ZELANDICA
DG BOEKENPLANK
De dood op het
verkiezingspad
PILOOT STORM ontvoerd in de stratosfeer
NIEUW-GUINEA EN NEDERLAND
De rebel met het gebroken hart
10
PROVINCIALE Z B Bü W S E COURANT
MAANDAG 9 JANUARI 1961
onze eerste Zelandica hebben we een korte
I bespreking gewijd aan het Jaarboek 1957 van
de Oudheidkundige Kring „De Vier Ambach
ten". We hebben toen de Kring geprezen om zijn
activiteit. Lezingen en excursies getuigen zo
schreven wij van een frisse geest.
Thans ligt voor ons het Jaarboek van de Kring 1958-'59. Ditmaal
la onze vreugde getemperd, niet door de kwaliteit van de artike
len, wel door de verzorging van het Jaarboek zelf. In de in
houdsopgave wordt een „In Memoriam" genoemd, maar deze is niet
opgenomen. Wel ls een foto opgenomen met als onderschrift „In
memoriam freule S. Collot d'Escury". In de plaats van het gedenk-
woord is een nietszeggend: „Woord vooraf" opgenomen. De fotore-
produkties zijn opgeplakt op blanco bladzijden, een misschien goed
kope, maar weinig fraaie oplossing. Het aantal zetfouten is schrik
barend, een goede eindcontrole kan hierin verbetering brengen.
Gelukkig staan de artikelen op een peil, zoals we dit van de jaar
boeken gewend zijn. Om met het laatste te beginnen. „De herkomst
van de bevolking van het land van Axel" van mr. P. Dieleman, ge
schreven in een wat overdadige stijl, is een belangrijk artikel, om
dat hier een poging gedaan wordt het karakter van de bevolking
historisch te bepalen. Een van zijn conclusies is, dat „het karakter
Vlaams bleef, zij het uiteraard met «en eigen stempel tengevolge
van de gereformeerde geloofsopvatting en levenstrant en het be
horen tot een ander staatsverband en meer andere, uiterlijke, ge
beurtenissen en omstandigheden, terwijl waarschijnlijk uit het ker
kelijk toebehoren aan Walcheren een strengere sabbaths-opvatting
ingang vond, maar dat het Vlaams karakter toch de gemoedelijk
heid steeds deed zegevieren over een strenge dogmatische objectieve
leerstelligheid."
Op welke wijze het land van Axel geïsoleerd werd, leren wij uit
de studfe van J. van Waesberghe: „De oorlog in Staats-Vlaan-
deren van 1583 tot 1585". De bezetting van Terneüzen en later
van Axel door de staatse troepen ia wel een van de voornaamste
oorzaken geweest dat het gebied ten zuiden van de Westerschelde
tenslotte Zeeuwsch-Vlaanderen is geworden. Het verbod handel op
de vijand te drijven, werd sterk overtreden. „Zelfs de Zeeuwse vice-
admiraal Bloys van Treslong, van wie de handhaving van het ver
bod in hoge mate afhing, deed met de vijand zaken: een hem toe
behorend schip handelde in de eerste dagen van november over Sas
van Gent in vis, met het gevolg dat, zoals Gecommitteerde Raden
hem verwijtend schrijven, Parma's leger te Eecloo „vrydaghe lest-
leeden beter coop visch gehadt heeft dan wy hier in Zeelandt."
Het artikel van Brand over de ontgraving van we zouden haast
zeggen zijn Dobbele Poorte geeft tevens heel wat van de bouw
geschiedenis. Wie de waterpoort gezien heeft, komt onder de indruk
van de prestaties van de vroegere bouwers. Over de „Zwarte Dood
in Hulst in 1625 en 1635" schrijft G. Stadermann: „Het stadsbestuur
trad de situatie nuchter en zakelijk tegemoet, bij het geven van
voorschriften tot voorkoming en genezing. De geest die uit alles
spreekt is een andere, dan die, welke ons uit de middeleeuwse kro
nieken tegenkomt."
