®nder^
I BARON
BLUFF
Puzzel-rubriek
Het potlood Haast-je, rep-je
16
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
ZATERDAG 4 FEBRUARI 1961
Cijfertjecijfertjeliaast-je, rep-je". Het gele pot
lood Haast-je rep-je zuchtte. Kwam er dan nooit een
eind aan? Hield de cijfertjes-man bij wie het hoorde,
dan nooit op met cijferenHet leek haast wel van
niet. 's Morgens vroeg voor er nog iemand op straat
liep, zat hij al weer in zijn cijferboek te cijferen met
het potlood Haast-je rep-je in zijn hand. En diep in de
nacht, als alle andere mensen sliepen, dan zat de cijfer-
meneer nóg over zijn boek gebogen met het vlugge
potlood nog altijd in zijn hand. En als hij insliep, o ja,
niet in zijn bed hoor, maar gewoon op een bankje vlak
bij zijn schrijftafel, dan had hij dat potlood nóg in zijn
hand en in zijn dromen cijferde hij verder en bewoog
het gele potlood nog steeds op en neer.
„Is dat nou een leven?",
I vroeg Haast-je rep-je aan
het papier en de hoeken in
i de kamer (iets anders dan
i papier en cijferboeken was
daar niet te vinden); „dag
en nacht denkt die man al
leen maar aan zijn cijfer-
tjes. Ik denk dat je als je
i in zijn hoofd kon kijken,
alleen maar cijfertjes zou
vinden. Praten doet hij niet
eens meer. Alleen maar cij-
fers zetten en rekenen:
Hoeveel? Hoeveel?"
De dingen in de kamer zei
den niets terug, want ze
waren precies als de me
neer: stoffig en saai en ze
dachten óók in cijfers.
Maar het gele potlood
Haast-je rep-je, dat heel
lang geleden een stukje van
een grote wilde oerwoud
boom was geweest, kon niet
aan cijfers denken. Het
wilde ook wel eens iets an
ders en toen do meneer
weer aan een nieuw blad
vol cijfers begon. Knap, zei
het zwarte puntje en de
meneer moest wel ophou
den. Woedend greep hij
naar de puntenslijper die
altijd vlak bij de hand lag.
Maar van dat ogenblik
maakte het potlood ge
bruik. Toen de cijfermeneer
het los liet om de punten
slijper te pakken, zette het
zich af tegen het cijferboek
en liet zich op de grond rol
len langs de schrijftafel,
waarvan het blad een beet-
je helde, omdat de meneer
er altijd zo zwaar met zijn
i armen op leunde. Het rolde
i weg onder de schrijftafel
en kwam in een kier van de
plint bij het raam terecht,
i ..Hihi", lachte Haast-je rep-
je, „en nou maar zoeken,
cijfer-meneer. Hier vind je
me nooit."
i En daar had het gelijk in;
I de cijfer-meneer die op
i handen en voeten naar zijn
i potlood zocht, vond het
i niet, want het lag daar veel
te goed verscholen in die
kier.
Het potlood rolde heen en
weer van plezier toen het
hoorde hoe woedend de me-
neer was, die nu midden in
i de nacht op zoek moest
I naar een nieuw potlood.
Maar midden in zijn lach-
I bui hield het potlood opeens
I op, want het voelde 'n paar
i scherpe tandjes in zijn gele
I rug. „Au!", riep het, „wie
i doet dat?"
j „Ik", zei een stem en vlak
1 naast zich ontdekte het pot-
I lood een alleraardigst grijs
diertje, dat hem plagerig in
zijn rug beet. „Jij bent het
I potlood Haast-je rep-je", zei
I de muis, „ja, daar kijk je
i van op, hé, dat ik dat weet.
Maar ik zit soms urenlang
j naar jou en die cijfer-me-
neer te kijken. Tsjonge, zeg,
j wat zul jij moe zijn van al
dat gecijfer."
„Zeg dat wel", zuchtte het
potlood, „daarom ben ik er
ook vandoor gegaan. Maar
vertel eerst eens wie jij
bent."
„Ik ben Muze!, de muis",
zei het grijze dier, „kan ik
iets voor je doen?"
.Graag", zei Haast-je rep-
je, „weet je misschien werk
voor me? Ik ben heus niet
te lui om te schrijven, zie
je. Daar ben ik nu eenmaal
sen potlood voor. Maar al-
Ei jd die cijfers, dat hield ik
liet meer uit. Weet je
iets?"
