ACHTER VE HONDENEUS AAN.... Op zoek naar de „standaard-reiziger". Poetsploeg trekt met bizarre j verzamelwoede treinen door... RESTAURATEUR VAN HOFTEN KENT ZIJN PAPPENHEIMERS MECHANISATIE LOST NIET ALLE PROBLEMEN OP ken zijn Zoals een huisvrouw dagelijks haar beslommeringen heeft om de zaken in haar woning op orde te houden, zo hebben de N.S. personeel, dat daarvoor in de treinen zorgt. Het zijn de mannen, die meestal niet aan de (spoor)weg timmeren: zij werken op tijden en plaatsen waarvan menigeen geen idee heeft. Kén van onze redacteu ren heeft eens in de „keuken" j van deze spoormannen geke- en gééft op deze pagina i bevindingen weer. AAAA^AAAAAAAA^AAAA^A^AAAAAAAAAAAAA^AA^AAAAAAA^^AAAAAAA^AAAAA^Aj^AAAA^AAAAAAAA^AAAAAAAAAAA/VAAAAAAAAAAA^AA^A^^^^AAAAAAAAAAAAAAAAA ZC zinnen". Als iemand dit „belegen" spreekwoord met enig recht van spreken aan de praktijk kan toetsen, dan is het wel de controleur aan het perronloket van een spoorwegstation. Tientallen malen per dag loodst deze man een stroom N.S.-klanten van een ruime hal uit door een eng gangetje om ze daar na over het perron te laten uitwaaieren. Honderden kaartjes merkt de controleur dagelijks met een klein knipje. Met dit ga rantiebewijs gewapend stapt de clientèle van de N.S. in de trein. Om zich te laten bedie nen van een eenheidsprodukt, dat in zijn kwaliteit het juis te midden zoekt tussen de wensen van kritisch ingestel de gebruikers. Het midden. Waar ligt dat onge veer? „Zoveel hoofden, zoveel zin nen", dacht de lokettist. Mis schien zou een enquête onder de manen, vrouwen en kinderen, die hem dagelijks passeren een flauw aftreksel opleveren van het oor deel, dat de reizigers klaar hebben over het spoor. Legio zijn de wen sen, de vragen en de kritische op merkingen. Nu en dan gevaarlijke klippen, die de N.S. met proberen, experimenteren en informeren tenslotte moet omzeilen. ké verwarming ih de treinen, aid. |3 ,:"j voorbeeld Trappelend staan de wach tende reizigers in deze tijd van het jaar op de perrons het mo ment af te wachten, waarop de gele schijnwerpers van de trein boven de gladde rails komen aan schuiven. Wanneer de deuren van de trein openspringen stroomt een behaaglijke warme lucht hen tegen, ,,'t Is lekker wam binnen.." De overgang koud-warm zijn de zojuist ingestapte reizigers snel vergeten. Al vlug komt dan het woordje „te" in het geding Iemand trekt zijn jas uit: hij vindt het té warm. Anderen vol gen zijn voorbeeld. Er wondt een raampje opengedraaidDan pas begint de discussie goed; over de bedompte temperatuur in de treincoupë, over de wind, die via het opgeliaalde faampjè naar bin nen giert en over het systeem, dat „toch eigenlijk niet volmaakt is". NETELIG We bobben dè. voorlichtings dienst van de spoorwegen om hun oprdoel-over dit soort op merkingen gevraagd. Ir. J. C. Jonker van de exploitatiedienst zei er dit over: „Zolang we on ze clientèle nog niet als stan daardmensen kunnen beschou wen, zal het wel een netelig probleem blijven. In het nieuwste spoormaterieel is de thermostaat van de ver warming in de winter op 22° C. afgesteld. Het luchtverwarmings- systeem, dat onder de rijtuigen zit, kent drie standen. In voor- en najaar wordt daarom de thermo staat afgesteld tussen V2 en Va- Het is natuurlijk altijd mogelijk om de verwarming in die jaarge tijden helemaal uit te draaien. Maar met die handgreep wordt dan tegelijk de ventilatie uitge schakeld: Overigens hebben de spoorwegen voor ieder, die in de trein graag de wind door zijn haren laat spe len, nog een pikante bijzonder heid. Draait men namelijk een coupé-raam op, dan slaat de kou de lucht daar doorheen op de thermostaat van het systeem en is de normale gang van zaken in het „verwarmingsfront" totaal verstoord. De