongeveer 40-jarige verpleegster
Driekje, de enige die. volgens een
uitlating van de schrijfster, welis
waar verliezen, maar „zichzelf be
houden" zou. Deze Driekje heeft de
50-jarige Lucia Kostiaan tijdens het
laatste stadium van haar ziekte ver
zorgd. en is nu voor de 60-jarige
Kostiaan een onmisbare toevlucht
geworden. Hij klampt zich ziekelijk
cn vertwijfeld aan haar vast, ont
hult haar heel zijn miserabele hu
welijksleven en dringt haar een
bijzonder kostbare ring op die Lu
cia altijd gedragen heeft als sym
bool van een liefde buiten hem,
Kostiaan, om. Uit goedheid laat
Driekje zich te veel aanleunen
wordt dan onschuldig-schuldig aan
de gevolgen: Kostiaan beneemt zich
uiteindelijk het leven wanneer zij
niet met hem trouwen wil. Eenzelf
de onschuld-schuld situatie ont-
Verering voor Vondel,
Shakespeare en Shaw
Paul Huf is zeventig jaar. Vrijdag
3 februari heeft deze toneelspeler
de leeftijd der sterken bereikt.
„Is het een verdienste, zeventig
te worden?", vraagt deze acteur,
die 43 jaar lang de Amsterdamse
Stadsschouwburg als „thuis"
heeft gehad. In 1937 continueerde
hij echter zijn verbintenis met
Van Dalsum en Defresne niet,
omdat de landelijke Vondelher
denking hem opeiste voor decla
matorisch werk.
„Mijn directeuren zijn uitsluitend
geweest Eduard Verkade, W. Ro-
yaards en daarna Albert van
Dalsum, die toen geassocieerd
was met Defresne", zegt hij. „Zij
hebben er niet weinig toe bijge
dragen mijn verering voor Von
del, Shakespeare en Shaw een
stevige grondslag te geven".
Op de vraag wat hij als hoogtepunt
uit zijn repertoire beschouwt, ko
men vanzelfsprekend de titelrol
broeder Peter, Gozewijn en de
reien uit de Gijsbreght het eerst
aan de orde. Tij'dens de laatste
Gijsbreghtuitvoëring speelde Paul
Huf nog de rol van Gozewijn en
trad na afloop met Mimi Boes-
nach op als Thomasvaer en Pie
ternel. Direct na de rollen in de
Gijsbreght dacht de heer Huf
echter aan de zeker vijftien Sha-
kespeare-rollen, die hij heeft ge
speeld. Prachtige herinneringen
bewaart hij aan zijn koningsrol
en die van Polonius in „Hamlet",
zijn Mac Duff in „Macbeth" en
boven alles zijn Malvolio in „Drie
koningenavond".
Gedurende de laatste acht jaar,
waarin de Nederlandse Comedie
de vaste bespeler van de Amster
damse Schouwburg is, denkt hij
met voldoening terug aan zijn
Protheus in Shaw's „Keizer van
Amerika", zijn garagehouder in
„De Twaalf Gezworenen" en aan
zijn belangrijke successen in het
Russische repertoire onder de
meesterlijke regie van Peter
Scharow.
Maar niet alleen als dramaturg
heeft Paul Huf zich nationale en
internationale faam verworven.
Herhaaldelijk was hij solist in het
Concertgebouw voor werken met
declamatie en wel onder de ver-
maardste dirigenten als Mengel
berg. Karl Munk, Ansermet en
Strawinsky. Als verteller hield
hij Strawinsky's „Eudipus Rex"
in Amsterdam ten <loop en niet
te vergeten diens „Histoire du
Soldat".
Een zangeres als Elisabeth Schwarzkopf be
hoort de gehele wereld toe: overal waar
concertzalen, operagebouwen en grammofoon
platen zijn, is ze thuis. In de encyclopedieën
staat, dat ze in Jarotschin bij Posen werd ge
boren, in Berlijn op school ging, haar eerste
opleiding op muzikaal gebied daar ontving en
voor het eerst in het openbaar optrad bij de
stedelijke opera van Charlottenburg. Nog veel
meer staat er in de encyclopedie. Maar haar
adres zal men er tevergeefs zoeken. Dat heeft
waarschijnlijk een gegronde bedoeling. Want de
roem trekt ongewenste dwepers aan. In werke
lijkheid woont Elisabeth Schwarzkopf in Lon-
&6H jawqeres, Me tie
wereid oebehoori
Walter Legge, de echtgenoot van
de kunstenares, vertelt glim
lachend van dit ongewone huwe
lijksaanzoek. Maar niets is min
der waar dan de veronderstelling,
dat hij wat bij echtgenoten
van beroemde vrouwen vaak het
geval is slechts wandelt in de
schaduw van zijn vrouw. „Hij is
niet mijnheer Schwarzkopf", zegt
de zangeres met een niet te ont
kennen nadruk. Walter Legge is
méér.