De muis Muzel schudde zijn
grijze kopje. „Niet zo di-
rekt", zei hij, „maar de we
reld is groter dan deze ka
mer en je bent een mooi
sterk potlood. Ga er op
uit!"
„Hoe doe ik dat?", vroeg
Haast-je rep-je.
Muzel dacht na. Toen knik
te hij. „Ik weet iets. Voor
een muis zou het heel ge
vaarlijk zijn wat ik je nu
aanraad", zei hij, „maar
voor jou niet. Straks komt
hier de kater Boezel. Je
laat je gewoon voor zijn po
ten rollen en ik wil wedden
dat hij je meeneemt naar
de rest van de wereld."
„Wie is de kater Boezel?",
vroag Haast-je rep-je.
Muzel maakte grote ogen.
„Weet je dat niet?", vroeg
hij stomverbaasd. „Boezel
is bijna de hele dag in de
kamer. Hij loert op mij, zie
je."
„O", zei het potlood, „je
moet-me maar niet kwalijk
nemen, maar ik heb nooit
tijd om in de kamer te kij
ken. Ik moet altijd maar
cijferen, zoals je weet."
„Let maar op", zei Muzel,
„als er een afschuwelijk
dier met snorren binnen
komt is het Boezel. En doe
dan wat ik je gezegd heb."
Opeens spitste hij zijn oor
tjes, draaide zich om en
rende weg. „Daar komt ie",
piepte hij nog voor liij in
een holletje verdween.
Nou, zo afschuwelijk als
Muzel gezegd had was de
kater Boezel niet eens,
vond Haast-je Rep-je. Hij
moest eigenlijk wel om hem
lachen. Hij kietelde 't pot
lood in zijn gele rug, rolde
het heen en weer door de
kamer, nam het in zijn bek
en rende er mee weg; eerst
een gang door, een {tap op,
nog een trap, roetsj naar 'n
openstaand raam en toen
de dakgoot In.
„Alsjeblieft", zei Haast-je
rep-je, „wat is de rest van
de wereld verschrikkelijk
groot en wat ben ik blij dat
ik Muzel en Boezel heb ont
moet. Met één slag is mijn
hele leven veranderd en ik
voel dat er werk voor me
aan de winkel is!"
Nou, daar leek het toch niet
erg veel op, want Boezel
zag in de verte een vriend,
waar hij vlug achter aan
wilde en omdat hij zonder
Eotlood tussen zijn tanden
eter kon rennen dan mét
potlood, liet hij Haast-
je rep-je in de goot vallen.
„Brrrr", zei Haast-je rep-
je, die oude bladeren en
modder op zijn rug voelde,
,veel te schrijven valt hier
OnggMW
Er rijdt een wagen door de lucht,
een zwarte wolkenwagen.
Wat heeft die wagen wel aan boord?
Dat hoef je niet te vragen.
Een zwerm sneeuwwitte kindertjes
hangt dol over de rand.
Eén springt eraf, nog één, nog één,
Ze dwarrelen naar het land.
En als de anderen dat zien
komen ze allemaal,
ze zoeken plaatsjes op het dak,
op een lantarenpaal,
hoog in de takken van een boom,
óp een meneer z'n hoed,
tussen de oren van een paard,
op Fik, de hond z'n snoet.
Op 't laatst is er geen plekje meer',
waar niet zo'n sneeuwkïnd zit.
De stad is duizend keer zo mooi
met al dat blinkend wit.
niet. Maar ik wacht wel af.
In ieder geval kan ik nu
uitrusten."
Een nacht en een halve dag
rustte hij uit en hoopte dat
Boezel zou terugkomen en
hem ergens zou brengen
waar werk voor hem was.
Maar Boezel was het gele
potlood helemaal vergeten;
hij had zoveel dingetjes om
mee te spelen.
En tóch zag iemand hem.
Dat was de tekenaar, die op
de zolder van de cijferme
neer woonde. Drie hele da
gen en nachten was hij aan
het tekenen geweest. „Ik
wil iets maken", had hij te
gen zichzelf gezegd, „waar
door ik die sombere zolder
van dit donkere huis ver
geet en die kille meneer er
bij."
