Jan Boon-Robinson-Mahieu of: metamorfose van een s j jchrij ver Julia de Qrtwfien Voordragen Tennessee Williams: ernstig blijspel Landschapschilderkunst Gents in museum Begin-kapitaal voor het Eduard van Beinumhuis Rc W' EATERDAG 28 JANUARI 1961 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 18 Twee nieuwe verhalen in Tjoek Een kind van twee culturen met een grote vitaliteit Toen we enkele jaren geleden (om precies te zijn: 5 februari 1955) met enthousiasme de „Piekerans van een Straatslij per" van Tjalie Robinson op deze plaats onder de loep. namen, schreven we o.m. dat de schrijver van die uitstekende journa listieke schetsen wel tevreden zou moeten zijn met een beschei den plaats in de handboeken der Nederlandse letteren, ergens aan de zijde van andere „groten in het klein" als Carmiggelt en Annie Schmidt, omdat piekerans, kronkels en impressies, ge legd op de weegschaal van de Literatuur met een L spoedig te licht bevonden worden. We konden toen niet vermoeden dat Tjalie Robinson zich een andere pen zou gaan snijden waarmee hij Vincent Maliieu tekent, en waarmee hij verhalen schrijft die van jaar tot jaar beter worden en die nu zo zoetjesaan gaan behoren tot het beste wat er in ons land aan novellen geschreven wordt. Eerst verscheen „Tjies", waar van in twee jaar vier drukken nodig waren en dat op de nomi natie heeft gestaan voor de Van der Hoogtprijs, maar deze helaas niet kreeg, wat we per soonlijk jammer gevonden heb ben. Nu verscheen „Tjoek", nog beter, dieper, rijker, en kan die prijs dus nóg komen, verdien der nog. Vincent Mahieu (hij heet eigenlijk Jan Boon, Nederlandser kan het niet; hij is een Indische jongen en werd in 1911 geboren en is o.a. ook de on gelooflijk actieve redacteur van het interessante blad „Tong-tong", wel bekend in Indische kringen) is dus een echte laatbloeier, en als men zijn werk leest krijgt men de indruk, dat deze intens levende man het eigenlijk altijd veel te druk heeft gehad om puur literatuur te schrijven. Zelfs nu nog is zijn stijl zelfs in zijn beste verhalen niet erg verzorgd. Hij is een man van de daad, een vechter, een „praktisch idealist", een strijder, een fel journalist, kortom het abso lute tegendeel van wat „men" zich veelal van een schrijver voorstelt sinds de ivoren torens in de mode lijks over en dan noemde je het „branie"- Wie dus in die tijd roe keloos genoemd werd, was volgens de maatstaven van onze makke tijd krankzinnig. En als je dan nog Duivel werd genoemd, waar was dan het eind van je vermo gens?" Vandaar de „haat voor de weke, brijige eeuwig mooi klet sende mensen van de veilige stad. Met hun gezeur over humaniteit, dierenliefde, moraal". De citaten spreken voor zichzelf, het is niet nodig hieraan toe te voegen dat Vincent Mahieu een zeer posi tieve levensinstelling heeft, wat bij een dergelijke vitaliteit overigens maar gelukkig is. Tjoek" nu. de nieuwe bundel, be- vat twee verhalen, „De In dringster" en „Tjoek" (de ti_ telgever is inderdaad het belang rijkste, niet alleen qua lengte, ruim 50 pagina's) die een groot schrij ver verraden. In het eerste ont moeten in een niemandsland (een verboden haven in spergebied) een nachtelijke visser en een vrouw van LeUcrkondigc kroniek door HANS WARREN kwamen. Deze sterke, mannelijke kant van zijn karakter, geeft zijn werk een timbre mee dat men helaas zelden hoort. Hij is als het ware een intellectueel en een cultuurmens te gen wil en dank, hij weet maar al te goed wat onze leuzen over cultuur