apparatuur gaat op volle toeren draaien en in andere treingedeelten krijgt men soms plotseling te kampen met een „hittegolf". OCHTENDHUMEUR Maar er zijn -soms niet alleen be zwaren tegen- een te hoge tempe-- ratuur. Ook kou speelt de reizi gers in de treinen af en toe danig parten. Het is wel eens voorge komen, dat vroege forenzen in het hartje van de winter 's morgens in een ijskoude (eerste) trein stapten. Een beetje „doorgewin terd" belandden zij dan bijvoor beeld in Goes op het station. Vol van kritiek op de N.S., die met deze nalatigheid veie negatieve zijden van evenzovele ochtend humeuren had aangehoord. Hoe kan dat nu?, hebben we aan de spoorwegmannen in Utrecht gevraagd. „Alle treinstellen worden 's morgens een half uur voor aanvang van de eerste rit voorverwarmd", was hun onmiddellijke reactie. Het maakt uiteraard nog wel enig verschil hoe laat de trein de avond tevoren het eindstation Vlissingen is binnengelopen. Maar ijskoud men kon het zich moeilijk voorstellen. Een defect aan de installatie zou nog de enig mogelijke oorzaak kunnen zijn. Zb zoekt N.S. voortdurend naai de gulden middenweg tussen warm en koud, tussen veel en weinig ventilatie. Kortom, naai de manier waarop zij het haar reizigers zo comfortabel mogelijk kan maken. En op deze speur tocht kijkt men ook met meer dan gewone belangstelling uit naar de reiziger, die tenslotte het standaard-type van zijn treinen de „collega's" blijkt te zijn. ISSINGEN-AMSTERDAM-VLISSINGEN-AMSTERDA Per maand worden in de restauraties van de Nederlandse treinen een half miljoen kopjes koffie ingeschonken en leeggedronken. Daar zijn heel wat kannen en driehonderd buffetbediendes in de wandeling B.B.'s voor nodig. Treinreizigers drinken koffie. Veel koffie! En zij eten saucijzen broodjes. Dat weet de Compagnie Internationale des Wagon-Lits al langer dan vandaag. En Jaap van Hoften (41) uit Zouteiande kan er ook wel een woordje over zeggen. Enkele malen per dag komt hij over de rails in Amsterdam en weer in Vlissingen. Als hij dan het ruim tweehonderd kilometer lange „parcours" met keuken en al heeft afgelegd, heeft zijn voor raad een geduchte knauw gekregen. De kwaliteit. Sommige reizigers zetten daarbij een vraagteken. Maar bij Wagon-Lits in Amsterdam is de smaak, de aroma, de geur van de koffie zoals dat heet een onderwerp van voortdurende zorg. De buffetbediendes krijgen een gedegen opleiding. Eerst wor den zij na een strenge selectie „ingereden". Daarna is er voor het personeel een mooie promotielijn. In de rijdende restaurants kun nen ambitieuze jongemannen het van zilverpoetser brengen tot oberkelner op een internationaal traject. De aaiistellingseisen zijn ook niet gering: er zijn er, die de kokschool, anderen, die de hotel- vakschool hebben doorlopen. Onderweg hebben de restaurateurs hun handen vol: bediening, onderhoud, afwassen en dan nog het kokkerellen We zeiden het al: Wagon-Lits heeft haar personeel niet aan een touwtje. Toch worden de witgejaste restauratie-mannen en -jongens niet aan hun lot overgelaten. Daarvoor staat een groep reiscontro- leurs garant. Zij nemen steekproeven en helpen het verspreide personeel een handje in alle mogelijke grote en kleine problemen. Niet alle restaurateurs zitten op een vaste iijn. De meesten draaien mee in het vrij ingewikkelde omloopschema van het spoormaterieel. En dan komen er soms overnachtingsadressen aan te pas. De man nen van Wagon-Lits zijn dus Bereisde Roeien. Dank zij deze er varing weten zij wat een reiziger toekomt. De restaurateurs kennen hun pappenheimers Vaste klanten, gemakkelijke klanten, luidruchtige klanten, vriende lijke klanten en soms ook lastige klanten stappen zijn koffiekamer binnen, laten zich er een poosje verwennen en laten hen soms bij het volgende station weer in de steek. „B.B." Van Hoften regelt alles in zijn bescheiden restaurantje zelf. Zoals hij dat ook doet in zijn pensionbedrijf op Zouteiande. Drie honderd andere sporende keukenmeesters doen dat ook. Met hen is Van Hoffen in dienst van een internationale organisatie, die haar personeel dus niet aan een touwtje heeft. Kris-kras stuiven zij met de trein over de bijna eindeloze rails. Op deze manier een restaurant beheren heeft zo zijn typische kanten. Het komt maar zelden voor, dat de heer Van Hoften te onaken krijgt met „plakkers". De ietwat verdwaasde ontdekking op het volgende station heeft al verschillende reizigers abrupt tot andere gedachten ge bracht. Treinrestaura- teur is een gehaast vak. Zijn de klanten bediend, dan is de man met het witte jasje en het nummer op de re- ver daarvan er nog niet. In de keuken wacht de vaat! Als die achter de rug is, heeft zich inmiddels weer een klant gemeld, die voor de trein vaart mindert een halve uitsmijter naar binnen wil wer ken Zelfs in die weinige, verloren ogenblikken zitten Van Hoften en zijn „witkielen" niet stil. Zij pakken dan een tableau met van alles en nog wat er op en wandelen de trein door om de kwaliteit taao ttait D/tDmDiT van hun produkten de JAAP VAN HOFTEN overige reizigers aan koffie en broodjes te prijzen. ge tijd een aantal mechanische was machines: in Amsterdam, Leidschen- dam en Eindhoven. Het treinstel loopt eens in de vijf dagen met een snelheid van 3 km per uur door een samenstel van borstels, die de zij kanten met een overvloed van water in enkele minuten brandschoon af leveren. Op sommige stations-em placementen benadert men de sfeer, waarin de huisvrouw haar dagelijks werk doet door het inschakelen van krachtige stofzuigers. Op het personeelsprobleem maakt het eindstation Vlisingen een gunsti ge uitzondering. De poetsploeg be staat daar compleet uit zeven man, die bij toerbeurt een weekje nachtdienst „draaien". Het zijn de mannen, waaraan de argeloze reiziger voorbijloopt in zijn haast op weg naar huis. Zij AAL EN KIL ligt het station van Vlissingen te wachten op de laatste trein. De hal is to taal verlaten. In de glazen kooi van het kantoor zit een late lokettist te schrijven. Een ijzige wind giert over 't perron op dit late uur een onherbergzame tochtkoker. Als de gele koplichten van de trein in de verte door het duister priemen staan vier mannen zwijgend op. Zij zetten hun kragen op en stap pen door de deur van het schaftlokaal naar bui ten. Sissend blijft het treinstel, de „hondeneus" op enkele meters van het stootblok verwijderd, in zijn remmen hangen. De nachtelijke passa giers hebben nog geen minuut later allen het eenzame perron verlaten. Als zij dan huiverend en met slaap in de ogen een plaatsje in de groe ne bus voor het station hebben gevonden, is de trein al in handen van de poetsploeg gevallen. Als nachtuilen schieten zij op de trein af, waar in enkele ogenblikken tevoren dommelende reizigers Vlissingen bereikten. Misschien hebben maar weinigen van hen ge merkt, dat de N.S. onmiddellijk bij aankomst vier in overalls en dikke winterjassen gehulde mannen aan het werk zet om de restanten van een dagje treinen op te ruimen. Alleen een ver geetachtige passagier zal hen ontdekken Als hij nog even terugkomt op het perron om bijvoorbeeld zijn paraplu te zoeken, ziet hij mannen in de weer met bezems, stofzakken, dweilen, slangen en poetskatoen: de rijtuigen krijgen hun nachtelijke goede beurt. Dat komt alleen in Vlissingen voor. De Spoorwegen hebben ongeveer 500 van dze „rijtuigenpoetsers" in dienst. Zij komen in actie als de trein tot rust komt. tenminste als deze flink uitrust. Voor de mannen van de poets ploeg is dat bij een stationnement dan ongeveer 20 minuten het geval. „Zij proberen dan wat aan de trei nen te doen", heet het officieel in N.S.-kringen. Dat het in een zo korte tijd eigenlijk niet mogelijk is om alles tot in de puntjes op te knappen, is eigenlijk een overbodige vermel ding. Daarvoor zijn zij 's nachts in de weer. Op de eind- en kopstations zoals Als late reizigers in Vlissingen rond het middernachtelijk uur de trein op het kopstation de rug hebben toegekeerd komt de poetsploeg in actie. Eén van de eerste karweitjes is: vegen! in Vlissingen worden de binnen komende treinen dan flink onder handen genomen. Op het Zeeuwse eindstation zijn het er per nacht ge middeld vijf tot zes. Buit Als ras-verzamelaars trekken de mannen de treinstellen door. In iede re asbak is wel iets van hun gading, in een enkel bagagenet ligt soms een buitenkansje. Het is een heel bij zondere vorm van kleptomanie. Maar voor de juiste betekenis van dit woord hebbeii deze mannen juist iets te veel „bravour", zijn zij juist iets te nonchalant. Hun „buit" is dan ook een heel bij zondere: per treinstel twee zakken vuil en papier van 5 kilo. Maar bij deze jetwat bizarre verza melwoede van de nachtelijke poets ploeg blijft het niet. Hun werk be staat verder uit watervullen 400 liter per treinstel toiletten schoon maken, ramen zemen en ga zo maar door. Het zijn de kleine dingen in de treinen, die het de reiziger ook prettig moeten maken. Er wordt wel eens gemopperd op de spoorwegen. „De treinen zijn soms zo vuil. Die toiletten't Is er een smeerboel!" Dit soort kri tiek krijgt N.S. wel eens te horen. Wat daarop het weerwoord is? Mechanisatie! Ook van dit poets- werk. Spoorweg-ingenieurs zijn druk bezig met het uitdokteren van werkmethodeverbeteringen, die een prestatieverhoging als einddoel hebben. Maar het gaat niet snel genoeg met de mechani satie. Niet snel genoeg om een oplossing te kunnen zijn voor het personeelsprobleem op dit punt. Vacature is namelijk In deze tak van het bedrijf een stopwoord geworden. Alleen in Amsterdam zijn er op 90 „rijtuigpoetsersplaatsen" 22 vacatu res. Zij hebben er de „plaat gepoetst" De mannen van de N.S.-personeels- afdeling lopen de arbeidsbeurzen plat. De eisen zijn al iets omlaag ge gaan. Losse arbeiders worden in dienst genomen. Op vele plaatsen in het land worden wervingsavonden ge houden. Maar het levert allemaal weinig op. Mechanisch Daarom is nu een werkgroepje ge formeerd, dat zal proberen door ver betering van de apparatuur het aan tal arbeidskrachten tot een minimum te beperken. Zo gebruikt men al'eni- komen in actie als de trein tot rust komt. Maar wanneer deze zonder hun tussenkomst vanonder de stationsbekapping zou weg snellen, zou het achter de „honde- neuzen" wel eens een chaos kun nen worden. Daarom staat de poetsploeg bij N.S. hoog aange schreven Drie stationsemplacementen in Ne derland hebben automatische rij tuigenpoetsers. Met een slakken- gangetje 3 kilometer per uur rijden de treinen er tussen driftig roterende borstels door. Met een laag vuil van verschil lende dagen rijden, staan de groe ne en blauwe treinstellen er op hun wasbeurt te wachten. Is die eenmaal achter de rug, dat kunnen zij zich weer met een blinkende neus en brandschone zijkanten aan de reizigers pre senteren. Voor deze automatische rijtuigen poetsers heeft men een langge rekt emplacement nodig. Er moet vóór en achter het apparaat een flinke spoorlengte beschikbaar zijn. Wat deze voorwaarden betreft zou het emplacement van Vlissingen er voor in aanmerking komen. Alleen ligt dit kopstation aan het eind van de Zeeuwse lijn niet centraal genoeg om een rende rend gebruik te waarborgen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1961 | | pagina 3