Hele stapels papier had hij
volgetekend en weer weg
gesmeten, een heel potlood
had hij versleten tot op het
laatste stompje. Maar niets,
niets, deed hem het sombere
huis en de kille meneer be
neden vergeten. Nu was
zijn potlood op en hij had
nog maar één vel papier.
Hij gooide zijn raam open
en keek naar de blauwe
Mies Bouhuys.
lucht en de wolken. „Mis
schien vergeet ik zó dat
huis", dacht hij. Maar je
kon niet naar de blauwe
lucht kijken zonder ook
de zwarte daken en de
grauwe schoorstenen en
natte dakgoten te zien en
erg veel vrolijker werd hij
er dus niet van. En toen
opeens zag hij Haast-je
rep-je, het potlood. Hij stak
zijn arm naar buiten, pakte
het potlood en bekeek het.
Twee minuten later sleep
hij er een prachtig scherp
puntje aan. Hij praatte
zachtjes tegen Haast-je
rep-je. „Zo, potlood, dat
zo maar uit de lucht is ge
vallen, we zullen eens zien
of jij me meer geluk
brengt!"
„Haast-je rep-je, helemaal
trots met zijn nieuwe scher
pe punt, spande ach in, zo
als nooit tevoren. Het dacht
aan de grote boom in het
oerwoud, waar het eens een
stukje van was geweest,
aan de grote rode bloemen
die onder die boom hadden
gestaan en aan de wilde
paarden, die met hun ma
nen langs de stam van die
boom waren gegaan. En 't
leek wel of de tekenaar de
gedachten van Haast-je
rep-je in zijn vingers voelen
kon, want op het laatste
vel papier tekende hij waai
ende manen en een waaien
de staart en toen ook be
nen van een groot wild
paard dat dwars door alles
heen zijn weg zoekt. Het
werd zó prachtig dat de te
kenaar en Haast-je rep-je
er zelf stil van werden en
alles om zich heen verga
ten. De tekenaar zag het
oerwoud van Haast-je rep-
je, de bloemen en het groen
en de vogels. Opeens had
hij wel duizend tekeningen
in zijn hoofd die hem alle
maal het huis van de kille
meneer zouden doen verge
ten.
„Papier! Ik moet papier!",
riep de tekenaar, „waar
haal ik papier vandaan?"
„Beneden", fluisterde
Haast-je rep-je, „beneden
is papier genoeg!"
De tekenaar begreep hem
ook nu weer; met de teke
ning van het paard, dat
hij geen minuut uit het oog i
wilde verliezen in zijn ene
en met zijn vriend, 't pot-
lood, in zijn andere hand, 1
holde hij de trappen af.
Zonder kloppen stormde hij I
binnen in de kamer van de
cijfer-meneer. „Papier",
hijgde hij, „ik moet pa- e
pier!"
„Wat moet dat!", riep de
cijfermeneer woedend, „hoe j
durft U me zo maar te sto- e
ren in mijn werk! En dan i
nog om papier vragen
ook!" I
Met zijn nieuwe cijfer-pot- e
lood wees hij dreigend naar
de deur, maar opeens zakte
zijn potlood. Hij zag het j
wilde paard en het leek of
hij net als de tekenaar zo
maar op de rug van dat j
paard wegdraaide uit zijn
cijferkamer. „Wat is dat j
mooi", zei hij, „ik wist niet I
dat U zo mooi tekenen j
kon."
„Ik ook niet", zei de teke- j
naar en opeens stak hij de j
meneer zijn tekening toe.
„Hier", zei hij, „het paard i
is voor U. Ik kan nog zo I
veel meer tekenen, dit is
voor U. Misschien vergeet i
U dan uw cijfers eens een j
keertje", zei hij nog vlug, j
voor hij met zijn armen vol i
papier de kamer uitging.
Niet een keertje, maar heel j
wat keren per dag, laat nu
de meneer zijn cijferpotlood j
zakken en kijkt naar het i
paard, dat boven zijn j
schrijftafel hangt. En je
hebt geen idee, waar die
stoffige meneer dan alle
maal niet heendraaft, ter
wijl hij toch rustig boven
zijn cijferboeken blijft zit
ten. De muis Muzel en de
kater Boezel weten er na
tuurlijk wel iets van, maar
die zeggen niets. Die laten
hem draven. Alleen het pot
lood Haast-je rep-je, die
kijkt vaak nieuwsgierig
over de rand van het borst
zakje van de tekenaar,
wanneer ze samen uitgaan
en even stilstaan voor het
raam van de cijfer-meneer.