Hij is al een hele tijd een der
meest vooraanstaande men
sen in het Britse muziekle
ven. Hij geldt als een der belang
rijkste critici van het land; hij is
artistiek leider van het enorme
E.M-I.-grammofoonplatencon-
cern en van de platenonderneming
Columbia. Hij heeft tevens zitting
in de directie van het koninklijk
operagebouw Covent Garden; is
de enige niet-Oostenrijkse direc
teur van het „Gesellschaft der
Musikfreunde" in Wenen en is
tenslotte een der oprichters van
't Londens Philharmonisch orkest
en -koor. Zijn echtverbintenis i
met Elisabeth Schwarzkopf is zo
gezegd een „overeenkomst" tus
sen twee „muzikale grootheden-"
Het Londense „thuis" van Elisa
beth Scharzkopf ligt aan een
stille straat in de villawijk van
Hampstead. De comfortabele
werkkamer herbergt een enorme
grammofoonplatenverzameling.
Tegen drie wanden van het ver
trek staan voorts boekenkasten
tot aan de zolder; hier staat naast
een waardevolle muziekweten- s
schappelijke bibliotheek, 'n schat
aan Duitse boeken. „Dat zijn boe
ken van mijn man, de mijne zijn
verdwenen bij een bombardement
in Berlijn."
De bijzondere liefhebberij van
Elisabeth Scharzkopf is haar
tuin, die is ingericht op een
manier, die bij een landhuis zou
passen. „Van een jaar ben ik bij
elkaar maar twee maanden
thuis", zegt de zangeres, „ik ben
immers altijd op pad. Maar ik deel
mijn engagementen altijd zo in,
dat ik in Londen ben in de tulpen-
tijd, als de rozen bloeitn tn als de
dahlia's bloeien." Twee maanden
thuis de rest van 't jaar zwer
ven. Liederena vonden: Hugo
Wolf, Schubert. Gastrollen in ope
ra's en grammofoonplatenopna.
men: de vrouw van de maar
schalk in „Rosenkavaller", Eva in
„Meistersingern", Marzelline in
„Fidelio" en daar tussendoor
vliegreizen, ontvangsten, inter
views, repetities en soms vakantie
iri de bergen
den. Ze heeft verrassend wellicht ook voor
velen van haar bewonderaars sinds zeven
jaar de Engelse nationaliteit.
Dit gaat alles terug tot een telefoongesprek,
dat elf jaar geleden over een afstand van 20.000
km werd gevoerd tussen Londen en Sydney. In
dit gesprek vroeg de toen nog toekomstige
echtgenoot van Elisabeth Schwarzkopf om
haar hand.
De zangeres had toen juist tijdens een tournee
door Australië een slijmvliesontsteking opgelo
pen, verloor daardoor haar hemelse sopraan-
stem en kon slechts een fluisterend „ja" uit
brengen. Ze trouwden in 1953.
De zangeres brengt tegenwoor
dig meer tijd door in Ameri
ka, dan in enig ander land.
Wenen mag dan nog altijd haar
kunstzinnig vaderland zijn, maar
in Hampstead is ze werkelijk
thuis. Hier repeteert ze, hier
luistert ze naar muziek, hier ko
men musici uit alle delen van de
wereld om de grammofoonplaten-
concerten bij te wonen, die er 's
avonds worden gegeven. „David
Oistrach bezoekt ons altijd, als hij
in Engeland is."
De Steinway-vleugel in de grote
muzieksalon is onverbrekelijk
verbonden met de geschiedenis
van het Philharmonisch Orkest en
-Koor, die Walter Legge tegen het
einde van de oorlog zonder enige
steun heeft opgericht- Toen Sir
Thomas Beecham in oktober 1945
het eerste concert dirigeerde, wa
ren de meeste orkestleden jonge-
ELISABETH SCHWARZKOPF
tulpen en rozen
lui in uniform. „Slechts uit India
kregen we volkomen onverwacht
financiële hulp", vertelt de op
richter, „de maharadja van Myso
re raakte zo geestdriftig over het
plan, dat hij me telegrafisch voor
het eerste jaar 10.000 en voor "t
tweede jaar 5000 pond toezegde."