en beschaving, het fameuze schild met de dooddoener „menselijke waardig heid" erop, waard zijn. De mens moet altijd vechten, en daar waar het gevaar het grootst is. is het leven het inte ressantst. Vandaar zijn begrip voor de mentaliteit van de bokser in de ring: „Zestig jaren leven in zes ron den van twee punten! Met elke hon derdste seconde de inzet van de hele persoon, met de risico van vermin king en dood, maar met moed, moed moed. Ah, een normaal verstandig mensenleven leef je maar één keer, maar een bokser leeft duizend keer!" Vandaar dat de „ik" uit dit boksver- haal (Little Nono) tot zichzelf zegt: „Peng jongen, je bent een oude man. Je bent net zo'n mooiprater als de rest. Met een body als een oud, rot biervat. Je wordt goddank be schermd door een mooi kletsbescha- vinkje, dat slaan veroordeelt en de gladste tong beschermt, omdat er geen werkelijke fut meer in zit. Als ooit puntje bij paaltje komt en niet de tong maar daden wat moeten doen, ben je er geweest". En lijkt het niet of men de schrijver zichzelf als jongen ten tonele ziet voeren in één van de vier zwarte duivels uit „Ar eola": „De Vier Zwarte Duivels waren gewoon: roekeloze jongens. Ze hadden nochtans allen een goed hart, waren hulpvaardig en groot moedig en deden nooit kwade of gemene dingen. Ze waren al leen roekeloos. Ze leefden in een tijd dat roekeloosheid een vrij normale algemene geestesgesteld heid was. Je praatte er nauwe- Ter gelegenheid van het 15-jarig be staan van het Belgisch Nederlands Cultureel Accoord zal van 11 februa ri tot en niet 26 maart in het Mu seum voor Schone Kunsten te Gent een tentoonstelling worden gehouden, gewijd aa.i de Nederlandse Land schapschilderkunst uit de tweede helft van de zestiende en het eerste kwart van de zeventiende eeuw. Deze expositie zal dus de periode be strijken. waarin het landschap zo wel in Vlaanderen als in Holland geheel zelfstandig werd en waarin zich een wederzijdse beïnvloeding van Vlaamse en Hollandse schilder kunst voltrok. Er zullen een hon derdtal landschappen te bewonderen zijn, van Breughel tot Rubens, uitge leend door de voornaamste musea van Europa, waaronder het Louvre, het. Rijksmuseum van Amsterdam en de musea van Kopenhagen. Wenen, Den Haag, Rotterdam. Utrecht, Han nover en Braunschweig. de straat elkaar, een contact dat nergens toe leidt al schampen er enkele vonken gevoel af. Hier weet de schrijver het onzeg bare te evoceren door het alledaag se op te roepen. In het tweede leven twee Indische kinderen, het meisje Tjoek en de jongen Man eveneens in een niemandsland (op een uitge strekt Chinees kerkhof, grenzend aan moerassen) waar zich hun tra gedie voltrekt. Dit waarlijk magnifieke verhaal (het breekt helaas iets te abrupt af) sluit qua sfeer en geluid aan bij het beste wat de moderne Ame rikaanse beatnik-literatuur oplevert; het heeft dezelfde vitaliteit, zwarte eerlijkheid, het is even los van con venties en even reëel in zijn irreali teit. Het zal wel precies te verklaren zijn waarom zovele verhalen van Vincent Mahieu zich in een derge lijk niemandsland afspelen en han delen over gevechten, doodsgevaar, chaos en sterven („Little Nono", de bokserswereld, „Areola", een typi sche Indische vechtpartij, „De Muur", „Madjoe", „De piroes oerat mas"). De geboortedautm van de schrijver, het feit dat hij een kind is van twee culturen, in balling schap leeft en alle vormen van ar moe en ellende gekend en gezien heeft, ze zeggen genoeg. Doch uit het eitje Jan Boon en de rups Tjalie Robinson is de vlinder Vincent Mahieu gekomen. En daar deze „vlinder" (we hebben het beeld uit „Tjies", anders zouden we niet durven) de weerbaarheid van de oude Atjehklant Da Cunha uit „Areola" lijkt te hebben, mogen we gerust nog alles verwachten. Vincent Mahieu: Tjoek H. P. Leopold, Den Haag. Illlllllllllll llilllllllllllllllllllllliilll H In Dulwich. Zuidoost-LondenIj staat. hei beeldhouwwerk „moeder en kind", een creatie M van de kunstenares Patricia Rowland. Vele moeders blijven eh even met hun kinderen bij het beeld staan om te aanschou- wen hoe de kunstenaar /ten n ziet (Van een speciale verslaggever) Mijn lievelingsschrijver is Emest Claes. Ik draag graag van hem voor omdat hij zo echt is, zo gemoedelijk, zo eenvoudig. Ik weet wel, dat Felix Timmermans over het algemeen hóger wordt aangeslagen, maar die gebruikt zo veel mooie woorden...." Dit vertelt Julia de Gruyter, die al vele jaren met haar „sappige Vlaams" voor het voetlicht treedt. Ze heeft een zeer lange en respectabele toneelcarrière achter de rug en reist nog hoewel ze de zeven kruisjes toch al gepasseerd is kriskras door ons land om op allerlei podia als ambassadrice van de Vlaamse literatuur op te treden. Er zijn maar weinig Nederlanders, die haar nooit gehoord hebben ook al, omdat ze talloze malen voor radio en t.v. optrad. Een merkwaardige vrouw deze Julia de Gruyter. Ze is op en top en top artieste gebleven. In haar levenshouding, in haar zelfspot en ook in het gemak, waarmede ze haar dagelijks huishou dentje heel alleen op een bovenwoning aan een der Amsterdamse grachten bereddert. Ambassadrice voor het Vlaams Het uitbreken van de oorlog bracht veel Belgische vluch telingen naar ons land; onder hen bevonden zich met Magda Janssens en John Gobau ook net echtpaar De Gruyter. „Waarom ik vluchtte? Wel, heel eenvoudig... ik was bang, mijn man te verliezen. Ik was pas zes maanden getrouwd en het bombar dement stond voor de deur". Julia de Gruyter karakteriseert zichzelf in het verdere verloop van het gesprek als een „doodgewone toneelspeelster, die overal gewerkt heeft". „Ik was bij Verkade, Verbeek en Saalborn. Én vele jaren werkten we samen bij de grote Royaards. Dat was een genot*'. In '14 speelden alle gevluchte Bel- fische tonelisten in het oude Flora- heater aan de Amstelstraat het Vlaamse stuk „Fientje Beule- mans". Royaards kwam persoon lijk kijken: voornamelijk met het doel nieuwe krachten voor zijn ge zelschap aan de trekken. „Ik heb in mijn leven heel mooie rollen mogen spelen". Ze haalt een foto (Van een onzer redacteuren) De oprichting van een internatio naal toonkunstenaarscentrum, dat de naam zal dragen van de in 1959 overleden dirigent Eduard van Beinum, is de doelstelling van een stichting die werd opgericht op 16 november van het vorig jaar. De ziel van deze nieuwe stichting, die zich ten doel stelt om inter nationale contacten tussen toon- 'kunstenaars tot stand te brengen, is de harpiste mevrouw Phia Berg hout, die iets meer dan 25 jaar aan het Concertgebouworkest is verbonden en die dit orkest per 1 september gaat verlaten, om zich geheel aan dit idealistische doel te wijden. Van een particulier is thans een groot bedrag ontvangen als beginkapi taal, terwijl instituten als het An jerfonds en het Prins Bernhard- ronds hun daadwerkelijke mede werking hebben toegezegd. Het in 1956 gestichte Ea. van Bei- numfonds zal, indien enigzins mo gelijk, ten gunste van de nieuwe stichting komen. Het programma is er op gebaseerd, dat in deze meer en meer gemecha niseerde tijd de uitvoerende kun stenaar nauwelijks de rust en de concentratie kan vinden, die voor zijn taak vereist zijn. Boven dien wordt allerwege het gemis gevoeld aan een intensief contact, iets dat vooral geldt ten aanzien van de jongeren. In die noden wil het Ed. van Beinum-huis voorzien. Het wil een plaats van rust en concentratie zijn voor musici, die zich voorbereiden op concerten of een concours en het wil de moge lijkheid scheppen voor gedachten- wisseling, cursussen en audities. La het kader van deze plannen-werden nu reeds twee zomercursussen aangekondigd. Van 8 tot 15 juli zal in het Woodbrookershuis in Bentveld bij Haarlem een interna tionale harpweek worden gehou den onder leiding van Maria Kor- shinska en Phia Berghout. In de week daarop wordt, eveneens in Bentveld, een internationale stu dieweek voor jonge pianisten ge houden. Eduardo del Pueyo zal daar een cursus leiden over Spaan se pianomuziek. Hans Henkemans zal de interpretatie van Mozart's pianomuziek behandelen. Waar het Ed. van Beinum-huis ten slotte zal komen is nog niet be kend. Wel wordt gedacht aan een landgoed in een rustige omgeving en toch niet te ver van de grote steden. Plotselinge breuk met „traditioneel' genre (Van een medewerker) Tennessee Williams heeft zich door zijn donker gekleurde psychologi sche toneelstukken een aparte plaats onder 's werelds grote dramaturgen veroverd. Het heeft daarom opzien ge baard in de toneelwereld, dat hij nu een stuk geschreven heeft, waarin geweld dadigheid, pessimisme en vernietiging niet voorkomen. Deze plotselinge breuk met een genre, waarmee hij lange jaren vereenzelvigd werd heeft de pennen in beweging gebracht. Veel is geschreven over deze „nieuwe" Tennessee Williams en de mensen stromen toe om nu eens te weten te komen, wat de schrijver in dit „ernstig blijspel" te zeggen heeft. De schrijver zelf heeft zijn „Period of Adjustment" deze ondertitel gegeven. Deze titel is op twee wijzen symbolisch: niet alleen ademt ze een zeker gepast optimisme (het is immers een „Tijd van Aanpassing"), maar het' geeft ook de aanpassing weer, die de schrijver thans zelf ondergaat. Want. ter wijl hij zijn ogen heeft gesloten voor wat hij als beestachtigheid in het leven beschouwt, mag niet uit het oog worden verloren dat de oude bekende Tennessee Williams nog telkens in het spel opduikt. En juist dit mengsel van oud en nieuw maakt het stuk een boeiende proefneming. Ofschoon iedereen het heeft over de „nieu we" Williams, werd zijn „Period of Adjust ment" eigenlijk al twee winters geleden voor het eerst in Florida opgevoerd. Maar het stuk is sindsdien flink omgewerkt en het moet gezegd worden het heeft er sun kracht en scherpte door gewonnen. Het stuk is evenwel eigenlijk weinig meer dan een korte episode, waarin een pas getrouwd paartje op bezoek komt bij getrouwde vrien den en daar confidenties uitwisselt over de teleurstellingen in het huwelijk ondervonden. De schrijver heeft zich zo gelukkig weten uit te drukken, dat men daarbij de zwakke basis, waarop het geheel zich afspeelt, vrijwel niet opmerkt. „Sen vriendelijker sfeer mef rustiger elementen eeds bij het opgaan van het doek bespeurt men waartoe slechts een groot drama turg in staat is. De toeschouwers zien een eenzame man, die op kerstavond haar de tele visie kijkt, ze horen de zalvende stem van iemand, die een vers over Moeder de Gans op zegt en men beseft, ontnuchterd, dat het een commerciële uitzending is. Zulke steken op de huidige samenleving zijn overal in het stuk te vinden, maar de meeste uitvallen zijn natuur lijk bestemd voor de drie hoofdpersonen: Ralph Bates, die zo juist door zijn vrouw Do rothea in de steek is gelaten, Bates' oorlogs kameraad George Haverstick en diens bruid Isabel, een leerling-verpleegster, die hij in het ziekenhuis had leren kennen. Isabel, die door haar man zonder complimen ten op de drempel van Bates' woning aan haar lot was overgelaten, stort haar hart bij Ralph uit en vertelt hem van haar ongelukkige erva ringen van de afgelopen nacht, die zij in het Old Man River Motel hadden doorgebracht. En nu reeds, snikt zij, heeft George haar ver laten. Bates troost haar: alles komt weer in orde. Zij moeten alleen nog aan elkaar wen nen. George komt inderdaad terug, hij was naar huiten gehold om een fles champagne te ko pen en nu beginnen de mannen elkaar ver trouwelijke mededelingen te doen. Elk gevoelt zich ongelukkig: Bates heeft moeilijkheden met zijn schoonouders, terwijl zijn vriend be reid is een eind aan zijn huwelijk te maken nog voor het eigenlijk begonnen is. Zij beslui ten naar het Westen te gaan en in Texas lang- hoomig vee te fokken om dat in T.V. westerns te kunnen gebruiken. De miserabele korthoor- nige exemplaren, die men nu altijd te zien krijgt, moeten vervangen worden, verklaart de verontwaardigde George. Plotseling stormt Bates' gehate schoonfamilie, vergezeld van een tegenstribbelende agent, het huis binnen en begint de eigendommen van hun dochter weg tc slepen. Zes jaar ingehou den woede komt tot uitbarsting, wanneer Ralph hen verwijt Dorothea en hun zoontje tegen hem op te stoken. Dorothea keert terug en smeekt Ralph het nog eens te willen pro beren. Hij stemt toe. Isabel en George zien ook in dat zij anders tegenover elkaar moeten staan en het doek valt, wanneer de beide paren zich, verzoend, terugtrekken. illiams is op zijn best in zijn ondubbel zinnige, waarheidsgetrouwe dialogen. De jammerende, twistzieke en met dat al amusante bruid is zijn mooiste creatie met haar gekwetter over Bates' „lief huisje" met zijn „lief slaapkamertje" en dergelijke. De voortdurende herhaling van al die overdreven uitingen, heeft een grappig effect. Dit is dus de nieuwe Williams. Toch is in zijn mening over de wereld geen verandering ge komen, want aan het eind van het stuk laat hij het bruidje zeggen: de hele wereld is een groot ziekenhuis, één groot gekkenhuis. Zijn personages zijn nog neurotici, gekweld door sexuele onrust zelfs wanneer de schrijver zich vrolijk over hen maakt. Ditmaal is even wel dat gevoel van moreel verval, dat zijn vroegere werken doortrokken hield, afwezig. Ditmaal verwacht hij dat zijn karakters hun problemen op bevredigende wijze tot oplossing zullen brengen. Onlangs heeft Williams toegegeven, dat hij al jarenlang zich teveel met destructieve gevoe lens heeft beziggehouden, maar dat hij van nu af een vriendelijker sfeer met rustiger elemen ten zou kunnen scheppen. Of do schrijver zijn gelofte gestand zal doen moet de toekomst leren. JULIA DE GRUYTER „.Leopoldsorde... van de muur en we zien haar als een jonge, slanke en koffiebruine Javaanse aan de voeten van een in wit tropenpak gestoken John Gobau. „Blanke Ballast onder Saalborn. Het werd een groot succes. Ik speelde het kleine loeder, dat ogen schijnlijk een lief dametje was, maar alle mannen naar beneden trekt en hen te gronde richt. De Vlaamse tongval kwam mij goed van pas... wij spreken ook die scherpe r". Op een gegeven ogen blik dreigde Julia haar man Dom zoals nij door zijn vrienden ge noemd werd te overvleugelen. „Ik bracht meer geld dan hij naar huis en dat kon hij moeilijk ver dragen. Dus begon hij de meisjes boeken van Cissy van Marxveld, Joop ter Heul, Een Zomerzotheid, noem maar op tot toneelstukken te bewerken. Dit sloeg aan en hier mee was het overwicht hersteld. Mijn man en ik traden vaak samen in deze stukken op". Alles scheen goed, totdat zich on verwachts bij Dom een ernstige en slopende kwaal openbaarde. „De dokter zei: als hij rust houdt, heeft hij nog een jaar te leven... in een ander geval nog; een half jaar. Maar rusten kon hij niet; hij werkte, zolang hij kon; altijd spelend, repeterend, schrijvend. Nu. achteraf, denk ik, dat hij in ziin korte levén teveel van zichzelf geëist heeft". Het sterven van Dom betekende een groot en schier onoverkomelijk verdriet. Maar ze moest alleen verdei-. „En dan, op een ln-paalde dag, voel je ineeus, dat je ermee moet ophouden, jonge vrouwen uit te beelden. Ik had dc meisjes en charmante jonge vrouwtjes lang genoeg gespeeld in alle soorten. De eerste bonte avonden van de Avro, die een groot succes werden, brachten eigenlijk het beslissende keerpunt. Want ik deed toen, bij wijze van experiment, een paar Vlaamse voordrachten. En dit sloeg zo aan, dat ik ineens wist, waartoe ik mijn verdere leven zou bepalen Zo keerde ze terug tot een pad, waarop ze reeds op 4-jarige leeftijd haar eerste schreden zette en tijdens een schoolavond voor een met ouders gevulde zaal haar eerste voordracht deed. „Het was: de muis, de muis, de kleine muis. De juffrouw vroeg me vooraf: Julia, zulle je dat wel dureve? En ik zei: Ja juffra, en ik ben helemaal niet bang... Ik heb nu en dan spreek ik over een tijd van 22 jaar enkele voordrachten al 1200 maal verteld. Maar het blijft steeds boeiend, om dat de mensen zo hartelijk lachen. Natuurlijk gaat er voor de gemid delde Nederlander wel eens wat verloren. Maar aan de andere kant van de Moerdijk, in Zeeuwsch- Vlaanderen en Zeeland, verstaan ze mij zo goed, dat de lach niet van de lucht is. Geen wonder de Vlaamse invloed is dichtbij. Maar het is wel eens moeilijk voor me. Ten eerste komen er in de Vlaamse literatuur weinig karak teristieke vrouwenfiguren voor het gaat altijd over mannen. Ik weet niet, waar dit in zit. De vrouw telt in België toch mee... en hoe. En dan is er het verschil in mentaliteit tussen de Vlamingen en de Nederlanders. Ik begin mees tal met een inleiding, waarin ik zeg, dat wij gewend zijn zoveel gemoedelijker met mijnheer pas toor en ons geloof om te springen... wat niet wil zeggen, dat we minder religieus zouden leven. De hele Vlaamse literatuur wemelt naast ontelbare kwezeltjes van dingen, die men ten onrechte als oneerbiedig zou kunnen uitleg gen..." Hoezeer de Vlaamse schrijvers dc activiteit van Julia de Gruyter op prijs stellen, bleek tijdens haar 25-jarig toneeljubileum kort voor de vorige oorlog. Ze zorgden er voor, dat ze de Leopoldsorde kreeg en niemand minder dan Felix Timmermans kwam de hoge onder scheiding zelf uitreiken. Het RotterdamToneel heeft in studie genomen „Les assassins du bord de mer", een komedie van Jean Guitton. Onder regie van Pim Dik kers werken hieraan mee Ennv Meu nier. Pim Dikkers en Pieter" Lutz. Het decor wordt ontworpen door Bep van Delft. De vertaling is van Rem- co Campert.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1961 | | pagina 5