En laatst op een keer, toen
de meneer weer helemaal
verdiept zat in zijn cijfers,
nam de tekenaar zijn pot
lood en tikte er mee tegen
de ruit. En kijk toch eens,
die stoffige meneer veran
derde meteen. Hij lachte en
stak zijn hand op. „Gaat
het goed?", riep hij.
„Best", knikten de teke
naar en het potlood Haast-
je rep-je.
„Met ons ook", zei de me
neer en met zijn cijfer-vin-
ger streelde hij over de
manen van het wilde paard
boven zijn schrijftafel.
„Zie je", zei Haast-je rep-
je tegen de dingen in de ka
mer, die hij zo goed kende,
„je moet af en toe eens ver
anderen. Dat is goed voor
iedereen
„Een wijs ding, dat pot
lood", zei Boezel, de kater
tegen zichzelf.
„Zegt U dat wel", knikte
Muzel, de muis, diep in zijn
holletje.
Mies Bouhuys.
IllllltllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllM
526. Op deze wereldbol zul je niet erg i meester aanwijst, maak de vakjes
wijs kunnen worden denk ik. Toen waar een punt in staat zwart. Welk
kun je te weten komen welk land de l land komt er te voorschijn
•(puapoi ua) pueia8ua qdo j§
llllilllllllllill
104. De stilte in de fabriek was
bepaald beklemmend; het deed de
directeur het ergste vrezen.
„Ach, had ik maar nooit die prut
ser bij de machines gelaten",
dacht hij, terwijl hij aarzelend de
deur van de machinehal opende.
Wat hij daar zag, scheen zijn
ergste vermoedens ta bevestigen.
Vol ontzetting staarde hij naar de
twee roerloze gestalten, die tus
sen de rommel lagen. Reeds wil
de hij zich terug trekken om een
ziekenhuis te bellen, toen hij
achterin de hal de baron zag, die
fluitend iets onder de kraan hield.
„Wat is er gebeurd?!" vroeg de
heer Sabbelhap geschrokken.
„Ze slapen en dat Is hen gegund,
want zij hebben mij nijver gehol
pen bij het zoeken van de drip-
loze drups."
„Hoe staat het daarmee?!" infor
meerde de directeur.
„Volledig succes," antwoordde de
baron eenvoudig. „Ziehier 't re
sultaat van een nacht noest wer
ken!"
En hij hield het voorwerp om
hoog, dat hij juist onder de kraan
had gehouden.
„Zo onder de kraan vandaan en
toch driploos. Het kleeft niet,
versmelt niet, kortom: dé drip-
loze drup is gevonden!"
5 februari
Vlissingen
Terneuzen
Hansweert
Zierikzee
Wemeldinge
6 februari
Vlissingen
Terneuzen
Hansweert
Zierikzee
Wemeldinge
HOOG
uur meter
nap
4.35 1.99
5.03 2.15
5.37 2.28
6.02 1.33
6.32 1.61
5.11 1.89
5.40 2.06
6.10 2.19
6.35 1.27
7.05 1.55
EN LAAG
uur meter
nap
16.59 2.10
17.25 2.26
18.05 2.43
18.29 1.54
18.53 1.82
17.33 1.98
18.00 2.15
18.37 2.32
19.03 1.46
19.25 1.73
WATER
uur meter
nap
11.09 2.14
11.36 2.30
12.10 2.44
11.44 1.68
12.03 1.94
11.45 2.07
12.11 2.24
0.08 2.09
12.22 1.64
0.12 1.58
uur meter
nap
23.07 1.79
23.34 1.95
23.51 1.36
23.45 1.75
12.44 2.37
12.39 1.89
Horizontaal: 1. petroleummaatschap-
pij, afk.; 3. soort sleutel; 7. eenh. v.
krachtmeting, afk.; 9. opnieuw, te
rug; 11. tropische vrucht; 14. vogel-
pluim; 16. romp, bovenlijf; 18. de
-spelen: middeleeuwse toneelspelen;
20. rivier in Siam (Thailand); 22. ge
meente in Noord-Brabant; 24. droog;
25. bijbelboek (O.-Test.); 28. gemeen
te op de Veluwe; 29. hoge akker; 31.