Het Philharmonisch Koor telt nu
zelfs al 230 leden. „Dat zijn mijn
230 kinderen", merkt Elisabeth
Schwarzkopf lachend op. Ze
neemt altijd actief deel aan het
repetitiewerk en ze geeft haar
zwaar wegend oordeel als bij
proefzingen in de muzieksalon
over de toelating van een nieuwe
kandidaat wordt beslist.
Het bestuur van de Johan-Wage-
naarstichting te 's-Gravenhage heeft
besloten het derde strijkkwartet van
Robert de Roos te bekronen met de
Willem-Pijperprijs 1961, groot 1000
De uitreiking van deze prijs zal ge
schieden tijdens een plechtige bijeen
komst op 9 maart.
De reeds eerder aan Alexander Voor
molen toegekende Johan-Wagenaar-
prijs 1960 en de aan Bertus van iLer
toegekende Sem-Dresdenprijs 1961
zullen tezelfdertijd worden uitge
reikt.
Met tentoonstelling
Nederlandse orgel-
pracht"
De officiële wederingebruikneming
op 8 juli 1961 van het dan ge
heel gerestaureerde Christiaan
Müll er-orgel in de Grdte of St.-
Bavokerk te Haarlem zal tevens het
begin betekenen van de „Haarlemse
orgelmaand 1961".
-Qrena-. 431 opvoeringen
in vnim 300 dagen...
(Van onze toneelmedewerker)
Dezer dagen viel in een beperkt aantal
Nederlandse brievenbussen een bescheiden
stencil: het maandelijkse speelplan van
Toneelgroep Arena, die zich officieel „Stich
ting Nieuw Jeugd Toneel" mag noemen. En
in die bescheiden folder stond onopvallend
vermeld, dat Arena in het seizoen 1959-1960 in
totaal 431 voorstellingen had gegeven.
Nu zijn we in Nederland grote cijfers ge
wend, telkens als onze vijf grote gesubsidieer
de gezelschappen hun jaaroverzichten geven.
Afgelopen seizoen was dat bijvoorbeeld 415
voorstellingen voor Toneelgroep Theater, or
553 voorstellingen voor de Nederlandse Come
die. Maar het verschil is, dat die gezelschap
pen dermate groot zijn, dat ze doubleren of
tripleren: dat ze dus op één avond niet twee
of drie verschillende ..werk-afdelingen" tege
lijk in twee of drie plaatsen optreden.
Toneelgroep Arena echter is klein, en kan
niet doubleren. Als men dfi&r dus in dik
driehonderd dagen 431 voorstellingen heeft
gegeven, impliceert dit dat men vaalc op
één dag tweemaal, soms zelfs driemaal
optrad. Waarbij m-m waarlijk niet hoeft
tc denken dat het optreden voor de jeugd
van lagere- of middelbare school minder
eisen van geest en lichaam zou vragen
dan. „volwassen'* opvoeringen. Eerdei: het
tegendeel, want niet alleen dat jonge kij
kers zeer kritisch en zelfs veeleisend zijn,
maar ook de personeelsbezetting bij een
groep als Arena is geringer dan bij vol
wassen toneel, zodat men veel dingen zelf
moet doen, waarvoor men bij grotere ge
zelschappen apart technisch personeel
heeft.
Als de enthousiaste jonge tonelisten van
Arena niet zichzelf op de borst slaan over
een zo moordende jaar-prestatie, dan mogen
wij hen hier op z'n minst op de schouder
kloppen. Toegegeven, van jonge mensen mag
men misschien lichamelijk groter inzet ver
wachten dan van oudere; geestelijk een groter
strijdlust. Maar wie weet hoe „arm" men nog
bij Arena is, hoeveel duizenden kilometers zij
van stad naar stad reizende afleggen, hoe alle
werk verricht moet worden onder de druk van
ontoereikende materiële mogelijkheden, zou
hen toch echt wel wat meer subsidie en andere
steun willen gunnen. Niet uit sentiment voor
de betrokkenen, maar in het belang van de
cultuurvoorziening van onze jeugd.
Want daarop immers zijn zo onbaatzuchtig
de inspanningen van Erik Vos en zijn
ensemble gericht: toneel van zo hoog
mogelijk artistiek gehalte voor een zo breed
mogelijk jong publiek. Breed in geografische
zin; breed ook in financiële zin, opdat geen
enkele school of leerling door de toegangs-
kosten ervan weerhouden moge worden deel te
hebben aan de levende kunst van het theater.
Wie regelmatig hun premières bezocht of de
recensies las» .weet dat Erik Vos er inderdaad
is om de voorstellingen van zijn
jeugdige groep vrijwel zonder artistieke
inzinking op een volstrekt volwassen ni
veau te brengen. Zo volwassen, dat men het
zich met recht kan veroorloven om stukken
van Oscar Wildé, Molière of Shakespeare te
brengen in vertoningen, waaraan ook de ver
wende bezoekers in steden als Den Haag of
Amsterdam hun volwassen plezier kunnen be
leven.
Een pleidooi voor ruimer bijstand aan Arena
derhalve. Een financiële bijstand niet alleen
van rijks- of provinciale overheid, maar vooral
ook lokaal, in de vorm van bijpassing in de
tekorten als er in de betrokken stad of plaats
wordt gespeeld voor de schooljeugd. Juist die
steun van de lokale overheid, daartoe geïn
spireerd door het onderwijs, zou de laaiende
activiteit van Arena nog efficiënter maken.
Noodgedwongen immers speelt de groep rela
tief veel vaker in randstad Holland, omdat
men daar vaak de mogelijkheid heeft om twee
of drie opvoeringen op één dag voor verschil
lende categorieën van jeugd te geven.
De cijfers wijzen het uit: 152 voorstellingen
in Noord-Holland, 111 in Zuid-Holland, tegen
over bijvoorbeeld 16 in Zeeland, 28 in Bra
bant, 22 in Gelderland of 29 in Óverïjsel. Die
cijfers zouden ten bate van de cultuursprei
ding in de provincie kunnen en moeten ver
schuiven, mits de provincie zijnerzijds enkele
stappen onderneemt. Waarlijk geen dure
stappen, en zeker niet in vergelijking met het
onschatbaar goed en goede, dat men er voor
terugkrijgt bij z'n regionale jeugd-opvoeding.
■Nan Arena zal het echt niet liggen als hun
harda rverk niet nog; meer vruchten jverptl
Het speciale programma vindt mede
aanleiding in het feit, dat tien Jaar
geledeu het eerste internationaal or
gelconcours in Haarlem plaatsvond.
Behalve het 11e Internationaal orgel-
concours en de 7e zomeracademle
voor orgel zal een bijzondere tentoon
stelling „Nederlandse orgelpracht",
worden gehouden in de aan de voet
van de St.-Bavokerk gelegen vlees
hal en vishal.
Op de van 330 juli durende expo
sitie zal naast een aantal histo
risch belangrijke kabinetorgels, rega
len en andere realia een uitge
breide verzameling van schilderijen,
aquarellen en tekeningen (o.a. van
Saenredam, Berckheijde, De Witte,
Pronk en Bosboom) van oude Neder
landse orgels te bewonderen zijn, als
mede documenten over de orgelbouw
en uitgaven van moderne orgelcom
posities en -literatuur. Voorts zullen
als onderdeel van de tentoonstelling
verscheidene concerten op oude in
strumenten worden gegeven, o.m.
met medewerking van het Leonhardt-
consort en het N.CJrt.V. vocaal en
semble.
Het internationaal orgelconcours,
voor zover (van 3-7 juli) te Haar
lem plaatsvindend, omvat achtereen
volgens een openingsconcert van de
beide stadsorganisten Albert de
Klerk en Piet Kee, een concert van
de deelnemers aan het concours, de
improvisatiewedstrijd, een concert
van de leden van de jury en ten
slotte een improvisatieconcert van de
5 vroegere prijswinanars t.w. Louis
Toebosch, Breda Anton Heiller,
Wenen Piet Kee, Heemstede
Klaas Bolt, Haarlem en Hans Hasel-
blöck. Wenen.
Aan de Improvisatiewedstrijd op 5
juli zullen deelnemen: André Isoir,
Frankrijk Gisbert Schneider.
Duitsland Jo van Eetvelde, België
en Bernard Bartelink, Nederland. De
Jury wordt gevormd door Jeanne
Demessieux, Parijs Anton Heiller,
Wenen en Albert de Klerk, Haarlem.
Het mauritshuis te Den Haag is in
het bezit gekomen van een schilderij
van Pieter Slaesz, voorstellende een
Vanitas. gemonogrammeerd en geda
teerd 1630. dat geschonken werd door
de vereniging Rembrandt en de Stich»
üds Ppenhaai; Kunstbezit,