LEZERS SCHRIJVEN
Een interview
Wat mij in het interview van de Pa
poealeider Nicolaas Jouwe met een
van uw redacteuren getroffen heeft,
is zijn openhartige verklaring, dat
men geen andere mogendheid zal
vinden, die, zoals Nederland alleen
maar voor Nieuw-Guinea betaalt en
er niets aan verdient.
Ik behoor tot de Nederlanders, die 't
met het Tweede Kamerlid ir. Vos,
hoewel geen partijgenoot van hem
zijnde, eens is, dat 't jammer is dat
Nieuw-Guinea in 1949 niet aan Indo
nesië is overgedragen. Waarschijnlijk
op zakelijker gronden dan het ge
noemd Kamerlid. Nog jarenlang zal
het Nederlandse volk vele miljoenen
moeten opbrengen om dit onmetelijke
gebied tot ontwikkeling te brengen,
zonder er enig profijt van te trekken.
Kort geleden heeft staatssecretaris
Bot bij zijn terugkeer in Nederland
na een kort bezoek aan Nieuw-Guinea
op een vraag van een televisie- inter
viewer hoe men denkt dit gebied tot
ontplooiing te brengen, geantwoord:
„Met behulp van Nederlands en bui
tenlands particulier kapitaal".
Ik moet zeggen dat ik een dergelijk
antwoord nogal naïef vind.
Ik kan me niet voorstellen, dat enig
Nederlands of buitenlands financieel
concern er iets voor voelt geld in een
land te steken, dat zo schaars van
arbeidskrachten is voorzien, en dat
bovendien tracht zo vlug mogelijk
onafhankelijk te worden. En wat de
ondernemers dan te wachten staat,
heeft men in Indonesië en nog onlangs
in Kongo kunnen zien.
Het aantal inwoners van Nederlands
Nieuw-Guinea wordt geschat op circa
achthonderdduizend. Denkt men wer
kelijk dit grote land met zo weinig
mensen tot een snelle ontplooiing te
kunnen brengen?
Ik heb vele jaren als journalist op Su
matra gewerkt en met eigen ogen
kunnen aanschouwen hoe dit grote,
schaars bevolkte eiland slechts tot
bloei kon worden gebracht met de
hulp van ingevoerde arbeidskrachten,
De eens bloeiende Europese cultuur
ondernemingen op Sumatra zijn naast
't Europees en Amerikaans kapitaal
en leiderschap, het werk geweest van
<Van en voor
ONZE HUISDIEREN. Eric Fitch
Daglish uitg. P. v. Belkum Az. te
Amsterdam. Dit oorsproknelijk in 't
Engels geschreven boek (Nederland
se bewerking van Jan v. Rheenen) is
breed van opzet. Het behandelt leef
wijze en behandeling van zoogdie
ren, vogels, kruipende dieren en vis
sen. Daaronder bevinden zich vele
soorten, die eerst sedert kort als
huisdier worden gehouden.
De auteur heeft zich op het stand
punt gesteld, dat het noodzakelijk is
vooral ten opzichte van deze moder
ne liefhebberij voorlichting te ge
ven, wil ze niet op fatale wijze mis
lukken, een ramp zowel van het met
(onjuiste) zorg omringde lievelings
dier, als voor de verzorger.
HET STERFHUIS van Franz Werfel
is een van de beste novellen van deze
in Praag geboren schrijver. Franz
Werfel stierf in 1945 in het Ameri
kaanse Beverly Hills. In „Het sterf
huis" beschrijft hij een avond in een
Oostenrijks vermaaksetablissement.
Personen en situaties zijn raak be
schreven en men proeft als het ware
de enigzins mystieke sfeer van het
oosten in dit verhaal. Het werd uit
gegeven bij de Wereld-Bibliotheek en
uit het Duits vertaald door Gerrit
Kouwenaar.
Hebt u de boeiende, levensbeschrijving van de Algerijnse
opstandelingenleider, Ferhat. Abbas, gemist? Jarrimer!
1681. Natuurlijk had piloot
Storm met zijn trouwe Hor
zel, of met een der nieuwe
luchttaxi's van de basis
naar de kust kunnen reizen,
maar hij voelde nu eens be
hoefte aan een echte ouder
wetse autotocht. Het ver
trouwde gevoel van een
vast op de weg liggende
wagen, die bij de geringste
druk op het gaspedaal voor
uitspringt als een driftige
hengst, het gesnor der ban
den op het asfalt en de zoe
le luchtstroom over de top
van het windscherm, die de
haren zo wild doet fladde
ren. In het land der onbegrensde mogelijkhe
den kijkt men niet op 'n paar honderd mijlen,
maar het was die dag ontzettend heet en hun
weg voerde dwars door de Mojave-woestijn
waar de lucht zinderde boven het gloeiende
zand. Charley had weldra genoeg van de fata-
morgana's en dommelde weg in een diepe slui
mer. „Och, de brave jongen heeft 't wel ver
diend na al die heftige avonturen", glimlachte
Arend. „En wie weet wat hem aan zee te
wachten staat. Hij weet zich immers altijd in
de nesten te draaien!" „Ik hoop dat 't daar
niet zo warm is", pufte Sandra. „Ik ben reuze
benieuwd naar dat huis van kolonel Vander-
bink.
de duizenden geïmporteerde J. .use,
Chinese en (Brits) Indische ai ueids-
contractanten, en niet van de inheem
se bevolking. Ik meen, dat de heer
Jouwe tot die Papoealeiders behoort,
die zich destijds met kracht verzet
hebben tegen de toelating tot Nieuw-
Guinea van in Nederland vertoeven
de Keiezen, oud-militairen van het
voormalig Ned. Indisch leger.
Deze mensen, die tijdens hun ver
blijf in Nederland heel wat kennis
en ervaring hebben opgedaan en die,
wat milieu en klimaatsomstandighe
den betreft, zich veel beter thuis zou
den voelen in Nieuw-Guinea, zouden
ongetwijfeld in niet geringe mate
kunnen bijdragen tot de ontwik!
,-ikkeling
en openlegging van dit gebied.
Is het kortzichtigheid, zelfoverschat
ting of vrees door deze buitenlandse
arbeidskrachten te zullen worden
overvleugeld dat de Papoealeiders
zich tegen deze toelating verzetten?
Of beschouwt men de Nederlandse
belastingbetaler als een soort lam
me goedzak, die tot in lengte van da
gen bereid zal zijn bij te passen wat
men in de voorziening van de eigen
staatshuishouding tekort komt?
Men zou het bijna geloven..
Nieuw- en St. JoosTand J. K. Mesu
KERKNIEUWS
HERV. KERK.
Bedankt voor Schoonhoven: W. de
Bruyn te Ermclo: voor Zuilichem-
Niewaal: A. J. Wijnmaalen te Maar
tensdijk.
GER. KERKEN.
Bedankt voor Schiedam: C. Goeman
te Haarlem-Zuid.
VRIJE EVANG. GEMEENTEN.
Bedankt voor MeppelJ. Moerland te
Gorinchem.
GER. GEMEENTEN.
Beroepen te Aagtekerke: C. van
Dam te Rotterdam-zuid.
9 In de periode van 23 tot 26 december
zijn 2062 mensen uit Oost-Duitsland naar
West-Berlijn uitgeweken. Vorig jaar be
droeg liet aantal uitgewekenen in hetzelf
de tijdvak 822.
In Oostenrijk Is 1 januari een nieuwe
verkeerswetgeving van kracht geworden
waarbij dronken automobilisten tot boe
ten. variërend van 3000 tot 30.000 schilling
kunnen worden veroordeeld. De eerste
overtreder was een politieman, die zich
oudejaarsavond overmatig aan alcoholi
sche genoegens had overgegeven. De pa
trouillewagens van - de Oostenrijkse poli
tie zuilen binnenkort worden uitgerust
met een apparaat met behulp waarvan het
mogelijk is het alcoholpercentage in het
Edmund Crispin
Een uur later keerde hij terug. Toen
hij de heuvel achter het hotel beklom
viel zijn oog op de magere gestalte
van Bussy aie, vanuit een ander be
ginpunt. op weg was naar hetzelfde
doei. Even later zag Bussy hem ook.
Hij veranderde van koers en steven
de vlug op Fen af. Zij ontmoetten
elkaar bij de drie dunne berken.
„Ik had niet durven hopen dat ik je
zo gauw zou vinden", zei Bussy, hij
gend en met het hoofd knikkend als
of hij het toeval huldigde. „Fen, ik
heb hulp nodig. Je moet me helpen.
Er is wat risico aan verbonden, maar
ik weet dat je dat niet erg vindt".
Fen keek hem aan, zag dat zijn ijver
hem van elk mededogen had beroofd
en zuchtte gelaten. Zijn zelfrespect
noopte hem ertoe Bussy in de waan
te laten dat het risico hem inderdaad
onverschillig was, doch hij 6laagde
er niet in enig enthousiasme op te
brengen. „Nee", zei hij, „nee, dat
vind ik niet erg".
„Mooi". Bussy dacht er niet aan om
ook maar enige dankbaarheid te to
nen. „Het houdt natuurlijk verband
met die Lambert-affaire. Er is iets
dat ik niet in mijn eentje kan op
knappen. Ik kan je nu niet alles ver
tellen, want ik moet de trein halen".
Fen was verbaasd. „Ga je weg?"
„Ik doe alsof. Ze moeten denken dat
ik naar Londen ben. Maar als het
donker is kom ik terug en dan moet
Jij me ergens ontmoeten. Dan zal ik
e alles uitleggen".
„En waar wil je de nacht doorbren
gen?" vroeg Fen.
„In de open lucht".
„Dat zal heel koud en onplezierig
zijn", zei Fen praktisch. „Je moet
iets zien te vinden als je ten
minste wilt slapen".
„Best, best", zei Bussy ongeduldig.
„Een hooiberg of een schuur
„Of een van de hutten op het golfter
rein".
„Ja hoor". Het interesseerde Bussy
kennelijk geen steek. „Dat heeft ten
minste het voordeel dat het ons een
locus in quo verschaft voor onze ont
moeting".
„Wanneer?"
„Laten we zeggen middernacht. Naar
alle waarschijnlijkheid ben ik dan al
terug, maar als dat niet zo mocht zijn
moet je op me wachte-n".
„Ja. Laten we zeggen de hut op het
vierde veld".
Fen's wandeling had hem bekend ge
maakt met de topografie van het ter
rein. „Die is vrij geriefelijk".
„Uitstekend", zei Bussy. Toen kwam
er opeens een gedachte bij hem op.
„Zeg Fen, je begrijpt natuurlijk wel",
zei hij, ,dat je helemaal niet verplicht
bent om dit te doen".
Fen deed zijn mond open om hem ge
rust te stollen, doch Bussy, die zijn
verklaring klaarblijkelijk zuiver als
een formaliteit beschouwde, gaf hem
daartoe de gelegenheid niet. „Dat is
dan in orde. zei hij. „Ik ben blij dat
je met me samen wilt werken". Het
komt net zo min bij hem op dat ik zou
kunnen weigeren, dacht ten, als het
er opkc
t zijn t
■veelt h
hij wanneer hij een
zien op de vraag: „Verveelt het je?"
we! eens een bevestigend antwoord
zou kunnen krijgen. Mannen die een
opdracht te vervullen hadden gaven
nu eenmaal altijd blijk van een zeke
re brusquerie
De kerkklok sloeg ze» uur «n Bussy
schrok zichtbaar. „Allemensen, ik
moet weg", zei hij. „Ik heb nog geen
tijd gehad om te pakken. Tot twaalf
uur dan maar".
„Een ogenblik. Vertel je nog anderen
wat je van plan bent? De politie hier,
bijvoorbeeld?"
„Nee. Zeker niet. En ik reken er op
dat jij er ook niet over praat".
„Nee, dat zal ik niet doen".
Bussy knikte, draaide zich om en liep
de heuvel af naar het hotel, naar aan
genomen mocht worden geheel ver
diept in de details van zijn plan de
campagne. Fen bleef hem een tijdje
staan nakijken en volgde hem toen in
langzamer tempo. Een mens wiens
hele wezen op één enkel doel gericht is
dacht hij, is altijd een beetje belache
lijk en hij glimlachte. Maar de
glimlach bestierf op de lippen toen hij
zich herinnerde, dat hij zich een on-
omschreven, doch waarschijnlijk bij
zonder vervelend nachtelijk karwei op
de hals had gehaald, dat bovendien
nog een zeker risico inhield. Nu is ri
sico te verdragen op het moment dat
het verdragen moet worden, omdat
het bloed aan vol zit met adrealine
maar als men het in het vooruitzicht
heeft en helemaal niet weet waaruit
het bestaat is het niet bijzonder aan
lokkelijk. Toen Fen bij het hotel aan
kwam was hij dan ook vrij somber ge
stemd.
Bussy was allang uit. het gezicht ver
dwenen, waarschijnlijk bezig met
pakken of het betalen van zijn reke
ning. Toen hij achter het hotel langs
liep was Fen zich vaag bewust van
het feit, dat er een auto wegreed in de
richting van Sandford Morvel, dat er
vlugge, lichte voetstappen weerklon
ken op de dorpsstraat, dat er het een
of anaere zware vehikel kwam aanrij
den met loeiende claxon. Maar de be
tekenis van die geluiden drong niet
tot hem door en de waarschuwings-
schreeuw, de korte, verstikte kreet,
het krijsende geknars van remmen
bleven secondenlang aan de periferie
van zijn gedachten hangen tot hij
plotseling, met een schok, zich weer
bewust werd van zijn omgeving en
van de dingen die er gebeurden. Hij
holde het erf over en de weg op.
Honderd meter verder maakte die een
scherpe bocht. Als je met je rug naar
Sanford Morvel stond was er rechts
een hoge, stenen muur die het hotel
aan het gezicht onttrok. Er was daar
geen plaveisel alleen een strookje
gras met brandnetels, niet meer dan
dertig centimeter breedOnder
deze omstandigheden was een ver
keersongeluk helemaal niet zo ver
wonderlijk en dit ongeluk was blijk
baar ernstig. Een vrachtauto, die tot
stilstand was gekomen maar waarvan
de motor nog doorraasde, stond dwars
over de weg; de roerloze figuur van
Jane Persimmons lag bijna onder de
wielen; er omheen stonden, met witte
angstige gezichten, de chauffeur, een
boerin van middelbare leeftijd en een
oude man.
Fen knielde naast het meisje neer en
voelde haar hart: het klopte nog, hoe
wel flauw en onregelmatig. Hij wierp
een vlugge, onderzoellende blik op het
donkere bloed dat opwelde door het
.verwarde haar, op haar bleke, met
straatvuil besmeurde gezicht, op haar
gescheurde onderlip, en op het tasje,
dat naast haar uitgestrekte hand lag:
de inhoud een kanten zakdoekje,
een sleutel, een poederdoos, een lip
penstift, een goedkope sigarettenko
ker en een doosje lucifers was in
het stof gerold. Toen stond hij op,
maakte in een fractie van een seconde
een schatting van de relatieve intelli
gentie der drie omstanders en zei te
gen de chauffeur:
„Loop het hoAel binnen door de deur
aan deze kant. In een klein kantoortje
links is een telefoon. Bel de ambulan
ce op. Zeg dat het een hersenschud
ding is of een schedelbasisfactuur. En
dat ze zo gauw mogelijk moeten ko
men".
De man Fen zag dat hij nog erg
jong was en trilde en op het punt
stond te gaan overgeven aarzelde
even, knikte toen en holde naar het
hotel. Weer knielde Fen naast Jane
Persimmons neer en betaste haar
beenderen vun haar enkels tot haar
schedel.
Op het lichaam was geen verwonding
te zien of ie voelen, hoewel een inter
ne bloeding natuurlijk altijd mogelijk
bleef. Hij fronste verbaasd het voor
hoofd. De toestand van het meisje was
gezien de aard van het ongeluk heel
logisch, hij begreeu alleen de omstan
digheden niet waaronder het ongeuk
had plaatsgevonden. De nadering van
de vrachtauto was zeker niet geluid
loos in zijn werk gegaan en de chauf
feur had getoeterd, hard
(Wordt vervolgd).