kerkelijk zangstuk; 33. gij; 34. ja
pon; 36. slijtplek in textiel; 39. ver
hevenheid, heuvel; 40. misnoegdheid,
bedwongen spijt; 42. verbond, veren;
44. chef der kelners; 46. ad vocem
(bij het woord), afk.; 48. niet droge;
51. vrouwelijk (afk. in advert.); 52.
op.de manier van; 54. vorm die van
de gewone afwijkt; 56. soort onder-
Advertentie)
Ver koudheidsbacillen
zijn als de dood voor
Dit
protektie tegen
Toegenomen produklie
levensverzekeringbedrijf
De verzekeringskamer kan in haar
verslag over 1959 wat betreft het be
drijf van de binnenlandse levensver
zekeringmaatschappijen wederom
wijzen op een toegenomen produktie.
Deze bedroeg 5,1 mld (1958: 4,6
mld) en de netto-vooruitgang 3.1
mld 2,8 mld), waardoor het ver
zekerde bedrag van 32,2 mld toe
nam tot 35,8 mld per einde 1959,
Het verval nam wederom toe.
De premiereserve eigen rekening be
droeg eind 1959 in totaal 7,4 mld
6,8 mld). In het geheel genomen
laten de reserveringsgrondslagen een
ruime marge. Alleen de sterftegrond-
slagen voor de verzekeringen bij le
ven vragen hier en daar, mede met
het oog op de nog steeds voort
schrijdende verlenging van de ge
middelde levensduur, enige verbete
ring. De in 1959 extra aan de pre
miereserve toegevoegde bedragen, in
totaal 20,4 min 20,2 min), hou
den hoofdzaklijk verband met omre
kening van de premiereserve voor
verzekeringen bij leven naar een be
tere sterftegrondslag.
wijs, afk.; 57. omlijsting: 59 tak van
een andere boom; 60. kleinste deel
tje v. e. element; 62. een ogenblik;
64. verbinding van 2 stukken goed;
65. spuwen (Zuidnederl.)67. plant
m. specerijachtig zaad; 68. ten laat
ste, afk.; 69. voetspoor; 70. element
Thulium, afk.
Verticaal: 1. knaagdier; 2. veenach
tige grond; 3. vod; 4. voorzetsel; 5.
laag tij; 6. knaagdier; 7. deel; 8. afge
sloten stand (India); 10. lange smal
le strook; 12. 12-14 uur 's middags;
13. klein broodje; 15. Engels steun
punt in Midd. Zee; 17. gemeente in
Friesland; 19. boeket, woud; 20. zie
20 horizontaal; 21. oom (spreekt.);
23. Europ. Defensie Gem., afk.; 26.
Tsjechisch componist; 27. nagras,
tweede gewas; 30. nimmer; 32. in 't
water lévend knaagdier; 34. opgerold
iets; 35. bij geen gehoor (afk. in ad
vert.); 37. stremsel; 38. alvorens;
41. rechthoekig; 43. burcht in Fries
land; 45. slurf; loop van een geweer;
47. dessert; 49. vlaktemaat; 50. ge
heel de Uwe (Fr. afk.) 51. hinderlijk
springertje!; 53. leerling, ingewijde;
54. gierigaard; 55. bederfwerende
bruine verfstof; 56. grondvlak, aar
de; 58. evenwel; 61. fijn beleid; 63.
bedrog (Bargoens); 64. keurig; 66.
nummer, afk.; 67. Veren Naties, afk.
Alle inzendingen moeten uiterlijk
woensdagavond in het bezit zijn van
de Prov. Zeeuwse Courant, Walstraat
5S te Vlissingen onder vermelding
van het woord Puzzelrubriek in lin
kerbovenhoek van envelop of brief
kaart.
Prijswinnaar werden deze week
mevrouw N. van Soelen-Louwerse,
Kromwegesingel 21 te Oost-Souburg
5,mevrouw B. Merison-Dinge-
manse, Schalklaan 31 te Kloetinge
2,50, de heer C. A. van Oorschot,
Pres. Rooseveltlaan 98 te Vlissingen
2,50, mevrouw A. W. de Korte-Wal-
hout, Capelweg 10 te Renesse 2,50
en mevrouw T. W. Blaakman-van
Luijk, Boulevard 52 te Breskens
2,50.
De oplossing luidt: